Overwegingen bij COM(2023)126 - Wijziging van Richtlijn (EU) 2015/413 ter facilitering van de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheids­gerelateerde verkeersovertredingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Richtlijn (EU) 2015/413 vergemakkelijkt de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen en vermindert aldus de straffeloosheid van niet-ingezeten overtreders. Doeltreffend grensoverschrijdend onderzoek naar en handhaving van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen verbetert de verkeersveiligheid, aangezien niet-ingezeten bestuurders hierdoor worden aangemoedigd minder overtredingen te begaan en veiliger te rijden.

(2) Uit de praktijk van de handhavingsautoriteiten die betrokken zijn bij het onderzoek naar verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen is gebleken dat de huidige formulering van Richtlijn (EU) 2015/413 er niet in slaagt een doeltreffend onderzoek naar verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen door niet-ingezeten bestuurders en de tenuitvoerlegging van geldboeten in de gewenste mate mogelijk te maken. Dit leidt tot een relatieve straffeloosheid van niet-ingezeten bestuurders en heeft een negatief effect op de verkeersveiligheid in de Unie. Bovendien worden de procedurele en grondrechten van buitenlandse bestuurders niet altijd geëerbiedigd in het kader van grensoverschrijdende onderzoeken, met name vanwege een gebrek aan transparantie bij de vaststelling van het bedrag van de geldboeten en in de beroepsprocedures. Deze richtlijn heeft tot doel de doeltreffendheid van het onderzoek naar verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen die zijn begaan met in een andere lidstaat geregistreerde voertuigen verder te verbeteren, teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstelling van de Unie om het dodental in alle vervoerswijzen tegen 2050 tot bijna nul terug te brengen en de procedurele en grondrechten van niet-ingezeten bestuurders beter te beschermen.

(3) In haar EU-beleidskader voor verkeersveiligheid 2021-20303 heeft de Commissie zich opnieuw verbonden tot de ambitieuze doelstelling om tegen 2050 het aantal doden en zwaargewonden op de wegen van de Unie tot bijna nul terug te dringen (“Vision Zero”) en tot de doelstelling om op middellange termijn (tegen 2030) het aantal doden en zwaargewonden te halveren, een doelstelling die de ministers van Vervoer van de Unie oorspronkelijk in 2017 hadden vastgesteld in de Verklaring van Valletta over verkeersveiligheid. Om deze doelstellingen te verwezenlijken, heeft de Commissie in het kader van de mededeling “Strategie voor duurzame en slimme mobiliteit — Het Europees vervoer op het juiste spoor naar de toekomst”4 aangekondigd Richtlijn (EU) 2015/413 van het Europees Parlement en de Raad5 te herzien.

(4) Het toepassingsgebied van de richtlijn moet worden uitgebreid tot andere verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen om een gelijke behandeling van bestuurders te waarborgen. Gezien de rechtsgrondslag voor de vaststelling van Richtlijn (EU) 2015/413, namelijk artikel 91, lid 1, punt c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, moet worden aangetoond dat deze aanvullende overtredingen een sterk verband hebben met de verkeersveiligheid; gevaarlijk en roekeloos gedrag dat een ernstig risico vormt voor weggebruikers, moet worden aangepakt. Bij de uitbreiding van het toepassingsgebied moet ook rekening worden gehouden met de technische vooruitgang op het gebied van de automatische opsporing van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen.

(5) Verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen worden in het nationale recht van de lidstaten aangemerkt als administratieve of strafrechtelijke overtredingen, die aanleiding kunnen geven tot procedures die door administratieve of gerechtelijke autoriteiten kunnen worden ingeleid bij in administratieve of strafzaken bevoegde rechtbanken, afhankelijk van de toepasselijke nationale procedures. Een specifiek rechtskader van de Unie regelt de justitiële samenwerking in strafzaken, die gebaseerd is op het beginsel van wederzijdse erkenning van vonnissen en rechterlijke beslissingen. De toepassing van deze richtlijn mag derhalve geen afbreuk doen aan de rechten en verplichtingen van de lidstaten die voortvloeien uit andere toepasselijke wetgeving van de Unie in strafzaken, met name die welke zijn vastgesteld in Kaderbesluit 2005/214/JHA van de Raad6, Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad7, voor wat betreft de procedures voor de uitwisseling van bewijs, en in de procedures voor de betekening en kennisgeving van documenten als bedoeld in artikel 5 van de overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie8, die de Raad overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie heeft vastgesteld. Voorts mogen ook strafrechterlijke procedures waarin specifieke garanties voor de betrokken individuen worden gevraagd en de procedurele waarborgen voor verdachten en beklaagden, vastgesteld in Richtlijnen 2010/64/EU9, 2012/13/EU10, 2013/48/EU11, (EU) 2016/34312, (EU) 2016/80013 en (EU) 2016/1919 van het Europees Parlement en de Raad14, geen gevolgen ondervinden van de tenuitvoerlegging van deze richtlijn.

(6) De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de nationale contactpunten moeten worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat zij naadloos samenwerken met andere autoriteiten die betrokken zijn bij het onderzoek naar verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Nationale contactpunten moeten altijd beschikbaar zijn voor dergelijke autoriteiten en moeten hun verzoeken binnen een redelijke termijn beantwoorden. Dit moet het geval zijn ongeacht de aard van de overtreding of de juridische status van de autoriteit, en met name ongeacht of de autoriteit nationale, subnationale of lokale bevoegdheden heeft.

(7) De basisbeginselen van het bij Richtlijn (EU) 2015/413 ingestelde systeem voor grensoverschrijdende uitwisseling van informatie zijn doeltreffend gebleken. Er zijn echter verdere verbeteringen en aanpassingen nodig om problemen als gevolg van ontbrekende of onjuiste gegevens te verhelpen. Daarom moeten verdere verplichtingen worden opgelegd aan de lidstaten met betrekking tot de noodzaak om bepaalde gegevens in de relevante gegevensbanken beschikbaar en actueel te houden, teneinde de doeltreffendheid van de informatie-uitwisseling te vergroten.

(8) De lidstaat van de overtreding moet ook toestemming krijgen om geautomatiseerde bevragingen in voertuigregisters uit te voeren, zodat gegevens over eindgebruikers van voertuigen kunnen worden opgevraagd wanneer dergelijke informatie reeds beschikbaar is. Voorts wordt een bewaringstermijn van de gegevens vastgesteld voor wat de identiteit van de vorige eigenaren, houders en eindgebruikers van de voertuigen betreft, zodat de autoriteiten over de nodige informatie beschikken om de overtredingen te onderzoeken.

(9) Het verzoek tot openbaarmaking van voertuigregistratiegegevens en de uitwisseling van de gegevenselementen in grensoverschrijdende gevallen moeten worden uitgevoerd via één elektronisch systeem. Daarom mogen, mede voortbouwend op het reeds bestaande technische kader, geautomatiseerde bevragingen in voertuigregistratiegegevens uit hoofde van Richtlijn (EU) 2015/413 alleen worden uitgevoerd via de softwaretoepassing Eucaris (Europees voertuig- en rijbewijsinformatiesysteem) en gewijzigde versies van die software. Een dergelijke aanvraag moet de snelle, kostenefficiënte, veilige en betrouwbare uitwisseling van specifieke voertuigregistratiegegevens tussen de lidstaten mogelijk maken en aldus de efficiëntie van het onderzoek vergroten. De lidstaten moeten voorkomen dat de informatie met andere middelen wordt uitgewisseld: dit zou immers minder kostenefficiënt zijn en de bescherming van de doorgegeven gegevens niet waarborgen.

(10) Om eenvormige voorwaarden voor de door de lidstaten uit te voeren bevragingen te waarborgen, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om uitvoeringshandelingen met procedures voor dergelijke zoekopdrachten vast te stellen. Tot die regels van toepassing worden, moeten echter overgangsmaatregelen voor de geautomatiseerde uitwisseling van voertuigregistratiegegevens op basis van het bestaande elektronische systeem worden vastgesteld om een naadloze uitwisseling van gegevens te waarborgen.

(11) In gevallen waarin de aansprakelijke persoon niet met de door de wetgeving van de lidstaat van de overtreding vereiste zekerheid kan worden geïdentificeerd op basis van de informatie uit het voertuigregister, moeten de lidstaten samenwerken om zijn identiteit vast te stellen. Daartoe moet een procedure voor wederzijdse bijstand worden ingevoerd om de aansprakelijke persoon te identificeren, hetzij door middel van een verzoek om bevestiging, op basis van informatie die reeds in het bezit is van de lidstaat van de overtreding, hetzij door middel van een verzoek om een gericht onderzoek door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van inschrijving of van de lidstaat van verblijf.

(12) De lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf moet binnen een redelijke termijn de door de lidstaat van de overtreding gevraagde aanvullende informatie verstrekken die nodig is voor de identificatie van de aansprakelijke persoon. Indien het niet mogelijk is de informatie te verzamelen of te verstrekken, of indien dit niet zonder onnodige vertraging mogelijk is, moet een duidelijke motivering daarvoor worden gegeven en moet de vertraging zoveel mogelijk worden beperkt.

(13) De redenen waarom het verlenen van wederzijdse bijstand voor de identificatie van de aansprakelijke persoon kan worden geweigerd door de lidstaat van inschrijving of de lidstaat van verblijf, moeten specifiek worden vermeld. Er moeten met name waarborgen worden ingevoerd om te voorkomen dat de identiteit van beschermde personen, zoals beschermde getuigen, via die procedures wordt onthuld.

(14) De lidstaten moeten gebruik kunnen maken van de nationale procedures die zij zouden toepassen indien de verkeersveiligheidsgerelateerde overtreding door een ingezeten persoon was begaan. De rechtszekerheid moet worden versterkt voor wat betreft de toepasselijkheid van specifieke maatregelen die in het kader van dergelijke procedures worden genomen, met name met betrekking tot documenten waarbij de Commissie de overtreding moet bevestigen of ontkennen of waarbij de betrokkenen worden verplicht om samen te werken bij de identificatie van de aansprakelijke persoon. Aangezien deze maatregelen voor de betrokkenen dezelfde rechtsgevolgen moeten hebben als in nationale zaken, moeten deze personen dezelfde normen inzake procedurele en grondrechten genieten.

(15) Wanneer de Uniewetgeving of het nationale recht van de lidstaten uitdrukkelijk voorziet in de toegang tot of de mogelijkheid tot uitwisseling van informatie uit andere nationale of Uniedatabanken voor de toepassing van Richtlijn (EU) 2015/413, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om informatie uit te wisselen via dergelijke databanken, met inachtneming van de grondrechten van niet-ingezeten bestuurders.

(16) De definitie van een informatiebrief over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen en de inhoud ervan verschilt momenteel van lidstaat tot lidstaat, in die mate dat de procedurele en grondrechten van de personen die betrokken zijn bij de afhandelingsprocedures die door de lidstaat van de overtreding worden ingeleid, kunnen worden aangetast. Dit geldt met name in gevallen waarin zogenaamde “pre-informatiebrieven” worden verzonden die niet voldoen aan de taal- en informatienormen van Richtlijn (EU) 2015/413. De personen die door deze praktijken worden getroffen, zijn doorgaans niet vertrouwd met het rechtsstelsel van de lidstaat van de overtreding en spreken niet de officiële taal of talen van die lidstaat; hun procedurele en grondrechten moeten beter worden beschermd. Om dat doel te bereiken, moeten verplichte minimumeisen voor de inhoud van de informatiebrief worden vastgesteld en mag het huidige model voor een informatiebrief met uitsluitend basisinformatie, zoals uiteengezet in bijlage II bij Richtlijn (EU) 2015/413, niet langer worden gebruikt.

(17) De informatiebrief moet ten minste gedetailleerde informatie bevatten over de juridische classificatie en de rechtsgevolgen van de overtreding, met name omdat de sancties voor de overtredingen die onder het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2015/413 vallen, van niet-geldelijke aard kunnen zijn, zoals beperkingen van de rijbevoegdheid van de overtreder. Het recht op beroep moet ook worden ondersteund door gedetailleerde informatie te verstrekken over waar en hoe de rechten van verdediging kunnen worden uitgeoefend of beroep kan worden ingesteld in de lidstaat van de overtreding, in een taal die de betrokkene begrijpt. In voorkomend geval moet ook een beschrijving van verstekprocedures worden gegeven, aangezien het mogelijk is dat de aansprakelijk geachte persoon niet van plan is terug te keren naar de lidstaat van de overtreding om aan de procedure deel te nemen. Om vrijwillige samenwerking te stimuleren, moet er ook voor worden gezorgd dat betalingsopties en manieren om de omvang van de sancties te beperken, gemakkelijk te begrijpen zijn. Aangezien de informatiebrief het eerste document moet zijn dat de eigenaar, houder of eindgebruiker van het voertuig of een andere aansprakelijk geachte persoon ontvangt, moet de informatiebrief ten slotte de informatie bevatten uit hoofde van artikel 13 van Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad15, die overeenkomstig artikel 13, lid 2, punt d), informatie moet bevatten over de bron van de persoonsgegevens, en uit hoofde van de artikelen 13 en 14 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad16. Deze informatie moet in de informatiebrief worden verstrekt, hetzij rechtstreeks, hetzij door verwijzing naar de plaats waar zij ter beschikking wordt gesteld.

(18) Wanneer niet-ingezeten personen ter plaatse worden gecontroleerd in het kader van een wegcontrole en deze actie leidt tot de inleiding van een afhandelingsprocedure in verband met het begaan van een verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding, hoeft de informatiebrief slechts bepaalde essentiële elementen te bevatten en wordt hij rechtstreeks aan de betrokkene overhandigd in het kader van de procedures voor wegcontrole.

(19) Om ervoor te zorgen dat de aansprakelijk geachte de persoon is die de informatiebrief en eventuele afhandelingsdocumenten daadwerkelijk ontvangt, en om te voorkomen dat niet-betrokken derden ten onrechte bij de bezorging of kennisgeving worden betrokken, moeten regels worden vastgesteld voor de betekening of kennisgeving van stukken.

(20) Wanneer het niet mogelijk is documenten via aangetekende zending of gelijkwaardige elektronische middelen te bezorgen, moet de lidstaat van de overtreding toestemming krijgen om een beroep te doen op de lidstaat van inschrijving of verblijf om de documenten en mededelingen aan de betrokkene te betekenen op grond van zijn eigen nationale wetgeving inzake betekening of kennisgeving van documenten.

(21) Zowel de informatiebrief als eventuele afhandelingsdocumenten moeten worden toegezonden in de taal van het inschrijvingsdocument van het voertuig of, indien dergelijke informatie niet beschikbaar is of indien nodig voor de bescherming van de grondrechten, in de passende officiële taal of talen van de lidstaat van inschrijving of verblijf. Aangezien sommige lidstaten echter meer dan één officiële taal hebben, kan deze verplichting ertoe leiden dat informatiebrieven en andere follow-upmededelingen worden verzonden in een taal die de ontvanger niet begrijpt. Met het oog op de vaststelling van de juiste taal van de kennisgevingsbrief moeten de lidstaten de Commissie hun voorkeurstaal meedelen, zo nodig per territoriale onderverdeling. De Commissie moet de aangegeven taalvoorkeuren bekendmaken. Dit mag geen afbreuk doen aan de toepassing van Richtlijn 2010/64/EU, overeenkomstig artikel 1, lid 3, van die richtlijn.

(22) De lidstaat van de overtreding moet toestaan dat de persoon die aansprakelijk wordt geacht voor de verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding, tot het stadium van beroep bij een rechtbank, communiceert in een van de talen die door de lidstaat van inschrijving, de lidstaat van verblijf of de lidstaat van de overtreding aan de Commissie worden meegedeeld of, indien de betrokkene onvoldoende kennis heeft van die talen, in een taal die de betrokkene spreekt of begrijpt, teneinde de uitoefening van zijn procedurele rechten te vergemakkelijken.

(23) Indien de autoriteiten van de lidstaat van de overtreding niet voldoen aan de taalnormen en de regels inzake de betekening en kennisgeving van documenten en hun respectieve nationale wetgeving, moet worden voorzien in een doeltreffende juridische toetsing.

(24) Om te zorgen voor een transparante en evenredige toepassing van boeten voor verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen die onder het publiekrecht vallen, mogen aansprakelijk geachte personen niet worden verplicht tot betaling van juridische en administratieve kosten voor het beheer van de boeten wanneer dit beheer aan particuliere of publieke entiteiten wordt uitbesteed. De autoriteiten van de lidstaten mogen echter evenredige administratieve vergoedingen in rekening brengen.

(25) De reikwijdte van de informatie die de lidstaten aan de Commissie rapporteren, moet worden uitgebreid tot elementen die nauw verband houden met de doelstelling om de verkeersveiligheid te verbeteren, zodat de Commissie de stand van zaken in de lidstaten beter kan analyseren en initiatieven op basis van feiten kan voorstellen. Om de extra administratieve lasten voor de autoriteiten van de lidstaten te compenseren en de rapportering af te stemmen op het evaluatietijdschema van de Commissie, moet de rapportageperiode worden verlengd. Er moet een overgangsperiode worden toegestaan zodat de lopende rapportageperiode van twee jaar naadloos kan eindigen.

(26) Aangezien gegevens met betrekking tot de identificatie van een overtreder persoonsgegevens zijn in de zin van Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn (EU) 2016/680, en het rechtskader van de Unie voor de verwerking van persoonsgegevens sinds de vaststelling van Richtlijn (EU) 2015/413 aanzienlijk is gewijzigd, moeten de bepalingen inzake de verwerking van persoonsgegevens worden afgestemd op het nieuwe rechtskader.

(27) Overeenkomstig artikel 62, lid 6, van Richtlijn (EU) 2016/680 moet de Commissie met betrekking tot andere handelingen van de Unie die de verwerking van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten voor de doeleinden van artikel 1, lid 1, van die richtlijn regelen, nagaan of die handelingen aan Richtlijn (EU) 2016/680 moeten worden aangepast en in voorkomend geval de nodige voorstellen doen om die handelingen te wijzigen teneinde een consequente aanpak van de bescherming van persoonsgegevens binnen het toepassingsgebied van die richtlijn te waarborgen. Die evaluatie17 heeft ertoe geleid dat Richtlijn (EU) 2015/413 als een van die andere te wijzigen handelingen is aangemerkt. Daarom moet worden verduidelijkt dat de verwerking van persoonsgegevens ook in overeenstemming moet zijn met Richtlijn (EU) 2016/680, wanneer de verwerking binnen de materiële en personele werkingssfeer ervan valt.

(28) Elke verwerking van persoonsgegevens in het kader van Richtlijn (EU) 2015/413 moet in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2016/679, Richtlijn (EU) 2016/680 en Verordening (EU) 2018/172518, binnen hun respectieve toepassingsgebied.

(29) De rechtsgrondslag voor de verwerkingsactiviteiten die nodig zijn om de identiteit van de aansprakelijke persoon vast te stellen en de informatiebrief en de afhandelingsdocumenten aan de aansprakelijk geachte personen te bezorgen, is vastgesteld in Richtlijn (EU) 2015/413, in overeenstemming met artikel 6, lid 1, punt e), en, in voorkomend geval, artikel 10 van Verordening (EU) 2016/679 en artikel 8 van Richtlijn 2016/680. In overeenstemming met deze regels legt deze richtlijn de rechtsgrondslag vast voor de verplichting van de lidstaten om persoonsgegevens te verwerken met het oog op wederzijdse bijstand bij de identificatie van de personen die aansprakelijk zijn voor de in deze richtlijn genoemde verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen.

(30) In sommige lidstaten worden de persoonsgegevens van niet-ingezetenen die aansprakelijk worden geacht voor een verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertreding, opgeslagen in een netwerk van servers (“cloud”). Onverminderd de regels inzake inbreuken in verband met persoonsgegevens die zijn vastgesteld in Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn (EU) 2016/680, en inzake inbreuken in verband met persoonsgegevens en beveiligingsincidenten die zijn vastgelegd in Richtlijn (EU) 2022/2555 van het Europees Parlement en de Raad19, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat zij elkaar informeren over cyberbeveiligingsincidenten in verband met die gegevens.

(31) Er moet een onlineportaal (het “CBE-portaal”) worden opgezet om weggebruikers in de Unie uitgebreide informatie te verstrekken over verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersregels in de lidstaten en om hen in staat te stellen op doeltreffende en veilige wijze met de autoriteiten van de lidstaten te communiceren. Het portaal moet ook de communicatie tussen de autoriteiten van de lidstaten over diverse kwesties in verband met het grensoverschrijdende onderzoek van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen vergemakkelijken, bijvoorbeeld voor de verificatie van de echtheid van informatiebrieven en afhandelingsdocumenten, teneinde fraude uit te sluiten. De uitgewisselde persoonsgegevens moeten beperkt blijven tot wat nodig is voor grensoverschrijdende onderzoeken en de handhaving van sancties, met name de betaling van boeten. Het CBE-portaal moet verbinding kunnen maken met andere relevante portalen, netwerken, websites of platforms om de uitwisseling van informatie in verband met de handhaving van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersregels te vergemakkelijken. De Commissie moet de verwerkingsverantwoordelijke van het CBE-portaal zijn, overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725.

(32) De Commissie moet evenredige financiële steun verlenen aan initiatieven ter verbetering van de grensoverschrijdende samenwerking bij de handhaving van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersregels in de Unie.

(33) Teneinde rekening te houden met relevante technische vooruitgang of wijzigingen in de desbetreffende rechtshandelingen van de Unie, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen teneinde de bijlage bij deze richtlijn te actualiseren door deze te wijzigen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven20. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(34) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van Richtlijn (EU) 2015/413 te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend tot nadere bepaling van de procedures en technische specificaties, met inbegrip van cyberbeveiligingsmaatregelen, voor de geautomatiseerde bevragingen die moeten worden verricht in verband met het onderzoek naar verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen, de inhoud van het elektronische standaardformulier voor het verzoek en de wijze van verzending van de informatie met betrekking tot het verzoek om wederzijdse bijstand bij het identificeren van de aansprakelijke persoon, de inhoud van elektronische formulieren voor het verzoek om wederzijdse bijstand voor de betekening van de informatiebrief en van de afhandelingsdocumenten en van het desbetreffende certificaat en het gebruik en het onderhoud van de portaalsite voor grensoverschrijdende informatie-uitwisseling. De technische oplossingen moeten worden afgestemd op het Europees interoperabiliteitskader en de relevante interoperabiliteitsoplossingen die worden genoemd in het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van maatregelen voor een hoog niveau van interoperabiliteit van de overheidssector in de Unie (verordening Interoperabel Europa21). De uitvoeringsbevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad22.

(35) Richtlijn (EU) 2015/413 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd.

(36) Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het waarborgen van een hoge mate van bescherming voor alle weggebruikers in de Unie en de gelijke behandeling van bestuurders door het stroomlijnen van de procedures voor wederzijdse bijstand tussen de lidstaten in het grensoverschrijdende onderzoek van verkeersveiligheidsgerelateerde verkeersovertredingen en door het versterken van de bescherming van de grondrechten van niet-ingezetenen, in het geval de overtredingen worden begaan met een voertuig dat is ingeschreven in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de overtreding heeft plaatsgevonden, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar wegens de omvang en de gevolgen van deze richtlijn beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(37) De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad23 en heeft op [DD/MM/YYYY] advies uitgebracht.

(38) Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken24 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.