Overwegingen bij COM(2022)586 - Typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, met betrekking tot hun emissies en de duurzaamheid van batterijen (Euro 7)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De interne markt is een ruimte waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal moet worden gewaarborgd. Daartoe werd bij Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad 43 een alomvattend systeem ingevoerd voor de typegoedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens, en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd.

(2) De technische voorschriften voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen, motoren en vervangingsonderdelen wat hun emissies betreft (“emissietypegoedkeuring”) moeten geharmoniseerd blijven met het oog op een goede werking van de interne markt en een hoog niveau van gezondheids- en milieubescherming in alle lidstaten.

(3) Deze verordening is een afzonderlijke regelgevingshandeling voor de toepassing van de EU-typegoedkeuringsprocedure die is vastgesteld in bijlage II bij Verordening (EU) 2018/858. Zij bevat bepalingen en voorschriften inzake voertuigemissies en duurzaamheid van batterijen, terwijl de technische elementen zullen worden vastgelegd bij uitvoeringshandelingen die volgens de onderzoeksprocedure en met de hulp van een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 (comitologieprocedure) worden vastgesteld.

(4) De technische voorschriften voor de typegoedkeuring van motorvoertuigen, motoren en vervangingsonderdelen met betrekking tot emissies (“emissietypegoedkeuring”) zijn momenteel vastgelegd in twee verordeningen die van toepassing zijn op de emissietypegoedkeuring van respectievelijk lichte en zware bedrijfsvoertuigen, namelijk Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad (“Euro 6”) 44 en Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad (“Euro VI”) 45 . De reden voor het bestaan van twee verordeningen was dat de emissies van zware bedrijfsvoertuigen werden gecontroleerd op basis van motortests, terwijl voor lichte bedrijfsvoertuigen werd uitgegaan van tests van het gehele voertuig. Sindsdien zijn methoden ontwikkeld die het mogelijk maken zowel lichte als zware bedrijfsvoertuigen op de weg te testen. Daarom is het niet langer nodig de typegoedkeuring te baseren op motortests.

(5) De opname van de voorschriften van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Verordening (EG) nr. 595/2009 in één enkele verordening moet zorgen voor interne samenhang van het systeem van emissietypegoedkeuringen voor zowel lichte als zware bedrijfsvoertuigen, waarbij voor dergelijke voertuigen verschillende emissiegrenswaarden mogelijk blijven.

(6) Bovendien zijn de huidige emissiegrenswaarden voor lichte voertuigen vastgesteld in 2007 en voor zware voertuigen in 2009. Beide emissiegrenswaarden werden vastgesteld op basis van de toen beschikbare technologie. Sindsdien is de technologie vooruitgegaan en ligt het emissieniveau dat met een combinatie van de huidige technologieën wordt bereikt veel lager dan dat van meer dan 15 jaar geleden. Die technologische vooruitgang moet tot uiting komen in emissiegrenswaarden die gebaseerd zijn op de meest recente bestaande technologie en kennis inzake emissiebeperking voor alle relevante verontreinigende stoffen.

(7) Ook moeten de complexiteit en de administratieve en uitvoeringskosten voor fabrikanten en autoriteiten worden verminderd en moet worden gezorgd voor een doeltreffende en efficiënte uitvoering van de Euro-emissienormen. Vereenvoudiging wordt verkregen door de verschillende toepassingsdata voor de grenswaarden en tests die onder Euro 6 en Euro VI bestonden, af te schaffen, door meervoudige en complexe emissietests af te schaffen wanneer dergelijke tests niet nodig zijn, door in voorkomend geval te verwijzen naar normen in het kader van bestaande VN-reglementen, en door te zorgen voor een gestroomlijnde en consistente reeks procedures en tests voor de verschillende fasen van de emissietypegoedkeuring.

(8) Om ervoor te zorgen dat de emissies van zowel lichte als zware bedrijfsvoertuigen in de praktijk worden beperkt, moeten voertuigen in reële gebruiksomstandigheden worden getest met een minimale reeks beperkingen, grenzen en andere rijvoorschriften, en niet alleen in het laboratorium.

(9) De nauwkeurigheid van de draagbare emissiemeetapparatuur die wordt gebruikt voor het meten van de emissies van op de weg gebruikte voertuigen is sinds de invoering ervan aanzienlijk verbeterd. Het is dus passend de emissiegrenswaarden te baseren op dergelijke metingen op de weg, waardoor het gebruik van conformiteitsfactoren bij tests op de weg overbodig wordt.

(10) Volgens de Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 moeten voertuigen aan de emissiegrenswaarden voldoen gedurende een bepaalde periode, die niet langer overeenkomt met de gemiddelde levensduur van voertuigen. Daarom is het nodig duurzaamheidsvereisten vast te stellen die de gemiddelde verwachte levensduur van voertuigen in de Unie weerspiegelen.

(11) Er zijn nu wereldwijd nieuwe technologieën beschikbaar die op grote schaal worden gebruikt en verdampingsemissies van vluchtige organische stoffen tijdens het gebruik en het parkeren van het voertuig en tijdens het tanken met benzine, beperken. Daarom is het passend de emissiegrenswaarden voor dergelijke vluchtige organische stoffen op een lager niveau vast te stellen en emissiegrenswaarden voor de fase van het tanken in te voeren.

(12) Niet-uitlaatemissies bestaan uit deeltjes die door de banden en remmen van voertuigen worden uitgestoten. De emissies afkomstig van banden is naar schatting de grootste bron van microplastics in het milieu. Zoals uit de effectbeoordeling blijkt, wordt verwacht dat niet-uitlaatemissies tegen 2050 maar liefst 90 % van alle door het wegvervoer uitgestoten deeltjes zullen uitmaken, omdat de emissies van uitlaatdeeltjes door de overschakeling op elektrisch vervoer zullen afnemen. Daarom moeten deze niet-uitlaatemissies worden gemeten en beperkt. De Commissie moet uiterlijk eind 2024 een verslag over de slijtage van banden opstellen om de meetmethoden en de stand van de techniek te evalueren en grenswaarden voor bandenslijtage voor te stellen.

(13) In Verordening (EU) 2019/2144 van het Europees Parlement en de Raad 46 worden schakelindicatoren gereguleerd, die vooral bedoeld zijn om het brandstofverbruik van een voertuig tot een minimum te beperken wanneer de bestuurder de aanwijzingen ervan volgt. De voorschriften inzake verontreinigende emissies bij reëel gebruik, ook wanneer de schakelindicatoren worden gevolgd, moeten echter in deze verordening aan bod komen.

(14) Voertuigen met tractiebatterijen, met inbegrip van plug-in hybride voertuigen en door batterijen aangedreven elektrische voertuigen, dragen bij tot het koolstofvrij maken van de wegvervoersector. Om het vertrouwen van de consument in dergelijke voertuigen te winnen en te vergroten, moeten die batterijen een hoog prestatievermogen en een lange levensduur hebben. Daarom is het belangrijk te eisen dat tractiebatterijen na vele jaren gebruik een groot deel van hun oorspronkelijke capaciteit behouden. Dat is met name van belang voor kopers van tweedehands elektrische voertuigen om te garanderen dat het voertuig naar verwachting zal blijven presteren. De monitoring van de conditie van de batterij moet daarom verplicht worden gesteld voor alle voertuigen die tractiebatterijen gebruiken. Voorts moeten er minimale prestatievoorschriften betreffende de duurzaamheid van batterijen van personenauto’s worden ingevoerd, rekening houdend met Mondiaal technisch reglement nr. 22 van de VN 47 .

(15) Het manipuleren van voertuigen om onderdelen van de emissiebeperkingssystemen te verwijderen of buiten werking te stellen is een bekend probleem. Dergelijke praktijken leiden tot ongecontroleerde emissies en moeten worden voorkomen. Manipulatie van de kilometerteller leidt tot verkeerde kilometerstanden en belemmert een goede controle van een voertuig tijdens het gebruik. Daarom is het van het grootste belang dat de hoogst mogelijke beveiliging van die systemen wordt gewaarborgd, met beveiligingscertificaten en passende bescherming tegen manipulatie, zodat noch de emissiebeperkingssystemen noch de kilometerteller van het voertuig kunnen worden gemanipuleerd.

(16) Op voertuigen geïnstalleerde sensoren worden nu reeds gebruikt om via het boorddiagnosesysteem (OBD-systeem) anomalieën inzake emissies op te sporen en de desbetreffende reparaties in gang te zetten. Het momenteel gebruikte OBD-systeem detecteert de storingen echter niet nauwkeurig of tijdig en zet evenmin voldoende en tijdige reparaties in gang. Daardoor is het mogelijk dat voertuigen veel meer uitstoten dan is toegestaan. De sensoren die tot nu toe voor OBD worden gebruikt, kunnen ook worden gebruikt om het emissiegedrag van de voertuigen continu te bewaken en te controleren via een on-board monitoring (OBM)-systeem. OBM zal de gebruiker eveneens waarschuwen om reparaties aan de motor of de emissiebeperkingssystemen uit te voeren wanneer deze nodig zijn. Daarom moet de installatie van een dergelijk systeem verplicht worden gesteld en moeten de technische voorschriften ervan worden geregeld.

(17) Fabrikanten kunnen ervoor kiezen voertuigen te produceren die aan lagere emissiegrenswaarden voldoen of een betere duurzaamheid van de batterij hebben dan in deze verordening wordt voorgeschreven, of die geavanceerde opties omvatten zoals geofencing en adaptieve besturing. Consumenten en nationale autoriteiten moeten dergelijke voertuigen kunnen identificeren aan de hand van passende documentatie. Daarom moet een milieupaspoort voor voertuigen (EVP) beschikbaar worden gesteld.

(18) Mocht de Commissie een voorstel indienen inzake de registratie na 2035 van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen die uitsluitend op CO2-neutrale brandstoffen rijden buiten het toepassingsgebied van de CO2-vlootnormen, en in overeenstemming met het recht van de Unie en de doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit, dan moet deze verordening worden gewijzigd om de mogelijkheid van typegoedkeuring van dergelijke voertuigen op te nemen.

(19) De emissies van door kleine fabrikanten verkochte voertuigen staan voor een onbeduidend deel van de emissies in de Unie. Daarom kan er voor degelijke fabrikanten een zekere flexibiliteit worden toegestaan bij bepaalde voorschriften. Kleine fabrikanten moeten daarom bepaalde tests tijdens de typegoedkeuring kunnen vervangen door verklaringen van overeenstemming, terwijl zeer kleine fabrikanten gebruik moeten kunnen maken van laboratoriumtests op basis van aselecte reële rijcycli.

(20) De Verordeningen (EU) 2019/631 48 en (EU) 2019/1242 49 van het Europees Parlement en de Raad regelen de gemiddelde CO2-emissieprestaties van het wagenpark van nieuwe motorvoertuigen in de Unie. De procedures en methodologieën voor de nauwkeurige bepaling van CO2-emissies, brandstof- en energieverbruik, elektrische actieradius en vermogen voor individuele voertuigen moeten worden opgenomen in de emissietypegoedkeuring.

(21) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot verplichtingen van fabrikanten in het kader van typegoedkeuring en procedures, tests en methoden die moeten worden toegepast voor de conformiteitsverklaring, de controle van de conformiteit van de productie, de controle van de conformiteit tijdens het gebruik en het milieupaspoort voor voertuigen; opties en aanduidingen van voertuigen; voorschriften, tests, methoden en corrigerende maatregelen in verband met de duurzaamheid van voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden, alsmede registratie- en communicatiemogelijkheden van OBM-systemen, onder meer met het oog op periodieke technische inspecties en technische controles; door fabrikanten van meerfasenvoertuigen te verstrekken voorschriften en informatie, alsmede procedures om de CO2-waarde voor deze meerfasenvoertuigen te bepalen; technische elementen, administratieve en documentatievereisten voor emissietypegoedkeuring, controles en keuringen en markttoezichtcontroles, alsmede verslagleggingsverplichtingen, controles van de conformiteit tijdens het gebruik en de conformiteit van de productie; methoden en tests om i) uitlaatemissies in het laboratorium en op de weg te meten, met inbegrip van aselecte en worst-case RDE-testcycli, het gebruik van draagbare emissiemeetsystemen voor het controleren van emissies in reële rijomstandigheden en emissies bij stationair draaien, ii) de CO2-emissies, het brandstof- en energieverbruik, de elektrische actieradius en het motorvermogen van een motorvoertuig te bepalen, iii) specificaties te verstrekken voor schakelindicatoren, iv) het effect van O3- en O4-aanhangwagens op CO2, het brandstof- en energieverbruik, de elektrische actieradius en het motorvermogen van een motorvoertuig te bepalen, iv) carteremissies, verdampingsemissies en rememissies te meten, v) de naleving van de minimale prestatievoorschriften inzake de duurzaamheid van batterijen te evalueren, vi) de conformiteit tijdens het gebruik van motoren en voertuigen te beoordelen, evenals nalevingsdrempels en prestatievoorschriften, en vii) tests en methoden om de prestaties van de sensoren (OBD en OBM) te waarborgen; viii) methoden om veiligheidsmaatregelen te waarborgen en te beoordelen; specificaties en kenmerken van waarschuwingssystemen en aansporingsmethoden voor de bestuurder en om de correcte werking ervan te beoordelen; ix) methoden om de correcte werking, doeltreffendheid, regeneratie en duurzaamheid van originele en vervangende emissiebeperkingssystemen te beoordelen; x) methoden om beveiligingsmaatregelen te waarborgen en te beoordelen, met inbegrip van kwetsbaarheidsanalysen en bescherming tegen manipulatie; xi) methoden om de correcte werking te beoordelen van typen die onder specifieke Euro 7-aanduidingen zijn goedgekeurd; xii) criteria voor emissietypegoedkeuringen voor kleine en zeer kleine fabrikanten; xiii) controles en testprocedures voor meerfasenvoertuigen; xiv) prestatievoorschriften voor testapparatuur; xv) specificatie van referentiebrandstoffen; en xvi) methoden om vast te stellen dat er geen sprake is van manipulatie-instrumenten en manipulatiestrategieën; xvii) de slijtage van banden te meten, alsmede xviii) het formaat en de gegevens van het milieupaspoort voor voertuigen en de methode voor het doorgeven van de gegevens ervan vast te stellen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 50 .

(22) Teneinde niet-essentiële onderdelen van deze verordening zo nodig te wijzigen of aan te vullen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen met betrekking tot testomstandigheden op basis van gegevens die zijn verzameld bij het testen van Euro 7-voertuigen, remmen of banden; testvoorschriften, met name rekening houdend met de vooruitgang van de techniek en de gegevens die zijn verzameld bij het testen van Euro 7-voertuigen; het invoeren van voertuigopties en -aanduidingen op basis van innovatieve technologieën voor fabrikanten, maar ook van grenswaarden voor de emissie van remdeeltjes en slijtagegrenzen voor bandentypen, alsook van minimale prestatievoorschriften voor batterijen en multiplicatoren op het gebied van duurzaamheid op basis van bij het testen van Euro 7-voertuigen verzamelde gegevens, en het vaststellen van definities en speciale voorschriften voor kleine fabrikanten van voertuigen van de categorieën M2, M3, N2 en N3. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen plaatsvinden in overeenstemming met de beginselen van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 51 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(23) Aangezien de regels inzake de emissietypegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, worden geactualiseerd en allemaal in deze verordening worden opgenomen, moeten omwille van duidelijkheid, rationaliteit en vereenvoudiging de bestaande Verordeningen (EG) nr. 595/2009 en (EG) nr. 715/2007 worden ingetrokken en door deze verordening worden vervangen.

(24) Wanneer de in deze verordening voorziene maatregelen het verwerken van persoonsgegevens omvatten, moeten zij worden uitgevoerd overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 52 en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad 53 , alsook overeenkomstig de nationale uitvoeringsmaatregelen daarvan.

(25) Het is belangrijk dat de lidstaten, de nationale typegoedkeuringsinstanties en de marktdeelnemers voldoende tijd krijgen om zich op de toepassing van de bij deze verordening ingevoerde nieuwe regels voor te bereiden. Daarom moet de datum van toepassing worden uitgesteld. Terwijl de datum van toepassing voor lichte bedrijfsvoertuigen zo snel als technisch mogelijk moet zijn, kan de datum van toepassing voor zware bedrijfsvoertuigen en aanhangwagens met twee jaar worden uitgesteld, aangezien de overgang naar emissievrije voertuigen voor zware bedrijfsvoertuigen langer zal duren.

(26) Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk het vastleggen van geharmoniseerde regels inzake administratieve en technische voorschriften voor de typegoedkeuring van en inzake het markttoezicht op voertuigen van de categorieën M en N en systemen, onderdelen en technische eenheden, wat betreft emissies niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar, gelet op de omvang en de gevolgen ervan, beter op het niveau van de Europese Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel zoals vervat in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.