Overwegingen bij COM(2021)140 - Kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele vaccinatie-, test- en herstelcertificaten voor onderdanen van derde landen (digitaal groen certificaat)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Krachtens het Schengenacquis mogen onderdanen van derde landen die legaal in de Unie verblijven en onderdanen van derde landen die het grondgebied van een lidstaat legaal zijn binnengekomen, zich gedurende 90 dagen binnen een periode van 180 dagen vrij verplaatsen op het grondgebied van alle andere lidstaten.

(2) Op 30 januari 2020 heeft de directeur-generaal van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een noodsituatie op het gebied van de volksgezondheid van internationaal belang uitgeroepen wegens de mondiale uitbraak van severe acute respiratory syndrome coronavirus 2 (SARS-CoV-2), dat coronavirusziekte 2019 (COVID‐19) veroorzaakt. Op 11 maart 2020 heeft de WHO geoordeeld dat COVID-19 als pandemie kan worden aangemerkt.

(3) Om de verspreiding van het virus te beperken, hebben de lidstaten diverse maatregelen getroffen. Sommige daarvan hebben invloed gehad op het reizen naar en op het grondgebied van de lidstaten, zoals inreisbeperkingen of een quarantaineplicht voor reizigers die de grens overschrijden.

(4) Op 13 oktober 2020 heeft de Raad Aanbeveling (EU) 2020/1475 betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie aangenomen 12 .

(5) Op 30 oktober 2020 heeft de Raad Aanbeveling (EU) 2020/1632 13 betreffende een gecoördineerde aanpak van de beperking van het vrije verkeer in reactie op de COVID-19-pandemie in het Schengengebied vastgesteld, waarin de lidstaten die door het Schengenacquis gebonden zijn, werd aanbevolen de gemeenschappelijke criteria, de gemeenschappelijke drempelwaarden en het gemeenschappelijk raamwerk voor maatregelen uit Aanbeveling (EU) 2020/1475 toe te passen.

(6) Veel lidstaten hebben initiatieven genomen om vaccinatiecertificaten af te geven of zijn voornemens dat te doen. Om deze echter doeltreffend te kunnen gebruiken bij grensoverschrijdend reizen binnen de EU, moeten dergelijke certificaten volledig interoperabel, beveiligd en verifieerbaar zijn. De lidstaten moeten daartoe tot overeenstemming komen over de inhoud, het formaat, de beginselen en de technische normen voor dergelijke certificaten.

(7) Verscheidene lidstaten stellen gevaccineerde personen nu reeds vrij van bepaalde reisbeperkingen. Indien lidstaten op overlegging van een vaccinatiebewijs vrijstelling verlenen van reisbeperkingen die overeenkomstig het Unierecht zijn ingesteld om de verspreiding van COVID-19 in te dijken, zoals voorschriften om in quarantaine/zelfisolatie te gaan of zich te laten testen op SARS-CoV-2-besmetting, moet van hen worden verlangd dat zij onder dezelfde voorwaarden geldige vaccinatiecertificaten aanvaarden die door andere lidstaten overeenkomstig het voorstel voor een verordening betreffende het digitale groene certificaat (COM(2021)/xxx) zijn afgegeven. Dat dergelijke certificaten onder dezelfde voorwaarden moeten worden aanvaard, betekent dat, wanneer een lidstaat bijvoorbeeld één dosis van een toegediend vaccin voldoende acht, de aanvaarding ook moet gelden voor houders van een vaccinatiecertificaat waarin is vermeld dat één dosis van hetzelfde vaccin is toegediend. Om redenen van volksgezondheid moet deze verplichting worden beperkt tot personen aan wie COVID-19-vaccins zijn toegediend waarvoor overeenkomstig Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad een vergunning voor het in de handel brengen is verleend 14 . Dit mag de lidstaten niet beletten te besluiten vaccinatiecertificaten te aanvaarden die zijn afgegeven voor andere COVID-19-vaccins, zoals vaccins waarvoor de bevoegde autoriteit van een lidstaat overeenkomstig Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad 15 een vergunning voor het in de handel brengen heeft verleend, vaccins waarvan de distributie tijdelijk is toegestaan op grond van artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2001/83/EG, of vaccins die in het kader van de WHO-procedure voor Emergency Use Listing zijn goedgekeurd. Bij Verordening (EU) nr. 2021/xxxx van xx xx 2021 wordt een kader vastgesteld voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele vaccinatie-, test- en herstelcertificaten inzake COVID-19, om het vrij verkeer binnen de EU tijdens de COVID-19-pandemie te vergemakkelijken. Zij is van toepassing op burgers van de Unie en onderdanen van derde landen die familielid zijn van burgers van de Unie.

(8) Overeenkomstig de artikelen 19, 20 en 21 van de Schengenuitvoeringsovereenkomst mogen de onder deze bepalingen vallende onderdanen van derde landen vrij op het grondgebied van de andere lidstaten reizen.

(9) Om het reizen op het grondgebied van de lidstaten door onderdanen van derde landen die daartoe het recht hebben, te vergemakkelijken, moet het kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele vaccinatie-, test- en herstelcertificaten inzake COVID-19, dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 2021/xxxx, ook van toepassing zijn op onderdanen van derde landen die nog niet onder die verordening vallen, op voorwaarde dat zij legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven of wonen, en overeenkomstig het Unierecht naar andere lidstaten mogen reizen.

(10) Om deze certificaten echter doeltreffend te kunnen gebruiken bij grensoverschrijdend reizen, moeten dergelijke certificaten volledig interoperabel zijn.

(11) Deze verordening mag niet worden opgevat als aanmoediging of vergemakkelijking van beperkingen van het vrij reizen of andere grondrechten als reactie op de pandemie. Bovendien kan een eventuele noodzaak tot verificatie van certificaten uit hoofde van Verordening (EU) 2021/xxx op zich geen rechtvaardiging vormen voor de tijdelijke herinvoering van binnengrenscontroles. Controles aan de binnengrenzen moeten een laatste redmiddel blijven, met inachtneming van de specifieke regels van Verordening (EU) 2016/399 (Schengengrenscode) 16 .

(12) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze verordening of het deze zal opvolgen.

(13) Deze verordening vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad 17 . Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat. Hoewel deze verordening niet van toepassing is op Ierland, kan Ierland, met het oog op het vergemakkelijken van reizen binnen de Unie, ook aan onderdanen van derde landen die legaal op zijn grondgebied wonen of verblijven, certificaten afgeven die voldoen aan dezelfde vereisten als die welke gelden voor het digitale groene certificaat, en kunnen de lidstaten dergelijke certificaten aanvaarden. Ierland kan ook certificaten aanvaarden die door lidstaten zijn afgegeven aan onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied wonen of verblijven.

(14) Wat Bulgarije, Kroatië, Cyprus en Roemenië betreft, vormt deze verordening een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte van 2003, artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2005, en artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2011.

(15) Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt C, van Besluit 1999/437/EG van de Raad 18 .

(16) Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt C, van Besluit 1999/437/EG, juncto artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad 19 .

(17) Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt C, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad 20 .

(18) De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Europees Comité voor gegevensbescherming zijn geraadpleegd overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 21 , en hebben op […] een advies uitgebracht.