Overwegingen bij COM(2023)2 - Standpunt EU mbt het toevoegen van stoffen aan de lijsten die gehecht zijn aan het Enkelvoudig Verdrag inzake verdovende middelen van 1961

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Het Enkelvoudig Verdrag van de Verenigde Naties (VN) inzake verdovende middelen van 1961, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1972 12 (hierna het “Verdrag inzake verdovende middelen” genoemd), is op 8 augustus 1975 in werking getreden.

(2) Overeenkomstig artikel 3 van het Verdrag inzake verdovende middelen kan de Commissie Verdovende Middelen besluiten bepaalde stoffen toe te voegen aan de aan dat verdrag gehechte lijsten. Zij kan de lijsten alleen wijzigen in overeenstemming met de aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), maar zij kan ook besluiten de door de WHO aanbevolen wijzigingen niet over te nemen.

(3) Het VN-Verdrag inzake psychotrope stoffen van 1971 (hierna het “Verdrag inzake psychotrope stoffen” genoemd) 13 is op 16 augustus 1976 in werking getreden.

(4) Overeenkomstig artikel 2 van het Verdrag inzake psychotrope stoffen kan de Commissie Verdovende Middelen, op grond van aanbevelingen van de WHO, besluiten om bepaalde stoffen aan de aan dat Verdrag gehechte lijsten toe te voegen of daarvan af te voeren. Zij beschikt over een ruime discretionaire bevoegdheid om rekening te houden met economische, sociale, juridische, administratieve en andere factoren, maar mag niet willekeurig handelen.

(5) Wijzigingen van de aan beide verdragen gehechte lijsten hebben rechtstreekse gevolgen voor het toepassingsgebied van het Unierecht op het gebied van drugscontrole. Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad 14 is van toepassing op de stoffen die zijn opgenomen in de lijsten bij deze verdragen. Iedere wijziging van de aan de verdragen gehechte lijsten heeft dus rechtstreeks gevolgen voor de gemeenschappelijke regelgeving van de Unie en wijzigt de strekking ervan, zoals bedoeld in artikel 3, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(6) De Commissie Verdovende Middelen zal op haar zesenzestigste zitting, die gepland staat voor 13 tot en met 17 maart 2023 in Wenen, besluiten vaststellen over de toevoeging van zeven nieuwe stoffen aan de lijsten bij de VN-verdragen.

(7) De Unie is geen partij bij het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen. Zij heeft de status van waarnemer zonder stemrechten in de Commissie Verdovende Middelen, waarvan in maart 2023 twaalf lidstaten stemgerechtigd lid zullen zijn 15 . Daarom moet de Raad de lidstaten machtigen om het standpunt van de Unie over het toevoegen van stoffen aan de lijsten bij het Verdrag inzake verdovende middelen en het Verdrag inzake psychotrope stoffen tot uiting te brengen, aangezien de besluiten betreffende het toevoegen van nieuwe stoffen aan de lijsten bij die verdragen onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen.

(8) De WHO heeft aanbevolen om vier nieuwe stoffen toe te voegen aan lijst I bij het Verdrag inzake verdovende middelen en drie nieuwe stoffen aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen 16 .

(9) Alle stoffen die door het WHO-deskundigencomité inzake drugsafhankelijkheid (hierna “het deskundigencomité” genoemd) zijn beoordeeld en door de WHO worden aanbevolen voor toevoeging aan de lijsten, worden door het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving als nieuwe psychoactieve stof gemonitord op grond van Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad 17 .

(10) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité inzake drugsafhankelijkheid is ADB-BUTINACA (IUPAC-benaming: N-[1-(aminocarbonyl)-2,2-dimethylpropyl]-1-butyl-1H-indazol-3-carboxamide) een van indazol afgeleide synthetische cannabinoïde met het S-enantiomeer als actief bestanddeel (CAS No.: 2682867-55-4). ADB‑BUTINACA heeft geen therapeutische toepassingen en heeft geen vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel verkregen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat ADB-BUTINACA wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat ADB-BUTINACA wordt opgenomen in lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(11) ADB-BUTINACA is in 26 lidstaten aangetroffen en in ten minste vijf lidstaten aan controle onderworpen. ADB-BUTINACA staat momenteel onder intensief toezicht van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving. De stof heeft het voorwerp uitgemaakt van een volksgezondheidsgerelateerde signalering in het kader van het EU-systeem voor vroegtijdige waarschuwing. ADB-BUTINACA wordt ook genoemd in twee andere volksgezondheidsgerelateerde signaleringen. De stof is in verband gebracht met ernstige ongewenste voorvallen, waaronder veertien sterfgevallen die door twee lidstaten zijn gemeld.

(12) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat ADB-BUTINACA aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(13) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is protonitazeen (IUPAC-benaming: N,N-diethyl-5-nitro-2-[(4-propoxyfenyl)methyl]-1-H-benzimidazol-1-ethanamine) een benzimidazolopioïde. Protonitazeen werd voor het eerst gesynthetiseerd als alternatief voor morfine, maar heeft geen goedgekeurde therapeutische toepassing. Er is voldoende bewijs voorhanden dat protonitazeen wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat protonitazeen wordt toegevoegd aan lijst I van het Verdrag inzake verdovende middelen.

(14) Protonitazeen is in twee lidstaten aangetroffen en in ten minste drie lidstaten aan controle onderworpen. Protonitazeen staat momenteel onder intensief toezicht van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving. Het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving heeft geen meldingen over ernstige ongewenste voorvallen met protonitazeen ontvangen.

(15) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat protonitazeen aan lijst I van het Verdrag inzake verdovende middelen moet worden toegevoegd.

(16) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is etazeen (IUPAC-benaming: 2-[(4-ethoxyfenyl)methyl]-N,N-diethyl-1H-benzimidazol-1-ethanamine) een van benzimidazol afgeleide synthetische opioïde die chemisch‑structureel and farmacologisch vergelijkbaar is met stoffen in lijst I (in het kader van de VN-verdragen van 1961) zoals clonitazeen, etonitazeen en isotonitazeen. Etazeen werd onderzocht vanwege zijn analgetische eigenschappen, maar heeft geen bekende medische toepassing. Er is voldoende bewijs voorhanden dat etazeen wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat etazeen wordt toegevoegd aan lijst I van het Verdrag inzake verdovende middelen.

(17) Etazeen is in acht lidstaten aangetroffen en in ten minste vijf lidstaten aan controle onderworpen. Etazeen staat momenteel onder intensief toezicht van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving. De stof is in verband gebracht met ernstige ongewenste voorvallen, waaronder vier sterfgevallen die door twee lidstaten zijn gemeld.

(18) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat etazeen aan lijst I van het Verdrag inzake verdovende middelen moet worden toegevoegd.

(19) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is etonitazepyne (IUPAC-benaming: 2-[(4-ethoxyfenyl)methyl]-5-nitro-1-(2-pyrrolidine-1-ylethyl)-1H-benzoimidazol) een van benzimidazol afgeleide synthetische opioïde die chemisch‑structureel and farmacologisch vergelijkbaar is met stoffen in lijst I (in het kader van de VN-verdragen van 1961) zoals etonitazeen. Etonitazepyne werd onderzocht vanwege zijn analgetische eigenschappen, maar heeft geen bekende medische toepassing. Er is voldoende bewijs voorhanden dat etonitazepyne wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat etonitazepyne wordt toegevoegd aan lijst I van het Verdrag inzake verdovende middelen.

(20) Etonitazepyne is in zes lidstaten aangetroffen en in ten minste twee lidstaten aan controle onderworpen. Net als andere nieuwe opioïden kan etonitazepyne worden verkocht als vervanging voor gecontroleerde opioïden en heeft de stof het voorwerp uitgemaakt van een volksgezondheidsgerelateerde signalering in het kader van het EU‑systeem voor vroegtijdige waarschuwing. Etonitazepyne staat momenteel onder intensief toezicht van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving. Eén land heeft melding gemaakt van een sterfgeval met bevestigde blootstelling aan etonitazepyne.

(21) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat etonitazepyne aan lijst I van het Verdrag inzake verdovende middelen moet worden toegevoegd.

(22) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is 2-methyl-AP-237 (IUPAC-benaming: 1-{2-methyl-4-[(2E)-3-fenylprop-2-en-1-yl]piperazine-1-yl}butaan-1-on) een synthetische opioïde, meestal ingedeeld als 1-cinnamylpiperazine. 2-methyl-AP-237 heeft geen bekende therapeutische toepassing en heeft geen vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel verkregen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat 2-methyl-AP-237 wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat 2-methyl-AP-237 wordt toegevoegd aan lijst I van het Verdrag inzake verdovende middelen.

(23) 2-methyl-AP-237 is in zes lidstaten aangetroffen en in ten minste vier lidstaten aan controle onderworpen. De stof is in verband gebracht met ernstige ongewenste voorvallen, waaronder een sterfgeval.

(24) Daarom moeten de lidstaten het standpunt innemen dat 2-methyl-AP-237 aan lijst I van het Verdrag inzake verdovende middelen moet worden toegevoegd.

(25) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is alpha-PiHP (α-PiHP, IUPAC-benaming: 4-methyl-1-fenyl-2-(pyrrolidine-1-yl)pentaan-1-on) een synthetisch cathinon. Alpha-PiHP heeft geen bekende therapeutische toepassingen en heeft geen vergunning voor het in de handel brengen als geneesmiddel verkregen. Er is voldoende bewijs voorhanden dat alpha-PiHP wordt of kan worden misbruikt en een probleem voor de volksgezondheid en een sociaal probleem kan vormen, waardoor het gerechtvaardigd is de stof onder internationale controle te brengen. Derhalve beveelt de WHO aan dat alpha-PiHP wordt opgenomen in lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen.

(26) Alpha-PiHP is in 18 lidstaten aangetroffen en in ten minste zeven lidstaten aan controle onderworpen. Alpha-PiHP heeft het voorwerp uitgemaakt van een volksgezondheidsgerelateerde signalering in het kader van het EU-systeem voor vroegtijdige waarschuwing. De stof is in verband gebracht met ernstige ongewenste voorvallen, waaronder vier sterfgevallen, die door één lidstaat zijn gemeld, en is aangetroffen in biologische monsters met betrekking tot ernstige ongewenste voorvallen, die door vier lidstaten zijn gemeld.

(27) De lidstaten zouden daarom het standpunt moeten innemen dat alpha-PiHP aan lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(28) Volgens de beoordeling van het deskundigencomité is 3-methylmethcathinon (3-MMC, IUPAC-benaming: 2-(methylamino)-1-(3-methylfenyl)propaan-1-on) een synthetisch cathinon en een positie-isomeer van de internationaal gecontroleerde stof 4-methylmethcathinon (4-MMC, mefedron, lijst II bij het Verdrag inzake psychotrope stoffen). 3-MMC werd in 2016 kritisch beoordeeld, maar er werd besloten om een aanvullende kritische beoordeling aan te vragen voor bespreking tijdens een volgende vergadering, in afwachting van meer informatie. Er bleken enkele octrooiaanvragen, onder meer inzake het gebruik van 3-MMC, te bestaan, maar van lopende klinische proeven voor therapeutische toepassing van 3-MMC was er geen spoor. 3-MMC heeft noch in de humane, noch in de veterinaire geneeskunde in de Unie een erkende toepassing.

(29) De risico’s van 3-MMC zijn beoordeeld door het wetenschappelijk comité van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, en 3-MMC is bij Gedelegeerde Richtlijn (EU) 2022/1326 van de Commissie 18 al opgenomen in de definitie van “drug” in Kaderbesluit 2004/757/JBZ. 3-MMC staat momenteel onder intensief toezicht van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving. Ten tijde van de risicobeoordeling, in november 2021, was in 23 lidstaten 3-MMC aangetroffen. Vijf lidstaten hebben melding gemaakt van in totaal 27 sterfgevallen met bevestigde blootstelling aan 3-MMC en vier lidstaten hebben melding gemaakt van 14 acute niet-dodelijke vergiftigingen met bevestigde blootstelling aan 3-MMC.

(30) Daarom moeten de lidstaten het standpunt innemen dat 3-MMC aan lijst II van het Verdrag inzake psychotrope stoffen moet worden toegevoegd.

(31) Het is wenselijk het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de Commissie Verdovende Middelen, aangezien de besluiten over de toevoeging van negen nieuwe stoffen aan de diverse lijsten een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, te weten Kaderbesluit 2004/757/JBZ.

(32) Het standpunt van de Unie moet tot uiting worden gebracht door de gezamenlijk optredende lidstaten die lid zijn van de Commissie Verdovende Middelen.

(33) Denemarken is gebonden door Kaderbesluit 2004/757/JBZ en neemt derhalve deel aan de vaststelling en toepassing van dit besluit.

(34) Ierland is gebonden door Kaderbesluit 2004/757/JBZ en neemt derhalve deel aan de vaststelling en toepassing van dit besluit.