Overwegingen bij COM(2020)835 - Standpunt dat namens de EU in het Gemengd Comité bij art. 218(9) van het terugtredingsakkoord van het VK uit de EU met betrekking tot landbouwsubsidies

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Het Akkoord over de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (het “terugtrekkingsakkoord”) is door de Unie gesloten bij Besluit (EU) 2020/135 van de Raad 1   van 30 januari 2020 en is op 1 februari 2020 in werking getreden.

(2) Krachtens artikel 166 van het terugtrekkingsakkoord is het Gemengd Comité bevoegd om besluiten vast te stellen inzake alle aangelegenheden ten aanzien waarvan daarin bij het akkoord wordt voorzien. Het protocol inzake Ierland en Noord-Ierland bij het terugtrekkingsakkoord (hierna “het protocol” genoemd) vormt een integrerend deel van dat akkoord.

(3) Krachtens artikel 10, lid 1, van het protocol inzake Ierland en Noord-Ierland zijn de maatregelen die het Verenigd Koninkrijk neemt ter ondersteuning van de productie van en de handel in landbouwproducten, met inbegrip van steun voor visserij- en aquacultuurproducten, in Noord-Ierland onderworpen aan de in bijlage 5 bij het protocol vermelde staatssteunregels van de Unie indien die maatregelen van invloed zijn op die handel tussen Noord-Ierland en de Unie. Tegelijkertijd is in artikel 10, lid 2, voorzien in een vrijstelling van de toepassing van het recht van de Unie tot een bepaald maximaal totaal jaarlijks steunniveau, mits een bepaald minimumpercentage van de vrijgestelde steun voldoet aan de bepalingen van bijlage 2 bij de landbouwovereenkomst van de WTO.

(4) Het maximale totale jaarlijkse steunniveau en het minimumpercentage moeten worden vastgesteld met inachtneming van de overwegingen in bijlage 6 bij het protocol.

(5) Bij de berekening van het maximale totale jaarlijkse steunniveau voor andere landbouwproducten dan visserij- en aquacultuurproducten is rekening gehouden met de gemiddelde uitgaven die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) op grond van het huidige MFK 2014-2020 in Noord-Ierland zijn verricht en gepland.

(6) Bij de vaststelling van het minimumpercentage is rekening gehouden met het gemiddelde percentage EU-steun dat voldoet aan de bepalingen van bijlage 2 bij de landbouwovereenkomst van de WTO, volgens de kennisgevingen van de EU aan de WTO inzake de totale steun over de afgelopen vijf jaar, de periode waarvoor kennisgevingen aan de WTO zijn verricht in het kader van het huidige MFK.

(7) Bijgevolg moet het maximale totale jaarlijkse steunniveau worden vastgesteld op 429 miljoen EUR voor subsidies in de landbouwsector.

(8) Voor visserij- en aquacultuurproducten moet het maximale steunniveau, dat wordt bepaald door de gemiddelde uitgaven in het kader van het meerjarig financieel kader (2014-2019), worden vastgesteld op 19,5 miljoen EUR over een periode van vijf jaar, met een plafond van 4,5 miljoen EUR per jaar.

(9) Om te vermijden dat de vrijgestelde steun wordt gebruikt voor de financiering van concrete acties die anders niet voor steun in de visserijsector in aanmerking komen, moet in het besluit van het Gemengd Comité de niet-subsidiabiliteit van bepaalde concrete acties, als bepaald in het recht van de Unie, worden weergegeven.

(10) Het is dus passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in het Gemengd Comité.