Overwegingen bij COM(2021)762 - Verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2021)762 - Verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk.
document COM(2021)762 EN
datum 9 december 2021
 
(1) Op grond van artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie heeft de Unie onder meer tot doel het welzijn van haar volkeren te bevorderen en te werken aan een duurzame ontwikkeling van Europa, gebaseerd op een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen en gericht op volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang.

(2) Deze richtlijn is in overeenstemming met de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“het Handvest”) worden erkend. Met name artikel 31 van het Handvest voorziet in het recht van elke werknemer op gezonde, veilige en waardige arbeidsomstandigheden. Artikel 27 van het Handvest beschermt het recht van werknemers op informatie en raadpleging binnen de onderneming. Artikel 8 van het Handvest bepaalt dat eenieder recht heeft op bescherming van zijn persoonsgegevens. Artikel 16 van het Handvest erkent de vrijheid van ondernemerschap.

(3) In beginsel 5 van de op 17 november 2017 in Göteborg afgekondigde Europese pijler van sociale rechten 53 is vastgelegd dat “werknemers ongeacht de aard en de duur van hun arbeidsrelatie recht hebben op een billijke en gelijke behandeling wat betreft arbeidsvoorwaarden, toegang tot sociale bescherming en opleiding; dat in overeenstemming met de geldende wetgeving en collectieve overeenkomsten moet worden gewaarborgd dat werkgevers over de nodige flexibiliteit beschikken om zich snel aan te kunnen passen aan veranderingen in de economische context; en dat innovatieve vormen van werk die goede arbeidsvoorwaarden waarborgen, moeten worden bevorderd, dat ondernemerschap en zelfstandige arbeid moet worden gestimuleerd en dat arbeidsmobiliteit moet worden vergemakkelijkt. Op de sociale top van Porto van mei 2021 werd het actieplan dat bij de sociale pijler hoort 54 , goedgekeurd als leidraad voor de uitvoering ervan.

(4) Digitalisering verandert de arbeidswereld, verbetert de productiviteit en vergroot de flexibiliteit, maar brengt ook een aantal risico’s voor de werkgelegenheid en de arbeidsvoorwaarden met zich mee. Op algoritmen gebaseerde technologieën, waaronder systemen voor geautomatiseerde monitoring en besluitvorming, hebben de opkomst en groei van digitale arbeidsplatformen mogelijk gemaakt.

(5) Platformwerk wordt door individuen uitgevoerd met behulp van de digitale infrastructuur van digitale arbeidsplatformen die hun klanten een dienst aanbieden. Door middel van de algoritmen kunnen de digitale arbeidsplatformen — afhankelijk van hun bedrijfsmodel — in mindere of meer mate zeggenschap hebben over de uitvoering en de vergoeding van het werk en de relatie tussen hun klanten en de personen die het werk verrichten. Platformwerk kan uitsluitend online worden verricht met behulp van elektronische instrumenten (“onlineplatformwerk”) of op hybride wijze, waarbij een onlinecommunicatieproces wordt gecombineerd met een daaropvolgende activiteit in de fysieke wereld (“platformwerk op locatie”). Veel van de bestaande digitale arbeidsplatformen zijn internationale zakelijke actoren die hun activiteiten en bedrijfsmodellen in verschillende lidstaten of over de grenzen heen inzetten.

(6) Platformwerk biedt mogelijkheden om gemakkelijker toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt, extra inkomsten te verwerven via een nevenactiviteit of enige flexibiliteit te genieten bij de organisatie van de arbeidstijd. Tegelijkertijd brengt platformwerk uitdagingen met zich mee, aangezien het de grenzen tussen een arbeidsverhouding en zelfstandige activiteit en tussen de verantwoordelijkheden van werkgevers en die van werknemers kan vervagen. Een verkeerde kwalificatie van de arbeidsstatus heeft gevolgen voor de betrokken personen, aangezien dit de toegang tot bestaande arbeids- en sociale rechten kan beperken. Het leidt ook tot een ongelijk speelveld voor bedrijven die hun werknemers wel correct kwalificeren en heeft gevolgen voor de stelsels van arbeidsverhoudingen van de lidstaten, hun belastinggrondslag en de dekking en houdbaarheid van hun socialebeschermingsstelsels. Hoewel dergelijke uitdagingen ook buiten het platformwerk spelen, zijn zij in de platformeconomie bijzonder acuut en dringend.

(7) Uit rechtszaken in verschillende lidstaten is gebleken dat bij bepaalde soorten platformwerk de arbeidsstatus vaak nog steeds verkeerd wordt gekwalificeerd, met name in sectoren waar digitale arbeidsplatformen een zekere mate van zeggenschap hebben over de vergoeding en de uitvoering van het werk. Hoewel digitale arbeidsplatformen mensen die via die platformen werken vaak kwalificeren als zelfstandigen of als “onafhankelijke contractanten”, hebben veel rechterlijke instanties vastgesteld dat de platformen de facto leiding geven aan en zeggenschap hebben over deze personen, vaak door hen te integreren in hun belangrijkste bedrijfsactiviteiten en eenzijdig de hoogte van de vergoeding te bepalen. Deze rechterlijke instanties hebben dus schijnzelfstandigen geherkwalificeerd als werknemers van de platformen. De nationale jurisprudentie heeft echter tot uiteenlopende resultaten geleid en digitale arbeidsplatformen hebben hun bedrijfsmodel op verschillende manieren aangepast, waardoor het gebrek aan rechtszekerheid over de arbeidsstatus is toegenomen.

(8) Systemen voor geautomatiseerde monitoring en besluitvorming op basis van algoritmen vervangen steeds vaker functies die in het bedrijfsleven normaliter door managers worden uitgevoerd, zoals het toewijzen van taken, het geven van instructies, het evalueren van het verrichte werk, het bieden van stimulansen of het opleggen van sancties. Digitale arbeidsplatformen gebruiken dergelijke algoritmische systemen als standaardmethode om het platformwerk met behulp van hun infrastructuur te organiseren en te beheren. Personen die platformwerk verrichten dat aan een dergelijk algoritmisch beheer is onderworpen, beschikken vaak niet over informatie over hoe de algoritmen werken, welke persoonsgegevens worden gebruikt en hoe hun gedrag van invloed is op de besluiten van de geautomatiseerde systemen. Werknemersvertegenwoordigers en arbeidsinspecties hebben evenmin toegang tot deze informatie. Bovendien zijn personen die platformwerk verrichten vaak niet op de hoogte van de redenen van besluiten door of met behulp van geautomatiseerde systemen worden genomen en hebben zij niet de mogelijkheid om die besluiten met een contactpersoon te bespreken of ze te betwisten.

(9) Wanneer platformen in verschillende lidstaten of over de grenzen heen actief zijn, is het vaak onduidelijk waar het platformwerk wordt verricht en door wie. Ook krijgen de nationale autoriteiten niet gemakkelijk toegang tot gegevens over de digitale arbeidsplatformen, zoals het aantal personen dat platformwerk verricht, hun arbeidsstatus en hun arbeidsvoorwaarden. Dit maakt het moeilijk de regels te handhaven, onder meer op het gebied van arbeidsrecht en sociale bescherming.

(10) Een geheel van rechtsinstrumenten voorziet in minimumnormen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en arbeidsrechten in de hele Unie. Dit omvat met name Richtlijn (EU) 2019/1152 van het Europees Parlement en de Raad betreffende transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden 55 , Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende arbeidstijd, 56 Richtlijn 2008/104/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende uitzendarbeid en andere specifieke instrumenten die betrekking hebben op aspecten als gezondheid en veiligheid op het werk, zwangere werkneemsters, evenwicht tussen werk en privéleven, arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, deeltijdwerk, detachering van werknemers, informatie en raadpleging van werknemers enz. 57 . Hoewel deze instrumenten een zekere bescherming aan werknemers bieden, zijn zij niet van toepassing op echte zelfstandigen.

(11) Aanbeveling 2019/C 387/01 van de Raad 58 met betrekking tot de toegang tot sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen beveelt de lidstaten aan maatregelen te nemen om te zorgen voor formele en effectieve dekking, adequaatheid en transparantie van de socialebeschermingsstelsels voor alle werknemers en zelfstandigen. Momenteel bieden de lidstaten verschillende niveaus van sociale bescherming voor zelfstandigen.

(12) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 59 (“algemene verordening gegevensbescherming”) waarborgt de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens, en voorziet met name in bepaalde rechten en verplichtingen, alsmede in waarborgen voor een rechtmatige, eerlijke en transparante verwerking van persoonsgegevens, onder meer met betrekking tot geautomatiseerde individuele besluitvorming. Verordening (EU) 2019/1150 van het Europees Parlement en de Raad 60 bevordert billijkheid en transparantie voor “zakelijke gebruikers” van onlinetussenhandelsdiensten die worden geleverd door exploitanten van onlineplatformen. De Europese Commissie heeft verdere wetgeving voorgesteld met geharmoniseerde regels voor aanbieders en gebruikers van artificiële-intelligentiesystemen 61 .

(13) De bestaande of voorgestelde rechtshandelingen van de Unie bieden weliswaar bepaalde algemene waarborgen, maar de uitdagingen bij platformwerk vereisen verdere specifieke maatregelen. Om de ontwikkeling van platformwerk duurzaam in goede banen te leiden, is het noodzakelijk dat de Unie nieuwe minimumnormen inzake arbeidsvoorwaarden vaststelt om de uitdagingen in verband met platformwerk aan te pakken. Personen die platformwerk verrichten in de Unie, moeten een aantal minimumrechten krijgen die erop gericht zijn een correcte bepaling van hun arbeidsstatus te waarborgen, transparantie, billijkheid en verantwoordingsplicht bij algoritmisch beheer te bevorderen en de transparantie van platformwerk, ook in grensoverschrijdende situaties, te verbeteren. Dit is nodig om de rechtszekerheid te verbeteren, een gelijk speelveld tussen digitale arbeidsplatformen en offlineleveranciers van diensten te bewerkstelligen en de duurzame groei van digitale arbeidsplatformen in de Unie te ondersteunen.

(14) De Commissie heeft overeenkomstig artikel 154 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de sociale partners in twee fasen geraadpleegd over de verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk. Er was geen overeenstemming tussen de sociale partners om daarover onderhandelingen aan te gaan. Het is echter belangrijk om op dit gebied actie op het niveau van de Unie te ondernemen door het huidige rechtskader aan te passen aan de opkomst van platformwerk.

(15) Daarnaast heeft de Commissie uitgebreide uitwisselingen gehouden met belanghebbenden, waaronder digitale arbeidsplatformen, verenigingen van personen die platformwerk verrichten, deskundigen uit de academische wereld, uit de lidstaten en van internationale organisaties en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.

(16) Deze richtlijn moet van toepassing zijn op personen die in de Unie platformwerk verrichten en die een arbeidsovereenkomst hebben of in een arbeidsverhouding staan of op basis van een feitelijke beoordeling kunnen worden geacht een arbeidsovereenkomst te hebben of in een arbeidsverhouding te staan, in de zin van de in de lidstaten geldende wetgeving, collectieve overeenkomsten of praktijken, rekening houdend met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Dit moet ook situaties omvatten waarin de arbeidsstatus van de persoon die platformwerk verricht onduidelijk is, zodat die status correct kan worden vastgesteld. De bepalingen inzake algoritmisch beheer die verband houden met de verwerking van persoonsgegevens moeten ook van toepassing zijn op echte zelfstandigen en andere personen die in de Unie platformwerk verrichten en niet in een arbeidsverhouding staan.

(17) Deze richtlijn moet van toepassing zijn op alle digitale arbeidsplatformen — ongeacht hun plaats van vestiging en ongeacht het recht dat er anders op van toepassing zou zijn —, mits het platformwerk dat via de digitale arbeidsplatformen wordt georganiseerd, in de Unie wordt uitgevoerd. Er moet op het niveau van de Unie een gerichte reeks bindende voorschriften worden vastgesteld om minimumrechten inzake arbeidsvoorwaarden bij platformwerk te waarborgen.

(18) Digitale arbeidsplatformen verschillen in die zin van andere onlineplatformen dat zij werk organiseren dat personen eenmalig of herhaaldelijk op verzoek van de afnemer van een door het platform verleende dienst verrichten. Bij de organisatie van werk dat door personen wordt verricht, moet op zijn minst een belangrijke rol worden voorbehouden voor het afstemmen van de vraag naar de dienst op het arbeidsaanbod van een persoon die een contractuele verhouding heeft met het digitale arbeidsplatform en beschikbaar is om een specifieke taak uit te voeren, en kunnen ook andere activiteiten worden inbegrepen, zoals de verwerking van betalingen. Onlineplatformen die het werk dat door personen wordt verricht niet organiseren, maar die alleen de middelen verschaffen waarmee aanbieders van diensten de eindgebruiker kunnen bereiken, bijvoorbeeld door aanbiedingen of verzoeken om diensten te adverteren of door beschikbare aanbieders van diensten in een specifiek gebied te groeperen en zichtbaarheid te geven, zonder verdere betrokkenheid, mogen niet als digitale arbeidsplatformen worden beschouwd. De definitie van digitale arbeidsplatformen mag geen aanbieders omvatten van diensten waarvan het hoofddoel is activa te exploiteren of te delen, zoals kortetermijnverhuur van woonruimte. De definitie moet beperkt blijven tot aanbieders van diensten voor wie de organisatie van het door de persoon verrichte werk, zoals personen- of goederenvervoer of schoonmaken, een noodzakelijk en essentieel onderdeel vormt, en niet slechts een klein en louter bijkomstig onderdeel.

(19) Om schijnzelfstandigheid bij platformwerk te bestrijden en de correcte bepaling van de arbeidsstatus te vergemakkelijken, moeten de lidstaten beschikken over passende procedures om een verkeerde kwalificatie van de arbeidsstatus van personen die platformwerk verrichten, te voorkomen en aan te pakken. Deze procedures moeten erop gericht zijn te bepalen of er sprake is van een arbeidsverhouding in de zin van de nationale wetgeving, collectieve overeenkomsten of praktijken, rekening houdend met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, en, indien een dergelijke arbeidsverhouding bestaat, de volledige naleving te waarborgen van het op werknemers toepasselijke recht van de Unie en van het nationale arbeidsrecht en de nationale collectieve overeenkomsten en regels inzake sociale bescherming. Wanneer de status van zelfstandige of een arbeidsstatus die zich situeert tussen die van werknemer en zelfstandige — zoals gedefinieerd op nationaal niveau — de juiste arbeidsstatus is, moeten de uit die status voortvloeiende rechten en verplichtingen van toepassing zijn.

(20) In zijn jurisprudentie heeft het Hof van Justitie criteria vastgesteld om de arbeidsstatus van een werknemer te bepalen 62 . Bij de uitvoering van deze richtlijn moet rekening worden gehouden met de interpretatie door het Hof van Justitie van die criteria. Misbruik, op nationaal niveau of in grensoverschrijdende situaties, van de arbeidsstatus van zelfstandige als omschreven in het nationale recht, is een vorm van valselijk gemeld werk die vaak verband houdt met zwartwerk. Er is sprake van schijnzelfstandigheid wanneer iemand die voldoet aan de voorwaarden die kenmerkend zijn voor een arbeidsverhouding wordt aangemeld als zelfstandige, met als doel te ontkomen aan bepaalde juridische of fiscale verplichtingen.

(21) Het beginsel van het primaat van de feiten — dat wil zeggen dat bij het bepalen of er sprake is van een arbeidsrelatie hoofdzakelijk moet worden uitgegaan van de feiten in verband met de daadwerkelijke uitvoering van het werk, met inbegrip van de vergoeding ervan, en niet van de wijze waarop de verhouding door de partijen is beschreven, overeenkomstig aanbeveling nr. 198 van de Internationale Arbeidsorganisatie van 2006 over de arbeidsverhouding —, is met name relevant in het geval van platformwerk, waarbij de contractuele voorwaarden vaak eenzijdig door één partij worden bepaald.

(22) Wanneer het bestaan van een arbeidsverhouding op basis van feiten vaststaat, moet de partij die als werkgever optreedt duidelijk worden geïdentificeerd en moet deze partij alle verplichtingen nakomen die voortvloeien uit haar rol als werkgever.

(23) Het waarborgen van een correcte bepaling van de arbeidsstatus mag geen belemmering vormen voor de verbetering van de arbeidsvoorwaarden van echte zelfstandigen die platformwerk verrichten. Wanneer een digitaal arbeidsplatform — louter op vrijwillige basis of met instemming van de betrokkenen — besluit om sociale bescherming, ongevallenverzekering of andere vormen van verzekering, opleidingsmaatregelen of soortgelijke uitkeringen te betalen aan zelfstandigen die via dat platform werken, mogen die uitkeringen als zodanig niet worden beschouwd als bepalende elementen die wijzen op het bestaan van een arbeidsverhouding.

(24) Wanneer digitale arbeidsplatformen zeggenschap hebben over bepaalde elementen van de uitvoering van het werk, treden zij op als werkgevers in een arbeidsverhouding. Een wettelijke gezagsverhouding, d.i. leiding en zeggenschap, is een essentieel element van de definitie van een arbeidsverhouding in de lidstaten en in de jurisprudentie van het Hof van Justitie. Contractuele verhoudingen waarin digitale arbeidsplatformen een zekere mate van zeggenschap uitoefenen over bepaalde elementen van de uitvoering van werk, moeten derhalve op grond van een wettelijk vermoeden worden beschouwd als een arbeidsverhouding tussen het desbetreffende platform en de persoon die platformwerk verricht via dat platform. Bijgevolg moet die persoon worden gekwalificeerd als werknemer, met alle rechten en plichten die uit die status voortvloeien, zoals vastgelegd in het nationale recht en het recht van de Unie, collectieve overeenkomsten en praktijken. Het wettelijk vermoeden moet van toepassing zijn op alle relevante administratieve en gerechtelijke procedures en moet in het voordeel werken van de persoon die platformwerk verricht. De autoriteiten die belast zijn met de controle op de naleving of met de handhaving van de toepasselijke wetgeving, zoals arbeidsinspecties, socialebeschermings- of belastingautoriteiten, moeten zich ook op dat vermoeden kunnen beroepen. De lidstaten moeten een nationaal kader opzetten om het aantal rechtsgeschillen te verminderen en de rechtszekerheid te vergroten.

(25) De richtlijn moet criteria bevatten die erop wijzen dat een digitaal arbeidsplatform zeggenschap heeft over de uitvoering van werk, om het wettelijk vermoeden in de praktijk om te zetten en de handhaving van de rechten van werknemers te vergemakkelijken. Die criteria moeten worden geïnspireerd op de jurisprudentie van de Unie en de lidstaten en moeten rekening houden met nationale concepten van de arbeidsverhouding. De criteria moeten concrete elementen bevatten waaruit blijkt dat het digitale arbeidsplatform bijvoorbeeld in de praktijk de arbeidsvoorwaarden of de vergoeding of beide vastlegt en niet alleen aanbeveelt, instructies geeft over de wijze waarop het werk moet worden uitgevoerd of verhindert dat de persoon die platformwerk verricht zakelijke contacten met potentiële klanten ontwikkelt. Voor een doeltreffende toepassing van het wettelijk vermoeden in de praktijk moet steeds aan twee criteria worden voldaan. Tegelijkertijd moeten de criteria situaties uitsluiten waarin de personen die platformwerk verrichten echte zelfstandigen zijn. Echte zelfstandigen zijn ten opzichte van hun klanten zelf verantwoordelijk voor de wijze waarop zij hun werk uitvoeren en voor de kwaliteit van hun output. De vrijheid om zelf de arbeidstijd of perioden van afwezigheid te bepalen, taken te weigeren, onderaannemers of vervangers in te schakelen of werk voor derden te laten uitvoeren, is kenmerkend voor echte zelfstandige arbeid. Daarom moet de feitelijke beperking van dergelijke manoeuvreerruimte door een aantal voorwaarden of door middel van een sanctieregeling ook worden beschouwd als een element van zeggenschap over de uitvoering van het werk. Een nauwlettend toezicht op de uitvoering van het werk of een grondige verificatie van de kwaliteit van de resultaten van dat werk — onder meer met behulp van elektronische middelen — die niet louter bestaan in het gebruik van beoordelingen of ratings door de afnemers van de dienst, moeten daarom worden beschouwd als een element van zeggenschap over de uitvoering van het werk. Tegelijkertijd moeten digitale arbeidsplatformen hun technische interfaces zodanig kunnen ontwerpen dat een goede consumentenervaring wordt gewaarborgd. Maatregelen of voorschriften die wettelijk verplicht zijn of die noodzakelijk zijn om de gezondheid en veiligheid van de afnemer van de dienst te waarborgen, mogen niet worden opgevat als zeggenschap over de uitvoering van werk.

(26) Een doeltreffende toepassing van het wettelijk vermoeden door middel van passende maatregelen, zoals de verspreiding van informatie onder het publiek, het opstellen van richtsnoeren en de versterking van controles en inspecties ter plaatse, is van essentieel belang om rechtszekerheid en transparantie voor alle betrokken partijen te waarborgen. Deze maatregelen moeten rekening houden met de specifieke situatie van startende ondernemingen om het ondernemerspotentieel en de voorwaarden voor duurzame groei van digitale arbeidsplatformen in de Unie te ondersteunen.

(27) In het belang van de rechtszekerheid mag het wettelijk vermoeden geen terugwerkende kracht hebben vóór de omzettingsdatum van deze richtlijn en mag het derhalve alleen vanaf die datum van toepassing zijn, ook wat betreft contractuele verhoudingen die vóór die datum zijn aangegaan en op die datum nog lopen. Vorderingen die verband houden met het mogelijke bestaan van een arbeidsverhouding vóór die datum en rechten en verplichtingen die daaruit voortvloeien tot die datum, mogen derhalve alleen worden beoordeeld op basis van het nationale recht en het recht van de Unie die van vóór deze richtlijn dateren.

(28) De verhouding tussen een persoon die platformwerk verricht en een digitaal arbeidsplatform voldoet mogelijk niet aan de vereisten van een arbeidsverhouding overeenkomstig de definitie die is vastgesteld in de wetgeving, collectieve overeenkomsten of praktijken van de desbetreffende lidstaat, rekening houdend met de jurisprudentie van het Hof van Justitie, ook al heeft het digitale arbeidsplatform zeggenschap over een bepaald aspect van de uitvoering van het werk. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat het wettelijk vermoeden in gerechtelijke en/of administratieve procedures kan worden weerlegd door op basis van bovengenoemde definitie aan te tonen dat de verhouding in kwestie geen arbeidsverhouding is. Deze verschuiving van de bewijslast naar de digitale arbeidsplatformen wordt gerechtvaardigd door het feit dat deze een volledig overzicht hebben van alle feitelijke elementen die bepalend zijn voor de arbeidsverhouding, met name de algoritmen waarmee zij hun activiteiten beheren. Gerechtelijke en administratieve procedures die door digitale arbeidsplatformen worden ingeleid om het wettelijk vermoeden te weerleggen, mogen geen schorsende werking hebben op de toepassing ervan. Een geslaagde weerlegging van het vermoeden in een administratieve procedure mag de toepassing van het vermoeden in een latere gerechtelijke procedure niet in de weg staan. Wanneer de persoon die platformwerk verricht en op wie het vermoeden van toepassing is, het wettelijk vermoeden tracht te weerleggen, moet het digitale arbeidsplatform worden verplicht die persoon bij te staan, met name door alle relevante informatie te verstrekken waarover het platform beschikt met betrekking tot die persoon. De lidstaten moeten de nodige richtsnoeren verstrekken voor procedures om het wettelijk vermoeden te weerleggen.

(29) Verordening (EU) 2016/679 biedt weliswaar een algemeen kader voor de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens, maar er moeten voorschriften worden vastgesteld om tegemoet te komen aan de problemen die specifiek verband houden met de verwerking van persoonsgegevens in het kader van platformwerk. Deze richtlijn voorziet in specifiekere voorschriften in het kader van platformwerk, onder meer om de bescherming van de rechten en vrijheden bij de verwerking van persoonsgegevens van werknemers in de zin van artikel 88 van Verordening (EU) 2016/679 te waarborgen. In dit verband moeten termen betreffende de bescherming van persoonsgegevens in deze richtlijn worden begrepen in het licht van de definities in Verordening (EU) 2016/679.

(30) Naast de rechten en verplichtingen waarin deze richtlijn voorziet, blijven de rechten en verplichtingen van Verordening (EU) 2016/679 van toepassing bij de verwerking van persoonsgegevens. Op grond van de artikelen 13, 14 en 15 van Verordening (EU) 2016/679 moeten de verwerkingsverantwoordelijken bij de verzameling en verwerking van persoonsgegevens zorgen voor transparantie ten aanzien van de betrokkenen. Bovendien voorziet artikel 22, lid 1, van Verordening (EU) 2016/679 in het recht van de betrokkenen om niet te worden onderworpen aan een uitsluitend op geautomatiseerde verwerking, waaronder profilering, gebaseerd besluit waaraan voor hen rechtsgevolgen zijn verbonden of dat hen anderszins in aanmerkelijke mate treft, met inachtneming van de in lid 2 van dat artikel bedoelde uitzonderingen. Deze verplichtingen gelden ook voor digitale arbeidsplatformen.

(31) Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de artikelen 13, 14, 15 en 22 van Verordening (EU) 2016/679, met uitzondering van artikel 13, lid 2, punt f), artikel 14, lid 2, punt g), en artikel 15, lid 1, punt h), daarvan, waarvoor artikel 6 van deze richtlijn voorziet in specifiekere voorschriften met betrekking tot platformwerk, onder meer om de bescherming van de rechten en vrijheden bij de verwerking van persoonsgegevens van werknemers in de zin van artikel 88 van Verordening (EU) 2016/679 te waarborgen.

(32) Digitale arbeidsplatformen moeten worden onderworpen aan transparantieverplichtingen met betrekking tot systemen voor automatische monitoring en besluitvorming die worden gebruikt voor de monitoring van, het toezicht op of de evaluatie van de uitvoering van werk met behulp van elektronische middelen, en systemen voor automatische besluitvorming die worden gebruikt om besluiten te nemen of te ondersteunen die aanzienlijke gevolgen hebben voor de arbeidsvoorwaarden, met name de toegang tot werkopdrachten van personen die platformwerk verrichten, hun inkomsten, hun veiligheid en gezondheid op het werk, hun arbeidstijd, hun promotie en hun contractuele status, met inbegrip van de beperking, schorsing of afsluiting van hun account. Naast het bepaalde in Verordening (EU) 2016/679 moet over dergelijke systemen ook informatie worden verstrekt wanneer besluiten niet uitsluitend op geautomatiseerde verwerking zijn gebaseerd, maar door geautomatiseerde systemen worden ondersteund. Ook moet worden gespecificeerd wat voor soort informatie moet worden verstrekt aan personen die platformwerk verrichten met betrekking tot dergelijke geautomatiseerde systemen, en in welke vorm en wanneer deze informatie moet worden verstrekt. De verplichting van de verwerkingsverantwoordelijke uit hoofde van de artikelen 13, 14 en 15 van Verordening (EU) 2016/679 om de betrokkene bepaalde informatie te verstrekken in verband met de verwerking van persoonsgegevens van de betrokkene en toegang te geven tot die gegevens, moet van toepassing blijven in het kader van platformwerk. Om hen in staat te stellen hun taken te vervullen, moet ook aan vertegenwoordigers van personen die platformwerk verrichten en aan nationale arbeidsautoriteiten die daarom verzoeken, informatie over systemen voor automatische monitoring en besluitvorming worden verstrekt.

(33) Digitale arbeidsplatformen mogen niet worden verplicht om de gedetailleerde werking van hun systemen voor automatische monitoring en besluitvorming, met inbegrip van algoritmen, of andere gedetailleerde gegevens die commerciële geheimen bevatten of door intellectuele-eigendomsrechten worden beschermd, openbaar te maken. Die overwegingen mogen er echter niet toe leiden dat betrokkenen alle door deze richtlijn vereiste informatie wordt onthouden.

(34) Krachtens de artikelen 5 en 6 van Verordening (EU) 2016/679 moeten persoonsgegevens op rechtmatige, behoorlijke en transparante wijze worden verwerkt. Het mag digitale arbeidsplatformen daarom niet worden toegestaan persoonsgegevens te verwerken over personen die platformwerk verrichten welke geen rechtstreeks verband houden met en strikt noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de overeenkomst tussen die personen en het digitale arbeidsplatform. Artikel 6, lid 5, van deze richtlijn voorziet in specifiekere voorschriften in het kader van platformwerk, onder meer om de bescherming van de rechten en vrijheden bij de verwerking van persoonsgegevens van werknemers in de zin van artikel 88 van Verordening (EU) 2016/679 te waarborgen.

(35) Digitale arbeidsplatformen maken uitgebreid gebruik van systemen voor automatische monitoring en besluitvorming bij het beheer van hun personele middelen. Monitoring met behulp van elektronische middelen kan ingrijpend zijn en besluiten die door of met behulp van dergelijke systemen worden genomen, hebben rechtstreekse gevolgen voor de personen die platformwerk verrichten en die mogelijk geen rechtstreeks contact hebben met een menselijke manager of supervisor. Digitale arbeidsplatformen moeten daarom de gevolgen van individuele besluiten die worden genomen door of met behulp van systemen voor automatische monitoring en besluitvorming op de arbeidsvoorwaarden, regelmatig monitoren en evalueren. Hiertoe moeten digitale arbeidsplatformen voor voldoende personele middelen zorgen. De personen die door het digitale arbeidsplatform met de monitoring worden belast, moeten over de nodige bekwaamheid, opleiding en bevoegdheid beschikken om die functie uit te oefenen en moeten worden beschermd tegen ontslag, tuchtmaatregelen of andere nadelige behandelingen wanneer zij geautomatiseerde besluiten of suggesties voor besluiten terzijde schuiven. Naast de verplichtingen uit hoofde van artikel 22 van Verordening (EU) 2016/679 voorziet artikel 7, leden 1 en 3, van deze richtlijn in afzonderlijke verplichtingen voor digitale platformen met betrekking tot menselijke monitoring van de gevolgen van individuele besluiten die zijn genomen door of met behulp van geautomatiseerde systemen, die als specifieke voorschriften van toepassing zijn op platformwerk, onder meer om de bescherming van de rechten en vrijheden bij de verwerking van persoonsgegevens van werknemers in de zin van artikel 88 van Verordening (EU) 2016/679 te waarborgen.

(36) Op grond van artikel 22, lid 3, van Verordening (EU) 2016/679 moeten de verwerkingsverantwoordelijken passende maatregelen treffen ter bescherming van de rechten en vrijheden en gerechtvaardigde belangen van betrokkenen in gevallen waarin jegens hen uitsluitend op geautomatiseerde verwerking gebaseerde besluiten worden genomen. Deze bepaling vereist ten minste het recht van de betrokkene op menselijke tussenkomst van de verwerkingsverantwoordelijke, het recht om zijn of haar standpunt kenbaar te maken en het recht om het besluit aan te vechten. Deze eisen gelden ook voor digitale arbeidsplatformen. Artikel 8 van deze richtlijn voorziet in specifiekere voorschriften in het kader van platformwerk, onder meer om de bescherming van de rechten en vrijheden bij de verwerking van persoonsgegevens van werknemers in de zin van artikel 88 van Verordening (EU) 2016/679 te waarborgen.

(37) In die context moeten personen die platformwerk verrichten het recht hebben om van het digitale arbeidsplatform uitleg te krijgen over een besluit, het ontbreken van een besluit of een reeks besluiten die zijn genomen door of met behulp van geautomatiseerde systemen en die hun arbeidsvoorwaarden aanzienlijk beïnvloeden. Daartoe moet het digitale arbeidsplatform hun de mogelijkheid bieden om de feiten, omstandigheden en redenen in verband met dergelijke besluiten te bespreken en te verduidelijken met een menselijke contactpersoon op het digitale arbeidsplatform. Daarnaast moeten digitale arbeidsplatformen de persoon die platformwerk verricht, een schriftelijke motivering verstrekken voor elk besluit om de account van die persoon te beperken, op te schorten of af te sluiten en om de vergoeding voor het door die persoon verrichte werk te weigeren, of dat zijn of haar contractuele status beïnvloedt, aangezien dergelijke besluiten aanzienlijke negatieve gevolgen kunnen hebben voor personen die platformwerk verrichten, met name voor hun potentiële inkomsten. Wanneer de verkregen uitleg of redenen niet bevredigend zijn of wanneer personen die platformwerk verrichten van mening zijn dat hun rechten zijn geschonden, moeten zij ook het recht hebben om het digitale arbeidsplatform te verzoeken het besluit te herzien en om binnen een redelijke termijn een met redenen omkleed antwoord te krijgen. Wanneer dergelijke besluiten inbreuk maken op de rechten van die personen, zoals arbeidsrechten of het recht op non-discriminatie, moet het digitale arbeidsplatform dergelijke besluiten zo snel mogelijk corrigeren of, indien dat niet mogelijk is, een passende schadevergoeding bieden.

(38) Richtlijn 89/391/EEG van de Raad 63 bevat maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk, met inbegrip van de verplichting voor werkgevers om de risico’s voor de gezondheid en de veiligheid op het werk te evalueren. Aangezien systemen voor geautomatiseerde monitoring en besluitvorming aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van personen die platformwerk verrichten, moeten digitale arbeidsplatformen die risico’s evalueren, beoordelen of de waarborgen van de systemen geschikt zijn om die risico’s aan te pakken en passende preventieve en beschermende maatregelen nemen.

(39) Richtlijn 2002/14/EG van het Europees Parlement en de Raad 64 stelt een algemeen kader betreffende de informatie en de raadpleging van de werknemers in de Unie vast. De invoering van of ingrijpende veranderingen in het gebruik van systemen voor geautomatiseerde monitoring en besluitvorming door digitale arbeidsplatformen hebben rechtstreekse gevolgen voor de organisatie van het werk en de individuele arbeidsvoorwaarden van platformwerkers. Er zijn aanvullende maatregelen nodig om ervoor te zorgen dat digitale arbeidsplatformen platformwerkers of hun vertegenwoordigers op het passende niveau informeren en raadplegen voordat dergelijke besluiten worden genomen. Gezien de technische complexiteit van algoritmische beheersystemen, kan dit gebeuren met de hulp van een door de platformwerkers of hun vertegenwoordigers gekozen deskundige, op gecoördineerde wijze indien nodig.

(40) Een aanzienlijk deel van de personen die platformwerk verrichten, staan niet in een arbeidsverhouding. De gevolgen van door digitale arbeidsplatformen gebruikte systemen voor geautomatiseerde monitoring en besluitvorming voor hun arbeidsvoorwaarden en hun verdienmogelijkheden is vergelijkbaar met de gevolgen daarvan voor platformwerkers. Daarom moeten de rechten in de artikelen 6, 7 en 8 van deze richtlijn met betrekking tot de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens in het kader van algoritmisch beheer, met name de rechten inzake transparantie over systemen voor geautomatiseerde monitoring en besluitvorming, beperkingen op het verwerken of verzamelen van persoonsgegevens, menselijke monitoring en het herzien van belangrijke besluiten, ook gelden voor personen in de Unie die platformwerk verrichten en geen arbeidsovereenkomst hebben of niet in een arbeidsverhouding staan. De rechten op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk en informatie en raadpleging van platformwerkers of hun vertegenwoordigers, die in het licht van het Unierecht specifiek zijn voor werknemers, mogen niet op hen van toepassing zijn. Verordening (EU) 2019/1150 voorziet in waarborgen met betrekking tot billijkheid en transparantie voor zelfstandigen die platformwerk verrichten, indien zij als zakelijke gebruikers in de zin van die verordening worden beschouwd. Wanneer dergelijke waarborgen strijdig zijn met elementen van specifieke rechten en verplichtingen die in deze richtlijn zijn vastgesteld, moeten de specifieke bepalingen van Verordening (EU) 2019/1150 voorrang hebben wat zakelijke gebruikers betreft.

(41) Om ervoor te zorgen dat digitale arbeidsplatformen voldoen aan de arbeidswetgeving en -regelgeving, de verplichtingen inzake socialezekerheidsbijdragen, de coördinatie van de sociale zekerheid en andere toepasselijke voorschriften, met name als zij zijn gevestigd in een ander land dan de lidstaat waar de platformwerker werkt, moeten digitale arbeidsplatformen door platformwerkers verricht werk aanmelden bij de bevoegde arbeids- en socialebeschermingsautoriteiten van de lidstaat waarin het werk wordt verricht, overeenkomstig de voorschriften en procedures die in de wetgeving van de betrokken lidstaten zijn vastgelegd.

(42) Informatie over het aantal personen dat regelmatig platformwerk via digitale arbeidsplatformen verricht, hun contractuele of arbeidsstatus en de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op die contractuele verhoudingen is essentieel om arbeidsinspecties en socialebeschermings- en andere bevoegde autoriteiten te ondersteunen bij het correct bepalen van de arbeidsstatus van personen die platformwerk verrichten en bij het waarborgen van de naleving van de wettelijke verplichtingen, alsook vertegenwoordigers van personen die platformwerk verrichten in de uitoefening van hun representatieve functies, en moet daarom voor hen toegankelijk worden gemaakt. Deze autoriteiten en vertegenwoordigers moeten ook het recht hebben om digitale arbeidsplatformen om aanvullende verduidelijkingen en details te vragen, zoals basisgegevens over arbeidsvoorwaarden in verband met de arbeidstijd en vergoeding.

(43) Er is een uitgebreid systeem van handhavingsbepalingen voor het sociaal acquis in de Unie vastgesteld. Een aantal elementen daarvan moet worden toegepast in deze richtlijn om ervoor te zorgen dat personen die platformwerk verrichten toegang hebben tot een doeltreffend en onpartijdig systeem van geschillenbeslechting en een recht op verhaal hebben, met inbegrip van een passende schadevergoeding. Gezien het fundamentele karakter van het recht op effectieve rechtsbescherming moeten personen die platformwerk verrichten in het bijzonder dergelijke bescherming ook na beëindiging van de arbeidsverhouding of andere contractuele verhouding naar aanleiding waarvan rechten uit hoofde van deze richtlijn zouden zijn geschonden, kunnen blijven genieten.

(44) Vertegenwoordigers van personen die platformwerk verrichten, moeten een of meerdere personen die platformwerk verrichten, kunnen vertegenwoordigen in gerechtelijke of administratieve procedures om de uit deze richtlijn voortvloeiende rechten of verplichtingen te doen gelden. Het instellen van vorderingen namens of ter ondersteuning van meerdere personen die platformwerk verrichten, is een manier om procedures te vergemakkelijken die anders niet zouden worden ingesteld wegens procedurele en financiële belemmeringen of uit angst voor represailles.

(45) Platformwerk wordt gekenmerkt door het ontbreken van een gemeenschappelijke werkplek, waar werknemers elkaar kunnen leren kennen en met elkaar en met hun vertegenwoordigers kunnen communiceren, ook om hun belangen tegenover de werkgever te verdedigen. Daarom moeten er digitale communicatiekanalen worden gecreëerd, in overeenstemming met de organisatie van de werkzaamheden van de digitale arbeidsplatformen, waar personen die platformwerk verrichten met elkaar kunnen uitwisselen en door hun vertegenwoordigers kunnen worden benaderd. Digitale arbeidsplatformen moeten dergelijke communicatiekanalen creëren binnen hun digitale infrastructuur of middels even doeltreffende middelen. Hierbij moet de bescherming van persoonsgegevens in acht worden genomen en moet worden afgezien van toegang tot of monitoring van die communicatie.

(46) In administratieve of gerechtelijke procedures met betrekking tot de correcte bepaling van de arbeidsstatus van personen die platformwerk verrichten, zijn de elementen betreffende de organisatie van het werk die het mogelijk maken de arbeidsstatus vast te stellen en met name te bepalen of het digitale arbeidsplatform zeggenschap heeft over bepaalde elementen van de uitvoering van het werk, mogelijk in het bezit van het digitale arbeidsplatform en niet gemakkelijk toegankelijk voor personen die platformwerk verrichten en bevoegde autoriteiten. Daarom moeten nationale rechterlijke instanties of bevoegde autoriteiten het digitale arbeidsplatform kunnen gelasten al het relevante bewijsmateriaal, met inbegrip van vertrouwelijke informatie, waarover zij zeggenschap hebben — onder voorbehoud van doeltreffende maatregelen ter bescherming van die informatie —, openbaar te maken.

(47) Aangezien artikel 6, artikel 7, leden 1 en 3, en artikel 8 van deze richtlijn voorzien in specifieke voorschriften in het kader van platformwerk om de bescherming van de persoonsgegevens van werknemers in de zin van artikel 88 van Verordening (EU) 2016/679 te waarborgen, en artikel 10 van deze richtlijn deze waarborgen ook toepast op personen zonder arbeidsovereenkomst of arbeidsverhouding, moeten de in artikel 51 van Verordening (EU) 2016/679 bedoelde nationale toezichthoudende autoriteiten bevoegd zijn om toe te zien op de toepassing van die waarborgen. De hoofdstukken VI, VII en VIII van Verordening (EU) 2016/679 moeten van toepassing zijn wat betreft het procedurele kader voor de handhaving van die waarborgen, met name wat betreft toezichts-, samenwerkings- en coherentiemechanismen, rechtsmiddelen, aansprakelijkheid en sancties, met inbegrip van de bevoegdheid om administratieve geldboetes op te leggen tot het in artikel 83, lid 5, van die verordening vermelde bedrag.

(48) Systemen voor automatische monitoring en besluitvorming die in het kader van platformwerk worden gebruikt, omvatten de verwerking van persoonsgegevens en beïnvloeden de arbeidsvoorwaarden en de rechten van personen die platformwerk verrichten. Daarom doen zij vragen rijzen op het gebied van de gegevensbeschermingswetgeving, alsook van het arbeidsrecht en het sociale beschermingsrecht. Toezichthoudende autoriteiten voor gegevensbescherming en bevoegde arbeids- en socialebeschermingsautoriteiten moeten daarom samenwerken bij de handhaving van deze richtlijn, onder meer door onderling relevante informatie uit te wisselen, zonder dat hierbij afbreuk wordt gedaan aan de onafhankelijkheid van de toezichthoudende autoriteiten voor gegevensbescherming.

(49) Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de arbeidsvoorwaarden voor platformwerk verbeteren, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de noodzaak om gemeenschappelijke minimumvereisten vast te stellen, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(50) Deze richtlijn stelt minimumvereisten vast en laat de bevoegdheid van lidstaten om bepalingen die gunstiger zijn voor platformwerkers, aan te nemen of te handhaven derhalve onverlet. Verworven rechten op grond van het bestaande rechtskader moeten van toepassing blijven, tenzij deze richtlijn in gunstiger bepalingen voorziet. De uitvoering van deze richtlijn mag niet worden gebruikt om bestaande rechten vastgesteld in bestaande Unie- of nationale regelgeving op dit gebied te beknotten en kan geen geldige grondslag zijn om het algemene beschermingsniveau op het onder deze richtlijn vallende gebied te verlagen.

(51) Bij de uitvoering van deze richtlijn moeten de lidstaten vermijden zodanige administratieve, financiële en juridische verplichtingen op te leggen dat de oprichting en ontwikkeling van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen daardoor zou kunnen worden belemmerd. De lidstaten moeten de gevolgen van hun omzettingswetgeving voor startende en kleine en middelgrote ondernemingen beoordelen om ervoor te zorgen dat deze niet onevenredig worden getroffen, en daarbij bijzondere aandacht schenken aan micro-ondernemingen en aan administratieve lasten. De lidstaten moeten de resultaten van dergelijke beoordelingen ook bekendmaken.

(52) De lidstaten kunnen de sociale partners belasten met de uitvoering van deze richtlijn indien zij daarom gezamenlijk verzoeken, op voorwaarde dat de lidstaten alle nodige maatregelen treffen om de door deze richtlijn beoogde resultaten te allen tijde te kunnen waarborgen. De lidstaten moeten voorts, in overeenstemming met het nationale recht en de nationale praktijken, passende maatregelen nemen om de effectieve betrokkenheid van de sociale partners te waarborgen en om de sociale dialoog te bevorderen en te versterken met het oog op de uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn.

(53) Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken 65 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om indien gerechtvaardigd de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.

(54) De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 66 en heeft op XX XXXX 67 een advies uitgebracht.