Overwegingen bij COM(2022)18 - Drugsagentschap van de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2022)18 - Drugsagentschap van de EU.
document COM(2022)18 EN
datum 27 juni 2023
 
a name="DQPStarAt1DQPStarAt2175CCD922C14BDC9F491">(1) Het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving is opgericht bij Verordening (EEG) nr. 302/93 van de Raad6. Dit oprichtingsbesluit is in 2006 herschikt bij Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad7.

(2) Het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving is opgericht om op het niveau van de Unie feitelijke, objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie te verstrekken over drugs, drugsverslaving en de gevolgen daarvan, teneinde de Unie en de lidstaten feitenmateriaal te verschaffen ter ondersteuning van de beleidsvorming en als leidraad voor initiatieven op het gebied van drugsbestrijding en hen aldus een toegevoegde waarde te bieden wanneer zij op hun respectieve bevoegdheidsterreinen maatregelen nemen of acties uitstippelen om de drugsproblematiek aan te pakken. Door de oprichting van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving is de beschikbaarheid van informatie over drugs en drugsverslaving in heel Europa duidelijk verbeterd.

(3) Hoewel de algemene doelstelling van Verordening (EG) nr. 1920/2006 nog steeds geldig is en moet worden behouden, is deze verordening als zodanig niet langer geschikt om de huidige en toekomstige uitdagingen op het gebied van drugs aan te pakken. Daarom moet het mandaat van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving worden herzien, onder meer door het waarnemingscentrum te vervangen door en om te dopen tot het “Drugsagentschap van de Europese Unie” (“het agentschap”). Aangezien Verordening (EG) nr. 1920/2006 ingrijpend moet worden gewijzigd om rekening te houden met de gemeenschappelijke aanpak voor gedecentraliseerde agentschappen van de Unie8 en met de ontwikkelingen op het gebied van drugs, moet die verordening ter wille van de duidelijkheid worden vervangen door een nieuwe verordening.

(4) In Verordening (EG) nr. 1920/2006 lag de nadruk vooral op gezondheidskwesties. Er moet echter ook aandacht worden besteed aan de drugsmarkten en het drugsaanbod om inzicht te krijgen in de gevolgen van het drugsfenomeen voor de volksgezondheid, de beschikbaarheid van drugs in de Unie terug te dringen en de vraag naar drugs in te dammen. Gezondheids- en aanbodgerelateerde kwesties zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het agentschap moet de drugsproblematiek daarom op een meer holistische wijze aanpakken.

(5) De werkzaamheden van het agentschap moeten worden verricht met inachtneming van de respectieve bevoegdheden van de Unie en haar lidstaten op het gebied van drugs. Deze werkzaamheden moeten betrekking hebben op de verschillende aspecten van de drugsproblematiek en de in dit verband toegepaste oplossingen. Daarbij moet het agentschap zich laten leiden door relevante strategieën en actieplannen die door de Unie zijn vastgesteld, met name de huidige EU‑drugsstrategie en het huidige EU‑drugsactieplan.

(6) Bij de uitvoering van zijn activiteiten moet het agentschap samenwerken met andere agentschappen en organen van de Unie, met name het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol), het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol), het Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA), het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) en het Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur (EACEA), en moet het rekening houden met hun activiteiten om dubbel werk te voorkomen. Er moet ook op internationaal vlak worden samengewerkt met relevante autoriteiten en organen in derde landen en op het niveau van de Verenigde Naties.

(7) Polymiddelengebruik, dat wil zeggen het gelijktijdige gebruik van een of meer legale of illegale psychoactieve stoffen of soorten stoffen, wanneer die stoffen samen met drugs worden ingenomen, komt steeds vaker voor. Daarom moet het agentschap zich ook richten op andere verslavende stoffen wanneer deze stoffen samen met drugs worden gebruikt, door monitoringsystemen te ontwikkelen die, in plaats van zich te richten op slechts één stof, bijvoorbeeld heroïne, ook rekening houden met de belangrijke rol van gelijktijdig of opeenvolgend gebruik van andere stoffen, zoals niet-gecontroleerde opioïden of oneigenlijk gebruikte geneesmiddelen.

(8) Het agentschap moet zijn activiteiten ontwikkelen op drie belangrijke bevoegdheidsgebieden, namelijk monitoring, die leidt tot een beter onderbouwd beleid; vroegtijdige waarschuwing en risicobeoordeling, die leiden tot beter onderbouwde maatregelen, en competentieontwikkeling, die leidt tot een sterkere respons van de Unie op het drugsfenomeen.

(9) Het verzamelen, analyseren en verspreiden van gegevens moet de hoofdtaak van het agentschap blijven. De standaardgegevens worden verzameld via de nationale knooppunten, die een van de belangrijkste gegevensverstrekkers voor het agentschap moeten blijven. Met behulp van innovatieve methoden voor gegevensverzameling zijn er steeds meer aanvullende gegevensbronnen beschikbaar die dichter bij realtime aansluiten. Daarom moet het agentschap toegang hebben tot alle beschikbare gegevens om een holistisch beeld te krijgen van de drugsproblematiek in de Unie en de externe factoren die daarop van invloed zijn.

(10) De aan het agentschap opgelegde verplichtingen inzake gegevens moeten worden weerspiegeld in de nationale knooppunten. Deze knooppunten moeten in de lidstaten de bevoegdheid krijgen om alle relevante gegevens van de verschillende nationale autoriteiten te ontvangen. Het verzamelen van gegevens in de lidstaten moet zoveel mogelijk worden gestroomlijnd om dubbele rapportage en dubbel werk te voorkomen.

(11) Om het verzamelen van gegevens en het uitwisselen van informatie, zowel kwalitatief als kwantitatief, te vergemakkelijken en te structureren, en om de totstandbrenging van een geïntegreerd en interoperabel monitoringsysteem dat monitoring in realtime mogelijk maakt, te ondersteunen, moet het agentschap over een passende digitale oplossing beschikken. Dit moet de automatisering van het beheer en de uitwisseling van gegevens en informatie mogelijk maken. Een dergelijke oplossing moet ook de monitoring in realtime van op technologie gebaseerde drugsmarkten, waaronder het darknet, vergemakkelijken.

(12) Om het agentschap in staat te stellen beter gebruik te maken van de informatie waarover het beschikt, bijvoorbeeld om meer proactieve acties te ondernemen zoals dreigingsevaluaties, strategische inlichtingenverslagen en waarschuwingsberichten, en om de paraatheid van de Unie ten aanzien van toekomstige ontwikkelingen te vergroten, moet de monitoring- en analysecapaciteit van het agentschap worden versterkt.

(13) Om de paraatheid van de Unie te verbeteren, is het ook noodzakelijk een holistisch beeld te krijgen van de mogelijke toekomstige ontwikkelingen van de drugsproblematiek. Om zichzelf en beleidsmakers op dergelijke toekomstige ontwikkelingen voor te bereiden, moet het agentschap regelmatig prognoses opstellen waarbij rekening wordt gehouden met megatrends, dat wil zeggen langetermijnfactoren die vroeg waarneembaar zijn en hoogstwaarschijnlijk grote gevolgen voor de toekomst zullen hebben, met als doel nieuwe uitdagingen en kansen voor de aanpak van drugsproblemen in kaart te brengen.

(14) De drugsproblematiek raakt steeds nauwer verstrengeld met technologie, zoals opnieuw is gebleken tijdens de COVID-19-pandemie, die leidde tot een toename van het gebruik van nieuwe technologieën om de distributie van drugs te vergemakkelijken. Geschat wordt dat ongeveer tweederde van het aanbod op de darknetmarkt te maken heeft met drugs. Voor de handel in drugs worden er verschillende platforms gebruikt, waaronder socialemedianetwerken en mobiele applicaties. Deze ontwikkeling komt tot uiting in de reacties op het drugsfenomeen, met een toenemend gebruik van mobiele applicaties en e-gezondheidsinterventies. Het agentschap moet, samen met de andere betrokken agentschappen van de Unie en zonder dubbel werk te doen, dergelijke ontwikkelingen monitoren als onderdeel van zijn holistische aanpak van de drugsproblematiek.

(15) Nieuwe psychoactieve stoffen die in de Unie volksgezondheids- en sociale risico’s met zich meebrengen, moeten op het niveau van de Unie worden aangepakt. Daarom is het noodzakelijk deze te monitoren en, met het oog op een snelle reactie, het EU‑systeem voor vroegtijdige waarschuwing te behouden. Het systeem voor informatie-uitwisseling over en vroegtijdige waarschuwing voor nieuwe psychoactieve stoffen, met inbegrip van het eerste verslag over en de risicobeoordeling van nieuwe psychoactieve stoffen, is onlangs gewijzigd en mag niet opnieuw worden gewijzigd.

(16) Op basis van de versterkte monitoring door het agentschap en de ervaring die is opgedaan met de risicobeoordeling van nieuwe psychoactieve stoffen, moet het agentschap een capaciteit voor algemene dreigingsevaluatie ontwikkelen. Er is dringend behoefte aan een meer proactieve capaciteit om nieuwe dreigingen snel te detecteren en input te geven voor de ontwikkeling van tegenmaatregelen, aangezien het dynamische karakter van het moderne drugsfenomeen ertoe leidt dat de daarmee samenhangende problemen zich snel over de grenzen heen kunnen verspreiden.

(17) Aangezien gevaarlijke stoffen schadelijk kunnen zijn voor de volksgezondheid, moet het agentschap waarschuwingen kunnen afgeven. Ter ondersteuning van deze functie moet het agentschap een Europees waarschuwingssysteem voor drugs ontwikkelen, dat toegankelijk moet zijn voor de nationale autoriteiten. Een dergelijk systeem moet een snelle uitwisseling van informatie faciliteren, waarbij er mogelijkerwijs snel maatregelen moeten worden genomen ter waarborging van de volksgezondheid, de veiligheid en de beveiliging. Het agentschap moet niet alleen de nationale autoriteiten, maar ook de potentiële gebruikers van deze stoffen daarover kunnen informeren.

(18) Drugsprecursoren zijn stoffen die nodig zijn voor de productie van drugs zoals amfetaminen, cocaïne en heroïne. Aangezien de productie van illegale drugs in de Unie toeneemt, moet de preventie van de handel in drugsprecursoren en van het misbruik van via legale kanalen verkregen drugsprecursoren voor de productie van illegale drugs, worden versterkt. Ter ondersteuning van deze inspanningen moet het agentschap een rol spelen bij de monitoring van het misbruik van en de handel in drugsprecursoren en moet het de Commissie bijstaan bij de uitvoering van de Uniewetgeving inzake drugsprecursoren.

(19) Aangezien er steeds meer behoefte is aan forensische en toxicologische gegevens en aan specialistische expertise en er een gebrek is aan coördinatie tussen de laboratoria in de lidstaten, moet er een “virtueel” laboratorium worden opgezet, dat wil zeggen een netwerk van forensische en toxicologische laboratoria die deskundig zijn op het gebied van drugs en drugsgerelateerde schade. Dit “virtuele” laboratorium moet het agentschap in staat stellen toegang te krijgen tot relevante informatie, zijn capaciteit op dit gebied vergroten en de uitwisseling van kennis tussen de betrokken laboratoria in de lidstaten ondersteunen, zonder dat het agentschap hoge kosten hoeft te maken voor het opzetten en beheren van een eigen laboratorium.

(20) Het netwerk van forensische en toxicologische laboratoria moet representatief zijn voor de lidstaten door de lidstaten de mogelijkheid te bieden twee laboratoria voor het netwerk aan te wijzen, die beschikken over toxicologische en forensische deskundigheid. Met het oog op een zo groot mogelijke dekking moeten deskundigen van andere laboratoria die relevant zijn voor de werkzaamheden van het agentschap, waaronder het Europees netwerk van douanelaboratoria, ook aan het netwerk kunnen deelnemen. Door een dergelijke samenwerking zouden alle betrokken laboratoria op verschillende gebieden van elkaar kunnen leren.

(21) Om de kennis op dit gebied te verbeteren en de lidstaten te ondersteunen, moet het agentschap relevante projecten definiëren en financieren, zoals de ontwikkeling van referentienormen voor nieuwe drugs, de uitwerking van toxicologische of farmacologische studies, en drugsprofilering. Een dergelijke aanpak zou de uitwisseling van informatie tussen relevante laboratoria ondersteunen en de kosten voor afzonderlijke laboratoria reduceren.

(22) Aangezien het agentschap toegang heeft tot gegevens en beschikt over de nodige wetenschappelijke deskundigheid om empirisch onderbouwde preventiestrategieën te ontwikkelen en te bevorderen, moet het worden betrokken bij preventiewerkzaamheden, met name de uitwisseling van beste praktijken en toepasbare onderzoeksresultaten op het gebied van drugspreventie, preventie van drugscriminaliteit en preventie van drugsgerelateerde schade, met inbegrip van het opstellen van kwaliteitsnormen voor drugspreventie (Europese kwaliteitsnormen voor drugspreventie) of van een curriculum dat besluitvormers en beleidsmakers kennis verschaft over de meest doeltreffende en empirisch onderbouwde preventiemaatregelen en -benaderingen (preventiecurriculum van de Europese Unie).

(23) Aangezien het agentschap opereert vanuit het perspectief van de Unie, moet het nationale maatregelen en opleidingen, bijvoorbeeld op het gebied van preventie, behandeling, schadebeperking en andere daarmee samenhangende maatregelen kunnen beoordelen op hun consistentie met de meest recente wetenschappelijke stand van zaken en hun bewezen nut. De lidstaten of de betrokken beroepsorganisaties moeten accreditatie of certificering kunnen gebruiken als kwaliteitskeurmerk voor hun werkzaamheden.

(24) Aangezien het agentschap een unieke positie inneemt op het niveau van de Unie, waardoor het gegevens en beste praktijken kan vergelijken, moet het de evaluatie en ontwikkeling van nationale drugsstrategieën in alle lidstaten op een meer gestructureerde wijze ondersteunen, met name wat betreft beleidsontwikkeling. Voorts moet de rol van het agentschap bij het verstrekken van opleiding en ondersteuning aan de lidstaten met betrekking tot de toepassing van kwaliteitsnormen en goede praktijken worden versterkt in het licht van de expertise die het op deze gebieden heeft ontwikkeld.

(25) De verantwoordelijkheden van het agentschap op het gebied van internationale samenwerking moeten duidelijker worden afgebakend, zodat het ten volle kan deelnemen aan dergelijke activiteiten en kan reageren op verzoeken van derde landen en instanties. Het agentschap moet ondersteuning kunnen bieden bij de ontwikkeling en uitvoering van de externe dimensie van het drugsbeleid van de Unie en bij de leidende rol van de Unie op multilateraal niveau, als middel voor een efficiënte en coherente uitvoering van het drugsbeleid van de Unie, zowel intern als op internationaal niveau. Opdat het agentschap in staat zou zijn voldoende middelen vrij te maken voor deze taak, moeten de werkzaamheden op het gebied van internationale samenwerking deel uitmaken van de kerntaken van het agentschap. Deze werkzaamheden moeten gebaseerd zijn op een kader voor internationale samenwerking van het agentschap, dat moet stroken met de prioriteiten van de Unie inzake internationale samenwerking en dat regelmatig moet worden herzien om ervoor te zorgen dat het de internationale ontwikkelingen adequaat weerspiegelt.

(26) Om het volledige potentieel van de Uniefinanciering voor veiligheidsonderzoek te benutten en tegemoet te komen aan de behoeften op het gebied van het drugsbeleid, moet het agentschap de Commissie bijstaan bij het vaststellen van de belangrijkste onderzoeksthema’s en bij het opstellen en uitvoeren van de kaderprogramma’s van de Unie voor onderzoek en innovatie die relevant zijn voor de doelstellingen van het agentschap. Wanneer het agentschap de Commissie bijstaat bij het vaststellen van belangrijke onderzoeksthema’s en het opstellen en uitvoeren van een kaderprogramma van de Unie, mag het, met het oog op de voorkoming van een mogelijk belangenconflict, geen financiering uit hoofde van dat programma ontvangen. Tot slot moet het agentschap deelnemen aan Uniebrede initiatieven op het gebied van onderzoek en innovatie om ervoor te zorgen dat de voor zijn activiteiten benodigde technologieën worden ontwikkeld en beschikbaar zijn voor gebruik.

(27) De raad van bestuur moet bij de voorbereiding van zijn besluiten worden bijgestaan door een uitvoerende raad. Het agentschap moet worden geleid door een uitvoerend directeur. Een wetenschappelijk comité moet de raad van bestuur en de uitvoerend directeur blijven bijstaan met betrekking tot relevante wetenschappelijke aangelegenheden.

(28) De nationale knooppunten moeten een van de belangrijkste gegevensverstrekkers van het agentschap zijn. Er moeten minimumeisen worden vastgesteld voor het opzetten ervan door de lidstaten en voor het certificeren ervan door het agentschap. Om de goede werking van de nationale knooppunten te waarborgen, moeten deze een permanent karakter krijgen, met een specifieke begroting en een zekere mate van onafhankelijkheid bij de uitvoering van hun taken.

(29) Het agentschap moet over voldoende middelen beschikken om zijn taken te kunnen uitvoeren en moet een eigen begroting krijgen. Het moet hoofdzakelijk worden gefinancierd met een bijdrage uit de algemene begroting van de Unie. De begrotingsprocedure van de Unie moet van toepassing zijn op de bijdrage van de Unie en andere subsidies die ten laste komen van de algemene begroting van de Unie. De controle van de rekeningen moet worden uitgevoerd door de Rekenkamer van de Europese Unie.

(30) Vergoedingen dragen bij aan de financiering van het agentschap en kunnen worden overwogen voor specifieke aangelegenheden die duidelijk kunnen worden gescheiden van de kerntaken van het agentschap. Alle vergoedingen die door het agentschap in rekening worden gebracht, moeten de kosten voor het verlenen van de betrokken diensten dekken.

(31) De uitvoerend directeur moet het jaarverslag van het agentschap voorleggen aan het Europees Parlement en aan de Raad. Voorts moeten het Europees Parlement en de Raad de uitvoerend directeur kunnen verzoeken verslag uit te brengen over de uitvoering van zijn of haar taken.

(32) Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad9 moet van toepassing zijn op het agentschap. Het agentschap moet met betrekking tot zijn activiteiten de grootst mogelijke transparantie betrachten, zonder de verwezenlijking van de doelstellingen van zijn werkzaamheden in gevaar te brengen.

(33) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad10 en het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)11, waartoe het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving reeds is toegetreden, moeten van toepassing zijn op het agentschap.

(34) Om de doeltreffendheid van het agentschap te controleren en te waarborgen en om ervoor te zorgen dat het agentschap op grond van zijn mandaat de activiteiten kan uitvoeren die nodig zijn in verband met de ontwikkelingen op de drugsmarkt en in het drugsbeleid, moet er regelmatig een externe evaluatie van de werkzaamheden van het agentschap worden verricht en moet zijn mandaat indien nodig dienovereenkomstig worden aangepast.

(35) Het agentschap moet bij de uitvoering van zijn werkprogramma nauw samenwerken met relevante internationale organisaties, andere gouvernementele en niet‑gouvernementele instanties en relevante technische organen van binnen en buiten de Unie, met name om dubbel werk te voorkomen en de toegang te waarborgen tot alle gegevens en instrumenten die nodig zijn voor de uitvoering van zijn mandaat.

(36) Het agentschap is de vervanger en opvolger van het bij Verordening (EG) nr. 1920/2016 opgerichte Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving. Het agentschap moet derhalve de rechtsopvolger worden voor alle overeenkomsten van het waarnemingscentrum, met inbegrip van arbeidsovereenkomsten, aangegane financiële verplichtingen en verworven eigendommen. Internationale overeenkomsten die door het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving vóór de datum van toepassing van deze verordening zijn gesloten, moeten van kracht blijven.

(37) Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de oprichting van een agentschap voor de aanpak van de drugsproblematiek, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.