Overwegingen bij COM(2018)639 - Einde van de omschakeling tussen winter- en zomertijd - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2018)639 - Einde van de omschakeling tussen winter- en zomertijd. |
---|---|
document | COM(2018)639 |
datum | 12 september 2018 |
(2) In zijn resolutie van 8 februari 2018 heeft het Europees Parlement de Commissie verzocht een evaluatie uit te voeren van de bij Richtlijn 2000/84/EG ingevoerde zomertijd en, indien nodig, een voorstel tot herziening van die richtlijn in te dienen. In die resolutie werd ook bevestigd dat het essentieel is om een geharmoniseerde aanpak van de tijdsregelingen in de hele Unie te handhaven.
(3) De Commissie heeft de beschikbare informatie onderzocht en daaruit blijkt dat geharmoniseerde EU-regels belangrijk zijn om de goede werking van de interne markt te waarborgen en ter voorkoming van, onder meer, verstoringen in de planning van vervoersactiviteiten en de werking van IT- en communicatiesystemen, extra kosten voor grensoverschrijdende handel, of een daling van de productiviteit voor goederen en diensten. Op basis van die gegevens kan geen eenduidig antwoord worden gegeven op de vraag of de voordelen van de zomertijd opwegen tegen de nadelen van de halfjaarlijkse omschakeling tussen winter- en zomertijd.
(4) Over de zomertijd woedt een levendig publiek debat en sommige lidstaten hebben te kennen gegeven dat zij er voorstander van zijn de huidige regeling op te heffen. In het licht van deze ontwikkelingen is het noodzakelijk de goede werking van de interne markt te blijven garanderen en te voorkomen dat verschillen tussen de lidstaten tot ernstige verstoringen zouden leiden. Daarom moet de zomertijd op een gecoördineerde manier worden opgeheven.
(5) Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan het recht van elke lidstaat om te bepalen welke standaardtijd of -tijden van toepassing is of zijn op de gebieden die onder zijn jurisdictie vallen en tot de territoriale werkingssfeer van de Verdragen behoren, en te beslissen over verdere wijzigingen daarvan. Om te vermijden dat de werking van de interne markt zou worden verstoord omdat slechts enkele lidstaten de zomertijd toepassen, mogen de lidstaten seizoensveranderingen niet inroepen als reden om de standaardtijd in een bepaald gebied dat onder hun jurisdictie valt te wijzigen of een dergelijke wijziging niet voorstellen als een verandering van tijdzone. Om verstoringen in onder meer vervoer, communicatie en andere betrokken sectoren, zo veel mogelijk te beperken, dienen zij de Commissie tijdig in kennis te stellen van hun voornemen om hun standaardtijd te wijzigen en vervolgens de aangemelde wijzigingen toe te passen. De Commissie moet alle andere lidstaten op basis van die kennisgeving informeren, zodat zij de nodige maatregelen kunnen nemen. Zij moet die informatie ook publiceren ten behoeve van het grote publiek en de belanghebbenden.
(6) Daarom moet een einde worden gemaakt aan de harmonisatie van de zomertijd als bepaald overeenkomstig Richtlijn 2000/84/EG en moeten gemeenschappelijke regels worden ingevoerd om te beletten dat lidstaten de tijd blijven aanpassen aan de verandering van de seizoenen door hun standaardtijd meermaals per jaar te wijzigen; zij moeten verplicht worden de Commissie in kennis te stellen van geplande wijzigingen van de standaardtijd. Aangezien deze richtlijn tot doel heeft op een bepaalde manier bij te dragen aan de goede werking van de interne markt dient artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, zoals uitgelegd in overeenstemming met de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie, als rechtsgrond te worden gehanteerd.
(7) Deze richtlijn moet van toepassing zijn vanaf 1 april 2019, zodat op 31 maart 2019 om 01.00 uur UTC overeenkomstig Richtlijn 2000/84/EG in alle lidstaten voor het laatst de zomertijd ingaat. Lidstaten die voornemens zijn na die zomertijdperiode over te schakelen op een standaardtijd die overeenstemt met de tijd die overeenkomstig Richtlijn 2000/84/EG in het winterseizoen wordt toegepast, dienen hun standaardtijd op 27 oktober 2019 om 01.00 uur UTC aan te passen, zodat vergelijkbare en blijvende wijzigingen in de verschillende lidstaten gelijktijdig plaatsvinden. Het is wenselijk dat de lidstaten hun beslissingen over de standaardtijd die elke lidstaat vanaf 2019 zal toepassen, coördineren.
(8) Er moet worden toegezien op de tenuitvoerlegging van deze richtlijn. De resultaten van dat toezicht moeten door de Commissie worden gepresenteerd in een verslag aan het Europees Parlement en de Raad. Dat verslag moet worden opgesteld op basis van informatie die door de lidstaten aan de Commissie wordt meegedeeld binnen een termijn die haar in staat stelt tijdig verslag uit te brengen.
(9) Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn met betrekking tot geharmoniseerde tijdsregelingen niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het beginsel van evenredigheid zoals bedoeld in datzelfde artikel gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te bereiken.
(10) De geharmoniseerde tijdsregeling moet worden toegepast overeenkomstig de bepalingen betreffende het territoriale toepassingsgebied van de Verdragen als gespecificeerd in artikel 355 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
(11) Richtlijn 2000/84/EG moet derhalve worden ingetrokken,