Overwegingen bij COM(2020)814 - Standpunt EU over het toevoegen van stoffen aan de lijsten die gehecht zijn aan de Verdragen inzake verdovende middelen en psychotrope stoffen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties (VN) inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972 12 , hierna het “Verdrag inzake verdovende middelen” genoemd, is op 8 augustus 1975 in werking getreden.

(2) Overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag inzake verdovende middelen kan de Commissie voor verdovende middelen besluiten bepaalde stoffen toe te voegen aan de aan dat verdrag gehechte lijsten. Zij kan de lijsten alleen wijzigen in overeenstemming met de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), maar zij kan ook besluiten de door de WHO aanbevolen wijzigingen niet aan te brengen.

(3) Het VN-Verdrag inzake psychotrope stoffen van 1971, hierna het “Verdrag inzake psychotrope stoffen” genoemd 13 , is op 16 augustus 1976 in werking getreden.

(4) Overeenkomstig artikel 2 van het Verdrag inzake psychotrope stoffen kan de Commissie voor verdovende middelen, op grond van aanbevelingen van de WHO, besluiten om bepaalde stoffen aan de aan dat Verdrag gehechte lijsten toe te voegen of daarvan af te voeren. Zij beschikt over een ruime discretionaire bevoegdheid om rekening te houden met economische, sociale, juridische, administratieve en andere factoren, maar mag niet willekeurig handelen.

(5) Wijzigingen van de aan beide verdragen gehechte lijsten hebben rechtstreekse gevolgen voor het toepassingsgebied van het Unierecht op het gebied van drugscontrole. Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad 14 is van toepassing op de stoffen die zijn opgenomen in de lijsten bij deze verdragen. Iedere wijziging van de aan de verdragen gehechte lijsten heeft dus rechtstreeks gevolgen voor de gemeenschappelijke regels van de Unie en wijzigt de strekking ervan, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(6) De Commissie voor verdovende middelen zal op haar vierenzestigste zitting, die voorlopig gepland staat van 12 tot en met 16 april 2021 in Wenen, besluiten vaststellen over de toevoeging van acht nieuwe stoffen aan de lijsten bij de VN-verdragen.

(7) De Unie is geen partij bij het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen. Zij heeft de status van waarnemer zonder stemrechten in de Commissie voor verdovende middelen, waarvan in maart 2021 twaalf lidstaten stemgerechtigd lid zullen zijn 15 . Daarom moet de Raad de lidstaten machtigen om het standpunt van de Unie over het toevoegen van stoffen aan de lijsten bij het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen tot uiting te brengen, aangezien de besluiten betreffende het toevoegen van nieuwe stoffen aan de lijsten bij die verdragen onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen.

(8) De WHO heeft aanbevolen om één nieuwe stof toe te voegen aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen, en vier nieuwe stoffen aan lijst II en drie nieuwe stoffen aan lijst IV bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(9) Alle stoffen die door het WHO-deskundigencomité inzake drugsafhankelijkheid (hierna “deskundigencomité”) zijn beoordeeld en door de WHO worden aanbevolen voor toevoeging aan de lijsten, worden door het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving als nieuwe psychoactieve stof gemonitord op grond van Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad 16 .

(10) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is isotonitazeen (chemische naam: N,N-diethyl-2-[[4-(1-methylethoxy)fenyl]methyl]-5-nitro-1H-benzimidazool-1-ethanamine) een synthetisch opioïde analgeticum dat nauw verwant is aan etonitazeen en clonitazeen, die beide aan internationale controlemaatregelen zijn onderworpen op grond van het Verdrag inzake verdovende middelen van 1961. Isotonitazeen heeft geen therapeutische toepassingen en heeft geen vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel verkregen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat isotonitazeen wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat isotonitazeen wordt toegevoegd aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen.

(11) Isotonitazeen is door middel van een gedelegeerde richtlijn van de Commissie 17 opgenomen in de definitie van “drug” in Kaderbesluit 2004/757/JBZ.

(12) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat isotonitazeen aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen moet worden toegevoegd.

(13) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is MDMB-4en-PINACA (chemische naam: methyl 3,3-dimethyl-2-(1-(pent-4-een-1-yl)-1H-indazool-3-carboxamide)butanoaat) een synthetisch cannabinoïde. MDMB-4en-PINACA heeft geen therapeutische toepassingen en heeft geen vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel verkregen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat MDMB-4en-PINACA wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat MDMB-4en-PINACA wordt opgenomen in lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(14) MDMB-4en-PINACA is in 20 lidstaten aangetroffen en in 14 lidstaten aan controle onderworpen. Het is in verband gebracht met negen sterfgevallen en elf gevallen van niet-fatale intoxicatie. MDMB-4en-PINACA wordt momenteel onderworpen aan een uitvoerig onderzoek, naar aanleiding waarvan het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving een risicobeoordelingsverslag zal uitbrengen.

(15) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat MDMB-4en-PINACA aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(16) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is CUMYL-PeGACLONE (chemische naam: 2-(1-methyl-1-fenyl-ethyl)-5-pentyl-pyride[4,3-b]indool-1-on) een synthetisch cannabinoïde. CUMYL-PeGACLONE lijkt niet te zijn toegelaten voor therapeutisch gebruik en evenmin een vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel te hebben verkregen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat CUMYL-PeGACLONE wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat CUMYL-PeGACLONE wordt opgenomen in lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(17) CUMYL-PeGACLONE is in 11 lidstaten aangetroffen en in ten minste 5 lidstaten aan controle onderworpen. De stof is in verband gebracht met ten minste drie sterfgevallen en is aangetroffen in zes biologische monsters die verband houden met ernstige ongewenste voorvallen.

(18) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat CUMYL-PeGACLONE aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(19) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is flubromazolam (chemische naam: 8-broom-6-(2-fluorfenyl)-1-methyl-4H-[1,2,4]triazool[4,3‑a][1,4]benzodiazepine) een stof van het benzodiazepine-type. Flubromazolam is onderzocht op zijn anxiolytische eigenschappen en verminderde sedatieve, hypnotische en atactische bijwerkingen, maar lijkt niet te zijn toegelaten voor therapeutisch gebruik en evenmin een vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel te hebben verkregen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat flubromazolam wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat flubromazolam wordt opgenomen in lijst IV bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(20) Flubromazolam is in 15 lidstaten aangetroffen en in ten minste 7 lidstaten aan controle onderworpen. De stof is in verband gebracht met ten minste twee sterfgevallen en zeven gevallen van niet-fatale intoxicatie en is ook aangetroffen in 44 biologische monsters die verband houden met sterfgevallen.

(21) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat flubromazolam aan lijst IV bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(22) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is clonazolam (ook bekend als clonitrazolam; chemische naam: 6-(2-chloorfenyl)-1-methyl-8-nitro-4H-[1,2,4]triazool[4,3-a][1,4]benzodiazepine) een stof van het benzodiazepine-type. Clonazolam lijkt niet te zijn toegelaten voor therapeutisch gebruik en evenmin een vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel te hebben verkregen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat clonazolam wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat clonazolam wordt opgenomen in lijst IV bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(23) Clonazolam is in 15 lidstaten aangetroffen en in ten minste 4 lidstaten aan controle onderworpen. De stof is in verband gebracht met ten minste twee sterfgevallen en vijf gevallen van niet-fatale intoxicatie.

(24) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat clonazolam aan lijst IV bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(25) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is v(ook bekend als Ro 5-3448; chemische naam: 7-chloor-5-(2-chloorfenyl)-1-methyl-1,3-dihydro-2H-1,4-benzodiazepine-2-on) een stof van het benzodiazepine-type. Diclazepam lijkt niet te zijn toegelaten voor therapeutisch gebruik en evenmin een vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel te hebben verkregen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat diclazepam wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat diclazepam wordt opgenomen in lijst IV bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(26) Diclazepam is in 16 lidstaten aangetroffen en in ten minste 8 lidstaten aan controle onderworpen. Het is in verband gebracht met twee sterfgevallen en is ook aangetroffen in 8 biologische monsters die verband houden met sterfgevallen.

(27) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat diclazepam aan lijst IV bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(28) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is 3‑MeO‑PCP (chemische naam: 1-[1-(3-methoxyfenyl)cyclohexyl]piperidine) een stof van het dissociativum-type. 3‑MeO‑PCP lijkt niet te zijn toegelaten voor therapeutisch gebruik en evenmin een vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel te hebben verkregen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat 3‑MeO‑PCP wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat 3‑MeO‑PCP wordt opgenomen in lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(29) 3‑MeO‑PCP is in 18 lidstaten aangetroffen en in ten minste 8 lidstaten aan controle onderworpen. De stof is in verband gebracht met ten minste zeven sterfgevallen en vijf gevallen van niet-fatale intoxicatie en is ook aangetroffen in 18 biologische monsters die verband houden met ernstige ongewenste voorvallen.

(30) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat 3‑MeO‑PCP aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(31) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is difenidine (chemische naam: 1-(1,2-difenylethyl)piperidine) een stof van het dissociativum-type. Difenidine lijkt niet te zijn toegelaten voor therapeutisch gebruik en evenmin een vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel te hebben verkregen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat difenidine wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat difenidine wordt opgenomen in lijst II bij het VN-Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(32) Difenidine is in 17 lidstaten aangetroffen en in ten minste 8 lidstaten aan controle onderworpen. De stof is in verband gebracht met ten minste twee gevallen van niet-fatale intoxicatie en is aangetroffen in vijf biologische monsters die verband houden met ernstige ongewenste voorvallen.

(33) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat difenidine aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(34) Het is wenselijk het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Commissie voor verdovende middelen, aangezien de besluiten over de toevoeging van acht nieuwe stoffen aan de lijsten een beslissende invloed zal kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, te weten Kaderbesluit 2004/757/JBZ.

(35) Het standpunt van de Unie zal tot uiting worden gebracht door de gezamenlijk optredende lidstaten die lid zijn van de Commissie voor verdovende middelen.

(36) Denemarken is gebonden door Kaderbesluit 2004/757/JBZ, zoals van toepassing tot 21 november 2018, en neemt derhalve deel aan de vaststelling en toepassing van dit besluit.

(37) Ierland is gebonden door Kaderbesluit 2004/757/JBZ en neemt derhalve deel aan de vaststelling en toepassing van dit besluit.