Overwegingen bij COM(2022)157 - Reporting of environmental data from industrial installations and establishing an Industrial Emissions Portal

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Het achtste milieuactieprogramma van de Europese Unie, dat is vastgesteld bij Besluit XXX/202X/EU van het Europees Parlement en de Raad31, verplicht de Commissie, de lidstaten, regionale en lokale autoriteiten en belanghebbenden om zowel op het niveau van de Unie als van de lidstaten hoge normen op het gebied van transparantie, publieke inspraak en toegang tot de rechter effectief toe te passen overeenkomstig het VN/ECE-Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden32 (“het Verdrag van Aarhus”).

(2) In het Verdrag van Aarhus, dat op 17 februari 2005 door de Europese Gemeenschap is geratificeerd bij Besluit 2005/370/EG van de Raad, wordt erkend dat een betere toegang van het publiek tot milieu-informatie en de verspreiding van dergelijke informatie bijdragen tot een versterkte bewustwording inzake milieuaangelegenheden, een vrije gedachtenwisseling, meer doeltreffende inspraak van het publiek bij de besluitvorming betreffende milieukwesties en, op termijn, tot een beter milieu.

(3) Op 2 december 2005 heeft de Europese Gemeenschap bij Besluit 2006/61/EG van de Raad het VN/ECE-Protocol betreffende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen (“het protocol”) geratificeerd.

(4) Bij Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad33 is met het oog op de uitvoering van het protocol een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen ingesteld.

(5) In het tweede verslag van de Commissie34 over de uitvoering van Verordening (EG) nr. 166/2006 werd geconcludeerd dat de rapportageverplichtingen moeten worden gestroomlijnd door verder onderzoek te doen naar synergieën met andere, verwante milieuwetgeving van de Unie inzake verontreiniging door industriële installaties, waaronder met name Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad35 en Richtlijn 91/271/EEG van de Raad36. In het verslag werd ook gewezen op de noodzaak om opties te onderzoeken voor aanvullende contextuele informatie die de gerapporteerde gegevens doeltreffender kan maken.

(6) In de mededeling van de Commissie “Verontreiniging van lucht, water en bodem naar nul”37 werd een EU-actieplan vastgesteld voor het terugdringen van verontreiniging naar nul, het gebruik van schone energie en de transitie naar koolstofarme en circulaire economieën, en werd het doeltreffende gebruik van de gerapporteerde informatie bevorderd in het bredere kader voor de monitoring van en vooruitzichten voor een samenleving zonder verontreiniging en in het monitoringkader van het achtste milieuactieprogramma.

(7) In overeenstemming met de conclusies van haar tweede verslag over de uitvoering van Verordening (EG) nr. 166/2006 heeft de Commissie, ondersteund door het Europees Milieuagentschap (“het Agentschap”), in juni 2021 een portaal voor industriële emissies (“het portaal”)38 ontwikkeld ter vervanging van het Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en ter verbetering van de synergieën met de rapportage uit hoofde van Richtlijn 2010/75/EU.

(8) Het portaal moet het publiek kosteloos en online toegang bieden tot een verder geïntegreerde en coherente gegevensset over de belangrijkste milieubelastende factoren die door industriële installaties worden veroorzaakt, aangezien dergelijke gegevens een kosteneffectief instrument vormen voor het maken van vergelijkingen en het nemen van besluiten in milieuaangelegenheden, het aanmoedigen van betere milieuprestaties, het volgen van trends, het aantonen van vooruitgang op het gebied van de vermindering van verontreiniging, het benchmarken van installaties, het monitoren van de naleving van relevante internationale overeenkomsten, het vaststellen van prioriteiten en het evalueren van de vooruitgang die is geboekt met het milieubeleid en de milieuprogramma’s van de Unie en de lidstaten.

(9) Het portaal moet de gegevens die het bevat in geaggregeerde en niet-geaggregeerde vorm presenteren om gebruikers in staat te stellen gerichte zoekopdrachten uit te voeren.

(10) De rapportagevereisten moeten van toepassing zijn op “installatieniveau” om synergieën tot stand te brengen tussen het portaal en databanken over milieudruk van industriële installaties, met inbegrip van die welke onder Richtlijn 2010/75/EU vallen, en om te zorgen voor samenhang met en ondersteuning van de uitvoering van die richtlijn.

(11) Om aan de vereisten van het protocol te voldoen, moeten de rapportageverplichtingen van toepassing zijn op alle in bijlage I bij die richtlijn vermelde activiteiten. Om synergieën tot stand te brengen met verwante milieuwetgeving van de Unie die gevolgen heeft voor industriële installaties, moet het toepassingsgebied van deze verordening bovendien in overeenstemming worden gebracht met de industriële activiteiten in de bijlagen I en I bis bij Richtlijn 2010/75/EU en met geselecteerde activiteiten die onder Richtlijn (EU) 2015/2193 van het Europees Parlement en de Raad vallen39.

(12) Om de milieuprestaties van industriële installaties te monitoren, moeten de in het portaal op te nemen gegevens betrekking hebben op de kwantitatievedrempeloverschrijdende uitstoot in het milieu van bepaalde verontreinigende stoffen, overbrenging van afvalwater dat deze verontreinigende stoffen bevat van het terrein naar elders, en overbrenging van afval van het terrein naar elders.

(13) Het portaal moet ook gegevens bevatten over het gebruik van water, energie en grondstoffen door de betrokken installaties om toezicht te kunnen houden op de vooruitgang in de richting van een circulaire, zeer hulpbronnenefficiënte economie.

(14) In het Verdrag van Aarhus, dat op 17 februari 2005 door de Europese Gemeenschap is geratificeerd bij Besluit 2005/370/EG van de Raad40, wordt erkend dat een betere toegang van het publiek tot milieu-informatie en de verspreiding van dergelijke informatie bijdragen tot een versterkte bewustwording inzake milieuaangelegenheden, een vrije gedachtenwisseling, meer doeltreffende inspraak van het publiek bij de besluitvorming betreffende milieukwesties en, op termijn, tot een beter milieu.

(15) Exploitanten van installaties moeten ook informatie verstrekken over het productievolume, het aantal werknemers en de bedrijfsuren van de betrokken installatie, alsook informatie over ongevallen die tot uitstoot hebben geleid, zodat de gerapporteerde gegevens over de uitstoot van verontreinigende stoffen en de overbrengingen van afval en afvalwater van het terrein naar elders in hun context kunnen worden geplaatst.

(16) Het algemene voordeel van het portaal voor toegang tot milieu-informatie over industriële installaties moet worden gemaximaliseerd door koppelingen op te nemen naar andere informatiestromen die voortvloeien uit de milieuwetgeving van de Unie inzake klimaatverandering, lucht-, water- en bodembescherming en afvalbeheer, met inbegrip van rapportage uit hoofde van Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad41, Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad42 en Richtlijn 2010/75/EU. Om het portaal voor de gebruikers zo waardevol mogelijk te maken, moet het bovendien worden ontworpen om toekomstige integratie met andere relevante milieugegevensstromen te vergemakkelijken.

(17) Met het oog op de rechtszekerheid moeten exploitanten van installaties worden verplicht om een nihil-melding in te dienen wanneer de uitstoot en overbrengingen van afval of afvalwater van hun terrein naar elders onder de rapportagedrempels blijven.

(18) Om de kwaliteit van gerapporteerde gegevens te verbeteren en de vergelijkbaarheid ervan te waarborgen, is het passend de kwantificeringsmethoden te harmoniseren die exploitanten moeten gebruiken bij het rapporteren van uitstoot, overbrenging van het terrein naar elders van afval, overbrenging van het terrein naar elders van afvalwater en het gebruik van hulpbronnen. Daarom moet van de exploitanten worden verlangd dat zij bij voorrang gebruikmaken van metingen omdat meten de meest nauwkeurige kwantificeringsmethode is en, indien dat niet mogelijk is, berekening, terwijl ramingen alleen als laatste middel mogen worden gebruikt.

(19) Aangezien de exploitanten van veehouderijen en aquacultuurinstallaties mogelijk niet over de nodige middelen beschikken om hun opzettelijke uitstoot van verontreinigende stoffen nauwkeurig te kwantificeren, moeten de lidstaten het recht hebben deze namens hen te kwantificeren.

(20) Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van de bepalingen van deze verordening met betrekking tot de rapportage door de lidstaten, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om het soort en formaat van de te verstrekken informatie en de rapportagetermijnen vast te stellen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad43.

(21) Aangezien het voor de burgers van de Unie belangrijk is om snel toegang te hebben tot milieu-informatie, is het van essentieel belang dat de lidstaten en de Commissie de gegevens zo snel als technisch haalbaar is openbaar maken. Daartoe moet de precieze tijdslimiet voor de rapportage worden vastgesteld in een uitvoeringshandeling en moet deze uiterlijk 11 maanden na het einde van het verslagjaar zijn.

(22) In voorkomend geval moet het portaal ook de toegang tot informatie over uitstoot uit diffuse bronnen vergemakkelijken om de beleidsmakers in staat te stellen die uitstoot in de juiste context te plaatsen en de meest doeltreffende oplossing ter vermindering van de verontreiniging te kiezen.

(23) De door de lidstaten gerapporteerde gegevens moeten van hoge kwaliteit zijn, met name wat betreft nauwkeurigheid, volledigheid, consistentie en geloofwaardigheid. Bevoegde instanties moeten daarom de kwaliteit van de door de exploitanten verstrekte gegevens beoordelen.

(24) De toegang van het publiek tot door de lidstaten gerapporteerde milieu-informatie moet onbeperkt zijn en uitzonderingen op deze regel mogen alleen mogelijk zijn overeenkomstig Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad44 of Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad45, naargelang het geval.

(25) De inspraak van het publiek bij de verdere ontwikkeling van het portaal moet worden gewaarborgd door in een vroeg stadium doeltreffende mogelijkheden te bieden om opmerkingen, informatie, analyses en adviezen in te dienen voor het besluitvormingsproces.

(26) Om het nut en de impact van het portaal te vergroten, moet de Commissie, met steun van het Agentschap, richtsnoeren ontwikkelen ter ondersteuning van de uitvoering van deze verordening.

(27) Het moet voor de Commissie mogelijk zijn de lijst van industriële of landbouwactiviteiten waarvoor rapportageverplichtingen gelden, bij te werken. De Commissie moet derhalve de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I bij deze verordening om activiteiten toe te voegen die gevolgen hebben of naar verwachting zullen hebben voor de gezondheid of het milieu en om de bijlage in overeenstemming te brengen met wijzigingen van het protocol.

(28) De Commissie moet ook de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage II bij deze verordening om rapportagedrempels vast te stellen, om verontreinigende stoffen toe te voegen die onderworpen zijn aan specifieke regelgevingsmaatregelen uit hoofde van het Unierecht inzake water- en luchtkwaliteit en chemische stoffen, met inbegrip van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad46 en de Richtlijnen 2000/60/EG47, 2004/107/EG48, 2006/118/EG49, 2008/50/EG50 en 2008/105/EG51 van het Europees Parlement en de Raad, om rekening te houden met wijzigingen in het protocol met betrekking tot de te rapporteren verontreinigende stoffen of de rapportagedrempels ervan, en om die bijlage aan te passen aan de wetenschappelijke of technische vooruitgang.

(29) De Commissie moet ook de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage II bij deze verordening om rapportagedrempels vast te stellen, om verontreinigende stoffen toe te voegen die onderworpen zijn aan specifieke regelgevingsmaatregelen uit hoofde van het Unierecht inzake water- en luchtkwaliteit en chemische stoffen, met inbegrip van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad52 en de Richtlijnen 2000/60/EG53, 2004/107/EG54, 2006/118/EG55, 2008/50/EG56 en 2008/105/EG57 van het Europees Parlement en de Raad, om rekening te houden met wijzigingen in het protocol met betrekking tot de te rapporteren verontreinigende stoffen of de rapportagedrempels ervan, en om die bijlage aan te passen aan de wetenschappelijke of technische vooruitgang.

(30) Bij de vaststelling van gedelegeerde handelingen is het van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven58. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(31) Met het oog op een doeltreffende uitvoering van deze verordening moeten de lidstaten regels vaststellen inzake sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en ervoor zorgen dat deze worden toegepast.

(32) Aangezien Verordening (EG) nr. 166/2006 ingrijpend moet worden gewijzigd, moet deze om redenen van rechtszekerheid, duidelijkheid en transparantie worden ingetrokken en door deze verordening worden vervangen.

(33) Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de verbetering van de toegang van het publiek tot milieu-informatie via de instelling van een geïntegreerde, coherente, de hele Unie omvattende elektronische databank, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt aangezien de behoefte aan vergelijkbaarheid van de gegevens in de lidstaten pleit voor een hoge mate van harmonisatie, en derhalve beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(34) De bij deze verordening vastgestelde rapportageverplichtingen moeten vanaf het verslagjaar 2025 van toepassing zijn om de lidstaten en de betrokken exploitanten voldoende tijd te geven om de nodige maatregelen te nemen.

(35) Om de continuïteit van de gegevens en de rechtszekerheid te waarborgen, moet Verordening (EG) nr. 166/2006 van toepassing blijven voor het verslagjaar 2024.