Overwegingen bij COM(2023)71 - Wijziging van Richtlijn 98/24/EG en van Richtlijn 2004/37/EG wat de grenswaarden voor lood en de anorganische verbindingen daarvan, en diisocyanaten betreft

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Het toepassingsgebied van Richtlijn 2004/37/EG van het Europees Parlement en de Raad 84 is bij Richtlijn (EU) 2022/431 van het Europees Parlement en de Raad 85 uitgebreid tot reprotoxische stoffen, waaronder lood en de anorganische verbindingen daarvan. Als gevolg daarvan stellen zowel Richtlijn 98/24/EG van de Raad 86 , waarvan de bijlagen I en II reeds betrekking hebben op dat chemische agens en de verbindingen daarvan, als Richtlijn 2004/37/EG dezelfde grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling en biologische grenswaarde voor lood en de anorganische verbindingen daarvan vast. Met deze grenswaarden wordt geen rekening gehouden met de meest recente wetenschappelijke en technische ontwikkelingen en bevindingen die een betere bescherming van de werknemers tegen het risico van beroepsmatige blootstelling aan dat gevaarlijke reprotoxische agens mogelijk maken, zoals ook wordt bevestigd door de resultaten van een overeenkomstig artikel 17 bis van Richtlijn 89/391/EEG van de Raad uitgevoerde evaluatie 87 .

(2) Overeenkomstig artikel 1, lid 3, geldt Richtlijn 98/24/EG voor carcinogene, mutagene en reprotoxische agentia op het werk, onverminderd meer dwingende of specifieke bepalingen van Richtlijn 2004/37/EG. Om rechtszekerheid te waarborgen en dubbelzinnigheden en mogelijke verwarring over de toepasselijke grenswaarden voor lood en de anorganische verbindingen daarvan te voorkomen, moeten die richtlijnen worden gewijzigd. Hierdoor wordt enkel voorzien in een herziene bindende grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling en biologische grenswaarde in Richtlijn 2004/37/EG, meer in het bijzonder de bijlagen III en III bis daarvan, die specifiekere bepalingen bevatten inzake reprotoxische stoffen zoals lood en de anorganische verbindingen daarvan. Daarom moeten de specifieke bepalingen tot vaststelling van de grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling aan lood en de anorganische verbindingen daarvan in bijlage I bij Richtlijn 98/24/EG en een biologische grenswaarde voor lood en de ionische verbindingen daarvan in bijlage II bij Richtlijn 98/24/EG worden geschrapt.

(3) Er moeten in het licht van de beschikbare informatie, waaronder actueel wetenschappelijk bewijs en technische gegevens, nieuwe en herziene grenswaarden worden vastgesteld, op basis van een grondige beoordeling van de sociaal-economische gevolgen en de beschikbaarheid van protocollen en technieken voor het meten van de blootstelling op de werkplek.

(4) Overeenkomstig de aanbevelingen van het bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad ingestelde Comité risicobeoordeling van het Europees Agentschap voor chemische stoffen 88 en het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats worden grenswaarden voor blootstelling via inademing gewoonlijk vastgesteld met betrekking tot een referentieperiode van een tijdgewogen gemiddelde van acht uur (grenswaarden voor langdurige blootstelling). Voor bepaalde chemische stoffen worden ook grenswaarden vastgesteld op basis van een kortere referentieperiode, in het algemeen een tijdgewogen gemiddelde van 15 minuten (grenswaarden voor kortstondige blootstelling) om de effecten van kortstondige blootstelling zoveel mogelijk te beperken.

(5) Om een vollediger beschermingsniveau te waarborgen, moet voor diisocyanaten ook rekening worden gehouden met andere absorptieroutes dan inademing, met inbegrip van de mogelijkheid van opname via de huid. Meer notaties voor gevaarlijke stoffen en mengsels zijn neergelegd in Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad 89 .

(6) Lood en de anorganische verbindingen daarvan zijn belangrijke reprotoxische agentia op het werk, die zowel de vruchtbaarheid als de ontwikkeling van de foetus kunnen beïnvloeden en voldoen aan de criteria voor indeling als giftig voor de voortplanting (categorie 1A) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad, en zijn derhalve reprotoxische agentia in de zin van artikel 2, punt b bis), van Richtlijn 2004/37/EG.

(7) Orale blootstelling en blootstelling via inademing zijn beide relevante routes voor de opname van lood en de anorganische verbindingen daarvan in het menselijk lichaam. Rekening houdend met de meest recente wetenschappelijke gegevens en nieuwe bevindingen met betrekking tot lood en de anorganische verbindingen daarvan, moet de bescherming van werknemers die aan een potentieel gezondheidsrisico worden blootgesteld, worden verbeterd door zowel de grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling als de biologische grenswaarden voor lood te verlagen. Daarom moet een herziene biologische grenswaarde van 15 µg/100ml bloed worden vastgesteld, vergezeld van een herziene grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling van 0,03 mg/m³ als een tijdgewogen gemiddelde over acht uur (TGG).

(8) Om het medisch toezicht op werknemers die worden blootgesteld aan lood en de anorganische verbindingen daarvan te versterken en aldus bij te dragen tot de preventie- en beschermingsmaatregelen die de werkgever moet nemen, moeten de bestaande voorschriften die van toepassing zijn wanneer werknemers aan bepaalde niveaus van lood en de anorganische verbindingen daarvan worden blootgesteld, worden gewijzigd. Daartoe moet gedetailleerde medisch toezicht worden vereist wanneer de blootstelling aan lood en de anorganische verbindingen daarvan meer dan 0,015 mg/m³ in de lucht (50 % van de huidige OEL) of 9 µg/100ml bloed (ongeveer 60 % van de huidige BLV) bedraagt.

(9) Er moeten specifieke maatregelen worden genomen met betrekking tot risicobeheer, waaronder specifiek medisch toezicht, waarbij rekening moet worden gehouden met de omstandigheden van individuele werknemers. Uit hoofde van de algemene vereisten van Richtlijn 2004/37/EG moeten werkgevers ervoor zorgen dat het agens wordt vervangen wanneer dit technisch mogelijk is, dat gesloten systemen worden gebruikt of dat de blootstelling wordt beperkt tot een niveau dat zo laag is als technisch haalbaar is. Bovendien mag, zoals wordt voorgesteld in het advies van het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats 90 , het gehalte aan lood en de anorganische verbindingen daarvan in het bloed bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd niet hoger zijn dan de referentiewaarden van de algemene bevolking die in de betrokken lidstaat niet beroepsmatig aan lood en de anorganische verbindingen daarvan is blootgesteld. Het Comité risicobeoordeling (RAC) van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA), dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad 91 , adviseerde het gebruik van een biologische richtwaarde (BGV) omdat er onvoldoende wetenschappelijk bewijs was om een BLV voor vrouwen in de vruchtbare leeftijd vast te stellen. Wanneer er geen nationale referentieniveaus beschikbaar zijn, mogen de gehalten in het bloed van lood en de anorganische verbindingen daarvan bij vrouwen in de vruchtbare leeftijd niet hoger zijn dan de BGV van 4,5 µg/100ml, zoals aanbevolen in het advies van het RAC 92 . De BGV is een indicator voor blootstelling, maar niet voor identificeerbare schadelijke gezondheidseffecten. Daarom fungeert deze waarde als verklikkermarker om werkgevers te waarschuwen voor de noodzaak om specifieke aandacht te besteden aan dit specifieke potentiële risico en om maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat blootstelling aan lood en de anorganische verbindingen daarvan niet leidt tot nadelige gevolgen voor de ontwikkeling van de foetus of nakomelingen van vrouwelijke werknemers.

(10) Diisocyanaten zijn huid- en inhalatieallergenen (astmagenen) die schadelijke effecten op de gezondheid van de luchtwegen kunnen hebben, zoals beroepsastma, sensibilisatie voor isocyanaten en bronchiale hyperreactiviteit, en die dermale beroepsziekten kunnen veroorzaken. Zij worden beschouwd als gevaarlijke chemische agentia in de zin van artikel 2, punt b), van Richtlijn 98/24/EG en vallen dus binnen het toepassingsgebied daarvan. Momenteel bestaat er voor diisocyanaten op het niveau van de Unie geen bindende grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling of grenswaarde voor kortstondige blootstelling.

(11) Het is wetenschappelijk niet mogelijk blootstellingsniveaus vast te stellen waaronder blootstelling aan diisocyanaten geen schadelijk effect heeft op de gezondheid. In plaats daarvan kan het verband tussen blootstelling en risico worden afgeleid, waardoor gemakkelijker een grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling kan worden vastgesteld door rekening te houden met een aanvaardbaar niveau van overmatige risico’s. Bijgevolg moeten er grenswaarden voor diisocyanaten worden vastgesteld om het risico te verminderen door de blootstellingsniveaus te verlagen. Daarom is het mogelijk om, op grond van de beschikbare informatie, met inbegrip van wetenschappelijke en technische gegevens, een grenswaarde voor langdurige en kortstondige blootstelling voor die groep chemische agentia vast te stellen.

(12) Diisocyanaten kunnen door de huid worden geabsorbeerd en blootstelling aan diisocyanaten op de werkplek kan bovendien leiden tot sensibilisatie van de huid en de luchtwegen. Daarom is het passend om voor deze groep chemische agentia een grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling van 6 µg/m³ en een grenswaarde voor kortstondige blootstelling van 12 µg/m³ vast te stellen en een huidnotatie en een notatie voor sensibilisatie van de huid en de luchtwegen toe te kennen.

(13) Het kan moeilijk zijn om te voldoen aan een grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling van 6 µg/m³ voor diisocyanaten, samen met een bijbehorende grenswaarde voor kortstondige blootstelling van 12 µg/m³. Deze moeilijkheid is te wijten aan problemen in verband met de technische haalbaarheid van metingen en de tijd die nodig is om risicobeheersmaatregelen uit te voeren, met name in downstreamsectoren die activiteiten omvatten zoals schilderen met verf, werkzaamheden met loodmetaal, sloop, reparatie en schrootbeheer, ander afvalbeheer en bodemsanering. Daarom moet tot en met 31 december 2028 een overgangswaarde van 10 µg/m³ met een bijbehorende grenswaarde voor kortstondige blootstelling van 20 µg/m³ van toepassing zijn.

(14) De Commissie heeft het Comité risicobeoordeling geraadpleegd, dat over beide stoffen adviezen heeft uitgebracht. De Commissie heeft de sociale partners op het niveau van de Unie in twee fasen geraadpleegd, overeenkomstig artikel 154 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Zij heeft ook het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid geraadpleegd, dat adviezen heeft uitgebracht over de herziening van de grenswaarden voor lood en de anorganische verbindingen daarvan 93 en over de vaststelling van een grenswaarde voor beroepsmatige blootstelling aan diisocyanaten 94 , met aanbevelingen voor passende notaties.

(15) De in deze richtlijn vastgestelde grenswaarden moeten regelmatig worden geëvalueerd en herzien om ervoor te zorgen dat zij in overeenstemming blijven met Verordening (EG) nr. 1907/2006.

(16) De doelstelling van deze richtlijn, namelijk de werknemers beschermen tegen risico’s voor hun gezondheid en veiligheid die voortvloeien of kunnen voortvloeien uit blootstelling aan chemische en reprotoxische agentia op het werk, met inbegrip van het voorkómen van dergelijke risico’s, kan niet voldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt. Vanwege de omvang en de gevolgen ervan kan deze doelstelling beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt. De Unie kan derhalve, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(17) Aangezien de onderhavige richtlijn de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers op de werkplek betreft, moet zij uiterlijk twee jaar na de datum van inwerkingtreding ervan worden omgezet.

(18) Richtlijn 98/24/EG en Richtlijn 2004/37/EG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.