Overwegingen bij COM(2020)80 - Kader voor de totstandbrenging van klimaatneutraliteit en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1999 (Europese klimaatwet)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De Commissie heeft in haar mededeling van 11 december 2019 over de Europese Green Deal 19 een nieuwe groeistrategie vastgesteld die de Unie moet omvormen tot een rechtvaardige en welvarende samenleving, met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten en de economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. De Green Deal moet het natuurlijk kapitaal van de Unie beschermen, behouden en verbeteren, en de gezondheid en het welzijn van de burgers beschermen tegen milieugerelateerde risico’s en effecten. Deze transitie moet bovendien rechtvaardig en inclusief zijn: niemand mag aan zijn lot worden overgelaten.

(2) Het speciaal verslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) over de gevolgen van de opwarming van de aarde met 1,5 °C ten opzichte van de pre-industriële niveaus en de daarmee verband houdende mondiale broeikasgasemissietrajecten 20 biedt een sterke wetenschappelijke basis voor het aanpakken van de klimaatverandering en illustreert de noodzaak om de klimaatactie op te voeren. In het verslag wordt bevestigd dat de emissie van broeikasgassen dringend moet worden verminderd en dat de klimaatopwarming tot 1,5 °C moet worden beperkt, met name om de kans op extreme weersomstandigheden te verkleinen. In het Global Assessment Report 2019 21 van het Intergouvernementeel Platform voor wetenschap en beleid inzake biodiversiteit en ecosysteemdiensten (IPBES) werd aangetoond dat de biodiversiteit er wereldwijd op achteruitgaat en dat de klimaatverandering de op twee na belangrijkste oorzaak van het verlies van biodiversiteit is 22 .

(3) Een vaste langetermijndoelstelling is van cruciaal belang om bij te dragen tot de economische en maatschappelijke transformatie, de werkgelegenheid, de groei en de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, en om op billijke en kosteneffectieve wijze te evolueren in de richting van de temperatuurdoelstelling van de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering van 2015, die is gesloten na afloop van de 21e Conferentie van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (de “Overeenkomst van Parijs”).

(4) De Overeenkomst van Parijs omvat de doelstelling op lange termijn om de wereldwijde temperatuurstijging ruim onder 2 °C boven het pre-industriële niveau te houden en ernaar te streven de opwarming tot 1,5 °C boven het pre-industriële niveau te beperken 23 . In de overeenkomst wordt benadrukt dat de aanpassing aan de negatieve gevolgen van de klimaatverandering belangrijk is 24 en dat de geldstromen in lijn moeten worden gebracht met een traject naar broeikasgasarme en klimaatbestendige ontwikkeling 25 .

(5) Met het klimaatbeleid van de Unie en de lidstaten moet ernaar worden gestreefd de bevolking, de planeet, het welzijn, de welvaart, de gezondheid, de voedselsystemen, de integriteit van ecosystemen en de biodiversiteit te beschermen tegen de dreiging van de klimaatverandering, in het kader van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs. Het klimaatbeleid moet eveneens de welvaart maximaliseren binnen de grenzen van onze planeet, de veerkracht vergroten en de kwetsbaarheid van de samenleving voor de klimaatverandering verminderen.

(6) Alle economische sectoren moeten bijdragen aan de totstandbrenging van klimaatneutraliteit. Aangezien de productie en het verbruik van energie van grote invloed zijn op de emissie van broeikasgassen, is de transitie naar een duurzaam, betaalbaar en veilig energiestelsel, dat steunt op een goed functionerende interne energiemarkt, van essentieel belang. Ook de digitale transformatie, technologische innovatie en onderzoek en ontwikkeling zijn belangrijke factoren bij de verwezenlijking van de doelstelling inzake klimaatneutraliteit.

(7) De Unie voert een ambitieus klimaatbeleid en heeft een regelgevingskader ingesteld om de broeikasgasemissiereductiedoelen voor 2030 te bereiken. Dat kader bestaat onder meer uit Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad 26 , waarbij een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie is ingesteld, Verordening (EU) 2018/842 van het Europees Parlement en de Raad 27 , waarbij nationale broeikasgasemissiereductiedoelen voor 2030 zijn ingevoerd, en Verordening (EU) 2018/841 van het Europees Parlement en de Raad 28 , krachtens dewelke de lidstaten verplicht zijn de broeikasgasemissies en ‑verwijderingen in de sector van het landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw met elkaar in evenwicht brengen.

(8) Daarnaast heeft de Commissie in haar mededeling van 28 november 2018 getiteld “Een schone planeet voor iedereen – Een Europese strategische langetermijnvisie voor een bloeiende, moderne, concurrerende en klimaatneutrale economie” een visie gepresenteerd om tegen 2050 broeikasgasneutraliteit tot stand te brengen in de Unie via een sociaal rechtvaardige en kostenefficiënte transitie.

(9) De Unie streeft met het pakket “Schone energie voor alle Europeanen” 29 naar een ambitieuze decarbonisatieagenda, met name door een robuuste energie-unie tot stand te brengen, met inbegrip van doelstellingen tegen 2030 op het gebied van energie-efficiëntie en de inzet van hernieuwbare energie in de Richtlijnen 2012/27/EU 30 en (EU) 2018/2001 31 van het Europees Parlement en de Raad, en door de relevante wetgeving te versterken, waaronder Richtlijn 2010/31/EU van het Europees Parlement en de Raad 32 .

(10) De Unie is koploper in de transitie naar klimaatneutraliteit wereldwijd, en is vastbesloten de ambitie op mondiaal niveau op te drijven en het wereldwijde optreden tegen de klimaatverandering te versterken, met gebruikmaking van alle instrumenten waarover zij beschikt, met inbegrip van klimaatdiplomatie.

(11) Het Europees Parlement heeft gepleit voor de noodzakelijke transitie naar een klimaatneutrale samenleving tegen uiterlijk 2050, heeft gevraagd hiervan een Europees succesverhaal te maken 33 , en heeft een noodsituatie op het gebied van klimaat en milieu afgekondigd 34 . De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 12 december 2019 35 zijn goedkeuring gehecht aan de doelstelling om tegen 2050 een klimaatneutrale Unie tot stand te brengen, in overeenstemming met de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs, en erkent daarbij dat een gunstig kader tot stand moet worden gebracht en dat voor de transitie aanzienlijke publieke en particuliere investeringen nodig zullen zijn. De Europese Raad heeft de Commissie ook verzocht om zo spoedig mogelijk in 2020 een voorstel voor te bereiden voor de langetermijnstrategie van de Unie, met het oog op de aanneming ervan door de Raad en de voorlegging ervan in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering.

(12) De Unie moet ernaar streven om, door middel van natuurlijke en technologische oplossingen, tegen 2050 de antropogene emissies en de verwijderingen van broeikasgassen in alle economische sectoren in de Unie met elkaar in evenwicht te brengen. De doelstelling om tegen 2050 klimaatneutraliteit in de Unie tot stand te brengen, moet door alle lidstaten samen nagestreefd worden, en de lidstaten, het Europees Parlement, de Raad en de Commissie moeten de nodige maatregelen nemen om de verwezenlijking ervan mogelijk te maken. De maatregelen op het niveau van de Unie zullen een groot deel uitmaken van de vereiste maatregelen om het doel te bereiken.

(13) De Unie moet haar klimaatactie en internationaal leiderschap inzake klimaat ook na 2050 voortzetten om de mensheid en de planeet te beschermen tegen de dreiging van een gevaarlijke klimaatverandering, met het oog op de verwezenlijking van de in de Overeenkomst van Parijs vastgestelde temperatuurdoelstellingen en overeenkomstig de wetenschappelijke aanbevelingen van de IPCC.

(14) Aanpassing is een essentieel onderdeel van het mondiale antwoord op de klimaatverandering op lange termijn. De lidstaten en de Unie moeten dus hun aanpassingsvermogen vergroten, hun veerkracht versterken en hun kwetsbaarheid voor de klimaatverandering verminderen, zoals bepaald in artikel 7 van de Overeenkomst van Parijs, en de gemeenschappelijke baten met andere milieubeleidsinstrumenten en milieuwetgeving maximaliseren. De lidstaten moeten uitgebreide nationale aanpassingsstrategieën en ‑plannen vaststellen.

(15) Bij het nemen van de relevante maatregelen op nationaal en EU‑niveau om de doelstelling inzake klimaatneutraliteit te verwezenlijken, moeten de lidstaten, het Europees Parlement, de Raad en de Commissie rekening houden met de mate waarin de transitie naar klimaatneutraliteit bijdraagt aan het welzijn van de burgers, de welvaart van de samenleving en het concurrentievermogen van de economie; energie‑ en voedselzekerheid en betaalbaarheid; een rechtvaardige verdeling en solidariteit tussen de lidstaten, met inachtneming van hun economische draagkracht, nationale omstandigheden en de noodzaak van convergentie in de loop van de tijd; de noodzaak van een billijke en sociaal rechtvaardige transitie; de beste beschikbare wetenschappelijke kennis, in het bijzonder de bevindingen van de IPCC; de noodzaak om bij het nemen van beslissingen over investeringen en planning rekening te houden met de risico’s in verband met de klimaatverandering; kosteneffectiviteit en technologische neutraliteit bij het verlagen van de broeikasgasemissies en het verhogen van de verwijdering van broeikasgassen en bij het vergroten van de veerkracht; vooruitgang op het gebied van milieu-integriteit en ambitieniveau.

(16) Voor de transitie naar klimaatneutraliteit zijn veranderingen in het gehele beleidsspectrum en een collectieve inspanning van alle sectoren van de economie en de samenleving vereist, zoals de Commissie opmerkt in haar mededeling over de Europese Green Deal. De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 12 december 2019 verklaard dat alle relevante wetgeving en beleidsinstrumenten van de Unie moeten stroken met en bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstelling inzake klimaatneutraliteit, en dat een gelijk speelveld verzekerd moet zijn. Ook heeft de Raad de Commissie verzocht om na te gaan of daarvoor een aanpassing van de bestaande regels vereist is.

(17) De Commissie heeft in haar mededeling “De Europese Green Deal” aangekondigd voornemens te zijn een beoordeling te maken van de broeikasgasemissiereductiedoelen van de Unie voor 2030, en voorstellen te doen om dat streefdoel te verhogen, teneinde de overeenstemming met de doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050 te waarborgen. In die mededeling benadrukte de Commissie ook dat alle beleidsinstrumenten van de EU moeten bijdragen aan de doelstelling inzake klimaatneutraliteit, en dat alle sectoren hun steentje moeten bijdragen. Tegen september 2020 moet de Commissie, op basis van een uitgebreide effectbeoordeling en rekening houdend met haar analyse van de geïntegreerde nationale energie‑ en klimaatplannen die overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad 36 bij de Commissie zijn ingediend, de 2030‑streefcijfers van de Unie inzake het klimaat evalueren en mogelijkheden onderzoeken om de emissiereductiedoelen voor 2030 te verhogen zodat emissies tegen die tijd 50 tot 55 % minder zijn dan in 1990. Als de Commissie het nodig acht om het doel van de Unie voor 2030 te wijzigen, moet zij een voorstel doen aan het Europees Parlement en de Raad doen om deze verordening waar nodig te wijzigen. Daarnaast moet de Commissie uiterlijk op 30 juni 2021 beoordelen hoe de Uniewetgeving ter uitvoering van die doelstelling gewijzigd zou moeten worden om emissies te bereiken die 50 tot 55 % minder zijn dan in 1990.

(18) Om ervoor te zorgen dat de Unie en de lidstaten op koers blijven om de doelstelling inzake klimaatneutraliteit te verwezenlijken en vooruitgang te boeken op het gebied van aanpassing aan de klimaatverandering, moet de Commissie regelmatig de vooruitgang beoordelen. Indien de collectieve vooruitgang van de lidstaten met betrekking tot klimaatneutraliteit of aanpassing aan de klimaatverandering onvoldoende is, of indien maatregelen van de Unie onverenigbaar zijn met de doelstelling inzake klimaatneutraliteit of ontoereikend zijn om het vermogen tot aanpassing te vergroten, de veerkracht te versterken of de kwetsbaarheid te verminderen, moet de Commissie overeenkomstig de Verdragen de nodige maatregelen nemen. De Commissie moet ook regelmatig de relevante nationale maatregelen beoordelen, en aanbevelingen doen indien zij vaststelt dat de maatregelen van een lidstaat onverenigbaar zijn met de doelstelling inzake klimaatneutraliteit of ontoereikend zijn om het vermogen tot aanpassing te vergroten, de veerkracht te versterken en de kwetsbaarheid voor de klimaatverandering te verminderen.

(19) De Commissie moet zorgen voor een solide en objectieve beoordeling op basis van de meest actuele wetenschappelijke, technische en sociaal-economische bevindingen, waarin een pluriforme, onafhankelijke expertise is vertegenwoordigd, en moet haar beoordeling baseren op relevante informatie, met inbegrip van door de lidstaten ingediende en gerapporteerde gegevens, verslagen van het Europees Milieuagentschap, en de beste beschikbare wetenschappelijke kennis, met inbegrip van de verslagen van de IPCC. Aangezien de Commissie zich ertoe verbonden heeft na te gaan hoe de EU-taxonomie in het kader van de Europese Green Deal door de publieke sector kan worden gebruikt, moet deze beoordeling informatie omvatten over ecologisch duurzame beleggingen door de Unie en de lidstaten, in overeenstemming met Verordening (EU) 2020/... [taxonomieverordening], zodra deze informatie beschikbaar is. De Commissie moet waar mogelijk gebruikmaken van Europese statistieken en gegevens, en moet voorzien in toetsing door deskundigen. Voor zover dit passend is en in overeenstemming is met zijn jaarlijks werkprogramma, moet het Europees Milieuagentschap de Commissie bijstaan.

(20) Aangezien burgers en gemeenschappen een belangrijke rol spelen in het aansturen van de transitie naar klimaatneutraliteit, moet een krachtig publiekelijk en maatschappelijk engagement voor klimaatactie worden bevorderd. De Commissie moet daarom met alle geledingen van de samenleving in gesprek gaan, teneinde iedereen de mogelijkheid en de gelegenheid te geven om actie te ondernemen met het oog op een klimaatneutrale en klimaatbestendige samenleving, onder meer door een Europees klimaatpact te lanceren.

(21) Om te zorgen voor vertrouwen en voorspelbaarheid voor alle economische actoren, met inbegrip van ondernemingen, werknemers, investeerders en consumenten, om te waarborgen dat de transitie naar klimaatneutraliteit onomkeerbaar is, om te zorgen voor een geleidelijke vermindering van emissies, en om te helpen bij de beoordeling van de samenhang van de maatregelen en van de vooruitgang met betrekking tot de doelstelling inzake klimaatneutraliteit, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen om een traject af te bakenen aan de hand waarvan tegen 2050 klimaatneutraliteit in de Unie tot stand wordt gebracht. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 37 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(22) In lijn met de inspanningen van de Commissie met betrekking tot de beginselen van beter wetgeven, moet worden gestreefd naar samenhang in de instrumenten van de Unie voor broeikasgasemissiereductie. Het systeem om de vooruitgang bij de totstandbrenging van de doelstelling inzake klimaatneutraliteit te meten en om de samenhang van de daartoe genomen maatregelen te beoordelen, moet voortbouwen op en in overeenstemming zijn met het in Verordening (EU) 2018/1999 vastgelegde governancekader. Met name het systeem van regelmatige rapportering en de volgorde van de beoordelingen en maatregelen van de Commissie op basis van die rapportering, moeten in overeenstemming worden gebracht met de in Verordening (EU) 2018/1999 vastgelegde vereiste voor de lidstaten om informatie te verstrekken en verslagen in te dienen. Verordening (EU) 2018/1999 moet derhalve worden gewijzigd om de doelstelling inzake klimaatneutraliteit in de betreffende bepalingen op te nemen.

(23) De klimaatverandering is per definitie een grensoverschrijdende uitdaging. Een gecoördineerd optreden op het niveau van de Unie is bijgevolg nodig om de nationale beleidsinstrumenten effectief aan te vullen en te versterken. Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de totstandbrenging van klimaatneutraliteit in de Unie tegen 2050, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen ervan, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen vaststellen in overeenstemming met het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.