Overwegingen bij COM(2021)278 - Instelling en de werking van een evaluatiemechanisme voor de controle van en het toezicht op de toepassing van het Schengenacquis

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Voor het Schengengebied zonder binnengrenscontroles is het van vitaal belang dat de lidstaten het Schengenacquis efficiënt en effectief toepassen. Dat acquis omvat maatregelen op het gebied van de buitengrenzen, maatregelen die de afwezigheid van controles aan de binnengrenzen compenseren en een sterk toezichtskader, welke tezamen het vrije verkeer vergemakkelijken en voor een hoog niveau van veiligheid, rechtvaardigheid en bescherming van de grondrechten zorgen, met inbegrip van de bescherming van persoonsgegevens.

(2) Een onderlinge toetsing van en onderling toezicht op de toepassing van dat acquis vormen sinds 1998 een kernelement van het Schengengebied in die zin dat zij dienen als instrument om een hoge mate van verantwoording en verantwoordelijkheid inzake resultaten te handhaven en het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten te versterken.

(3) Bij Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad 35 , die in 2015 in werking is getreden, is een specifiek Schengenevaluatie- en toezichtmechanisme ingesteld.

(4) Om de effectiviteit en efficiëntie daarvan te vergroten, moet het Schengenevaluatie- en toezichtmechanisme worden versterkt. Het herziene evaluatie- en toezichtmechanisme moet erop gericht zijn een hoog niveau van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten te handhaven door te waarborgen dat de lidstaten het Schengenacquis daadwerkelijk toepassen volgens de overeengekomen gemeenschappelijke normen en grondbeginselen en -regels en aldus bijdragen tot een goed functionerende Schengenruimte.

(5) Het evaluatie- en toezichtmechanisme moet deze doelstellingen verwezenlijken door middel van objectieve en onpartijdige evaluaties die het mogelijk maken snel tekortkomingen in de toepassing van het Schengenacquis vast te stellen welke de correcte werking van het Schengengebied zouden kunnen verstoren, ervoor zorgen dat deze tekortkomingen snel worden verholpen en de basis vormen voor een dialoog over de werking van het Schengengebied als geheel. Dit vereist nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie, een evenwichtige verdeling van gedeelde verantwoordelijkheden en handhaving van het door onderlinge beoordeling gekenmerkte karakter van het systeem. Dit vereist ook een nauwere betrokkenheid van het Europees Parlement. Gezien de omvang van de wijzigingen moet Verordening (EU) nr. 1053/2013 worden ingetrokken en door een nieuwe verordening worden vervangen.

(6) Het evaluatie- en toezichtmechanisme kan alle – huidige en toekomstige – gebieden van het Schengenacquis bestrijken, met uitzondering van de gebieden waarvoor uit hoofde van het recht van de Unie reeds een specifiek evaluatiemechanisme bestaat. Het evaluatie- en toezichtmechanisme moet alle relevante wetgeving en operationele activiteiten bestrijken die bijdragen tot de werking van het Schengengebied.

(7) Bij alle evaluaties moet overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van 1 en 2 maart 2012 worden nagegaan of de autoriteiten die het Schengenacquis toepassen, correct functioneren. De evaluatie moet ook betrekking hebben op de praktijken van particuliere entiteiten, zoals luchtvaartmaatschappijen of externe dienstverleners, voor zover zij in het kader van hun samenwerking met de lidstaten betrokken zijn bij of gevolgen ondervinden van de uitvoering van het Schengenacquis. Gezien de steeds grotere rol van de organen en instanties van de Unie bij de uitvoering van het Schengenacquis, moet het evaluatie- en toezichtmechanisme de controle van de activiteiten van deze organen en instanties van de Unie ondersteunen, voor zover zij namens de lidstaten taken vervullen ter ondersteuning van de operationele toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis. De controle van deze activiteiten moet deel uitmaken van de evaluatie van de lidstaten en worden uitgevoerd onverminderd en met volledige inachtneming van de verantwoordelijkheden die zijn toegekend aan de Commissie en aan de relevante bestuursorganen van de betrokken organen en instanties, krachtens hun oprichtingsverordeningen en hun in die verordeningen opgenomen eigen evaluatie- en toezichtprocedures. Indien uit evaluaties blijkt dat er tekortkomingen zijn met betrekking tot functies die worden uitgevoerd of ondersteund door organen of instanties van de Unie, dient de Commissie hun betrokken bestuursorganen daarvan in kennis te stellen.

(8) De evaluatie- en toezichtactiviteiten moeten doelgericht zijn en rekening houden met de resultaten van eerdere evaluaties en de resultaten van nationale mechanismen voor kwaliteitscontrole. Zij moeten worden ondersteund door versterkte samenwerking met organen en instanties van de Unie, hun systematische betrokkenheid bij Schengenevaluaties en verbeterde risicoanalyses en informatie-uitwisseling. Deze samenwerking en betrokkenheid hebben met name betrekking op het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex), het Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen (eu-LISA), het Agentschap van de Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. De samenwerking moet ook wederkeriger worden en de agentschappen moeten niet alleen bijdragen aan, maar ook baat hebben bij de betrokkenheid bij het evaluatie- en toezichtmechanisme.

(9) De kwetsbaarheidsbeoordeling door Frontex is een mechanisme dat het bij deze verordening ingestelde evaluatie- en toezichtmechanisme aanvult en dat zowel de kwaliteitscontrole op het niveau van de Unie moet waarborgen als moet zorgen voor voortdurende paraatheid op zowel Unie- als nationaal niveau ten aanzien van problemen aan de buitengrenzen. Beide mechanismen vormen een onderdeel van het Europees geïntegreerd grensbeheer. De synergieën tussen de kwetsbaarheidsbeoordeling en het evaluatie- en toezichtmechanisme moeten worden gemaximaliseerd om een beter situatiebeeld van de werking van het Schengengebied te verkrijgen en daarbij moeten dubbel werk en tegenstrijdige aanbevelingen zoveel mogelijk moeten worden vermeden. Daartoe dienen Frontex en de Commissie geregeld informatie uit te wisselen over de resultaten van beide mechanismen. Voor het vergroten van de strategische focus en een gerichtere opzet van de evaluatie zijn ook meer synergieën nodig met de relevante mechanismen en platforms die worden beheerd door agentschappen van de Unie en nationale overheden, zoals het Europees multidisciplinair platform tegen criminaliteitsdreiging (European Multidisciplinary Platform Against Criminal Threats, Empact) of het toezicht dat door de Commissie met de steun van eu-LISA wordt uitgeoefend met betrekking tot de voorbereiding van de lidstaten op de uitvoering van relevante IT-systemen alsook de bevindingen van de nationale mechanismen voor kwaliteitscontrole

(10) In aanvulling op de afzonderlijke evaluaties van de correcte uitvoering en toepassing van de gegevensbeschermingsvereisten van het Schengenacquis, moet er bij de evaluatie bijzondere aandacht worden besteed aan de controle van de eerbiediging van de grondrechten bij de toepassing van het Schengenacquis. Teneinde de capaciteit van het evaluatie- en toezichtmechanisme om schendingen van de grondrechten op relevante beleidsterreinen vast te stellen, te vergroten, moeten aanvullende maatregelen worden genomen. De Schengenevaluatoren moeten daartoe naar behoren worden opgeleid, er moet beter gebruik worden gemaakt van relevante informatie van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en de deskundigen van dat bureau moeten beter worden betrokken bij de opzet en de uitvoering van evaluaties. Voorts moet bij de programmering, de opzet en de uitvoering van evaluaties rekening worden gehouden met bewijsmateriaal dat openbaar is gemaakt of is verstrekt via onafhankelijke toezichtmechanismen of door relevante derden op eigen initiatief, zoals ombudsmannen, autoriteiten die toezicht houden op de eerbiediging van de grondrechten en niet-gouvernementele en internationale organisaties.

(11) Het evaluatie - en toezichtmechanisme dienen te voorzien in transparante, efficiënte en duidelijke regels inzake de voor de evaluatie- en toezichtactiviteiten te hanteren vormen en methoden, de inzet van hooggekwalificeerde deskundigen en de follow-up van de evaluatiebevindingen.

(12) De vormen van evaluaties en methoden moeten een flexibeler opzet krijgen om het evaluatie- en toezichtmechanisme efficiënter te maken en beter in staat te stellen zich aan te passen aan nieuwe omstandigheden en ontwikkelingen op wetgevingsgebied en om het gebruik van de middelen van de lidstaten, de Commissie en de organen en instanties van de Unie te stroomlijnen. Periodieke evaluaties door middel van bezoeken moeten het belangrijkste evaluatiemiddel zijn. Het aandeel onaangekondigde bezoeken en thematische evaluaties moet geleidelijk worden vergroot om een evenwichtiger gebruik van de beschikbare instrumenten te waarborgen. De vormen van evaluatie moeten duidelijk worden omschreven. Afhankelijk van het beleidsterrein en de aard van de evaluatie- en toezichtactiviteit moet het evaluatie- en toezichtmechanisme het mogelijk maken verschillende lidstaten tegelijkertijd te evalueren en evaluaties volledig of gedeeltelijk op afstand te verrichten alsook de evaluatie van verschillende beleidsterreinen te combineren. Het evaluatie- en toezichtmechanisme moet gericht zijn op het opstellen van uitgebreide verslagen van de evaluatie van de lidstaten waarin de algemene prestaties van de lidstaat bij de toepassing van het Schengenacquis worden beoordeeld.

(13) Er moet vaker gebruik worden gemaakt van thematische evaluaties om een vergelijkende analyse van de praktijken van de lidstaten te maken. Deze evaluaties moeten plaatsvinden om de uitvoering te beoordelen van belangrijke wetswijzigingen wanneer deze van toepassing worden, en van nieuwe initiatieven, en om kwesties te beoordelen in het kader van beleidsterreinen of praktijken van lidstaten waarbij van overeenkomstige uitdagingen sprake is.

(14) Onaangekondigde bezoeken, die tot de meest doeltreffende instrumenten behoren om de praktijken van de lidstaten te controleren, moeten, afhankelijk van hun doel, plaatsvinden zonder voorafgaande kennisgeving aan de betrokken lidstaat of slechts met een kennisgeving op korte termijn. Onaangekondigde bezoeken zonder voorafgaande kennisgeving moeten plaatsvinden voor onderzoeksdoeleinden, om na te gaan of wordt voldaan aan de verplichtingen uit hoofde van het Schengenacquis, onder meer naar aanleiding van aanwijzingen met betrekking tot het ontstaan van systemische problemen die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor de werking van het Schengengebied of naar aanleiding van schendingen van de grondrechten, met name in geval van beschuldigingen van ernstige schendingen van de grondrechten aan de buitengrenzen. In dergelijke gevallen zou het verstrekken van een voorafgaande kennisgeving de nuttige werking van het bezoek tenietdoen. Als het hoofddoel van het bezoek een steekproefsgewijze controle van de uitvoering van het Schengenacquis door de lidstaat is, moet een onaangekondigd bezoek 24 uur vooraf worden aangekondigd.

(15) De programmering via meerjarige en jaarlijkse evaluatieprogramma’s van de in het kader van deze verordening uitgevoerde activiteiten heeft reeds bewezen meerwaarde te hebben voor het waarborgen van de voorspelbaarheid en zekerheid. Daarom moet de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, meerjarige en jaarlijkse evaluatieprogramma’s vaststellen. Deze programma’s moeten ook de nodige flexibiliteit bieden zodat zij zich in de loop van de tijd kunnen aanpassen aan het dynamische karakter van het Schengenacquis. In geval van overmacht moeten de programma’s in overleg met de betrokken lidstaten kunnen worden aangepast zonder de programma’s formeel te hoeven wijzigen. In het meerjarige evaluatieprogramma, dat voor zeven jaar wordt vastgesteld, moeten de specifieke prioritaire gebieden worden aangegeven waarop de periodieke evaluaties betrekking moeten hebben. Deze aanpak moet meer flexibiliteit, een betere prioritering en een evenwichtiger en strategischer gebruik van alle beschikbare instrumenten mogelijk maken. De verlenging van het meerjarig evaluatieprogramma van vijf naar zeven jaar zou ook moeten leiden tot een intensiever, scherper en gerichter toezicht op de lidstaten, zonder verlaging van het controleniveau.

(16) De evaluatie- en toezichtactiviteiten moeten worden uitgevoerd door teams die bestaan uit vertegenwoordigers van de Commissie en uit door de lidstaten aangewezen deskundigen. Deze vertegenwoordigers en deskundigen moeten over passende kwalificaties beschikken, met inbegrip van gedegen theoretische kennis en praktische ervaring. Om de deelname van een voldoende aantal ervaren deskundigen te bespoedigen en te vereenvoudigen, moet de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten een pool van deskundigen samenstellen en in stand houden. De pool moet de belangrijkste bron van deskundigen voor evaluatie- en toezichtactiviteiten zijn.

(17) Er moet meer flexibiliteit worden geboden met betrekking tot de omvang van de evaluatie- en toezichtsteams teneinde de efficiëntie te vergroten en de administratieve lasten te verminderen. Daarom moet de Commissie de omvang van de teams vaststellen en aanpassen al naargelang de behoeften en uitdagingen in verband met elke evaluatie- en monitoringactiviteit. Bij het opzetten van de teams moet de Commissie zoveel mogelijk zorgen voor geografisch evenwicht en roulatie en moet rekening worden gehouden met de capaciteit van de nationale overheden en de behoefte aan uiteenlopende profielen. Het beginsel van gedeelde verantwoordelijkheid, de gewenste voorspelbaarheid en de verbintenis die wordt aangegaan bij de benoeming van deskundigen voor de pool, houdt in dat de deskundigen die voor specifieke evaluaties worden uitgenodigd en hun nationale autoriteiten gehoor moeten geven aan de desbetreffende uitnodiging; het afwijzen van de uitnodiging moet naar behoren worden gemotiveerd, onder aanvoering van zwaarwegende professionele- of persoonlijke redenen.

(18) De operationele kosten in verband met de evaluatie- en toezichtactiviteiten (reis- en verblijfskosten en kosten van eten en drinken) moeten ten laste komen van de begroting van de Unie. Eventuele extra dagvergoedingen van nationale deskundigen die deelnemen aan evaluatie- en toezichtmissies en de personeelskosten van degenen die deze deskundigen tijdens hun afwezigheid vervangen, kunnen worden gedekt door de nationale programma’s van de lidstaten in het kader van de desbetreffende fondsen van de Unie, overeenkomstig de doelstellingen en toepasselijke regels van die fondsen.

(19) De evaluatieverslagen moeten kort en bondig zijn. Zij moeten gericht zijn op de tekortkomingen die een aanzienlijke impact hebben en aangeven op welke gebieden belangrijke verbeteringen mogelijk zijn. Minder belangrijke bevindingen mogen geen deel uitmaken van de verslagen. Het team moet deze bevindingen desalniettemin aan het einde van de evaluatieactiviteit meedelen aan de geëvalueerde lidstaat, met inbegrip van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het desbetreffende nationale mechanisme voor kwaliteitscontrole. Het team moet actief proberen beste praktijken vast te stellen met het oog op vermelding daarvan in de verslagen. Met name nieuwe en innovatieve maatregelen die de toepassing van de gemeenschappelijke regels aanzienlijk verbeteren en die door andere lidstaten in de praktijk zouden kunnen worden gebracht, moeten in het verslag als beste praktijk worden aangemerkt.

(20) Evaluatieverslagen moeten in de regel aanbevelingen bevatten voor het verhelpen van vastgestelde tekortkomingen (met inbegrip van schendingen van de grondrechten) en door de Commissie in één handeling worden vastgesteld bij wijze van een uitvoeringshandeling via de onderzoeksprocedure bedoeld in artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 36 . Wanneer het verslag en de aanbevelingen worden neergelegd in één document waarvoor één enkele goedkeuringsprocedure geldt, versterkt dat de intrinsieke band tussen de bevindingen van de evaluatie en de aanbevelingen. Bovendien moet de versnelde publicatie van de aanbevelingen de lidstaten in staat stellen de tekortkomingen sneller en efficiënter te verhelpen. Tegelijkertijd moet het gebruik van de onderzoeksprocedure ervoor zorgen dat de lidstaten betrokken zijn bij het besluitvormingsproces dat tot de vaststelling van de aanbevelingen leidt.

(21) Aangezien de Raad een cruciale rol speelt bij onderlinge druk en er behoefte is aan politieke discussies, moet de Raad niettemin aanbevelingen aannemen in gevallen die voor de werking van het Schengengebied van politiek en algemeen belang zijn. Dergelijke gevallen moeten worden geacht zich voor te doen wanneer uit een evaluatie blijkt dat er sprake is van een ernstige tekortkoming, in geval van thematische evaluaties, of wanneer een evaluatie plaatsvindt om na te gaan of een lidstaat die gebonden is door het Schengenacquis en waarvoor de binnengrenscontroles niet zijn opgeheven, voldoet aan de voorwaarden om het Schengenacquis volledig toe te passen of, in het geval van een lidstaat die niet gebonden is door het Schengenacquis en die heeft gekozen voor de toepassing van delen van het Schengenacquis, om na te gaan of de lidstaat voldoet aan de voorwaarden voor de gedeeltelijke toepassing van het Schengenacquis.

(22) Bovendien moeten, wanneer uit evaluaties blijkt dat er sprake is van een ernstige tekortkoming, specifieke bepalingen van toepassing zijn om ervoor te zorgen dat onmiddellijk corrigerende maatregelen worden genomen. Zodra de geëvalueerde lidstaat in kennis is gesteld van een ernstige tekortkoming moet deze, gezien het risico dat een dergelijke tekortkoming met zich meebrengt, onmiddellijk maatregelen beginnen te nemen om de tekortkoming te verhelpen, en daarbij zo nodig alle beschikbare operationele en financiële middelen inzetten. Corrigerende maatregelen moeten worden onderworpen aan kortere uiterste termijnen en een scherpere politieke controle en scherper politiek toezicht gedurende het hele proces. In dit verband moet de Commissie de Raad en het Europees Parlement onmiddellijk op de hoogte brengen wanneer uit een evaluatie blijkt dat er sprake is van een ernstige tekortkoming en uiterlijk één jaar na de datum van de evaluatie een nieuw bezoek “wegens ernstige tekortkomingen” organiseren om na te gaan of de lidstaat de betrokken tekortkomingen heeft verholpen. De Commissie dient een verslag van het nieuwe bezoek aan de Raad voor te leggen.

(23) De vaststelling van een ernstige tekortkoming vereist een grondige beoordeling per geval op basis van duidelijke criteria met betrekking tot de aard, omvang en mogelijke impact van de problemen, welke criteria per beleidsterrein kunnen verschillen. Een bevinding kan als worden aangemerkt als een ernstige tekortkoming op basis van afzonderlijke, voor de effectieve toepassing van het Schengenacquis wezenlijke factoren of op basis van een combinatie van verschillende factoren. Indien echter wordt aangenomen dat een vastgestelde tekortkoming de algemene werking van het gebied zonder binnengrenstoezicht in gevaar brengt of op korte termijn kan brengen of aanzienlijke negatieve gevolgen kan hebben voor de rechten van individuen, moet een dergelijke tekortkoming als een ernstige tekortkoming worden beschouwd. Wanneer in een evaluatieverslag een ernstige tekortkoming bij de uitvoering van het buitengrenstoezicht wordt vastgesteld, kunnen de artikelen 21 en 29 van Verordening (EU) nr. 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad 37 van toepassing zijn.

(24) Het evaluatie- en toezichtmechanisme moet een robuuste follow-up- en toezichtcomponent omvatten, die door de Commissie, in nauwe samenwerking met de Raad en het EP, moet worden gewaarborgd, zonder een onevenredige last voor de betrokken actoren met zich mee te brengen. Evaluaties moeten worden gevolgd door actieplannen. Bij het opstellen van de actieplannen moeten de geëvalueerde lidstaten ten volle rekening houden met de financieringsmogelijkheden van de Unie en optimaal gebruikmaken van de desbetreffende middelen. Om het proces te versnellen, moet de Commissie opmerkingen maken over de toereikendheid van de actieplannen, bijvoorbeeld in de vorm van een brief. Indien de diensten van de Commissie het actieplan niet toereikend achten, moet met het oog op een tijdige follow-up, van de betrokken lidstaat worden verlangd dat hij binnen een maand na ontvangst van de opmerkingen een herzien actieplan indient. Als regel moet de lidstaat om de zes maanden een follow-upverslag over de uitvoering van de actieplannen uitbrengen aan de Commissie en de Raad.

(25) In het kader van haar toezichtactiviteiten moet de Commissie de mogelijkheid hebben om nieuwe bezoeken en controlebezoeken te organiseren. Nieuwe bezoeken moeten worden georganiseerd om toezicht te houden op de voortgang van de uitvoering van een actieplan na een evaluatie waarbij ernstige tekortkomingen zijn vastgesteld of na een evaluatie die voorafgaat aan de volledige toetreding van een lidstaat tot Schengen (“eerste evaluatie”) en waarbij is geconcludeerd dat de geëvalueerde lidstaat niet voldeed aan de noodzakelijke voorwaarden voor de toepassing van het Schengenacquis op het respectieve geëvalueerde beleidsterrein. Het verslag van het nieuwe bezoek moet beperkt blijven tot een overzicht van de vooruitgang die is geboekt bij de uitvoering van de aanbevelingen. Anders kunnen, voor zover dat nodig wordt geacht, controlebezoeken worden uitgevoerd om toezicht te houden op de uitvoering van een actieplan na een evaluatie waarbij geen ernstige tekortkoming werd vastgesteld geacht. Controlebezoeken moeten altijd worden georganiseerd vóór de afsluiting van een actieplan na een eerste evaluatie. Wat de vereisten op het gebied van organisatie en verslaglegging betreft, moeten controlebezoeken eenvoudiger zijn dan evaluatiebezoeken. Met name moeten daarbij kleinere teams worden ingezet en mogen deze bezoeken niet tot nieuwe bevindingen leiden of de vaststelling van een afzonderlijk verslag vereisen. De Raad moet actiever worden betrokken bij de toezichtsfase en moet zijn standpunt over de voorgestelde afsluiting van actieplannen kenbaar maken.

(26) Het is van essentieel belang en wenselijk dat het Europees Parlement en de Raad regelmatig discussies op politiek niveau houden om het belang van de uitvoering van het Schengenacquis onder de aandacht te brengen, lidstaten die de gemeenschappelijke regels voortdurend schenden ter verantwoording te roepen en de druk op deze lidstaten om de vastgestelde tekortkomingen te verhelpen, op te voeren. De Commissie moet voldoende input leveren om deze besprekingen te bevorderen, onder meer door de goedkeuring van een alomvattend jaarverslag over de in het voorgaande jaar uitgevoerde evaluaties en de stand van uitvoering van de aanbevelingen, dat deel uitmaakt van het verslag over de staat van Schengen. Het Europees Parlement wordt aangemoedigd resoluties aan te nemen en de Raad moet conclusies aannemen om de druk op lidstaten die onvoldoende vooruitgang boeken, te verhogen. Het “Schengenforum”, dat een unieke mogelijkheid biedt om Schengen op hoog niveau te bespreken met vertegenwoordigers van het Europees Parlement, de lidstaten en de Commissie, moet een platform bieden voor informele besprekingen met het oog op een betere uitvoering van het Schengenacquis.

(27) Het bij deze verordening ingestelde evaluatie- en toezichtmechanisme moet een aanvullende functie vervullen in de zin van het monitoren van de doeltreffendheid van de praktische uitvoering van het beleid van de Unie door middel van onderlinge beoordeling. De algemene bevoegdheid van de Commissie om toezicht te houden op de toepassing van het Unierecht via inbreukprocedures onder controle van het Hof van Justitie van de Europese Unie, mag niet worden aangetast.

(28) De rubriceringsstatus van de verslagen van evaluaties en nieuwe bezoeken moet worden vastgesteld overeenkomstig de toepasselijke beveiligingsvoorschriften van Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie 38 . De geëvalueerde lidstaat moet niettemin de mogelijkheid behouden om te verzoeken om de rubricering van het gehele verslag of delen daarvan overeenkomstig de toepasselijke beveiligingsvoorschriften.

(29) Gezien de bijzondere rol die krachtens de laatste zin van artikel 70 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan het Europees Parlement en de nationale parlementen is toebedeeld, en die met betrekking tot de nationale parlementen wordt benadrukt in artikel 12, punt c), van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), moeten de Raad en de Commissie het Europees Parlement en de nationale parlementen volledig op de hoogte brengen van de inhoud en de resultaten van de evaluaties. Indien de Commissie een voorstel tot wijziging van deze verordening indient, zal de Raad bovendien overeenkomstig artikel 19, lid 7, punt h), van zijn reglement van orde 39 , het Europees Parlement raadplegen teneinde zoveel mogelijk rekening te houden met het advies van het Europees Parlement alvorens een definitieve tekst aan te nemen.

(30) Wanneer de lidstaten bij het uitvoeren van hun taken in het kader van deze verordening persoonsgegevens verwerken, is Verordening (EG) nr. 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 40 van toepassing. Wanneer de instellingen, organen en instanties van de Unie bij het uitvoeren van hun taken in het kader van deze verordening persoonsgegevens verwerken, is Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 41 van toepassing.

(31) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om de meerjarige en jaarlijkse evaluatieprogramma’s vast te stellen, een standaardvragenlijst op te stellen en bij te werken en verslagen van evaluaties en nieuwe bezoeken vast te stellen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 42 .

(32) De Commissie moet onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met een ernstige tekortkoming, om dwingende redenen van urgentie is vereist.

(33) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan het VEU en het VWEU is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die bijgevolg niet bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze verordening of het deze in zijn interne recht zal omzetten.

(34) Ierland neemt aan deze verordening deel overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Protocol nr. 19 betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, gehecht aan het VEU en het VWEU, en artikel 6, lid 2, van Besluit 2002/192/EG van de Raad 43 .

(35) Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad 44 .

(36) Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad 45 .

(37) Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad 46 .

(38) Wat Cyprus, Bulgarije, Roemenië en Kroatië betreft, vormt deze verordening een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte van 2003, artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2005 en artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2011.

(39) Aangezien de controle overeenkomstig de toepasselijke Schengenevaluatieprocedures voor Bulgarije, Cyprus, Roemenië en Kroatië reeds is voltooid overeenkomstig hun respectieve toetredingsakte, dient de controle als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt b), van deze verordening ten aanzien van deze lidstaten niet te worden verricht.