Overwegingen bij COM(2021)773 - Individuele leerrekeningen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2021)773 - Individuele leerrekeningen.
document COM(2021)773 EN
datum 16 juni 2022
 
(1) Geschoolde arbeidskrachten zijn van cruciaal belang om het duurzame concurrentievermogen van de EU te versterken, een banenrijk herstel na de COVID‑19-pandemie te ondersteunen en voor een sociaal rechtvaardige digitale en groene transitie te zorgen. De mensen moeten gelijke tred met de veranderingen op de arbeidsmarkt houden door hun vaardigheden aan te scherpen. Nieuwe en betere vaardigheden bieden meer mogelijkheden en stellen mensen in staat een actieve rol bij succesvolle overgangen op de arbeidsmarkt te spelen en ten volle aan het maatschappelijk leven deel te nemen tegen de achtergrond van demografische veranderingen. Bovendien kan de bijscholing van volwassenen een krachtig instrument zijn om sociale rechtvaardigheid en inclusie te bevorderen met het oog op een rechtvaardige transitie.

(2) Krachtens artikel 14, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie heeft iedereen recht op onderwijs en op toegang tot beroepsopleiding en bijscholing. Het eerste beginsel van de Europese pijler van sociale rechten 56 bepaalt dat iedereen recht heeft op hoogwaardige en inclusieve voorzieningen voor onderwijs, opleiding en een leven lang leren om de vaardigheden te verwerven en te onderhouden die nodig zijn om ten volle aan het maatschappelijk leven te kunnen deelnemen en overgangen op de arbeidsmarkt met succes te kunnen opvangen. Het vierde beginsel heeft betrekking op actieve ondersteuning bij het vinden van werk: iedereen heeft recht op tijdige en op maat gesneden hulp bij het verbeteren van zijn of haar vooruitzichten om een baan te vinden of zich als zelfstandige te vestigen. Het vijfde beginsel inzake veilige en flexibele werkgelegenheid benadrukt dat werknemers — ongeacht de aard en de duur van hun arbeidsrelatie — recht hebben op een billijke en gelijke behandeling wat betreft arbeidsvoorwaarden, toegang tot sociale bescherming en opleiding.

(3) De Europese Raad heeft zich op 25 juni 2021 — in overeenstemming met de Verklaring van Porto — ingenomen betoond met de EU-kerndoelen van het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten 57 en daarmee steun toegezegd aan het streven ervoor te zorgen dat uiterlijk 2030 ten minste 60 % van alle volwassenen jaarlijks een opleiding volgt. De deelname aan volwasseneneducatie is de afgelopen tien jaar in de EU echter gestagneerd en 21 lidstaten hebben het EU-streefcijfer voor 2020 niet gehaald. Vele volwassenen — bijvoorbeeld volwassenen met een atypische vorm van werk, werknemers van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), werklozen, inactieven en laaggeschoolden — kunnen al te vaak geen gebruik maken van de mogelijkheden om vaardigheden te ontwikkelen.

(4) De in juli 2020 goedgekeurde Europese vaardighedenagenda 58 pleit voor een revolutie op het gebied van vaardigheden om de ecologische en de digitale transitie aan te grijpen als een kans voor een snel en rechtvaardig herstel. In de agenda wordt onder meer aangekondigd dat de Commissie zal nagaan hoe individuele leerrekeningen kunnen worden gebruikt om de bij- en omscholing van volwassenen in de werkende leeftijd te bevorderen ter aanvulling van andere maatregelen die specifiek gericht zijn op werkgevers en aanbieders van onderwijs en opleidingen.

(5) Zoals uiteengezet in de Europese Green Deal 59 voor klimaatneutraliteit tegen 2050, is het zaak vaardigheden voor de groene transitie te ontwikkelen en de beroepsbevolking bij en om te scholen met het oog op de overgang naar een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie. De mededeling van de Commissie “Fit for 55” 60 erkent dat de groene transitie alleen kan slagen als de EU over de nodige geschoolde arbeidskrachten beschikt om concurrerend te blijven en verwijst naar de vlaggenschipacties van de vaardighedenagenda om mensen uit te rusten met de vereiste vaardigheden voor de groene en de digitale transitie.

(6) De mededeling over Europa’s digitale decennium 61 bevestigt de doelstelling van minstens 80 % van de EU-bevolking met ten minste digitale basisvaardigheden tegen 2030 en stelt het streefcijfer vast van 20 miljoen werkende ICT-specialisten, met een evenwicht tussen vrouwen en mannen, tegen 2030. Het voorstel van de Commissie over het traject naar het digitale decennium 62 stelt voor een kader vast te stellen om deze doelstellingen te verwezenlijken. Het actieplan voor digitaal onderwijs 2021‑2027 63 benadrukt dat technologische middelen moeten worden ingezet om de toegankelijkheid tot en de flexibiliteit van leermogelijkheden — met inbegrip van bij- en omscholing — te verbeteren.

(7) De mededeling van de Commissie over Een nieuwe industriestrategie voor Europa 64 pleit voor doortastende maatregelen om iedereen de mogelijkheid te geven een leven lang te leren en ervoor te zorgen dat onderwijs en opleiding gelijke tred met de dubbele transitie houden en die dubbele transitie helpen verwezenlijken.

(8) In de conclusies van de Raad van 8 juni 2020 65 worden de lidstaten verzocht “mogelijke modellen te bestuderen voor openbare en particuliere financiering van een leven lang leren en de ontwikkeling van vaardigheden op individueel niveau” en wordt de Commissie verzocht de lidstaten hierbij te ondersteunen.

(9) Onvoldoende financiële steun voor individuele personen is een van de belangrijkste obstakels voor deelname aan leeractiviteiten. Over het geheel genomen zijn de publieke en particuliere investeringen ontoereikend. De meeste opleidingen in de EU die met het werk verband houden, worden door de werkgevers gesponsord. Veel bedrijven — en vooral kmo’s — voorzien echter niet in opleidingen — of de financiering ervan — voor hun werknemers en ook personen met atypisch werk hebben minder vaak of helemaal geen toegang tot door werkgevers gesponsorde opleidingen. Dergelijke ongelijkheden ondermijnen het welzijn en de gezondheid van mensen, tasten het economisch concurrentievermogen aan, resulteren in gemiste kansen en obstakels voor innovatie en kunnen ertoe leiden dat mensen er niet in slagen de overgang naar duurzamere economische activiteiten te maken.

(10) Naast directe kosten vormt tijdsgebrek een belangrijke factor die volwassenen ervan weerhoudt een opleiding te volgen. De meeste lidstaten hebben het Verdrag betreffende betaald scholings- en vormingsverlof van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) ondertekend en in nationaal recht omgezet. In veel lidstaten zijn de betrokkenen echter weinig op de hoogte van opleidingsverlof en maken ze er slechts zeer beperkt gebruik van. Bovendien hebben atypische werknemers vaak geen toegang tot de bestaande voorzieningen en kunnen volwassenen geen onderwijs of een opleiding volgen in perioden van werkloosheid of lage economische activiteit.

(11) Veel volwassenen — vooral laaggeschoolden en degenen die het verst van de arbeidsmarkt af staan — zijn niet gemotiveerd om een opleiding te volgen. Het is mogelijk dat ze niet op de hoogte van hun eigen behoeften aan vaardigheden zijn en niet weten of degelijke en op de arbeidsmarkt erkende ondersteuning en opleiding beschikbaar zijn. Bovendien kan het zijn dat mensen niet gemotiveerd zijn om een opleiding te volgen die is gekozen zonder hen te raadplegen en die niet op hun behoeften is toegesneden.

(12) Er is behoefte aan een nieuwe benadering van bij- en omscholing in de EU. Daarbij is het zaak bestaande instrumenten aan te vullen en gevolg aan politieke toezeggingen te geven door individuele personen het heft in eigen hand te laten nemen en hen op alle vaardighedenniveaus de nodige steun en tools te verlenen om zich bij of om te scholen.

(13) In een advies van augustus 2021 66 over het EU-initiatief inzake individuele leerrekeningen en de versterking van het opleidingsaanbod in Europa stelt het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding dat een dergelijk initiatief de betrokkenheid, de motivatie en de deelname van volwassenen aan onderwijs en opleiding moet bevorderen. De belangrijkste uitdaging bestaat erin vaardigheden en banen beter op elkaar af te stemmen en de toegang tot gediversifieerde kwaliteitsopleidingen te waarborgen door voor een relevanter en meer op maat gesneden aanbod te zorgen.

(14) De bovengenoemde problemen kunnen worden aangepakt door mensen directe financiële steun via opleidingsrechten in het kader van individuele leerrekeningen te verlenen en voor een breed faciliterend kader te zorgen dat toegang biedt tot opleidingen, informatie, begeleiding, betaald opleidingsverlof en de erkenning van opleidingsresultaten.

(15) Op nationaal niveau zou een toereikend opleidingsrecht moeten worden vastgesteld in overeenstemming met ieders opleidingsbehoeften, dat bijvoorbeeld volstaat voor 30 uur erkende opleidingsactiviteiten per jaar voor iedereen en tot 50 uur voor de meest behoeftige personen. Door de financiering aan de behoeften aan te passen kan de efficiëntie van het initiatief worden vergroot. De lidstaten kunnen in extra opleidingsrechten voor de meest behoeftige personen voorzien, afhankelijk van de nationale context en de veranderende arbeidsmarkt. Zo zouden de lidstaten individuele leerrekeningen in strategische sectoren extra kunnen aanvullen 67 om de groene en de digitale transitie te ondersteunen. Naast financiële rechten zijn ook de relevantie, het nut en de erkenning van opleidingen van groot belang. De sociale partners en de betrokken belanghebbenden zouden over deze kwesties moeten worden geraadpleegd.

(16) Individuele leerrekeningen zouden mensen in staat moeten stellen gedurende een bepaalde periode opleidingsrechten op te bouwen en te gebruiken, zodat ze aan langere of duurdere opleidingen kunnen deelnemen of in tijden van economische neergang een opleiding kunnen volgen om aan nieuwe behoeften aan vaardigheden te voldoen. Personen zouden hun individuele opleidingsrechten moeten kunnen bewaren onafhankelijk van hun arbeidssituatie of beroepsstatus en bij loopbaanveranderingen. De lidstaten zouden regels met betrekking tot het verval van rechten moeten vaststellen die lerenden stimuleren ten volle van hun rechten gebruik te maken.

(17) Personen zouden ook vanuit het buitenland van hun individuele opleidingsrechten moeten kunnen gebruikmaken als ze erkende en hoogwaardige opleidingen volgen uit het nationale register van hun leerrekening. De overdraagbaarheid van rechten tussen lidstaten is op langere termijn gewenst en moet nader worden onderzocht.

(18) Om mensen te helpen een geschikt opleidingstraject te vinden — en hen zo sterker te motiveren om te leren — en toegang te krijgen tot loopbaanbegeleiding en validatiemogelijkheden, zouden geüpdatete openbare registers van erkende opleidingen beschikbaar moeten worden gesteld — via één enkele specifieke nationale digitale portaalsite die voor iedereen, met inbegrip van personen met een handicap, toegankelijk is — en op passende wijze aan het Europass-platform worden gekoppeld.

(19) Individuele leerrekeningen zouden gebruikt moeten kunnen worden om toegang te krijgen tot validatie, met inbegrip van mogelijkheden voor het beoordelen van vaardigheden. De recente evaluatie van de aanbeveling van de Raad betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren 68 maakt duidelijk dat aanzienlijke vooruitgang is geboekt, maar stelt ook vast dat er zich nog steeds problemen voordoen en stelt in dat verband oplossingen voor. Het is met name zaak individuele personen op maat gesneden steun te verlenen en te zorgen voor meer coördinatie met begeleidingsdiensten en voor valideringsinitiatieven die doeltreffend op de behoeften van kansarme en kwetsbare groepen zijn afgestemd. De lidstaten zouden het gebruik van microcredentials in voorkomend geval moeten aanmoedigen op basis van vastgestelde behoeften en in overeenstemming met de Europese benadering van microcredentials.

(20) Deze aanbeveling ondersteunt betaald opleidingsverlof. Door op adequate wijze in betaald opleidingsverlof te voorzien overeenkomstig het (door 12 lidstaten geratificeerde 69 ) Verdrag van de IAO betreffende betaald scholings- en vormingsverlof, zouden de werknemers hun salaris of een vervangingsinkomen kunnen behouden tijdens opleidingsperioden die variëren van enkele dagen tot een aantal maanden. De lidstaten zouden moeten worden aangemoedigd met de sociale partners een dialoog aan te gaan over regelingen die werknemers in staat stellen tijdens de werkuren aan opleidingen deel te nemen met behulp van hun individuele leerrekeningen. In dit verband zou rekening moeten worden gehouden met de specifieke situatie van kmo’s en met name micro-ondernemingen.

(21) Bredere outreach- en voorlichtingsactiviteiten en ‑campagnes zijn van cruciaal belang om te zorgen voor hoge percentages volwassenen die van leermogelijkheden gebruikmaken, met name onder groepen die zich weinig bewust zijn van bij- en omscholing, zoals de groepen die het verst van de arbeidsmarkt af staan. Dankzij de samenwerking tussen overheidsinstanties, sociale partners, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden op basis van de consensus dat bij- en omscholing een investeringsmiddel zijn, kunnen outreach- en voorlichtingsactiviteiten meer effect sorteren. Door aandacht aan toegankelijkheid te schenken zou de deelname van volwassenen met een handicap moeten worden vergemakkelijkt.

(22) Monitoring en een voortdurende verbetering van de individuele leerrekeningen en het faciliterende kader zijn van essentieel belang voor de uitvoering. In een later stadium zouden aanpassingen kunnen worden doorgevoerd met betrekking tot het aantal individuele opleidingsrechten, de prioritaire groepen of de gebruikersvriendelijke integratie van de verschillende onderdelen van het faciliterende kader.

(23) Toereikende financiering is een essentieel kenmerk van succesvolle regelingen voor individuele leerrekeningen. Individuele leerrekeningen zouden de kostendeling tussen verschillende financieringsbronnen, zoals overheidsinstanties en werkgevers, moeten vergemakkelijken door verschillende financiers in staat te stellen tot de rekening bij te dragen. Een combinatie van publieke en private financieringsbronnen zou de duurzaamheid van het initiatief in de lidstaten moeten waarborgen, wat van fundamenteel belang is voor het welslagen ervan. Hierdoor kan de steun beter worden gemoduleerd en kunnen de werkgevers de rekeningen van hun werknemers gemakkelijker aanvullen, hetzij op vrijwillige basis, hetzij als resultaat van collectieve arbeidsovereenkomsten.

(24) EU-fondsen — bijvoorbeeld het Europees Sociaal Fonds Plus 70 , het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en, in voorkomend geval, de faciliteit voor herstel en veerkracht in het kader van Next Generation EU 71  — en op maat gesneden expertise via het instrument voor technische ondersteuning kunnen de creatie van individuele leerrekeningen en het bijbehorende faciliterende kader ondersteunen. Ook door de Commissie bevorderd wederzijds leren kan het proces ondersteunen.

(25) Deze aanbeveling mag geen afbreuk doen aan de exclusieve bevoegdheid van de lidstaten met betrekking tot de organisatie en de inhoud van hun stelsels voor volwasseneneducatie en ‑opleiding. Ze mag hen er niet van weerhouden geavanceerdere bepalingen inzake volwasseneneducatie en ‑opleiding te handhaven of vast te stellen dan die welke hier worden aanbevolen.

(26) De lidstaten zouden de sociale partners en belanghebbenden — met inbegrip van maatschappelijke organisaties — moeten betrekken bij het ontwerp van hervormingen. Deze aanbeveling mag de autonomie van de sociale partners niet beperken op gebieden waar zij verantwoordelijk zijn voor het opzetten en beheren van opleidingsstelsels.

(27) De in deze aanbeveling beschreven maatregelen mogen niet in de plaats komen van opleidingen waarin werkgevers en openbare en particuliere diensten voor arbeidsvoorziening voorzien, noch van overheidssteun voor onderwijs- en opleidingsinstellingen of andere vormen van steun,