Overwegingen bij COM(2022)666 - Wijziging van Verordening 6/2002 betreffende Gemeenschapsmodellen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2022)666 - Wijziging van Verordening 6/2002 betreffende Gemeenschapsmodellen.
document COM(2022)666 NLEN
datum 28 november 2022
 
(1) Bij verordening (EG) nr. 6/2002 25 werd een voor de Europese Unie specifieke regeling voor modelbescherming in het leven geroepen die voorzag in de bescherming van modellen op het niveau van de Unie, naast de bescherming van modellen op nationaal niveau in de lidstaten, in overeenstemming met de respectieve nationale wetgevingen inzake modelbescherming, zoals geharmoniseerd door Richtlijn 98/71/EG van het Europees Parlement en de Raad 26 .

(2) In overeenstemming met haar mededeling over betere regelgeving 27 en haar toezegging om de beleidsmaatregelen van de Unie regelmatig te herzien, heeft de Commissie de werking van de regelingen voor modelbescherming in de Unie uitgebreid geëvalueerd, waarbij een uitvoerige economische en juridische beoordeling werd uitgevoerd, ondersteund door een reeks studies 28 .

(3) In zijn conclusies van 11 november 2020 over het beleid inzake intellectuele eigendom en de herziening van het stelsel van tekeningen en modellen van nijverheid in de Unie 29 heeft de Raad de Commissie gevraagd voorstellen in te dienen voor de herziening van Verordening (EG) nr. 6/2002 en Richtlijn 98/71/EG. Die herziening moet tot doel hebben de beschermingsstelsels met betrekking tot tekeningen en modellen van nijverheid in de Unie te moderniseren en modelbescherming aantrekkelijker te maken voor individuele ontwerpers en bedrijven, met name kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s).

(4) Sinds de oprichting van het stelsel van Gemeenschapsmodellen, blijkt uit de opgedane ervaring dat individuele ontwerpers en ondernemingen van binnen de Unie en uit derde landen het stelsel hebben omarmd en dat het stelsel een succesvolle en werkbare aanvulling op of een alternatief voor de bescherming van modellen op het nationale niveau van de lidstaten is geworden.

(5) Nationale stelsels voor de bescherming van modellen blijven niettemin noodzakelijk voor individuele ontwerpers en ondernemingen die geen bescherming van hun modellen op het niveau van de Unie verlangen of die niet in staat zijn deze bescherming over de hele Unie te verkrijgen terwijl er voor nationale bescherming geen belemmeringen bestaan. Eenieder die modelbescherming verlangt, moet vrij kunnen beslissen om deze bescherming alleen als nationaal model in één of meer lidstaten dan wel alleen als Uniemodel, of op beide niveaus, aan te vragen.

(6) Hoewel de evaluatie door de Commissie van de Uniewetgeving inzake modelbescherming heeft bevestigd dat de wetgeving nog overwegend geschikt is voor het beoogde doel, heeft de Commissie in haar mededeling “Het innovatiepotentieel van de EU optimaal benutten — Een actieplan inzake intellectuele eigendom om het herstel en de veerkracht van de EU te ondersteunen” 30 van 25 november 2020 aangekondigd dat zij na de geslaagde hervorming van de wetgeving inzake het Uniemerk de EU-wetgeving voor modelbescherming zal herzien teneinde de toegang tot en de betaalbaarheid van modelbescherming in de EU te verbeteren.

(7) Naast de verbeteringen en wijzigingen in het stelsel van Uniemodellen moeten de nationale wetten en praktijken op het gebied van modellen verder worden geharmoniseerd en met het stelsel van Uniemodellen in overeenstemming worden gebracht zodat voor zover mogelijk in de hele Unie gelijke voorwaarden worden gecreëerd voor de inschrijving en de bescherming van modellen. Dit moet worden aangevuld met verdere inspanningen van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO, “het Bureau”), de centrale diensten voor de industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom ter bevordering van de convergentie van praktijken en instrumenten op het gebied van modellen in het kader van de samenwerking dat is vastgelegd in artikel 152 van Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad 31 .

(8) De terminologie van Verordening (EG) nr. 6/2002 moet worden geactualiseerd om deze in overeenstemming met het Verdrag van Lissabon te brengen. Dit houdt in dat “Gemeenschapsmodel” door “model van de Europese Unie” (“Uniemodel”) wordt vervangen. Bovendien moet de terminologie worden afgestemd op die van Verordening (EU) 2017/1001. Dit houdt met name in dat de naam “Harmonisatiebureau voor de Interne Markt (Merken, Tekeningen en Modellen)” wordt vervangen door “Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie”.

(9) Sinds de vaststelling van het stelsel van Gemeenschapsmodellen heeft de opkomst van informatietechnologie geleid tot nieuwe modellen die niet in fysieke voortbrengselen zijn verwerkt. Dat vraagt om een verruiming van de definitie van voortbrengselen die in aanmerking komen voor modelbescherming zodat deze op ondubbelzinnige wijze de voortbrengselen omvat die zijn gevisualiseerd in een grafisch symbool, die zijn verwerkt in een fysiek voorwerp of die duidelijk worden uit de ruimtelijke schikking van voorwerpen die zijn bedoeld om in het bijzonder een interieuromgeving te vormen. In dit verband moet ook worden erkend dat de verplaatsing, overgang of beweging van kenmerken kan bijdragen tot de visuele uiterlijke kenmerken van modellen, met name voor modellen die niet in een fysiek voorwerp zijn verwerkt.

(10) Teneinde de rechtszekerheid te waarborgen, moet worden verduidelijkt dat aan de houder van het recht bescherming wordt verleend voor die vormkenmerken van een voortbrengsel of een deel ervan, die in de aanvrage om een ingeschreven Uniemodel zichtbaar zijn weergegeven en welke door middel van publicatie of openstelling van het betrokken dossier voor het publiek toegankelijk zijn gemaakt. Hoewel de vormkenmerken van een bepaald voortbrengsel op een bepaald moment of in een bepaalde situatie niet zichtbaar hoeven te zijn om modelbescherming te verkrijgen, moet een uitzondering worden gemaakt voor de modelbescherming van onderdelen van een samengesteld voortbrengsel die tijdens het normale gebruik van dat voortbrengsel zichtbaar moeten blijven.

(11) Het gebruik van technologieën voor 3D-printing op diverse gebieden van de industrie neemt toe, hetgeen uitdagingen voor de houders van modelrechten met zich meebrengt om het onrechtmatig kopiëren van hun beschermde modellen op doeltreffende wijze te voorkomen. Derhalve moet worden bepaald dat bij het creëren, downloaden, kopiëren en beschikbaar maken van dragers waarop of software waarin het model wordt vastgelegd met als doel een voortbrengsel te reproduceren dat inbreuk maakt op het model, sprake is van een vorm van gebruik van het model waarvoor toestemming van de houder van het recht is vereist.

(12) Om modelbescherming te waarborgen en namaak doeltreffend te bestrijden, en op een wijze die strookt met de internationale verplichtingen van de Unie in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), in het bijzonder artikel V van de Wereldovereenkomst voor tarieven en handel (General Agreement on Tariffs and Trade — GATT), dat voorziet in vrijheid van doorvoer, en, wat generieke geneesmiddelen betreft, de “Verklaring over de Trips-Overeenkomst en de volksgezondheid”, moet de houder van een ingeschreven Uniemodel kunnen verhinderen dat derden in het economische verkeer voortbrengselen binnenbrengen in de Unie zonder dat deze daar in het vrije verkeer worden gebracht, wanneer deze voortbrengselen uit derde landen afkomstig zijn en hierin zonder toestemming een model is verwerkt dat gelijk of in wezen gelijk is aan het ingeschreven Uniemodel of wanneer een model wordt gebruikt voor voortbrengselen die gelijk of in wezen gelijk zijn aan het ingeschreven Uniemodel.

(13) Daartoe moet het voor houders van ingeschreven Uniemodellen mogelijk zijn het binnenbrengen van inbreukmakende voortbrengselen en de plaatsing ervan in alle douanesituaties te verhinderen, zelfs wanneer deze voortbrengselen niet voor de markt van de Unie zijn bestemd. Bij douanecontroles moeten de douaneautoriteiten, ook op verzoek van de houders van rechten, gebruikmaken van de bevoegdheden en de procedures die zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad 32 . In het bijzonder moeten de douaneautoriteiten de nodige controles uitvoeren op basis van risicoanalysecriteria.

(14) De noodzaak van doeltreffende handhaving van modelrechten moet worden verenigd met het voorkomen van hinder voor de vrije handel in legitieme voortbrengselen. Daartoe moet het recht van de houder van het ingeschreven Uniemodel vervallen wanneer de aangever of de houder van de voortbrengselen tijdens de procedure die wordt ingeleid bij de rechtbank voor het model van de Europese Unie (“de rechtbank voor het Uniemodel”) die bevoegd is tot het nemen van een beslissing over de vraag of inbreuk op het Uniemodel is gemaakt, het bewijs kan leveren dat de houder van het ingeschreven Uniemodel niet gerechtigd is het op de markt brengen van de voortbrengselen in het land van de eindbestemming te verbieden.

(15) Op de door een ingeschreven Uniemodel verleende uitsluitende rechten moet een passende reeks beperkingen van toepassing zijn. Los van particulier en niet-commercieel gebruik en handelingen voor experimentele doeleinden, moet het toegestane gebruik handelingen bestaande in de reproductie ter illustratie of voor onderricht omvatten, alsook verwijzend gebruik in de context van vergelijkende reclame, en gebruik bedoeld voor commentaar, kritiek of parodie, mits deze handelingen verenigbaar zijn met de eerlijke handelsgebruiken en zij niet zonder noodzaak afbreuk doen aan de normale exploitatie van het model. Gebruik van een ingeschreven Uniemodel door derden met het oog op artistieke expressie moet als billijk worden beschouwd wanneer dit gebruik strookt met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel. Voorts moeten de regels inzake Uniemodellen worden toegepast op een wijze die de volledige inachtneming van fundamentele rechten en vrijheden, en in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting, waarborgt.

(16) Richtlijn (EU) [xxx] strekt tot harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot het gebruik van beschermde modellen voor de reparatie van een samengesteld voortbrengsel om het de oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven, wanneer het model wordt toegepast op of is verwerkt in een voortbrengsel dat een onderdeel vormt van een samengesteld voortbrengsel waarvan de uiterlijke kenmerken bepalend zijn voor het beschermde model. Dienovereenkomstig moet de thans in Verordening (EG) nr. 6/2002 vervatte overgangsbepaling inzake reparaties worden omgezet in een permanente bepaling. Aangezien het beoogde effect van die bepaling is ervoor te zorgen dat de rechten op ingeschreven en niet-ingeschreven Gemeenschapsmodellen niet meer afgedwongen kunnen worden wanneer het model van het onderdeel van een samengesteld voortbrengsel wordt gebruikt voor de reparatie van een samengesteld voortbrengsel om het de oorspronkelijke uiterlijke kenmerken terug te geven, moet de reparatieclausule worden toegevoegd aan de beschikbare verweermiddelen tegen inbreuken op de rechten inzake Uniemodellen op grond van Verordening (EG) nr. 6/2002. Omwille van de samenhang met de in Richtlijn (EU) [XXX] opgenomen reparatieclausule, en om ervoor te zorgen dat de reikwijdte van modelbescherming slechts wordt beperkt om te voorkomen dat de houders van modelrechten productmonopolies krijgen, moet de toepassing van de reparatieclausule van Verordening (EG) nr. 6/2002 uitdrukkelijk worden beperkt tot de onderdelen van een samengesteld voortbrengsel van welks uiterlijk het beschermde model afhankelijk is. Om ervoor te zorgen dat consumenten niet worden misleid maar met kennis van zaken een keuze kunnen maken uit concurrerende voortbrengsels die voor de reparatie kunnen worden gebruikt, moet in de wetgeving ook duidelijk worden gemaakt dat de reparatieclausule niet kan worden ingeroepen door fabrikanten of verkopers van een onderdeel die consumenten niet naar behoren hebben geïnformeerd over de oorsprong van het voortbrengsel dat moet worden gebruikt voor de reparatie van het samengestelde voortbrengsel.

(17) Om het op de markt brengen van voortbrengselen waarop modelbescherming van toepassing is te vergemakkelijken, met name voor kmo’s en individuele ontwerpers, en om meer bekendheid te geven aan de regelingen voor de inschrijving van modellen die op Unie- en nationaal niveau bestaan, moet een algemeen aanvaarde aanduiding bestaande uit het symbool (D) beschikbaar zijn voor gebruik door de houders van modelrechten en anderen met hun toestemming.

(18) Gezien het geringe aantal aanvragen om Uniemodellen dat bij de centrale diensten voor industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom wordt ingediend, en om de regeling voor aanvragen om Uniemodellen in overeenstemming te brengen met het stelsel van Verordening (EU) 2017/1001, moeten aanvragen om Uniemodellen vanaf nu alleen bij het Bureau (het EUIOP) kunnen worden ingediend.

(19) Uit de technologische vooruitgang en de ervaring die is opgedaan in het kader van het huidige stelsel van Uniemodellen is gebleken dat een aantal aspecten van de procedure moeten worden verbeterd. Er dienen dan ook een aantal maatregelen te worden genomen om de procedures waar passend te actualiseren, te vereenvoudigen en te versnellen en de rechtszekerheid en voorspelbaarheid waar nodig te verbeteren.

(20) Hiertoe is het van het grootste belang te zorgen voor passende middelen om alle modellen duidelijk en nauwkeurig af te beelden, hetgeen kan worden aangepast aan de technische vooruitgang voor de visualisatie van modellen en aan de behoeften van het bedrijfsleven in de Unie. Om ervoor te zorgen dat dezelfde grafische voorstelling kan worden gebruikt voor modelaanvragen in een of meer lidstaten en voor aanvragen om ingeschreven Uniemodellen, moet worden bepaald dat het Bureau, de centrale diensten voor industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom moeten samenwerken om gemeenschappelijke normen vast te stellen voor de formele voorschriften waaraan de afbeelding moet voldoen.

(21) Met het oog op meer efficiëntie is het ook passend het indienen van meervoudige aanvragen om ingeschreven Uniemodellen te vergemakkelijken door aanvragers de mogelijkheid te bieden modellen in één aanvrage te combineren zonder aan de voorwaarde te hoeven voldoen dat de voortbrengselen waarin de modellen zullen worden verwerkt of waarop deze zullen worden toegepast allemaal tot dezelfde klasse van de classificatie van Locarno behoren 33 . Niettemin moet een maximale grenswaarde worden ingesteld om eventueel misbruik van ingediende meervoudige aanvragen te voorkomen.

(22) Met het oog op de efficiëntie en om de procedure te stroomlijnen, moeten kennisgevingen en mededelingen uitsluitend langs elektronische weg verlopen.

(23) Teneinde de toegang tot de bescherming van ingeschreven Uniemodellen betaalbaarder en transparanter te maken, met name voor kmo’s en individuele ontwerpers die over het algemeen minder modellen indienen dan grotere ondernemingen, is het passend de structuur en het bedrag van de taksen voor de aanvrage om ingeschreven Uniemodellen aan te passen.

(24) Gezien het essentiële belang van de bedragen van de aan het Bureau te betalen taksen voor de werking van het stelsel voor de bescherming van Uniemodellen en het complementaire karakter ten aanzien van de nationale modellenstelsels, en om de wetgevende aanpak af te stemmen op Verordening (EU) 2017/1001, is het passend deze bedragen rechtstreeks in Verordening (EG) nr. 6/2002 vast te stellen, in de vorm van een bijlage. De bedragen van de taksen moeten zodanig worden vastgesteld dat met de daaruit voortvloeiende inkomsten het begrotingsevenwicht van het Bureau in beginsel kan worden gehandhaafd en dat het stelsel van Uniemodellen en de nationale modellenstelsels naast elkaar bestaan en elkaar aanvullen, mede gezien de omvang van de markt waarop het Uniemodel betrekking heeft en de behoeften van kmo’s.

(25) Verordening (EG) nr. 6/2002 verleent de Commissie bevoegdheden om uitvoeringsregels voor die verordening vast te stellen. Ten gevolge van de inwerkingtreding van het Verdrag moeten de op grond van Verordening (EG) nr. 6/2002 aan de Commissie verleende bevoegdheden worden aangepast aan de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“VWEU”).

(26) Teneinde ervoor te zorgen dat het Bureau aanvragen voor Uniemodellen met gebruikmaking van transparante, degelijke, eerlijke en billijke procedures effectief, efficiënt en snel onderzoekt en registreert, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van de nadere bepaling van de procedure voor het wijzigen van een aanvrage.

(27) Teneinde ervoor te zorgen dat een ingeschreven Uniemodel met gebruikmaking van een transparante, degelijke, eerlijke en billijke procedure op effectieve en efficiënte wijze nietig kan worden verklaard, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van de nadere bepaling van de procedure voor het nietig verklaren van een inschreven Uniemodel.

(28) Teneinde een effectieve, efficiënte en volledige toetsing van beslissingen van het Bureau door de kamers van beroep mogelijk te maken met gebruikmaking van een transparante, degelijke, eerlijke en billijke procedure, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van de nadere bepaling van de beroepsprocedure wanneer voor de procedure met betrekking tot Uniemodellen moet worden afgeweken van de bepalingen van de op grond van artikel 73 van Verordening (EU) 2017/1001 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

(29) Teneinde een vlotte, effectieve en efficiënte werking van het stelsel van Uniemodellen te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van de nadere bepaling van de voorschriften inzake de mondelinge procedure en van de nadere regels inzake bewijsvoering, de nadere regels inzake kennisgeving, de communicatiemiddelen en de formulieren die door de partijen in de procedure moeten worden gebruikt, de regels inzake de berekening en de duur van de termijnen, de procedures voor het herroepen van een beslissing of voor het doorhalen van een vermelding in het register van Uniemodellen, de nadere regels inzake de hervatting van de procedure, en de regels inzake de wijze van vertegenwoordiging voor het Bureau.

(30) Teneinde een effectieve en efficiënte organisatie van de kamers van beroep te waarborgen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van de nadere bepaling van de organisatie van de kamers van beroep, wanneer voor de procedure met betrekking tot Uniemodellen moet worden afgeweken van de op grond van artikel 168 van Verordening (EU) 2017/1001 vastgestelde gedelegeerde handelingen.

(31) Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen geschieden in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 34 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(32) Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 6/2002, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot bepaling van de bijzonderheden inzake aanvragen, verzoeken, certificaten, beroepen, regelgeving, kennisgevingen en ieder ander document waarvoor de in Verordening (EG) nr. 6/2002 bepaalde procedurevereisten gelden, tot bepaling van het maximumtarief voor vergoeding van de werkelijk gemaakte, noodzakelijke procedurekosten, tot bepaling van de bijzonderheden inzake publicaties in het Uniemodellenblad en het Publicatieblad van het Bureau, de nadere regels inzake de uitwisseling van informatie tussen het Bureau en de nationale autoriteiten, inzake de vertaling van bewijsstukken in schriftelijke procedures, en inzake de precieze soorten beslissingen die door één enkel lid van de nietigheidsafdeling worden genomen. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 35 .

(33) Gezien de gevorderde harmonisatie van het auteursrecht in de Unie is het passend het beginsel dat de bescherming uit hoofde van Verordening (EG) nr. 6/2002 en die uit hoofde van het auteursrecht kunnen worden gecumuleerd aan te passen, door ervoor te zorgen dat modellen die worden beschermd door rechten inzake Uniemodellen als auteursrechtelijk beschermde werken worden beschermd, mits aan de eisen van het Unierecht inzake het auteursrecht is voldaan.

(34) Verordening (EG) nr. 6/2002 moet bijgevolg dienovereenkomstig worden gewijzigd en Verordening (EG) nr. 2246/2002 moet worden ingetrokken.

(35) Daar de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege het autonome karakter van het stelsel van Uniemodellen dat losstaat van de nationale stelsels beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(36) De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad 36 en heeft op ... advies uitgebracht.