Overwegingen bij COM(2021)1 - Standpunt EU in de bijeenkomsten van de Raad en de Vergadering van de Internationale Zeebodemautoriteit

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (het Unclos) en de Overeenkomst inzake de toepassing van deel XI van dat verdrag van 28 juli 1994 (“de overeenkomst”) zijn door de Unie goedgekeurd bij Besluit 98/392/EG van de Raad van 23 maart 1998.

(2) Krachtens artikel 162, lid 2, punt o), ii), van het Unclos kan de Raad van de Internationale Zeebodemautoriteit, in afwachting van goedkeuring door de Vergadering, de regels, voorschriften en procedures van de Autoriteit, en alle wijzigingen daarop, aannemen en voorlopig toepassen met inachtneming van de aanbevelingen van de Juridische en Technische Commissie of andere betrokken ondergeschikte organen. Deze regels, voorschriften en procedures hebben betrekking op prospectie, exploratie en exploitatie in het gebied en het financieel beheer en de interne administratie van de Autoriteit.

(3) De Raad van de Internationale Zeebodemautoriteit is voornemens tijdens zijn komende bijeenkomsten voorschriften inzake de exploitatie van minerale hulpbronnen in het gebied vast te stellen.

(4) Krachtens artikel 160, lid 2, punt f), ii), van het Unclos kan de Vergadering van de Internationale Zeebodemautoriteit de regels, voorschriften en procedures van de Autoriteit, en van wijzigingen daarop, voorlopig aangenomen door de Raad ingevolge artikel 162, lid 2, punt o), ii), overwegen en goedkeuren. Deze regels, voorschriften en procedures betreffen het onderzoek, de exploratie en exploitatie in het gebied, het financieel beheer en de interne administratie van de Autoriteit.

(5) Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Raad en de Vergadering van de Internationale Zeebodemautoriteit, aangezien de beoogde voorschriften bindend zullen zijn voor de Unie, als een van de partijen bij het Unclos en de Overeenkomst inzake de toepassing van deel XI van het Unclos.

(6) Het is ook passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Raad en de Vergadering van de Internationale Zeebodemautoriteit aangezien de voorschriften inzake de exploitatie van minerale hulpbronnen in het gebied voor de Unie bindend zullen zijn en beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het recht van de Unie, te weten op het gebied van de bescherming van het mariene milieu.

(7) Op het gebied van de bescherming van het mariene milieu zijn de EU en haar lidstaten gebonden aan het voorzorgsbeginsel (artikel 191 VWEU) en de ecosysteemgerichte benadering (Richtlijn 2008/56/EG, artikel 3, punten 4 en 5, artikel 10, en bijlagen I en VI; Verordening (EU) nr. 1380/2013, artikel 2, punt 3; en Richtlijn 2014/89/EU, artikel 5). Dit juridisch kader rechtvaardigt de inhoud van het voorgestelde standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen.

(8) Voor zover de Unie beperkt is haar standpunt in de Raad van de Internationale Zeebodemautoriteit uit te drukken als gevolg van haar beperkte waarnemersstatus, zal het standpunt van de Unie tot uiting worden gebracht door de EU-lidstaten die lid zijn van de Raad van de Internationale Zeebodemautoriteit.