Overwegingen bij COM(2021)807 - Standpunt EU over het toevoegen van stoffen aan de lijsten inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972, en psychotrope stoffen van 1971

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties (VN) inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972 14 (hierna het “Verdrag inzake verdovende middelen” genoemd), is op 8 augustus 1975 in werking getreden.

(2) Overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag inzake verdovende middelen kan de Commissie Verdovende Middelen besluiten bepaalde stoffen toe te voegen aan de aan dat verdrag gehechte lijsten. Zij kan de lijsten alleen wijzigen in overeenstemming met de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), maar zij kan ook besluiten de door de WHO aanbevolen wijzigingen niet over te nemen.

(3) Het VN-Verdrag inzake psychotrope stoffen van 1971 (hierna het “Verdrag inzake psychotrope stoffen” genoemd) 15 is op 16 augustus 1976 in werking getreden.

(4) Overeenkomstig artikel 2 van het Verdrag inzake psychotrope stoffen kan de Commissie Verdovende Middelen, op grond van aanbevelingen van de WHO, besluiten om bepaalde stoffen aan de aan dat Verdrag gehechte lijsten toe te voegen of daarvan af te voeren. Zij beschikt over een ruime discretionaire bevoegdheid om rekening te houden met economische, sociale, juridische, administratieve en andere factoren, maar mag niet willekeurig handelen.

(5) Wijzigingen van de aan beide verdragen gehechte lijsten hebben rechtstreekse gevolgen voor het toepassingsgebied van het Unierecht op het gebied van drugscontrole. Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad 16 is van toepassing op de stoffen die zijn opgenomen in de lijsten bij deze verdragen. Iedere wijziging van de aan de verdragen gehechte lijsten heeft dus rechtstreeks gevolgen voor de gemeenschappelijke regelgeving van de Unie en wijzigt de strekking ervan, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(6) De Commissie Verdovende Middelen zal op haar vijfenzestigste zitting, die gepland staat van 14 tot en met 18 maart 2022 in Wenen, besluiten vaststellen over de toevoeging van drie nieuwe stoffen aan de lijsten bij de VN-verdragen.

(7) De Unie is geen partij bij het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen. Zij heeft de status van waarnemer zonder stemrechten in de Commissie Verdovende Middelen, waarvan in maart 2022 elf lidstaten stemgerechtigd lid zullen zijn 17 . Daarom moet de Raad de lidstaten machtigen om het standpunt van de Unie over het toevoegen van stoffen aan de lijsten bij het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen tot uiting te brengen, aangezien de besluiten betreffende het toevoegen van nieuwe stoffen aan de lijsten bij die verdragen onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen.

(8) De WHO heeft aanbevolen om twee nieuwe stoffen toe te voegen aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen en één nieuwe stof aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen 18 .

(9) Alle stoffen die door het WHO-deskundigencomité inzake drugsafhankelijkheid (hierna “deskundigencomité” genoemd) zijn beoordeeld en door de WHO worden aanbevolen voor toevoeging aan de lijsten, worden door het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving als nieuwe psychoactieve stof gemonitord op grond van Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad 19 .

(10) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is brorfine (chemische naam: 1-{1-[1-(4-bromophenyl)ethyl]piperidin-4-yl}-1,3-dihydro-2H-benzimidazol-2-one) een synthetische opioïde die gelijkt op andere synthetische opioïden zoals morfine en fentanyl. Brorfine kan worden omgezet in bezitramide, dat een opioïde is die op lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen staat. Brorfine heeft geen therapeutische toepassingen en heeft geen vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel verkregen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat brorfine wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat brorfine wordt toegevoegd aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen.

(11) Brorfine is in 4 lidstaten aangetroffen en in ten minste 3 lidstaten aan controle onderworpen. Brorfine is in verband gebracht met één niet-dodelijke intoxicatie en staat momenteel onder intensief toezicht van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving.

(12) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat brorfine aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen moet worden toegevoegd.

(13) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is metonitazeen (chemische naam: N,N-diethyl-2-[(4-methoxyphenyl)methyl]-5-nitro-1H-benzimidazole-1-ethanamine) een synthetische opioïde die structureel gelijkt op isotonitazeen en etonitazeen, die beide op lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen staan. Metonitazeen is bestudeerd in preklinische modellen vanwege zijn analgetische werking, maar er is geen therapeutisch gebruik van bekend. Er is voldoende bewijs voorhanden dat metonitazeen wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat metonitazeen wordt toegevoegd aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen.

(14) Metonitazeen is in 3 lidstaten aangetroffen en in ten minste 3 lidstaten aan controle onderworpen. Metonitazeen is in verband gebracht met één sterfgeval en staat momenteel onder intensief toezicht van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving.

(15) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat metonitazeen aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen moet worden toegevoegd.

(16) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is eutyloon (chemische naam: 1-(1,3-benzodioxol-5-yl)-2-(ethylamino)butan-1-one) een synthetisch cathinon met een chemische structuur als en farmacologische gelijkenissen met amfetaminen en cathinonen die reeds onder internationale controle staan. Verwante cathinonen, zoals methyloon en N-ethylnorpentyloon, staan op lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen. Eutyloon heeft geen bekende therapeutische toepassingen en heeft geen vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel verkregen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat eutyloon wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat eutyloon wordt opgenomen in lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(17) Eutyloon is in 20 lidstaten aangetroffen en in ten minste 2 lidstaten aan controle onderworpen. De stof is in verband gebracht met één niet-dodelijke intoxicatie en is aangetroffen in drie biologische monsters die verband houden met ernstige ongewenste voorvallen. Eutyloon staat momenteel onder intensief toezicht van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving.

(18) Daarom moeten de lidstaten het standpunt innemen dat eutyloon aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(19) Het is wenselijk het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Commissie Verdovende Middelen, aangezien de besluiten over de toevoeging van 3 nieuwe stoffen aan de diverse lijsten een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, te weten Kaderbesluit 2004/757/JBZ.

(20) Het standpunt van de Unie moet tot uiting worden gebracht door de gezamenlijk optredende lidstaten die lid zijn van de Commissie Verdovende Middelen.

(21) Denemarken is gebonden door Kaderbesluit 2004/757/JBZ en neemt derhalve deel aan de vaststelling en toepassing van dit besluit.

(22) Ierland is gebonden door Kaderbesluit 2004/757/JBZ en neemt derhalve deel aan de vaststelling en toepassing van dit besluit.