Overwegingen bij COM(2019)56 - Standpunt EU over de verkiezing van de secretaris-generaal van de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer voor de periode 2019 tot en met 2021

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De Unie is bij Besluit 2013/103/EU van de Raad 4 toegetreden tot het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer van 9 mei 1980, als gewijzigd bij het Protocol van Vilnius van 3 juni 1999 ("het Cotif").

(2) De Algemene Vergadering van de OTIF ("de Algemene Vergadering") is opgericht overeenkomstig artikel 13, lid 1, onder a), van het Cotif. De Unie neemt deel aan de Algemene Vergadering overeenkomstig de bepalingen van het Cotif, het reglement van orde van de Algemene Vergadering en de bepalingen van de Overeenkomst betreffende de toetreding van de Unie tot het Cotif.

(3) Tijdens haar 14e zitting, die plaatsvindt op 27 februari 2019, zal de Algemene Vergadering naar verwachting een besluit nemen over de verkiezing van de secretaris-generaal van de OTIF voor de periode van 8 april 2019 tot en met 31 december 2021.

(4) De Unie heeft een aanzienlijk belang bij de verkiezing van de secretaris-generaal van de OTIF. De activiteiten van de OTIF vallen onder de bevoegdheid van de Unie, en vele ervan onder de exclusieve externe bevoegdheid van de Unie. De secretaris-generaal wordt op verschillende gebieden veel speelruimte geboden, met name wat de indiening van voorstellen tot wijziging van het Cotif en wat de beslechting van geschillen betreft. Het optreden van de secretaris-generaal kan derhalve gevolgen hebben voor de werking van de OTIF op gebieden die rechtstreeks verband houden met de ontwikkeling en toepassing van het spoorwegbeleid van de Unie. Evenzo kan het gevolgen hebben voor de Unie in haar hoedanigheid van OTIF-lid. Gezien het belang van de Unie bij de verkiezing van de secretaris-generaal moet de Unie een standpunt over die verkiezing innemen.

(5) Alle vijf sollicitaties voor het ambt van secretaris-generaal van de OTIF voor de periode van 8 april 2019 tot en met 31 december 2021 zijn door lidstaten ingediend, en alle kandidaten zijn onderdanen van een lidstaat. Geoordeeld werd dat alle vijf kandidaten voldoen aan de vereisten van het kwalificatieprofiel voor de bekleder van het ambt van secretaris-generaal van de OTIF.

(6) Het is passend het standpunt vast te stellen dat namens de Unie moet worden ingenomen op de 14e Algemene Vergadering van de OTIF, aangezien het beoogde besluit betrekking heeft op een aangelegenheid die van belang is voor de Unie, onder de bevoegdheid van de Unie valt en juridisch bindende gevolgen voor de Unie heeft.

(7) De stemmen moeten worden uitgebracht op een kandidaat die burger van de Unie is, door een lidstaat is voorgedragen, voldoet aan alle in de oproep tot kandidatuurstelling van de OTIF vastgestelde vereisten, en het best beantwoordt aan een reeks criteria in verband met het specifieke belang van de Unie bij de verkiezing.

(8) Het standpunt van de Unie op de 14e zitting van de Algemene Vergadering van de OTIF moet derhalve zijn om te stemmen overeenkomstig al deze criteria.