Overwegingen bij COM(2020)527 - Hervormingsprogramma 2020 en convergentieprogramma 2020 van Zweden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Op 17 december 2019 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse strategie voor duurzame groei en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2020 voor coördinatie van het economisch beleid. Daarbij is terdege rekening gehouden met de op 17 november 2017 door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie geproclameerde Europese pijler van sociale rechten. Op 17 december 2019 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Zweden heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(2) Op 26 februari 2020 is het landverslag 2020 voor Zweden 3 gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Zweden bij de tenuitvoerlegging van de op 9 juli 2019 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen heeft gemaakt 4 , alsmede het gevolg dat is gegeven aan de aanbevelingen die in de jaren voordien werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Zweden in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt. Het landverslag bevatte ook een op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 uitgevoerde diepgaande evaluatie, waarvan de uitkomsten ook op 26 februari 2020 zijn bekendgemaakt. Op basis van haar analyse concludeert de Commissie dat Zweden met macro-economische onevenwichtigheden wordt geconfronteerd. Met name de overgewaardeerde huizenprijzen, in combinatie met een verdere aangroei van de schulden van huishoudens, dragen een risico van een wanordelijke correctie in zich. Dit zou een negatief effect op de economie en mogelijk ook op de banksector kunnen hebben. Elk negatief effect op de banksector zou ook negatieve overloopeffecten naar buurlanden met zich kunnen brengen, gezien de onderlinge systemische verwevenheid van de financiële wereld. De afgelopen jaren zijn een aantal maatregelen genomen om deze onevenwichtigheden aan te pakken. Deze maatregelen hebben tot nu toe echter slechts een beperkt effect gehad. Er blijven cruciale hiaten in het beleid, met name inzake de fiscale prikkels voor schuldgefinancierd eigenwoningbezit en het functioneren van de aanbodmarkt voor woningen en, met name, van de huurmarkt.

(3) Op 11 maart 2020 heeft de Wereldgezondheidsorganisatie de uitbraak van COVID-19 officieel uitgeroepen tot een wereldwijde pandemie. Deze pandemie vormt een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en treft burgers, bedrijven en economieën. Zij zet de nationale gezondheidsstelsels onder zware druk, verstoort de mondiale toeleveringsketens, veroorzaakt volatiliteit op de financiële markten en sterke schommelingen in de consumentenvraag, en heeft negatieve gevolgen voor meerdere sectoren. Zij vormt een bedreiging voor de banen en het inkomen van mensen en voor ondernemingen. De pandemie heeft geleid tot een grote economische schok die nu al ernstige gevolgen heeft in de Europese Unie. Op 13 maart 2020 heeft de Commissie een mededeling 5 aangenomen waarin wordt opgeroepen tot een gecoördineerde economische aanpak van de crisis door alle actoren op nationaal en Unieniveau.

(4) Meerdere lidstaten hebben een noodtoestand uitgeroepen of noodmaatregelen getroffen. Elke noodmaatregel moet strikt proportioneel, noodzakelijk en beperkt in de tijd zijn, en moet overeenstemmen met de Europese en internationale normen. Ze moeten onderworpen zijn aan democratisch toezicht en onafhankelijke rechterlijke controle.

(5) Op 20 maart 2020 heeft de Commissie een mededeling aangenomen over de activering van de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact 6 . De clausule, die in artikel 5, lid 1, artikel 6, lid 3, artikel 9, lid 1, en artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 en artikel 3, lid 5, en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97 is neergelegd, vergemakkelijkt de coördinatie van het begrotingsbeleid in tijden van ernstige economische neergang. In haar mededeling heeft de Commissie de Raad haar standpunt meegedeeld dat, gezien de verwachte ernstige economische neergang ten gevolge van de COVID-19-uitbraak, de huidige omstandigheden de activering van de clausule toelaten. Op 23 maart 2020 stemden de ministers van Financiën van de lidstaten in met de beoordeling van de Commissie. De activering van de algemene ontsnappingsclausule maakt het mogelijk tijdelijk af te wijken van het aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn, op voorwaarde dat daardoor de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn niet in gevaar komt. Voor het correctieve deel kan de Raad, op aanbeveling van de Commissie, ook besluiten een herzien begrotingstraject vast te stellen. De algemene ontsnappingsclausule schorst de procedures van het stabiliteits- en groeipact niet. De clausule staat lidstaten toe af te wijken van de budgettaire verplichtingen die normaliter van toepassing zijn en stelt de Commissie en de Raad in staat om de nodige maatregelen op het gebied van beleidscoördinatie binnen het kader van het pact te nemen.

(6) Er is voortdurende actie nodig om de verspreiding van de pandemie te beperken en te beheersen, om de veerkracht van de nationale gezondheidsstelsels te versterken, om de sociaal-economische gevolgen te verzachten door middel van ondersteunende maatregelen voor bedrijven en huishoudens en om te zorgen voor adequate gezondheids- en veiligheidsomstandigheden op de werkplek met het oog op de hervatting van de economische activiteit. De Unie moet ten volle gebruik maken van de verschillende instrumenten waarover zij beschikt om de lidstaten op deze gebieden te ondersteunen. Tegelijkertijd moeten de lidstaten en de Unie samenwerken om de maatregelen voor te bereiden die nodig zijn voor een terugkeer naar een normale werking van onze samenlevingen en economieën en naar duurzame groei, waarin zij onder meer de groene transitie en de digitale transformatie moeten integreren, net als de lessen die uit de crisis worden getrokken.

(7) De COVID-19-crisis toont aan hoe flexibel de eengemaakte markt zich kan aanpassen aan buitengewone omstandigheden. Om een vlotte en soepele overgang naar de herstelfase en het vrije verkeer van goederen, diensten en werknemers te waarborgen, moeten uitzonderlijke maatregelen die de werking van de eengemaakte markt belemmeren, worden geschrapt zodra zij niet langer onmisbaar zijn. De huidige crisis toont aan dat er behoefte is aan crisisparaatheidsplannen in de gezondheidssector, met inbegrip van met name verbeterde aankoopstrategieën, gediversifieerde toeleveringsketens en strategische reserves van essentiële goederen Dat zijn cruciale elementen voor de ontwikkeling van uitgebreidere crisisparaatheidsplannen.

(8) De wetgever van de Unie heeft de desbetreffende wetgevingskaders 7 reeds gewijzigd om de lidstaten in staat te stellen om alle ongebruikte middelen uit de Europese structuur- en investeringsfondsen te benutten, zodat zij de uitzonderlijke gevolgen van de COVID-19-pandemie kunnen aanpakken. Deze wijzigingen leiden tot meer flexibiliteit en vereenvoudigde en gestroomlijnde procedures. Om de druk op de kasstroom te verlichten kunnen lidstaten in het boekjaar 2020-2021 ook gebruikmaken van een medefinancieringspercentage van 100 % uit de begroting van de Unie. Zweden wordt aangemoedigd ten volle gebruik te maken van deze mogelijkheden om bijstand te bieden aan de mensen en sectoren die het zwaarst door de problemen zijn getroffen.

(9) Als gevolg van de uiteenlopende specialisatiepatronen zullen de sociaal-economische gevolgen van de pandemie waarschijnlijk ongelijk verdeeld zijn over de regio’s – met name de regio’s die duidelijk steunen op toerisme en meer in het algemeen op handel waarbij er sprake is van persoonlijk contact met de consument. Dit brengt een aanzienlijk risico met zich dat de regionale en territoriale verschillen binnen Zweden groter worden, wat de reeds gesignaleerde trend van geleidelijk groeiende verschillen tussen hoofdsteden en de rest van het land of tussen stedelijke en plattelandsgebieden, zou verergeren. De huidige situatie gaat ook gepaard met het gevaar dat het convergentieproces tussen de lidstaten tijdelijk uiteenvalt, hetgeen gerichte beleidsacties noodzakelijk maakt.

(10) Op 27 april 2020 heeft Zweden zijn nationale hervormingsprogramma 2020 ingediend en op 28 april 2020 zijn convergentieprogramma 2020. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(11) Zweden valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact.

(12) In haar convergentieprogramma 2020 voorziet de regering dat het nominale saldo zal verslechteren van een overschot van 0,4 % van het bbp in 2019 tot een tekort van 3,8 % van het bbp in 2020. Dit tekort zal naar verwachting afnemen tot 1,4% van het bbp in 2021 en tegen 2023 uitkomen op een overschot van 1,5%. Na in 2019 te zijn gedaald tot 35 % van het bbp, zal de overheidsschuldquote volgens het convergentieprogramma 2020 naar verwachting in 2020 oplopen tot 40 % van het bbp. De macro-economische en budgettaire vooruitzichten worden beïnvloed door de grote onzekerheid in verband met de COVID-19-pandemie.

(13) Als reactie op de COVID-19-pandemie en als onderdeel van een gecoördineerde Unieaanpak heeft Zweden begrotingsmaatregelen vastgesteld om de capaciteit van het gezondheidsstelsel te vergroten, de pandemie in te dammen en bijstand te verlenen aan personen en sectoren die bijzonder getroffen zijn. Volgens het convergentieprogramma 2020 bedroegen deze begrotingsmaatregelen 2,4 % van het bbp. De maatregelen omvatten een versterking van de gezondheidsdiensten (0,1% van het bbp), noodhulp voor noodlijdende sectoren (1,6% van het bbp) en maatregelen inzake de arbeidsmarkt en sociaal beleid (0,2% van het bbp). Daarnaast heeft Zweden maatregelen aangekondigd die, ook al hebben zij geen rechtstreekse gevolgen voor de begroting, toch zullen bijdragen tot de ondersteuning van de liquiditeit van ondernemingen. Volgens het convergentieprogramma gaat het bij deze maatregelen met name om betalingsuitstel voor belastingen tot 6,9% van het bbp, en verschillende vormen van garanties op leningen en uitgebreide kredietfaciliteiten tot ongeveer 4,7% van het bbp. Over het algemeen zijn de door Zweden genomen maatregelen in overeenstemming met de richtsnoeren van de mededeling van de Commissie over een gecoördineerde economische respons op de COVID-19-uitbraak. De volledige uitvoering van deze maatregelen, gevolgd door een heroriëntering van het begrotingsbeleid naar het tot stand brengen van prudente begrotingssituaties als de economische omstandigheden dat toelaten, zal bijdragen tot het behoud van budgettaire houdbaarheid op middellange termijn.

(14) Op basis van de voorjaarsprognoses 2020 van de Commissie bij ongewijzigd beleid wordt het overheidssaldo van Zweden geraamd op -5,6 % van het bbp in 2020 en -2,2 % in 2021. Verwacht wordt dat de overheidsschuldquote in 2020 en 2021 onder de 60 % van het bbp zal blijven.

(15) Op 20 mei 2020 heeft de Commissie een overeenkomstig artikel 126, lid 3, VWEU opgesteld verslag uitgebracht gelet op de door Zweden geplande overschrijding van de tekortdrempel van 3 % van het bbp in 2020. Al met al lijkt de analyse erop te wijzen dat het tekortcriterium zoals omschreven in het Verdrag en in Verordening (EG) nr. 1467/1997 niet vervuld is.

(16) De Zweedse economie is als gevolg van de uitbraak van de COVID-19-pandemie op ongekende wijze vertraagd. Volgens de prognose van de Commissie zal de werkloosheid stijgen tot 9,7 % in 2020 en in 2021 weer afnemen tot 9,3 %. De particuliere consumptie zal naar verwachting sterk dalen, met name in de meest getroffen consumptiecategorieën, zoals vervoer, restaurants en accommodatie. Bruto-investeringen in vaste activa zullen naar verwachting nog een scherpere daling dan de consumptie laten zien, grotendeels veroorzaakt door de onzekerheid over het tempo van het herstel. De Zweedse autoriteiten zijn in een vroeg stadium maatregelen gaan nemen en hebben hun beleidsmaatregelen met succes opgeschaald naarmate de pandemie zich verspreidde. De maatregelen hadden betrekking op de gezondheidszorg en gingen de economische gevolgen tegen. Bij de maatregelen op het gebied van de gezondheidszorg gaat het onder meer om steun van de centrale regering aan de regio’s en de voor het gezondheidssysteem verantwoordelijke lokale autoriteiten voor alle extra kosten als gevolg van de COVID-19-uitbraak. Op economische vlak heeft de regering een breed scala aan maatregelen genomen om de kosten van de bedrijfssector te verlichten (kortdurend tijdelijk ontslag, kosten in verband met ziekte-uitkeringen, afzien van sociale bijdragen van werkgevers, kredietgaranties en huurkortingen) en om bedrijfsliquiditeit te waarborgen (uitstel belastingbetalingen, waaronder btw-betalingen). Voorts heeft de Riksbank besloten om bedrijven leningen te verstrekken via banken en om staats- en gemeenteobligaties te kopen alsmede gedekte hypothecaire obligaties en door Zweedse niet-financiële vennootschappen uitgegeven obligaties en commercial paper. Bij het ontwerpen en uitvoeren van deze maatregelen moet rekening worden gehouden met de veerkracht van de banksector. De Riksbank heeft ook valutaswapovereenkomsten gesloten met andere centrale banken, om ervoor te zorgen dat de financiële sector over belangrijke valuta kan beschikken. Het sociaal en arbeidsmarktbeleid zijn verruimd door verhoging van de werkloosheidsuitkeringen en uitkeringen bij ziekte, de verlaging van de eisen voor toegang tot de werkloosheidsregeling en actief arbeidsmarkt- en onderwijsbeleid (groene banen, uitbreiding regeling inzake nieuwe startersbanen, zomercursussen, verhoging aantal studenten in hoger onderwijs).

(17) De beleidsrespons van Zweden op korte termijn naar aanleiding van de COVID-19-pandemie vergt dat er voor passende middelen en capaciteitsbuffers wordt gezorgd en dat de taak en verantwoordelijkheden van gezondheidswerkers worden aangepast. Op de middellange termijn zou dit ook moeten leiden tot tijdige en geografisch evenwichtig verdeelde gezondheidszorg en de passende inzet van gezondheidswerkers in de diverse contexten (bijvoorbeeld in de ambulante en klinische zorg) en structurele tekorten aan medische personeel helpen voorkomen. Het benutten van Zwedens krachtige onderzoeks- en innovatiesector voor wetenschappelijk aangestuurde maatregelen kan bijdragen tot vooruitgang op het gebied van de ontwikkeling van vaccins, behandelingen en diagnostiek en het vertalen van onderzoeksresultaten in volksgezondheidsbeleid.

(18) Het bijdragen aan de beschikbaarheid van vaardigheden, met name digitale vaardigheden, kan een toename van de productiviteitsgroei via onderzoek en innovatie in hightechsectoren ondersteunen en helpen om de ambitieuze klimaat- en energiedoelstellingen van Zweden uit het nationale energie- en klimaatplan te verwezenlijken. Investeringen zijn ook nodig om het verschil in onderwijsresultaten tussen leerlingen met en zonder een migratieachtergrond te verkleinen. De hoge kwaliteit van de arbeidsbevolking had een belangrijk aandeel in de groei van de arbeidsproductiviteit, maar leverde voor de uitbraak van de COVID-19-crisis nagenoeg geen bijdrage meer. De arbeidsmarktintegratie van groepen waarvan het potentieel voor de crisis nog niet volledig werd benut, zoals migranten uit derde landen en mensen met een beperking, zal ook noodzakelijk zijn. Er is vooral een tekort aan vakmensen op het gebied van onderwijs, gezondheidszorg, sociaal werk, informatie- en communicatietechnologie, industrie en de bouw.

(19) Om het economisch herstel te bevorderen, zal het van belang zijn om mature publieke investeringsprojecten te vervroegen en particuliere investeringen te bevorderen, onder meer door relevante hervormingen. In de digitale en de micro-elektronicasector maakt meer dan 50 % van de werkgevers melding van tekorten aan vaardigheden die de groei benadelen. Voor het verbeteren van de productiviteit is het noodzakelijk dat het grote aandeel van de overheidsuitgaven in onderzoek gehandhaafd blijft. Kapitaalverdieping en hogere investeringen in hightech- en innovatieve sectoren zijn ook nodig om de groei van de arbeidsproductiviteit te herstellen. De verspreiding van nieuwe digitale technologieën onder kleine en middelgrote ondernemingen zal de productiviteit helpen stimuleren. De crisis heeft aangetoond hoe belangrijk de digitale infrastructuur is en dat op alle plekken waar mensen leven en werken snelle en stabiele verbindingen beschikbaar moeten zijn. De uitbreiding van mobiele breedband in de 700 MHz-frequentieband zal een belangrijke rol spelen, net als de mogelijkheid van financiële steun voor de ontwikkeling van vaste breedband. De aanstaande veiling van de 5G-frequenties zal de digitalisering van de Zweedse economie een extra impuls geven. De doelstelling om tegen 2045 een klimaatneutrale samenleving te bereiken, zal ook nopen tot investeringen in onderzoek en innovatie die de ontwikkeling en uitvoering van nieuwe, competitieve oplossingen voor decarbonisatie mogelijk maken, alsook tot gecoördineerde sociale en beleidsmaatregelen. Het terugdringen van de broeikasgasemissies van Zweden richt zich vooral op het vervoer. Een uitgebreide en betrekkelijk snelle omschakeling van het wagenpark naar voertuigen met een lage uitstoot staat op de politieke agenda. De geplande investeringen in de spoorweginfrastructuur zijn belangrijk ter bevordering van een modal split en ter verwezenlijken van Zwedens ambitieuze klimaatdoelstelling. De elektrificatie van vervoer en industrie zal aanzienlijk investeringen vergen in de productie en distributie van elektriciteit. De programmering van het fonds voor een rechtvaardige transitie voor de periode 2021-2027 zou Zweden kunnen helpen bij een aantal uitdagingen van de transitie naar een klimaatneutrale economie, met name op de gebieden die in bijlage D bij het landverslag worden vermeld 8 . Zo zou Zweden optimaal gebruik kunnen maken van dat fonds.

(20) Aanhoudende aantijgingen in verband met vermoede witwaspraktijken hebben de reputatie van Zweedse banken geschaad en het voorkomen van witwassen blijft voor Zweden prioriteit houden. Doeltreffend toezicht vereiste ruimere middelen en passende procedures voor het toepassen van de risicogebaseerde aanpak. Zweden heeft erkend dat er meer middelen nodig zijn om passend toezicht en passende onderzoeken uit te voeren en heeft de capaciteit van zijn financiële toezichthoudende autoriteit versterkt. Desalniettemin is de capaciteit van de autoriteit ten opzichte van de omvang van de Zweedse financiële sector nog steeds gering. Er blijven uitdagingen bestaan en de risicogebaseerde aanpak wacht nog steeds op volledige uitvoering.

(21) Terwijl de huidige aanbevelingen gericht zijn op het aanpakken van de sociaal-economische gevolgen van de pandemie en het bevorderen van het economisch herstel, hadden de landspecifieke aanbevelingen 2019 die de Raad op 9 juli 2019 heeft aangenomen, ook betrekking op hervormingen die essentieel zijn om uitdagingen op middellange tot lange termijn aan te pakken. Deze aanbevelingen zijn nog steeds relevant en zullen gedurende de jaarlijkse cyclus van het Europees semester gemonitord blijven worden. Dat geldt ook voor aanbevelingen betreffende investeringsgerelateerd economisch beleid. Met die aanbevelingen moet rekening worden gehouden bij de strategische programmering van de financiering van het cohesiebeleid na 2020, ook wat betreft de maatregelen ter verzachting van de huidige crisis en de exitstrategieën.

(22) Het Europees semester biedt het kader voor de voortdurende coördinatie van het economisch en werkgelegenheidsbeleid in de Unie, dat kan bijdragen tot een duurzame economie. De lidstaten hebben in hun nationale hervormingsprogramma’s 2020 de stand van zaken opgemaakt over de voortgang bij de uitvoering van de duurzameontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties (SDG’s). Door onderstaande aanbevelingen volledig uit te voeren, zal Zweden bijdragen aan de vooruitgang in de richting van de SDG’s en aan de gemeenschappelijke inspanning om in de Unie tot concurrerende duurzaamheid te komen.

(23) In de context van het Europees Semester 2020 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Zweden verricht; deze analyse is gepubliceerd in het landverslag 2020. Voorts heeft de Commissie zowel het convergentieprogramma 2020 als het nationale hervormingsprogramma 2020 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in de voorgaande jaren tot Zweden zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaal-economisch beleid in Zweden, maar heeft zij ook onderzocht of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(24) In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma 2020 onderzocht en zijn advies daarover 9 is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven.

(25) In het licht van de diepgaande evaluatie door de Commissie en van deze beoordeling heeft de Raad het nationale hervormingsprogramma 2020 en het convergentieprogramma 2020 onderzocht. In deze aanbevelingen wordt rekening gehouden met de noodzaak om de pandemie aan te pakken en het economisch herstel te vergemakkelijken als eerste noodzakelijke stap om een aanpassing van de onevenwichtigheden mogelijk te maken. Omdat de focus van de aanbevelingen nu is verlegd naar de doelstelling de sociaal-economische gevolgen van de pandemie aan te pakken en het economisch herstel te bevorderen, heeft geen van de onderhavige aanbevelingen rechtstreeks betrekking op de macro-economische onevenwichtigheden die de Commissie op grond van artikel 6 van Verordening (EU) nr. 1176/2011 heeft vastgesteld


BEVEELT AAN dat Zweden in 2020 en 2021 de volgende actie onderneemt:

1. Overeenkomstig de algemene ontsnappingsclausule alle nodige maatregelen nemen om de pandemie doeltreffend aan te pakken, de economie te stimuleren en het daaropvolgende herstel te ondersteunen. Als de economische omstandigheden dit toelaten, begrotingsbeleid voeren dat gericht is op het tot stand brengen van prudente begrotingssituaties op middellange termijn en het waarborgen van de houdbaarheid van de schuld, daarbij de investeringen verhogend. Ervoor zorgen dat het gezondheidsstelsel veerkrachtig is, onder meer door te voorzien in de nodige voorraden kritieke medische producten, de nodige infrastructuur en het nodige personeel.

2. Innovatie bevorderen en onderwijs en de ontwikkeling van vaardigheden ondersteunen. Mature publieke investeringsprojecten vervroegen en private investeringen aanmoedigen om het economisch herstel te bevorderen. Investeringen focussen op de groene en digitale transitie, met name op het schoon en efficiënt produceren en gebruiken van energie, hightech en innovatieve sectoren, 5G-netwerken en duurzaam vervoer.

3. De doeltreffendheid van het toezicht op de bestrijding van witwassen verbeteren en het kader voor de bestrijding van witwassen effectief handhaven.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25.
(3) SWD(2020) 526 final.
(4) PB C 301 van 5.9.2019, blz. 117.
(5) COM(2020) 112 final.
(6) COM(2020) 123 final.
(7)

   Verordening (EU) 2020/460 van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 2020 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 508/2014 wat betreft specifieke maatregelen om investeringen in de gezondheidszorgstelsels van de lidstaten en in andere sectoren van hun economieën vrij te maken als antwoord op de COVID-19-uitbraak (Investeringsinitiatief Coronavirusrespons) (PB L 99 van 31.3.2020, blz. 5) en Verordening (EU) 2020/558 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2020 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1301/2013 en (EU) nr. 1303/2013 wat betreft specifieke maatregelen met het oog op uitzonderlijke flexibiliteit bij het gebruik van de Europese structuur- en investeringsfondsen naar aanleiding van de uitbraak van Covid‐19 (PB L 130 van 24.4.2020, blz. 1).

(8) SWD(2020) 526 final.
(9) Op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad.