Overwegingen bij COM(2019)77 - Standpunt EU in de Commissie voor verdovende middelen over de toevoeging van stoffen aan het VN-Verdrag tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen van 1988 (hierna 'het verdrag' genoemd) is op 11 november 1990 in werking getreden en is namens de Europese Economische Gemeenschap gesloten bij Besluit 90/611/EEG van de Raad 6 .

(2) Overeenkomstig artikel 12, leden 2 tot en met 7, van het verdrag kunnen stoffen worden toegevoegd aan de tabellen bij het verdrag, die een lijst van drugsprecursoren bevatten.

(3) De Commissie voor verdovende middelen dient tijdens haar tweeënzestigste zitting van 14 tot en met 22 maart 2019 in Wenen een besluit te nemen over de toevoeging van vier nieuwe stoffen aan de tabellen van het verdrag.

(4) Het is wenselijk het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens de tweeënzestigste zitting van de Commissie voor verdovende middelen, van 14 tot en met 22 maart 2019 in Wenen, aangezien de besluiten bindend zullen zijn voor de Unie en beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, namelijk Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad van 22 december 2004 houdende voorschriften voor het toezicht op de handel tussen de Unie en derde landen in drugsprecursoren 7 en Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren 8 .

(5) Volgens het Internationaal Comité van toezicht op verdovende middelen worden drie stoffen - 3,4-methyleendioxyfenylpropaan-2-on ("PMK-glycidaat"), 3,4-methyleendioxyfenylpropaanzuur-2-on ("PMK glycidezuur") en alfa-fenylacetoaceetamide (AFAA) - vaak gebruikt bij de illegale vervaardiging van, respectievelijk, MDMA en aanverwante stoffen, van 3,4-methyleendioxyfenylpropaanzuur-2-on en aansluitend MDMA en aanverwante stoffen, en van amfetamine en methamfetamine. Er is bewijs voorhanden dat de omvang en mate van de illegale vervaardiging van deze verdovende middelen en psychotrope stoffen zodanige problemen voor de volksgezondheid en maatschappij kunnen opleveren, dat het gerechtvaardigd is om deze stoffen onder internationale controle te stellen. Wat de vierde stof, te weten waterstofjodide, betreft, is het Internationaal Comité van toezicht op verdovende middelen van mening dat internationale controle niet doeltreffend zal zijn om de beschikbaarheid van de illegaal vervaardigde amfetamine en methamfetamine terug te brengen. De illegale vervaardiging van MDMA (en aanverwante stoffen), evenals van methamfetamine en amfetamine, is een groot probleem in de Unie. Deze illegaal vervaardigde verdovende middelen en psychotrope stoffen leveren in de Unie aanzienlijke problemen op voor de volksgezondheid en de maatschappij. Bovendien exporteert de georganiseerde misdaad in de Unie deze verdovende middelen en psychotrope stoffen ook illegaal naar derde landen.

(6) Het standpunt van de Unie zal tot uiting worden gebracht door de lidstaten die lid zijn van de Commissie voor verdovende middelen.