Overwegingen bij COM(2019)38 - Wijziging van Verordening (EU) 2015/757 om op gepaste wijze rekening te houden met het wereldwijde systeem voor verzameling van gegevens inzake stookolieverbruik door schepen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Maritiem vervoer is van invloed op het wereldwijde klimaat, als gevolg van koolstofdioxide(CO2-)emissies door de scheepvaart. In 2015 was de scheepvaart verantwoordelijk voor 13 % van de totale broeikasgasemissies door vervoer in de Unie 15 . De internationale zeescheepvaart is de enige vervoerssector die geen deel uitmaakt van het streven van de Unie naar terugdringing van de broeikasgasuitstoot.

(2) Alle economische sectoren moeten bijdragen aan de vermindering van de broeikasgasemissies overeenkomstig de toezegging van de medewetgevers zoals tot uiting gebracht in Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad 16 en Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad 17 .

(3) In de resolutie van het Europees Parlement van februari 2014 over het beleidskader voor klimaat en energie 2030 werd er op aangedrongen dat de Commissie en de lidstaten een bindende streefwaarde voor de Unie voor 2030 zouden vaststellen om de broeikasgasemissies met ten minste 40 % terug te dringen ten opzichte van het niveau van 1990. Het Europees Parlement merkte tevens op dat alle economische sectoren aan de vermindering van de broeikasgasemissies moeten bijdragen, als de Unie haar deel van de mondiale inspanningen wil leveren.

(4) In zijn conclusies van 24 oktober 2014 schaarde de Europese Raad zich, wat de reductie van de in de Unie uitgestoten broeikasgassen betreft, achter een bindend streefcijfer voor de Unie van ten minste 40 % in 2030 ten opzichte van 1990. Ook stelde de Europese Raad dat het belangrijk is dat de emissies van broeikasgassen in de vervoersector en de risico's van afhankelijkheid van fossiele brandstoffen worden beperkt en vroeg hij de Commissie om te blijven zoeken naar instrumenten en maatregelen ten behoeve van een brede, technologieneutrale aanpak, onder andere ter bevordering van emissiereductie, hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie in de vervoersector.

(5) Voortbouwend op het Witboek over vervoer van de Unie van 2011 18 , heeft de Commissie in 2013 een strategie goedgekeurd om de emissies door maritiem vervoer geleidelijk in het beleid van de Unie ter vermindering van broeikasgassen te integreren 19 .

(6) In april 2015 hebben het Europees Parlement en de Raad Verordening (EU) 2015/757 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van kooldioxide-emissies door maritiem vervoer 20 (hierna 'de EU-MRV-verordening' genoemd) goedgekeurd, die in 2016 is aangevuld met twee gedelegeerde verordeningen 21 en twee uitvoeringsverordeningen 22 . Het doel van de EU-MRV-verordening is om ten behoeve van verdere beleidsontwikkeling gegevens over scheepvaartemissies te verzamelen en om emissiereducties te stimuleren door de relevante markten informatie over de efficiëntie van schepen te verstrekken. De EU-MRV-verordening verplicht maatschappijen vanaf 2018 op jaarbasis de monitoring, rapportage en verificatie uit te voeren van het brandstofverbruik, de CO2-emissies en de energie-efficiëntie van hun schepen bij reizen van en naar havens in de Europese Economische Ruimte (EER). Dit is ook van toepassing op CO2-emissies in EER-havens. De eerste emissieverslagen moeten uiterlijk op 30 april 2019 worden ingediend.

(7) In artikel 22 van de EU-MRV-verordening is bepaald dat de Commissie, wanneer een internationale overeenkomst betreffende een wereldwijd systeem voor monitoring, rapportage en verificatie van broeikasgasemissies wordt bereikt, de EU-MRV-verordening zal evalueren en, zo nodig, wijzigingen zal voorstellen teneinde overeenstemming met die internationale overeenkomst te waarborgen.

(8) Uit hoofde van de Overeenkomst van Parijs, die in december 2015 op de 21e conferentie van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) 23 is goedgekeurd, hebben de Unie en haar lidstaten een reductiestreefcijfer voor de economie in haar geheel afgesproken. Via de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) worden er inspanningen geleverd om internationale maritieme emissies te beperken; deze inspanningen moeten worden aangemoedigd. De IMO heeft in oktober 2016 een systeem voor de verzameling van gegevens inzake stookolieverbruik door schepen (hierna 'het wereldwijde IMO-DCS' genoemd) goedgekeurd 24 .

(9) Gezien het naast elkaar bestaan van deze twee systemen voor monitoring, rapportage en verificatie beoordeelde de Commissie uit hoofde van artikel 22 van de EU-MRV-verordening hoe de twee systemen op elkaar kunnen worden afgestemd om de administratieve lasten voor schepen te verlichten en tegelijkertijd de doelstellingen van de EU-MRV-verordening te waarborgen.

(10) Uit de effectbeoordeling is gebleken dat een gedeeltelijke afstemming van beide systemen voor monitoring, rapportage en verificatie ertoe kan bijdragen de administratieve lasten voor scheepvaartmaatschappijen te verlichten en tegelijkertijd de belangrijkste doelstellingen van de EU-MRV-verordening te waarborgen. Een dergelijke gedeeltelijke afstemming mag echter geen wijziging inhouden van de voorschriften betreffende het beheer, het toepassingsgebied, de verificatie, de transparantie of de CO2-rapportage van de EU-MRV-verordening, aangezien dergelijke wijzigingen de doelstellingen van de verordening ernstig zouden ondermijnen en de verstrekking van informatie ten behoeve van toekomstige beleidsbeslissingen en het stimuleren van de toepassing van energie-efficiënte maatregelen en gedrag in de scheepvaart in gevaar zou brengen. Mogelijke wijzigingen van de EU-MRV-verordening moeten derhalve de afstemming op het wereldwijde IMO-DCS beperken tot de definities, monitoringparameters, monitoringplannen en templates.

(11) Bij wijzigingen van de EU-MRV-verordening moet worden gewaarborgd dat indien de activiteiten van een schip onder beide systemen vallen, dezelfde juridische entiteiten tijdens op soortgelijke wijze berekende verslagperiodes voor de monitoring verantwoordelijk zijn. De definities betreffende maatschappijen en verslagperiodes met inbegrip van rapportage bij wisseling van maatschappij moeten derhalve worden gewijzigd om rekening te houden met de IMO-bepalingen.

(12) Er moet rekening worden gehouden met bepalingen van het wereldwijde IMO-DCS betreffende gegevens die jaarlijks moeten worden gemonitord en gerapporteerd, om te waarborgen dat voor scheepvaartactiviteiten die onder beide systemen vallen, gestroomlijnde gegevens worden verzameld. Derhalve moet de parameter 'draagvermogen' worden gerapporteerd, maar moet rapportage van de parameter 'vervoerde vracht' vrijwillig blijven. 'Op zee doorgebrachte tijd' moet worden vervangen door de definitie van 'vaaruren' van het wereldwijde IMO-DCS. Tot slot moet de berekening van 'afgelegde afstand' op het wereldwijde IMO-DCS 25 worden gebaseerd om de administratieve lasten te verlichten.

(13) De inhoud van de monitoringplannen moet worden gestroomlijnd om rekening te houden met het wereldwijde IMO-DCS, behalve de onderdelen van het plan die nodig zijn om te waarborgen dat uit hoofde van de EU-MRV-verordening uitsluitend Uniegerelateerde gegevens worden gemonitord en gerapporteerd. Derhalve moeten de bepalingen 'per reis' als onderdeel van het monitoringplan worden gehandhaafd.

(14) De datum van toepassing moet worden uitgesteld om te waarborgen dat de lopende monitoring, rapportage en verificatie voor de verslagperiode consistent wordt uitgevoerd.

(15) De doelstelling van Verordening (EU) 2015/757 is de monitoring, rapportage en verificatie van CO2-emissies van schepen die EER-havens aandoen, als de eerste stap in een gefaseerde aanpak ter vermindering van broeikasgasemissies. Dit kan niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt, maar kan, vanwege de omvang en effecten ervan, beter op Unieniveau worden verwezenlijkt. Er moet rekening worden gehouden met het wereldwijde IMO-DCS en deze verordening waarborgt de voortzetting van de vergelijkbaarheid en de betrouwbaarheid van de verzamelde gegevens op basis van een enkele reeks voorschriften. Overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, mag de Unie maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(16) Verordening (EU) 2015/757 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.