Overwegingen bij COM(2020)520 - Hervormingsprogramma 2020 en stabiliteitsprogramma 2020 van Oostenrijk

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Op 17 december 2019 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse strategie voor duurzame groei en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2020 voor coördinatie van het economisch beleid. Daarbij is terdege rekening gehouden met de op 17 november 2017 door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie geproclameerde Europese pijler van sociale rechten. Op 17 december 2019 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Oostenrijk niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen. Tevens heeft de Commissie op die datum een aanbeveling voor een aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone aangenomen.

(2) Op 26 februari 2020 is het landverslag 2020 voor Oostenrijk 2 gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Oostenrijk bij de uitvoering van de op 9 juli 2019 door de Raad aangenomen landspecifieke aanbevelingen 3 heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de aanbevelingen die in de jaren voordien werden aangenomen, en de vooruitgang die Oostenrijk in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt.

(3) Op 11 maart 2020 heeft de Wereldgezondheidsorganisatie de uitbraak van COVID-19 officieel uitgeroepen tot een wereldwijde pandemie. Deze pandemie vormt een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en treft burgers, bedrijven en economieën. Zij zet de nationale gezondheidsstelsels onder zware druk, verstoort de mondiale toeleveringsketens, veroorzaakt volatiliteit op de financiële markten en sterke schommelingen in de consumentenvraag, en heeft negatieve gevolgen voor meerdere sectoren. Zij vormt een bedreiging voor de banen en het inkomen van mensen en voor ondernemingen. De pandemie heeft geleid tot een grote economische schok die nu al ernstige gevolgen heeft in de Europese Unie. Op 13 maart 2020 heeft de Commissie een mededeling 4 aangenomen waarin wordt opgeroepen tot een gecoördineerde economische aanpak van de crisis door alle actoren op nationaal en Unieniveau.

(4) Meerdere lidstaten hebben een noodtoestand uitgeroepen of noodmaatregelen getroffen. Elke noodmaatregel moet strikt proportioneel, noodzakelijk en beperkt in de tijd zijn, en moet overeenstemmen met de Europese en internationale normen. Ze moeten onderworpen zijn aan democratisch toezicht en onafhankelijke rechterlijke controle.

(5) Op 20 maart 2020 heeft de Commissie een mededeling aangenomen over de activering van de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact 5 . De clausule, die in artikel 5, lid 1, artikel 6, lid 3, artikel 9, lid 1, en artikel 10, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1466/97 en artikel 3, lid 5, en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97 is neergelegd, vergemakkelijkt de coördinatie van het begrotingsbeleid in tijden van ernstige economische neergang. In haar mededeling heeft de Commissie de Raad haar standpunt meegedeeld dat, gezien de verwachte ernstige economische neergang ten gevolge van de COVID-19-uitbraak, de huidige omstandigheden de activering van de clausule toelaten. Op 23 maart 2020 stemden de ministers van Financiën van de lidstaten in met de beoordeling van de Commissie. De activering van de algemene ontsnappingsclausule maakt het mogelijk tijdelijk af te wijken van het aanpassingstraject in de richting van de begrotingsdoelstelling op middellange termijn, op voorwaarde dat daardoor de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn niet in gevaar komt. Voor het correctieve deel kan de Raad, op aanbeveling van de Commissie, ook besluiten een herzien begrotingstraject vast te stellen. De algemene ontsnappingsclausule schorst de procedures van het stabiliteits- en groeipact niet. De clausule staat lidstaten toe af te wijken van de budgettaire verplichtingen die normaliter van toepassing zijn en stelt de Commissie en de Raad in staat om de nodige maatregelen op het gebied van beleidscoördinatie binnen het kader van het pact te nemen.

(6) Er is voortdurende actie nodig om de verspreiding van de pandemie te beperken en te beheersen, om de veerkracht van de nationale gezondheidsstelsels te versterken, om de sociaal-economische gevolgen te verzachten door middel van ondersteunende maatregelen voor bedrijven en huishoudens en om te zorgen voor adequate gezondheids- en veiligheidsomstandigheden op de werkplek met het oog op de hervatting van de economische activiteit. De Unie moet ten volle gebruik maken van de verschillende instrumenten waarover zij beschikt om de lidstaten op deze gebieden te ondersteunen. Tegelijkertijd moeten de lidstaten en de Unie samenwerken om de maatregelen voor te bereiden die nodig zijn voor een terugkeer naar een normale werking van onze samenlevingen en economieën en naar duurzame groei, waarin zij onder meer de groene transitie en de digitale transformatie moeten integreren, net als de lessen die uit de crisis worden getrokken.

(7) De COVID-19-crisis toont aan hoe flexibel de eengemaakte markt zich kan aanpassen aan buitengewone omstandigheden. Om een vlotte en soepele overgang naar de herstelfase en het vrije verkeer van goederen, diensten en werknemers te waarborgen, moeten uitzonderlijke maatregelen die de werking van de eengemaakte markt belemmeren, worden geschrapt zodra zij niet langer onmisbaar zijn. De huidige crisis toont aan dat er behoefte is aan gedegen crisisparaatheidsplannen, vooral in de gezondheidssector, met inbegrip van met name verbeterde aankoopstrategieën, gediversifieerde toeleveringsketens en strategische reserves van essentiële goederen Dat zijn cruciale elementen voor de ontwikkeling van uitgebreidere crisisparaatheidsplannen.

(8) De wetgever van de Unie heeft de desbetreffende wetgevingskaders 6 reeds gewijzigd om de lidstaten in staat te stellen om alle ongebruikte middelen uit de Europese structuur- en investeringsfondsen te benutten, zodat zij de uitzonderlijke gevolgen van de COVID-19-pandemie kunnen aanpakken. Deze wijzigingen leiden tot meer flexibiliteit en vereenvoudigde en gestroomlijnde procedures. Om de druk op de kasstroom te verlichten kunnen lidstaten in het boekjaar 2020-2021 ook gebruikmaken van een medefinancieringspercentage van 100 % uit de begroting van de Unie. Oostenrijk wordt aangemoedigd ten volle gebruik te maken van deze mogelijkheden om bijstand te bieden aan de mensen en sectoren die het zwaarst door de problemen zijn getroffen.

(9) Als gevolg van de uiteenlopende specialisatiepatronen zullen de sociaal-economische gevolgen van de pandemie waarschijnlijk ongelijk verdeeld zijn over de regio’s. Die gevolgen zullen met name groot zijn in regio’s die in sterke mate van het toerisme afhankelijk zijn. Dit brengt het risico van toenemende regionale ongelijkheid in Oostenrijk mee. De huidige situatie gaat ook gepaard met het gevaar dat het convergentieproces tussen de lidstaten tijdelijk uiteenvalt, hetgeen gerichte beleidsacties noodzakelijk maakt.

(10) Op 14 april 2020 heeft Oostenrijk zijn nationale hervormingsprogramma ingediend en op 30 april 2020 zijn stabiliteitsprogramma. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma’s rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(11) Oostenrijk valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact en is aan de schuldregel onderworpen.

(12) In haar technische actualisering van het stabiliteitsprogramma 2020 voorziet de regering dat het nominale saldo zal verslechteren van een overschot van 0,7 % van het bbp in 2019 tot een tekort van 8,0 % van het bbp in 2020. Het tekort zal naar verwachting afnemen tot 1,9 % van het bbp in 2021. Na in 2019 te zijn gedaald tot 70,4 % van het bbp, zal de overheidsschuldquote volgens het stabiliteitsprogramma 2020 naar verwachting in 2020 oplopen tot ongeveer 81,4 % van het bbp. De macro-economische en budgettaire vooruitzichten worden beïnvloed door de grote onzekerheid als gevolg van de COVID-19-pandemie.

(13) Als reactie op de COVID-19-pandemie en als onderdeel van een gecoördineerde Unie-aanpak heeft Oostenrijk begrotingsmaatregelen vastgesteld om de capaciteit van het gezondheidsstelsel te vergroten, de pandemie in te dammen en bijstand te verlenen aan personen en sectoren die bijzonder getroffen zijn. Volgens het stabiliteitsprogramma 2020 bedroegen deze begrotingsmaatregelen 5,0 % van het bbp. De maatregelen omvatten versterking van de gezondheidszorgdiensten, noodsteun voor bedrijven in moeilijkheden, en regelingen voor werktijdverkorting. Daarnaast heeft Oostenrijk maatregelen aangekondigd die, ook al hebben zij geen rechtstreekse gevolgen voor de begroting, toch zullen bijdragen tot ondersteuning van de liquiditeit van ondernemingen, en die in het stabiliteitsprogramma 2020 worden geraamd op 5,0 % van het bbp. Hierbij gaat het om belastinguitstel voor inkomsten- en vennootschapsbelasting (2,6 % van het bbp) en leninggaranties (2,4 % van het bbp). Over het algemeen zijn de door Oostenrijk genomen maatregelen in overeenstemming met de richtsnoeren van de mededeling van de Commissie over een gecoördineerde economische respons op de COVID-19-uitbraak. Volledige uitvoering van deze maatregelen, gevolgd door een heroriëntering van het begrotingsbeleid naar het tot stand brengen van prudente begrotingssituaties op middellange termijn als de economische omstandigheden dat toelaten, zal bijdragen tot het behoud van budgettaire houdbaarheid op middellange termijn.

(14) Op basis van de voorjaarsprognoses 2020 van de Commissie bij ongewijzigd beleid wordt het overheidssaldo van Oostenrijk geraamd op -6,1 % van het bbp in 2020 en
-1,9 % in 2021. De overheidsschuldquote zal naar verwachting uitkomen op 78,8 % van het bbp in 2020 en 75,8 % in 2021.

(15) Op 20 mei 2020 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 126, lid 3, van het Verdrag een verslag opgesteld wegens de geplande overschrijding door Oostenrijk van de tekortdrempel van 3 % van het bbp in 2020. Al met al blijkt uit de analyse dat het tekortcriterium in de zin van het Verdrag en van Verordening (EG) nr. 1467/1997 niet is nageleefd.

(16) De Oostenrijkse regering heeft ongekende maatregelen genomen om de verspreiding van COVID-19 te beperken. Zij heeft strenge quarantaine- en socialdistancingregels ingevoerd en aanzienlijke middelen voor het gezondheidsstelsel vrijgemaakt om uitrusting en benodigdheden aan te kopen, de laboratoriumcapaciteit te vergroten en het personeelsbestand te versterken. De eerstelijnszorg kwam onder enorme druk te staan door de ongekende toename van de behoefte aan teleconsulten, medische afspraken en huisbezoeken. De snelle COVID-19-uitbraak heeft de Oostenrijkse economie zwaar getroffen. Nationale en internationale inperkingsmaatregelen tegen het virus hebben zowel de vraag- als de aanbodzijde getroffen, wat tot een algemene neergang heeft geleid. Het bbp zal dus in 2020 naar verwachting met 5½ % krimpen, meer dan tijdens de economische en financiële crisis in 2008-2009. Gezien de relatief snelle daling van het aantal nieuwe besmettingen kondigde Oostenrijk als een van de eerste Europese landen een versoepeling van de inperkingsmaatregelen vanaf half april aan. Om langdurige economische schade te voorkomen en de gevolgen van de crisis voor de werkgelegenheid en de samenleving te verzachten, heeft de regering een uitgebreid pakket maatregelen aangenomen om de Oostenrijkse economie te ondersteunen (momenteel 43 miljard EUR, ongeveer 10 % van het bbp). Het pakket omvat een regeling voor werktijdverkorting (Kurzarbeit), waarbij de werktijd gedurende een bepaalde periode met gemiddeld maximaal 90 % kan worden verkort en de werkgevers 80 % tot 90 % van het laatste netto-inkomen van de werknemer vergoed krijgen, afhankelijk van het laatste bruto-inkomen. Het uitgebreide pakket maatregelen voor bedrijven dient om tijdelijke liquiditeitsproblemen te voorkomen en rechtstreekse steun te verlenen aan vooral zwaar getroffen bedrijven en sectoren, met bijzondere nadruk op het midden- en kleinbedrijf. Hierbij gaat het om subsidies, liquiditeitssteun in de vorm van leningen, garanties, kapitaalinjecties en belastinguitstel. Bij het opzetten en uitvoeren van deze maatregelen moet rekening worden gehouden met de veerkracht van de banksector. 

(17) Het Oostenrijkse gezondheidsstelsel heeft de COVID-19-pandemie tot dusver met succes aangepakt. Uitbreiding van de primaire en ambulante zorg, met de nadruk op gezondheidsbevordering en ziektepreventie, zou de volksgezondheid verder helpen verbeteren. Bij onveranderd hoge kwaliteitsnormen zou de kostenefficiëntie kunnen worden vergroot door doeltreffendere overheidsopdrachten en generieke geneesmiddelen. Voorts heeft het Oostenrijkse systeem van langdurige zorg te maken met structurele en budgettaire uitdagingen die tot nu toe niet grondig zijn aangepakt. Het systeem levert diensten van betrekkelijk hoge kwaliteit, maar heeft te kampen met personeelstekorten die in de huidige crisis nog duidelijker aan het licht komen. De sector langdurige zorg is sterk afhankelijk van zorg die wordt verstrekt door werknemers uit andere lidstaten, wat de noodzaak van het vrije verkeer van grensarbeiders aantoont. Daarnaast zou passende beloning een baan als verpleegkundige aantrekkelijker helpen maken.

(18) Het belastingbeleid speelt een belangrijke rol bij de ondersteuning van huishoudens en bedrijven tijdens de inperkingsmaatregelen en zal essentieel zijn voor de bevordering van het economisch herstel in de nasleep van de crisis. De Oostenrijkse belastingmix wordt gekenmerkt door een hoge belastingdruk op arbeid, terwijl het inkomstenpotentieel van vermogens- en milieubelastingen grotendeels onbenut blijft en de verbruiksbelastingen efficiënter zouden kunnen worden gemaakt. Belastinghervormingen kunnen helpen de belastingmix te verschuiven in de richting van bronnen die minder schadelijk zijn voor inclusieve en duurzame groei, en een solide basis voor herstel bieden. Met name de ontoereikende belastingen op alcohol en tabak, vervuiling en hulpbronnenverbruik betekenen dat het sturend effect en het inkomstenpotentieel onderbenut blijven. De ongelijke maar overwegend lage energiebelastingen doen afbreuk aan de doelmatigheid en doeltreffendheid ervan als beleidsinstrument om milieuvriendelijke consumptie te stimuleren. Met name een consequente belasting van CO2-emissies zou klimaatvriendelijke energiebronnen concurrerender maken en begrotingsruimte scheppen voor de verlaging van meer verstorende belastingen. Hogere CO2-gerelateerde energiebelastingen zouden helpen de sociale kosten van vervuiling te internaliseren, consumenten ertoe aanzetten meer gebruik te maken van hernieuwbare bronnen en beleggers stimuleren in klimaatvriendelijke technologieën te beleggen. Tot slot zou het belastingstelsel billijker worden als meer gebruik zou worden gemaakt van vermogensgerelateerde belastingen, met name gezien de aanhoudend hoge vermogensongelijkheid in Oostenrijk. Vooral periodieke onroerendgoedbelasting en erfbelasting blijken relatief groeivriendelijk en progressief te zijn, en mogen niet over het hoofd worden gezien als het erom gaat belastinginkomsten te genereren om de overheidsfinanciën weer op orde te brengen.

(19) Hoewel Oostenrijk goed presteerde op het sociaal scorebord ter ondersteuning van de Europese pijler van sociale rechten, kunnen lacunes in de dekking ervoor zorgen dat kwetsbare groepen tijdens de COVID-19-crisis onvoldoende inkomstenbescherming hebben, zodat wellicht aanvullende maatregelen vereist zijn. De jeugdwerkloosheid stijgt, en met name werklozen, langdurig werklozen, atypische werknemers en in het buitenland geboren mensen worden met armoede bedreigd. Een actief arbeidsmarktbeleid dat kansen om een leven lang te leren en bijscholingsmogelijkheden biedt, blijft van cruciaal belang. Kansarme leerlingen, ook die met een handicap, hebben bijzonder te lijden onder omstandigheden die nopen tot afstandsonderwijs. Omdat 10 % van de leerlingen onder de 15 geen toegang heeft tot een virtuele leeromgeving, heeft de Oostenrijkse regering in antwoord op de COVID-19-crisis maatregelen genomen en zulke leerlingen een computer verstrekt. De al bestaande ongelijkheden op het gebied van onderwijsniveau in verband met sociaal-economische en migratie-achtergrond dreigen echter nog groter te worden. Een herstelstrategie die betere toegang biedt tot inclusieve en hoogwaardige onderwijs- en opvangvoorzieningen voor jonge kinderen waarvan is aangetoond dat zij sociale nadelen compenseren, zou sociaal-economische voordelen op middellange en lange termijn opleveren en vrouwen kansen bieden op volledige toegang tot de arbeidsmarkt. De totale arbeidsparticipatie van vrouwen was voor de crisis hoog, maar bijna de helft van de vrouwen werkte deeltijds (door de korte school- en opvangtijden), wat leidde tot een aanzienlijke niet-gecorrigeerde loonkloof tussen mannen en vrouwen.

(20) Om doeltreffend te zijn bij het ontlasten van bedrijven in moeilijkheden, de instandhouding van het ondernemingsklimaat en het voorkomen van insolventies, moeten de COVID-19-steunmaatregelen snel en onbureaucratisch door overheidsinstanties en intermediairs worden uitgevoerd. Start-ups en scale-ups hebben wellicht specifieke steun nodig, bv. in de vorm van de verwerving van aandelen door overheidsinstellingen en prikkels voor durfkapitaalfondsen om in die bedrijven te investeren. Dit dient ter versterking van bedrijven die essentieel zijn voor het herstel, maar ook om noodverkopen van Europese bedrijven van strategisch belang te vermijden. Naast financiële steun hebben bedrijven in moeilijkheden, met name kleinere, ook een gunstig ondernemingsklimaat nodig. Administratieve lasten en regeldruk brengen kosten mee die bedrijven zich nu minder dan ooit kunnen veroorloven. Inspanningen om onnodige lasten te verminderen en efficiënte digitale overheidsdiensten aan te bieden, zijn een doeltreffende manier om bedrijven snel op tastbare wijze te ontlasten zonder extra kosten voor de belastingbetaler. Het insolventiekader moet gericht zijn op preventie, maar ook op snelle afwikkeling en het toestaan van een tweede kans. Geschillenbeslechtingsnetwerken, zoals SOLVIT, helpen bedrijven in tijden van verstoring van de eengemaakte markt; hiervoor hebben zij voldoende middelen nodig.

(21) Om het economisch herstel te bevorderen, zal het van belang zijn om mature publieke investeringsprojecten te vervroegen en particuliere investeringen te bevorderen, onder meer door relevante hervormingen. Deze investering zal het doeltreffendst zijn wanneer zij is gericht op innovatie, digitalisering en de groene transitie, zodat de productiviteit wordt verhoogd en wordt gezorgd voor duurzaam concurrentievermogen. De onderzoeks- en ontwikkelingsintensiteit van Oostenrijk is een van de hoogste in de Unie, maar qua innovatieresultaten loopt het land achter op de innovatieleiders. Nu de onderzoeksbudgetten van veel bedrijven onder druk staan, is het nog belangrijker de O&O-inspanningen van Oostenrijk te vertalen in excellente wetenschap en grensverleggende innovatie, de overheidsinvesteringen in basisonderzoek op peil te houden en te zorgen voor aandelenfinanciering voor innovatieve scale-ups. Digitalisering blijft essentieel voor de openstelling van de economie en de voorbereiding op “het nieuwe normaal” na de lockdown. De zwakke verspreiding van digitale technologieën en bedrijfsmodellen onder kleinere bedrijven vormt een belemmering voor productiviteitsgroei. Hoewel de digitale vaardigheden van Oostenrijkers over het algemeen boven het EU-gemiddelde liggen, zijn er niet genoeg afgestudeerde informaticastudenten om alle vacatures in te vullen. Voor meer e-handel, thuiswerken en e-overheid (bijvoorbeeld) moet meer worden geïnvesteerd in infrastructuur (waaronder 5G en breedband op het platteland), uitrusting en vaardigheden.

(22) Voor Oostenrijks transitie naar een klimaatneutrale economie zijn gedurende een lange periode aanzienlijke private en publieke investeringen nodig. In het nationale energie- en klimaatplan van Oostenrijk wordt geconstateerd dat er aanzienlijke uitdagingen zijn wat betreft het halen van de doelstelling voor 2030 voor broeikasgasemissies die niet onder het emissiehandelssysteem van de Unie vallen. Verbetering van de hulpbronnenproductiviteit is een belangrijke aanjager van toekomstige groei en zorgt er tegelijkertijd voor dat de gevolgen voor het milieu tot een minimum worden beperkt. Terugdringing van de vervoersgerelateerde emissies is essentieel om aan de luchtkwaliteitsnormen en klimaatdoelstellingen te kunnen voldoen. Het vervroegen van investeringen en het doen van nieuwe investeringen om de groene transitie te ondersteunen, zal helpen nieuwe groene banen te creëren en de economie weer op gang te brengen nu zij uit de crisisbeheersingsmodus komt. Investeringen in eco-innovatie zouden productiviteitsgroei opleveren en de ecologische voetafdruk van Oostenrijk verkleinen. De programmering van het fonds voor een rechtvaardige transitie voor de periode 2021-2027 zou Oostenrijk kunnen helpen bij een aantal uitdagingen van de transitie naar een klimaatneutrale economie, met name op de gebieden die in bijlage D bij het landverslag worden vermeld. Zo zou Oostenrijk optimaal gebruik kunnen maken van dat fonds.

(23) Terwijl de huidige aanbevelingen gericht zijn op het aanpakken van de sociaal-economische gevolgen van de pandemie en het bevorderen van het economisch herstel, hadden de landspecifieke aanbevelingen 2019 die de Raad op 9 juli 2019 heeft aangenomen, ook betrekking op hervormingen die essentieel zijn om uitdagingen op middellange tot lange termijn aan te pakken. Deze aanbevelingen zijn nog steeds relevant en zullen gedurende de jaarlijkse cyclus van het Europees semester gemonitord blijven worden. Dat geldt ook voor aanbevelingen betreffende investeringsgerelateerd economisch beleid. Met die aanbevelingen moet rekening worden gehouden bij de strategische programmering van de financiering van het cohesiebeleid na 2020, ook wat betreft de maatregelen ter verzachting van de huidige crisis en de exitstrategieën.

(24) Het Europees semester biedt het kader voor de voortdurende coördinatie van het economisch en werkgelegenheidsbeleid in de Unie, dat kan bijdragen tot een duurzame economie. De lidstaten hebben in hun nationale hervormingsprogramma’s 2020 de stand van zaken opgemaakt over de voortgang bij de uitvoering van de duurzameontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties (SDG’s). Door onderstaande aanbevelingen volledig uit te voeren zal Oostenrijk bijdragen aan de vooruitgang in de richting van de SDG’s en aan de gemeenschappelijke inspanning om in de Unie te komen tot concurrerende duurzaamheid.

(25) Nauwe coördinatie tussen de economieën van de economische en monetaire unie is essentieel voor een snel herstel van de economische impact van COVID-19. Oostenrijk moet, als lidstaat die de euro als munt heeft, en rekening houdend met de politieke richtsnoeren van de Eurogroep, ervoor zorgen dat zijn beleid consistent blijft met de aanbevelingen voor de eurozone en gecoördineerd wordt met dat van de andere lidstaten van de eurozone.

(26) In de context van het Europees Semester 2020 heeft de Commissie een brede analyse van het economisch beleid van Oostenrijk verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2020. Voorts heeft de Commissie zowel het stabiliteitsprogramma 2020 als het nationale hervormingsprogramma 2020 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Oostenrijk zijn gericht. Daarbij heeft zij niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaal-economisch beleid in Oostenrijk, maar heeft zij ook onderzocht of de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(27) In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het stabiliteitsprogramma 2020 onderzocht en zijn advies daarover is met name in de onderstaande aanbeveling 1 weergegeven,


BEVEELT AAN dat Oostenrijk in 2020 en 2021 de volgende actie onderneemt:

1. Overeenkomstig de algemene ontsnappingsclausule alle nodige maatregelen nemen om de pandemie doeltreffend aan te pakken, de economie te stimuleren en het daaropvolgende herstel te ondersteunen. Als de economische omstandigheden dit toelaten, begrotingsbeleid voeren dat gericht is op het tot stand brengen van prudente begrotingssituaties op middellange termijn en het waarborgen van de houdbaarheid van de schuld, daarbij de investeringen verhogend. De veerkracht van het gezondheidsstelsel verbeteren door de gezondheidszorg en de primaire zorg te versterken.

2. Zorgen voor gelijke toegang tot onderwijs en meer digitaal leren.

3. Zorgen voor een doeltreffende uitvoering van liquiditeits- en steunmaatregelen, met name voor kleine en middelgrote bedrijven, en de regeldruk en de administratieve lasten verminderen. Mature publieke investeringsprojecten vervroegen en private investeringen aanmoedigen om het economisch herstel te bevorderen. De investeringen toespitsen op de groene en digitale transitie, met name op innovatie, duurzaam vervoer en het schoon en efficiënt opwekken en gebruiken van energie.

4. De belastingmix efficiënter en bevorderlijker voor inclusieve en duurzame groei maken.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1) PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.
(2) SWD(2020) 519 final.
(3) PB L 301 van 5.9.2019, blz. 117.
(4) COM(2020) 112 final.
(5) COM(2020) 123 final.
(6)

   Verordening (EU) 2020/460 van het Europees Parlement en de Raad van 30 maart 2020 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 508/2014 wat betreft specifieke maatregelen om investeringen in de gezondheidszorgstelsels van de lidstaten en in andere sectoren van hun economieën vrij te maken als antwoord op de COVID-19-uitbraak (Investeringsinitiatief Coronavirusrespons) (PB L 99 van 31.3.2020, blz. 5) en Verordening (EU) 2020/558 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2020 tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1301/2013 en (EU) nr. 1303/2013 wat betreft specifieke maatregelen met het oog op uitzonderlijke flexibiliteit bij het gebruik van de Europese structuur- en investeringsfondsen naar aanleiding van de uitbraak van Covid‐19 (P L 130 van 24.4.2020, blz. 1).