Overwegingen bij COM(2021)756 - Samenwerkingsplatform ter ondersteuning van de werking van gemeenschappelijke onderzoeksteams

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De Unie heeft zich ten doel gesteld haar burgers een gemeenschappelijke ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te bieden zonder binnengrenzen, waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is. Tegelijkertijd moet de Unie ervoor zorgen dat deze gemeenschappelijke ruimte een veilige plaats blijft. Deze doelstelling kan alleen bereikt worden door passende maatregelen ter voorkoming en bestrijding van criminaliteit, waaronder georganiseerde misdaad en terrorisme.

(2) Dit is met name een uitdaging wanneer criminaliteit een grensoverschrijdende dimensie heeft en het grondgebied van verschillende lidstaten en/of derde landen bestrijkt. In dergelijke situaties moeten de lidstaten hun krachten en operaties kunnen bundelen om doeltreffende en efficiënte grensoverschrijdende onderzoeken en vervolgingen mogelijk te maken, waarvoor de uitwisseling van informatie en bewijsmateriaal van cruciaal belang is. Een van de meest succesvolle instrumenten voor dergelijke grensoverschrijdende samenwerking zijn gemeenschappelijke onderzoeksteams (GOT’s) die rechtstreekse samenwerking en communicatie tussen justitiële en rechtshandhavingsinstanties van verschillende lidstaten en eventueel ook derde landen mogelijk maken zodat zij hun acties en onderzoeken zo efficiënt mogelijk kunnen organiseren. GOT’s worden door de bevoegde autoriteiten van twee of meer lidstaten en eventueel derde landen voor een specifiek doel en een beperkte periode opgezet om gezamenlijk strafrechtelijke onderzoeken met een grensoverschrijdend effect uit te voeren.

(3) Het acquis van de Unie voorziet in twee rechtskaders voor het opzetten van GOT’s waaraan ten minste twee lidstaten deelnemen: Kaderbesluit 2002/465/JBZ van de Raad 19 en artikel 13 van de Overeenkomst door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie 20 . Derde landen kunnen als partij bij GOT’s worden betrokken wanneer er een rechtsgrondslag bestaat voor een dergelijke betrokkenheid, zoals artikel 20 van het tweede aanvullend protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa van 1959 21 en artikel 5 van de Overeenkomst betreffende wederzijdse rechtshulp tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten van Amerika 22 .

(4) De bestaande rechtskaders op het niveau van de Unie bepalen niet hoe de entiteiten die deelnemen aan GOT’s informatie uitwisselen en communiceren. Deze entiteiten bereiken overeenstemming over een dergelijke uitwisseling en communicatie op basis van de behoeften en de beschikbare middelen. Er ontbreekt echter een specifiek beveiligd en doeltreffend kanaal waarvan alle deelnemers gebruik kunnen maken en waarmee zij snel grote hoeveelheden informatie en bewijsmateriaal kunnen uitwisselen of beveiligde en doeltreffende communicatie mogelijk kunnen maken. Bovendien is er geen systeem dat het dagelijks beheer van GOT’s ondersteunt, ook niet wat betreft de traceerbaarheid van tussen de deelnemers uitgewisseld bewijsmateriaal.

(5) In het licht van de toenemende mogelijkheden tot infiltratie van informatietechnologiesystemen (IT-systemen) door criminelen kan de huidige stand van zaken de doeltreffendheid en efficiëntie van grensoverschrijdende onderzoeken belemmeren en dergelijke onderzoeken en vervolgingen vertragen, waardoor ze duurder worden. De rechterlijke macht en de rechtshandhavingsinstanties moeten er met name voor zorgen dat hun systemen zo veilig mogelijk zijn en dat alle leden van een GOT gemakkelijk met elkaar in verbinding kunnen komen en met elkaar kunnen communiceren, onafhankelijk van hun nationale systemen.

(6) De snelheid en efficiëntie van de uitwisselingen tussen de entiteiten die deelnemen aan GOT’s zouden aanzienlijk kunnen worden verbeterd door de oprichting van een specifiek IT-platform ter ondersteuning van hun functioneren. Daarom moeten regels worden vastgesteld voor de oprichting van een gecentraliseerd IT-platform (“samenwerkingsplatform voor GOT’s”) op het niveau van de Unie om GOT’s te helpen samenwerken, veilig te communiceren en informatie en bewijsmateriaal te delen.

(7) Het samenwerkingsplatform voor GOT’s mag alleen worden gebruikt wanneer een van de rechtsgrondslagen van de Unie ook een van de rechtsgrondslagen van het GOT vormt. Voor GOT’s die uitsluitend op internationale rechtsgrondslagen zijn gebaseerd, mag het platform, dat uit de begroting van de Unie wordt gefinancierd en op basis van Uniewetgeving is ontwikkeld, niet worden gebruikt. Wanneer een derde land echter partij is bij een GOT-overeenkomst waarin naast een internationale rechtsgrondslag een van de rechtsgrondslagen van de Unie is opgenomen, moeten de bevoegde autoriteiten van dat land als leden van het GOT worden beschouwd.

(8) Het samenwerkingsplatform voor GOT’s moet op vrijwillige basis worden gebruikt. Gezien de toegevoegde waarde ervan voor grensoverschrijdende onderzoeken wordt het gebruik ervan echter sterk aangemoedigd. Het al dan niet gebruiken van het samenwerkingsplatform voor GOT’s mag geen afbreuk doen aan of van invloed zijn op de rechtmatigheid van andere vormen van communicatie of uitwisseling van informatie en mag geen veranderingen meebrengen voor de manier waarop de GOT’s worden opgezet, georganiseerd of functioneren. De oprichting van het samenwerkingsplatform voor GOT’s mag geen gevolgen hebben voor de onderliggende rechtsgrondslagen voor GOT’s noch voor de toepasselijke nationale procedurele wetgeving met betrekking tot de verzameling en het gebruik van het verkregen bewijsmateriaal. Het platform mag alleen een beveiligd IT-instrument bieden om de samenwerking en de doeltreffendheid van de GOT’s te verbeteren.

(9) Het samenwerkingsplatform voor GOT’s moet de operationele en postoperationele fasen van de GOT’s omvatten, lopend van het moment van ondertekening van de desbetreffende GOT-overeenkomst door de leden van het platform tot en met de afronding van de evaluatie van het GOT. Omdat de actoren die deelnemen aan het proces voor het opzetten van een GOT niet samenvallen met de actoren die lid van het eenmaal opgerichte GOT zullen zijn, moeten het proces van het opzetten van een GOT, en met name de onderhandelingen over de inhoud en de ondertekening van de GOT-overeenkomst, niet worden beheerd door het samenwerkingsplatform voor GOT’s. Aangezien er echter behoefte is aan een elektronisch instrument ter ondersteuning van het proces van overeenkomstsluiting inzake een GOT, moet de Commissie overwegen dit proces te laten verlopen via het digitale systeem voor de uitwisseling van elektronisch bewijsmateriaal (eEDES).

(10) Voor elk GOT dat gebruikmaakt van het samenwerkingsplatform voor GOT’s, moeten de leden van het GOT worden aangemoedigd om een evaluatie van het GOT uit te voeren, hetzij tijdens de operationele fase van het GOT, hetzij na de afsluiting ervan, met gebruikmaking van de instrumenten waarin het samenwerkingsplatform voor GOT’s voorziet.

(11) De GOT-overeenkomst moet een voorwaarde zijn voor het gebruik van het samenwerkingsplatform voor GOT’s. De inhoud van alle toekomstige GOT-overeenkomsten moet worden aangepast om rekening te houden met de desbetreffende bepalingen van deze verordening.

(12) Vanuit operationeel oogpunt moet het samenwerkingsplatform voor GOT’s bestaan uit geïsoleerde GOT-samenwerkingsruimten die voor elk afzonderlijk GOT dat door het platform wordt gehost, worden gecreëerd.

(13) Vanuit technisch oogpunt moet het samenwerkingsplatform voor GOT’s toegankelijk zijn via een beveiligde verbinding via het internet en moet het bestaan uit een gecentraliseerd informatiesysteem dat toegankelijk is via een webportaal, communicatiesoftware voor mobiele en desktopapparaten, en een verbinding tussen het gecentraliseerde informatiesysteem en relevante IT-instrumenten waarmee de werking van GOT’s wordt ondersteund en die worden beheerd door het GOT-secretariaat.

(14) Het samenwerkingsplatform voor GOT’s moet tot doel hebben de dagelijkse coördinatie en het dagelijks beheer van een GOT te vergemakkelijken, de uitwisseling en tijdelijke opslag van operationele informatie en bewijsmateriaal te waarborgen, beveiligde communicatie te verzorgen, te zorgen voor de traceerbaarheid van bewijsmateriaal en het evaluatieproces van een GOT te ondersteunen. Alle entiteiten die deelnemen aan een GOT moeten worden aangemoedigd om gebruik te maken van alle functionaliteiten van het samenwerkingsplatform voor GOT’s en om de bestaande kanalen voor communicatie en uitwisseling van gegevens zoveel mogelijk te vervangen.

(15) Het samenwerkingsplatform voor GOT’s vormt een aanvulling op bestaande instrumenten die een veilige uitwisseling van gegevens tussen justitiële autoriteiten en rechtshandhavingsinstanties mogelijk maken, zoals de applicatie voor veilige informatie-uitwisseling (Siena).

(16) De communicatiegerelateerde functies van het samenwerkingsplatform voor GOT’s moeten worden verzorgd met behulp van software waarmee niet-traceerbare communicatie lokaal op de apparaten van de gebruikers kan worden opgeslagen.

(17) Een upload-/downloadmechanisme dat is ontworpen om de gegevens centraal enkel centraal op te slaan voor de beperkte periode die nodig is voor de technische overdracht van de gegevens, moet voorzien in een passende functie die het mogelijk maakt operationele informatie en bewijsmateriaal, met inbegrip van grote bestanden, uit te wisselen. Zodra de gegevens door alle adressen zijn gedownload, moeten zij automatisch van het samenwerkingsplatform voor GOT’s worden gewist.

(18) Gezien zijn ervaring met het beheer van grootschalige systemen op het gebied van justitie en binnenlandse zaken, moet het bij Verordening (EU) 2018/1726 van het Europees Parlement en de Raad 23 opgerichte Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA) worden belast met het ontwerpen, ontwikkelen en exploiteren van het samenwerkingsplatform voor GOT’s, waarbij gebruik moet worden gemaakt van de bestaande functies van Siena en andere functies bij Europol om complementariteit en interoperabiliteit te waarborgen. Derhalve moet zijn mandaat worden gewijzigd om rekening te houden met die nieuwe taken en moet het worden voorzien van de financiële middelen en het personeel die nodig zijn om zijn verantwoordelijkheden uit hoofde van deze verordening te kunnen vervullen. In dat verband moeten regels worden vastgesteld met betrekking tot de verantwoordelijkheden van eu-LISA als het agentschap dat belast is met de ontwikkeling, de technische exploitatie en het onderhoud van het samenwerkingsplatform voor GOT’s.

(19) Bij het ontwerpen van het samenwerkingsplatform voor GOT’s moet eu-LISA zorgen voor technische interoperabiliteit met Siena.

(20) Sinds de oprichting van het netwerk van nationale deskundigen inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams (het “GOT-netwerk”) overeenkomstig document 11037/05 van de Raad 24 , ondersteunt het GOT-secretariaat de werkzaamheden van het GOT-netwerk door het organiseren van jaarlijkse vergaderingen en opleidingen, het verzamelen en analyseren van de GOT-evaluatieverslagen en het beheer van het financieringsprogramma voor GOT’s van Eurojust. Sinds 2011 is het GOT-secretariaat als afzonderlijke eenheid ondergebracht bij Eurojust. Om het GOT-secretariaat in staat te stellen de gebruikers te ondersteunen bij de praktische toepassing van het samenwerkingsplatform voor GOT’s en technische en administratieve ondersteuning te bieden aan de beheerders van de GOT-ruimte, moet Eurojust worden voorzien van passend personeel dat aan het JIT-secretariaat wordt toegewezen.

(21) Aangezien er al IT-instrumenten bestaan ter ondersteuning van de operaties van GOT’s, die door Eurojust worden gehost en door het GOT-secretariaat worden beheerd, is het noodzakelijk het samenwerkingsplatform voor GOT’s met die IT-instrumenten te verbinden teneinde het beheer van GOT’s te vergemakkelijken. Daartoe moet Eurojust zorgen voor de technische aanpassing van zijn systemen die nodig is om een dergelijke verbinding tot stand te brengen. Eurojust moet worden voorzien van de nodige financiële en personele middelen om zijn verantwoordelijkheden dienaangaande te kunnen vervullen.

(22) Met het oog op een duidelijke toewijzing van rechten en taken moeten regels worden vastgesteld betreffende de verantwoordelijkheden van de lidstaten, Eurojust, Europol, het Europees Openbaar Ministerie, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en andere bevoegde organen en instanties van de Unie, met inbegrip van de voorwaarden waaronder zij het samenwerkingsplatform voor GOT’s voor operationele doeleinden mogen gebruiken.

(23) Deze verordening bevat nadere bepalingen over het mandaat, de samenstelling en de organisatorische aspecten van een programmabestuursraad die door de raad van bestuur van eu-LISA moet worden opgericht. Deze programmabestuursraad moet waarborgen dat de ontwerp- en ontwikkelingsfase van het samenwerkingsplatform voor GOT’s naar behoren wordt beheerd. Ook moeten nadere bepalingen worden vastgesteld inzake het mandaat, de samenstelling en de organisatorische aspecten van een adviesgroep die eu-LISA moet oprichten om daarvan expertise te verkrijgen met betrekking tot het samenwerkingsplatform voor GOT’s, met name in het kader van de voorbereiding van het jaarlijkse werkprogramma en het jaarlijkse activiteitenverslag van eu-LISA.

(24) Bij deze verordening worden regels voor de toegang tot het samenwerkingsplatform voor GOT’s en de nodige waarborgen vastgesteld. De beheerder of beheerders van de GOT-ruimte moeten worden belast met het beheer van de toegangsrechten voor de individuele GOT-samenwerkingsruimten. Zij moeten verantwoordelijk zijn voor het verlenen van toegang, tijdens de operationele en postoperationele fasen van het GOT, aan de gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s. Beheerders van GOT-ruimten moeten hun taak kunnen overdragen aan het GOT-secretariaat.

(25) Gezien de gevoeligheid van de operationele gegevens die worden uitgewisseld tussen de gebruikers van het samenwerkingsplatform voor GOT’s, moet dat platform een hoog niveau van beveiliging garanderen. eu-LISA moet alle nodige technische en organisatorische maatregelen nemen om de beveiliging van de gegevensuitwisseling te waarborgen door gebruik te maken van krachtige end-to-end encryptie-algoritmen om gegevens in doorvoer of in rust te versleutelen.

(26) Bij deze verordening worden regels vastgesteld betreffende de aansprakelijkheid van de lidstaten, eu-LISA, Eurojust, Europol, het Europees Openbaar Ministerie, OLAF en andere bevoegde organen en instanties van de Unie, voor materiële of immateriële schade ten gevolge van een handeling die onverenigbaar is met deze verordening. Wat derde landen betreft, moeten in de respectieve GOT-overeenkomsten aansprakelijkheidsclausules met betrekking tot materiële of immateriële schade worden opgenomen.

(27) Deze richtlijn bevat bovendien specifieke bepalingen inzake gegevensbescherming die betrekking hebben op zowel operationele gegevens als niet-operationele gegevens en die nodig zijn om de bestaande gegevensbeschermingsregelingen aan te vullen en te voorzien in een passend algemeen niveau van gegevensbescherming, gegevensbeveiliging en bescherming van de grondrechten van de betrokken personen.

(28) Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad 25 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde nationale autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing of de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van bedreigingen voor de openbare veiligheid. Wat de verwerking door de instellingen, organen en instanties van de Unie betreft, moet Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 26 in het kader van deze verordening van toepassing zijn.

(29) Waar passend moet het voor beheerders van GOT-ruimten mogelijk zijn om derde landen die partij zijn bij een GOT-overeenkomst toegang te verlenen tot een GOT-samenwerkingsruimte. Bij elke doorgifte van persoonsgegevens aan derde landen of internationale organisaties in het kader van een GOT-overeenkomst moeten de bepalingen van hoofdstuk V van Richtlijn (EU) 2016/680 worden nageleefd. De uitwisseling van operationele gegevens met derde landen moet beperkt blijven tot de gegevens die nodig zijn om de doelstellingen van de GOT-overeenkomst te verwezenlijken.

(30) Wanneer een derde land operationele informatie of bewijsmateriaal uploadt naar een GOT-samenwerkingsruimte, moet de beheerder van die ruimte controleren of die informatie of dat bewijsmateriaal wordt verstrekt om de doeleinden van de GOT-overeenkomst te verwezenlijken, voordat die informatie of dat bewijsmateriaal door andere gebruikers van het platform kan worden gedownload.

(31) Wanneer een GOT-samenwerkingsruimte meerdere beheerders heeft, moeten die beheerders, zodra die ruimte tot stand is gebracht en daaraan ook derde landen deelnemen, onderling overeenkomen wie van hen de verwerkingsverantwoordelijke is voor de door die derde landen geüploade gegevens.

(32) eu-LISA moet ervoor zorgen dat elk geval waarin toegang wordt verkregen tot het gecentraliseerde informatiesysteem en alle gegevensverwerkingsverrichtingen in het gecentraliseerde informatiesysteem worden geregistreerd teneinde de integriteit en beveiliging van de gegevens en de rechtmatigheid van de gegevensverwerking te controleren en interne controle uit te oefenen.

(33) Deze verordening legt aan eu-LISA rapportageverplichtingen op met betrekking tot de ontwikkeling en werking van het samenwerkingsplatform voor GOT’s in het licht van de doelstellingen inzake planning, technische resultaten, kosteneffectiviteit, beveiliging en kwaliteit van de dienstverlening. Voorts moet de Commissie vier jaar na de ingebruikneming van het samenwerkingsplatform voor GOT’s en vervolgens om de vier jaar een algemene evaluatie uitvoeren van dat platform.

(34) De lidstaten moeten, evenals Eurojust, Europol, het Europees Openbaar Ministerie, OLAF en andere bevoegde organen en instanties van de Unie, elk hun eigen kosten dragen die voortvloeien uit hun gebruik van het samenwerkingsplatform voor GOT’s.

(35) Om de voorwaarden te kunnen vaststellen voor de technische ontwikkeling en uitvoering van het samenwerkingsplatform voor GOT’s, moeten de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 27 .

(36) Wanneer de relevante uitvoeringshandelingen zijn vastgesteld die nodig zijn voor de technische ontwikkeling van het samenwerkingsplatform voor GOT’s en eu-LISA, in samenwerking met de lidstaten, een uitgebreide test van het platform heeft uitgevoerd, moet de Commissie de datum bepalen waarop het platform in gebruik wordt genomen.

(37) Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het mogelijk maken van doeltreffende en efficiënte samenwerking, communicatie en uitwisseling van informatie en bewijsmateriaal tussen de leden van het GOT, Eurojust, Europol, OLAF en andere bevoegde organen en instanties van de Unie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar door gemeenschappelijke regels vast te stellen, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(38) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(39) Overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 is de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd, waarna hij op XXXX een advies uitgebracht,