Overwegingen bij COM(2021)595 - Standpunt EU in het jaarlijks overleg met het Verenigd Koninkrijk om tot een overeenkomst te komen over de totale toegestane vangsten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Krachtens Besluit (EU) 2021/689 van de Raad 4 is de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (“de handels- en samenwerkingsovereenkomst”) van toepassing met ingang van 1 mei 2021.

(2) Uit hoofde van artikel 494 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst zijn de Unie en het Verenigd Koninkrijk (de “partijen”) overeengekomen om samen te werken teneinde te waarborgen dat visserijactiviteiten voor gedeelde bestanden in hun wateren uit ecologisch oogpunt duurzaam zijn op lange termijn en bijdragen aan de totstandbrenging van economische en sociale voordelen, waarbij de rechten en verplichtingen van onafhankelijke kuststaten zoals uitgeoefend door de partijen ten volle worden geëerbiedigd. De partijen stellen zich gezamenlijk tot doel gedeelde bestanden te exploiteren op niveaus die gericht zijn op het geleidelijke herstel en het behoud van populaties van gevangen soorten boven een biomassaniveau dat de maximale duurzame opbrengst (MDO) kan opleveren.

(3) Krachtens artikel 498 van de handels- en samenwerkingsovereenkomst moeten de partijen jaarlijks overleg plegen om tot een overeenkomst te komen over de totale toegestane vangsten (“TAC’s”) voor gedeelde bestanden.

(4) De Commissie moet dat jaarlijks overleg plegen namens de Unie en op basis van de standpunten van de Unie die de Raad overeenkomstig de toepasselijke Verdragsbepalingen vaststelt.

(5) De regelmatige en volledige betrokkenheid van de Raad en zijn voorbereidende instanties bij het jaarlijks overleg met het Verenigd Koninkrijk over de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor de bestanden in kwestie moet worden gewaarborgd door middel van uitgebreide coördinatie en samenwerking tussen de Raad en de Commissie overeenkomstig het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie, dat is neergelegd in artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (“VEU”).

(6) Het Europees Parlement moet onverwijld en ten volle worden geïnformeerd, zoals bepaald in artikel 218, lid 10, VWEU, zodat het zijn prerogatieven onverkort kan uitoefenen overeenkomstig de Verdragen.

(7) In artikel 2, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 5 is bepaald dat de Unie er borg voor moet staan dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur uit ecologisch oogpunt duurzaam op lange termijn zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, alsmede bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden.

(8) Op grond van artikel 2, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moet de Unie de voorzorgsbenadering toepassen bij het visserijbeheer en ernaar streven dat de levende biologische rijkdommen van de zee zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een niveau worden gebracht en gehouden dat de MDO kan opleveren.

(9) In artikel 2, lid 5, punt j), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat het visserijbeheer coherent moet zijn met de doelstelling om een goede milieutoestand te bereiken, zoals vastgesteld in Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad 6 . Artikel 2, lid 5, punt a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013, gelezen in samenhang met artikel 7, lid 1, punt d), bepaalt voorts dat de Unie teruggooi geleidelijk moet elimineren, onder meer door visserijmethoden te bevorderen die bijdragen tot selectievere visserij, tot het zo veel mogelijk voorkomen en beperken van ongewenste vangsten en tot visserij met een lage impact op het mariene ecosysteem en de visbestanden.

(10) Op grond van artikel 3, punt c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moet de Unie beheers- en instandhoudingsmaatregelen vaststellen op basis van het best beschikbare wetenschappelijke advies.

(11) In artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat de Unie bij het onderhouden van haar externe betrekkingen op visserijgebied de doelstellingen en beginselen van de artikelen 2 en 3 van die verordening moet toepassen, en onder meer steun moet verlenen voor de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en wetenschappelijk advies, en dat de in die verordening vastgestelde bepalingen inzake extern beleid de krachtens artikel 218 VWEU vastgestelde specifieke bepalingen onverlet laten.

(12) In artikel 33 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 zijn de beginselen en doelstellingen vastgesteld van het beheer van bestanden van gemeenschappelijk belang voor de Unie en derde landen en van overeenkomsten inzake uitwisseling en gezamenlijk beheer.

(13) Gezien de evolutieve aard van de onder de handels- en samenwerkingsovereenkomst vallende visbestanden en de noodzaak om in het standpunt van de Unie rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen, met inbegrip van nieuwe wetenschappelijke en andere relevante informatie die vóór of tijdens het jaarlijks overleg wordt gepresenteerd, moeten procedures worden vastgesteld voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de Unie in dat overleg. Die procedures moeten in overeenstemming zijn met het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie, dat is neergelegd in artikel 13, lid 2, VEU.

(14) Het is derhalve passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in het jaarlijks overleg met het Verenigd Koninkrijk, aangezien in het recht van de Unie uitvoering zal worden gegeven aan het resultaat van dat overleg.