Overwegingen bij COM(2018)605 - Standpunt EU in VN-werkgroepen over douane & vervoer en het vergemakkelijken van grensprocedures voor passagiers, bagage en lading-bagage in internationaal spoorwegverkeer

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De Russische Federatie heeft een nieuw verdrag inzake het vergemakkelijken van grensprocedures voor passagiers, bagage en lading-bagage in het internationale spoorwegverkeer van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN-ECE) voorgesteld, dat wordt ondersteund door de Organisatie voor de samenwerking tussen de spoorwegen (OSJD).

(2) De Werkgroep Douanevraagstukken in verband met het vervoer treedt op binnen het kader van de beleidsterreinen van de Economische Commissie voor Europa van de VN-ECE en valt onder het algemene toezicht van het Comité voor binnenlands vervoer. De rol van de werkgroep is het initiëren en uitvoeren van acties die gericht zijn op harmonisatie en vereenvoudiging van de voorschriften, regels en documentatie voor grensprocedures voor de verschillende modi van binnenlands vervoer.

(3) De Werkgroep Douanevraagstukken in verband met het vervoer van de VN-ECE zal op zijn 149e zitting van 12 tot 14 juni 2018 of op de daaropvolgende zitting een besluit nemen over de goedkeuring van het voorgestelde verdrag inzake het vergemakkelijken van grensprocedures voor passagiers, bagage en lading-bagage in het internationale spoorwegverkeer en over het doorzenden ervan ter formele goedkeuring aan het Comité voor binnenlands vervoer.

(4) De Unie wordt in de Werkgroep Douanevraagstukken in verband met het vervoer van de VN-ECE vertegenwoordigd door de 28 lidstaten van de Unie die lid met stemrecht zijn. In aangelegenheden die onder de exclusieve bevoegdheid vallen, wordt het standpunt van de Unie tot uitdrukking gebracht door de Commissie namens de Unie en haar lidstaten.

(5) Afhankelijk van de specifieke omstandigheden en in het belang van de gezamenlijke externe vertegenwoordiging van de Unie en haar lidstaten kan de Commissie onderhandelingen voeren die zowel Uniebevoegdheden betreffen als onderwerpen waarvoor de lidstaten geen bevoegdheden hebben toegekend aan de Unie.

(6) Het is passend het standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Werkgroep Douanevraagstukken in verband met het vervoer van de VN-ECE en het Comité voor binnenlands vervoer, aangezien het voorgestelde verdrag bepalingen inzake visumformaliteiten bevat die onder de bevoegdheid van de Unie vallen.

(7) Het verdrag bevat algemene bepalingen over de wijze waarop grenscontroles van reizigerstreinen worden georganiseerd. Het verdrag kan worden beschouwd als basis voor alle multilaterale en bilaterale overeenkomsten; als die basis ontbreekt, zou geen van de elementen die onder het verdrag vallen, kunnen werken.

(8) Ten aanzien van de lidstaten van de Unie kunnen dergelijke bilaterale overeenkomsten ook zonder het voorgestelde verdrag worden gesloten. Voor Rusland en enkele andere landen die zijn vertegenwoordigd in de OSJD lijkt het juridisch kader een dergelijk verdrag te vereisen om het sluiten van multilaterale en bilaterale overeenkomsten te vergemakkelijken.

(9) De inhoud van het voorgestelde verdrag lijkt voor de lidstaten van de Unie geen voordelige of nadelige effecten te hebben. De Unie ondersteunt het voorgestelde verdrag daarom niet, maar zij heeft evenmin reden om de vaststelling ervan te blokkeren.

(10) Hoewel het niet in het belang van de Unie lijkt om tot het voorgestelde verdrag toe te treden, moet elk nieuw internationaal verdrag, in overeenstemming met het algemene EU-beleid inzake institutionele aspecten, een clausule bevatten op grond waarvan de deelname van regionale organisaties voor economische integratie mogelijk is. Het voorgestelde verdrag omvat geen clausule die de Unie de mogelijkheid zou geven toe te treden tot het verdrag.

(11) Het standpunt van de Unie in de Werkgroep Douanevraagstukken in verband met het vervoer van de VN-ECE moet derhalve neutraal zijn indien een clausule wordt toegevoegd die de deelname van regionale organisaties voor economische integratie mogelijk maakt. In een dergelijk geval dient de Unie zich van stemming te onthouden. In andere gevallen dient de Unie tegen de vaststelling van het voorgestelde verdrag te stemmen.

(12) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit, dat derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is op dat land. Aangezien dit besluit voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen zes maanden nadat de Raad dit besluit heeft vastgesteld, of het dit besluit in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(13) Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 3 , die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad 4 .

(14) Wat Zwitserland betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 5 , die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad 6 .

(15) Wat Liechtenstein betreft, houdt dit besluit een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 7 , die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad 8 .

(16) Dit besluit houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad 9 ; het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit besluit is niet bindend voor, noch van toepassing op dit land.

(17) Dit besluit houdt een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad 10 ; Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit besluit is niet bindend voor, noch van toepassing op dit land.

(18) Wat Cyprus, Bulgarije, Roemenië en Kroatië betreft, zijn de bepalingen van dit besluit rechtsbesluiten die voortbouwen op of op andere wijze gerelateerd zijn aan het Schengenacquis, in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003 11 , artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005 12 en artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2011 13 .