Overwegingen bij COM(2023)127 - Driving licences

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2023)127 - Driving licences.
document COM(2023)127 EN
datum 1 maart 2023
 
(1) De voorschriften betreffende het rijbewijs zijn onontbeerlijke elementen van het gemeenschappelijk vervoersbeleid, dragen bij tot de veiligheid van het wegverkeer en vergemakkelijken het vrije verkeer van personen die zich in een andere lidstaat vestigen dan de lidstaat die het rijbewijs heeft afgegeven. Gezien het belang van individuele vervoermiddelen, bevordert en vergemakkelijkt het bezit van een door de gastlidstaat naar behoren erkend rijbewijs het vrije verkeer en de vrijheid van vestiging van personen. Evenzo heeft het onrechtmatig verkrijgen van een dergelijk document of van de rijbevoegdheid, of het verlies door een onrechtmatige gedraging van een rechtmatig verkregen rijbewijs, niet alleen gevolgen voor de lidstaat waar die inbreuken zijn begaan, maar ook voor de verkeersveiligheid in de hele Unie.

(2) Het huidige kader moet worden aangepast aan het nieuwe tijdperk en duurzaam, inclusief, slim en veerkrachtig zijn. Het moet rekening houden met de noodzaak om de emissies van het vervoer terug te dringen en met digitalisering, demografische trends en technologische ontwikkelingen om het concurrentievermogen van de Europese economie te versterken. Het is belangrijk de administratieve procedures te vereenvoudigen en te digitaliseren, teneinde de resterende belemmeringen, zoals administratieve lasten, voor het vrije verkeer van bestuurders die zich in een andere lidstaat vestigen dan die welke het rijbewijs afgeeft, weg te nemen. Een geharmoniseerd standaardkader voor rijbewijzen van de Unie moet betrekking hebben op zowel fysieke als mobiele rijbewijzen, en voorzien in de wederzijdse erkenning ervan wanneer zij naar behoren in overeenstemming met deze richtlijn zijn afgegeven.

(3) De Europese Unie heeft op 4 december 1980 het eerste fysieke rijbewijs van Europees model ingevoerd. Sindsdien zijn de regels betreffende een dergelijk Europees model de hoeksteen geworden van de meest geavanceerde rijbewijsstructuren ter wereld en bestrijken zij meer dan 250 miljoen bestuurders. Deze richtlijn moet derhalve voortbouwen op de opgebouwde ervaring en de praktijk en geharmoniseerde regels vaststellen inzake de normen van de Unie voor fysieke rijbewijzen. De in de Unie afgegeven fysieke rijbewijzen moeten met name een hoog beschermingsniveau bieden tegen fraude en vervalsing dankzij maatregelen tegen vervalsing en de mogelijkheid om microchips en QR-codes aan te brengen.

(4) Er moet worden gewaarborgd dat de verwerking van persoonsgegevens voor de uitvoering van deze richtlijn in overeenstemming is met het kader inzake gegevensbescherming van de Unie, met name Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad7.

(5) Deze richtlijn stelt een rechtsgrondslag vast voor de opslag van een verplichte reeks persoonsgegevens in de fysieke rijbewijzen en de microchips of QR-codes daarvan en de mobiele rijbewijzen, teneinde een hoog niveau van verkeersveiligheid in de Unie te waarborgen, in overeenstemming met artikel 6, lid 1, punt e), en, in voorkomend geval, artikel 9, lid 2, punt g), van Verordening (EU) 2016/679. Deze gegevens moeten beperkt blijven tot wat nodig is om de rijbevoegdheid van een persoon aan te tonen, deze persoon te identificeren en zijn rijbevoegdheid en identiteit te controleren. Deze richtlijn voorziet ook in aanvullende waarborgen ter bescherming van de persoonsgegevens die tijdens de controle openbaar worden gemaakt.

(6) Om voor juridische duidelijkheid te zorgen en een naadloze overgang tussen deze richtlijn en Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het rijbewijs te waarborgen8, moeten de lidstaten aanvullende persoonsgegevens op een microchip kunnen opslaan, indien hierin is voorzien in de nationale wetgeving die in overeenstemming is met Verordening (EU) 2016/679. Deze richtlijn dient echter niet als rechtsgrondslag voor de opneming van dergelijke aanvullende gegevens.

(7) Daarentegen mag de bij deze richtlijn vastgestelde QR-code, die het mogelijk maakt de authenticiteit van de op het fysieke rijbewijs afgedrukte informatie te verifiëren, niet leiden tot het opslaan van meer informatie dan die welke op het fysieke rijbewijs wordt vermeld.

(8) Deze richtlijn biedt geen rechtsgrondslag voor het opzetten of bijhouden van nationale databanken voor de opslag van biometrische gegevens in de lidstaten, hetgeen een kwestie van nationale wetgeving is die moet voldoen aan het Unierecht inzake gegevensbescherming. Bovendien voorziet deze richtlijn niet in een rechtsgrondslag voor het opzetten of bijhouden van een gecentraliseerde databank van biometrische gegevens op Unieniveau.

(9) Er zijn verdere verbintenissen nodig om de strijd tegen vervalsing en fraude met betrekking tot rijbewijzen te versnellen. Daarom is het wenselijk dat de oorspronkelijk bij Richtlijn 2006/126/EG vastgestelde datum waarop alle fysieke rijbewijzen die zijn afgegeven of in omloop zijn, moeten voldoen aan alle vereisten van het Unierecht, naar voren wordt geschoven.

(10) De digitale transformatie is een van de prioriteiten van de Unie. Wat het wegvervoer betreft, zal zij bijdragen tot het wegnemen van de resterende administratieve belemmeringen, zoals de belemmeringen in verband met de duur van de afgifte van fysieke rijbewijzen en het vrije verkeer van personen. Daarom moet een afzonderlijke Unienorm worden vastgesteld voor mobiele rijbewijzen die in de Unie worden afgegeven. Om de digitale transformatie te vergemakkelijken, moeten mobiele rijbewijzen standaard worden afgegeven vanaf [datum van vaststelling + 4 jaar], onverminderd het recht van de aanvrager om een fysiek rijbewijs of beide rijbewijzen tegelijkertijd te verwerven.

(11) Het mobiele rijbewijs moet niet alleen de op het fysieke rijbewijs vermelde informatie bevatten, maar ook informatie aan de hand waarvan de authenticiteit van de gegevens kan worden gecontroleerd, evenals een pointer voor eenmalig gebruik. Er moet echter voor worden gezorgd dat ook in die gevallen de hoeveelheid beschikbaar gestelde persoonsgegevens beperkt blijft tot wat op het fysieke rijbewijs zou worden vermeld en wat strikt noodzakelijk is voor de controle van de echtheid van die gegevens. Die aanvullende gegevens moeten verschillend zijn ingeval een persoon houder is van verschillende mobiele rijbewijzen, hetgeen mogelijk is op voorwaarde dat die door dezelfde lidstaat zijn afgegeven.

(12) De strategie voor duurzame en slimme mobiliteit bevat een visie voor de EU teneinde de duurzaamheid van mobiliteit en vervoer aanzienlijk te verbeteren. Emissies van het wegvervoer omvatten broeikasgasemissies, luchtverontreinigende stoffen, lawaai en microplastics van de slijtage van banden en wegen. Rijstijl is van invloed op deze emissies, met mogelijke negatieve gevolgen voor het milieu en de menselijke gezondheid. Rijopleidingen moeten bestuurders daarom in staat stellen hun effect op emissies te verminderen en zich voor te bereiden op het besturen van emissievrije voertuigen.

(13) Om burgers en ingezetenen rechtstreeks te doen profiteren van de voordelen van de interne markt zonder onnodige extra administratieve lasten, voorziet Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad9 in de toegang tot onlineprocedures die relevant zijn voor de werking van de interne markt, ook voor grensoverschrijdende gebruikers. De informatie waarop deze richtlijn betrekking heeft, is reeds opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) 2018/1724. Daarnaast moet bijlage II bij die verordening worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat elke verzoeker gebruik kan maken van volledig online uitgevoerde procedures.

(14) Rijbewijzen moeten worden ingedeeld naar het soort voertuig waarvoor zij rijbevoegdheid geven. Dit moet gebeuren op een duidelijke en samenhangende manier en met volledige inachtneming van de technische kenmerken van de betrokken voertuigen en de vaardigheden die nodig zijn om deze te besturen.

(15) Overeenkomstig het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap van 13 december 2006, waarbij de EU sinds 21 januari 2011 partij is, moeten specifieke bepalingen worden vastgesteld om het voor personen met een handicap gemakkelijker te maken voertuigen te besturen. In dat verband moeten de lidstaten, met voorafgaande toestemming van de Commissie, bepaalde specifieke typen motorvoertuigen van de toepassing van artikel 6 kunnen uitsluiten.

(16) De minimumleeftijd van de aanvragers van de verschillende categorieën van rijbewijzen moet op het niveau van de Unie worden vastgesteld. De lidstaten moeten voor het besturen van bepaalde categorieën van voertuigen evenwel een hogere minimumleeftijd kunnen instellen om de verkeersveiligheid verder te bevorderen. De lidstaten moeten in uitzonderlijke omstandigheden lagere minimumleeftijden kunnen instellen teneinde rekening te houden met de nationale omstandigheden. Dit met name om het besturen van voertuigen van de brandweer of in verband met het handhaven van de openbare orde of proefprojecten in verband met nieuwe voertuigtechnologieën mogelijk te maken.

(17) Er moet een systeem van fasering worden ingevoerd — namelijk de bevoegdheid voor een rijbewijs van categorie B als voorwaarde stellen om de aanvrager in aanmerking te laten komen voor bepaalde andere categorieën rijbewijs — evenals gelijkwaardigheid tussen categorieën. Een dergelijk systeem moet gedeeltelijk bindend zijn voor alle lidstaten, maar moet de lidstaten ook de mogelijkheid bieden de gelijkwaardigheid op hun respectieve grondgebied wederzijds toe te passen. De lidstaten moeten ook een bepaalde gelijkwaardigheid kunnen vaststellen die beperkt is tot hun eigen grondgebied.

(18) Om redenen van verkeersveiligheid moeten minimumeisen voor de afgifte van een rijbewijs worden vastgesteld. De normen inzake rijexamens en de afgifte van rijbewijzen moeten worden geharmoniseerd. Daartoe moeten de eisen inzake kennis, rijvaardigheid en rijgedrag die samenhangen met het besturen van mechanisch aangedreven voertuigen worden gespecificeerd, moet het rijexamen op deze concepten worden gebaseerd, en moeten de minimumnormen inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van die voertuigen worden aangegeven.

(19) Het bewijs dat wordt voldaan aan de minimumnormen inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een motorvoertuig, ten aanzien van bestuurders van een voertuig dat bestemd is voor het vervoer van personen of goederen, moet worden geleverd op het moment van afgifte van het rijbewijs en vervolgens periodiek. Deze periodieke controles overeenkomstig de nationale wettelijke bepalingen inzake minimumnormen zouden bijdragen tot de verwezenlijking van het vrije verkeer van werknemers, concurrentieverstoringen voorkomen en helpen om beter rekening te houden met de verantwoordelijkheid van de bestuurders van dergelijke voertuigen. De lidstaten moeten medische onderzoeken kunnen opleggen teneinde de naleving te waarborgen van de minimumnormen inzake lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van andere mechanisch aangedreven voertuigen. Omwille van de transparantie moeten deze onderzoeken samenvallen met een verlenging van het rijbewijs.

(20) Teneinde uniforme rechten in de hele Unie te waarborgen, mede rekening houdend met de verkeersveiligheid, moeten rijbewijzen van de categorieën AM, A1, A2, A, B1 en B een administratieve geldigheidsduur van 15 jaar hebben, terwijl de categorieën C, CE, C1, C1E, D, DE, D1 en D1E een administratieve geldigheidsduur van vijf jaar hebben. De lidstaten moeten in uitzonderlijke gevallen een kortere termijn kunnen vaststellen, zoals gedefinieerd in deze richtlijn.

(21) Om de lidstaten en, in naar behoren gemotiveerde gevallen, de Unie als geheel in staat te stellen te reageren op crises die het voor de nationale autoriteiten onmogelijk maken rijbewijzen te verlengen waarvan de geldigheid anders zou verstrijken, moet het mogelijk worden gemaakt de administratieve geldigheid van dergelijke rijbewijzen te verlengen voor de strikt noodzakelijke duur.

(22) Het beginsel “één houder, één rijbewijs” moet voorkomen dat een persoon in het bezit is van meer dan één fysiek rijbewijs. Niettemin moet het beginsel ook worden uitgebreid zodat rekening wordt gehouden met de specifieke technische kenmerken van mobiele rijbewijzen.

(23) Om redenen die verband houden met de verkeersveiligheid, moet elke lidstaat zijn nationale bepalingen inzake de intrekking, schorsing, verlenging en nietigverklaring van het rijbewijs kunnen toepassen op alle houders van een rijbewijs die hun gewone verblijfplaats op zijn grondgebied hebben verworven.

(24) Houders van een rijbewijs dat is afgegeven door de lidstaat waar zij verblijven na inwisseling van een door een derde land afgegeven rijbewijs, moeten het recht hebben om door de Unie te rijden alsof zij het rijbewijs oorspronkelijk in de Unie hadden verkregen. Een dergelijke inwisseling kan uiteenlopende gevolgen hebben voor de verkeersveiligheid en het vrije verkeer van personen.

(25) De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om een besluit vast te stellen tot identificatie van derde landen die een niveau van verkeersveiligheid waarborgen dat vergelijkbaar is met dat van de Unie, en waarbij de houders van door deze landen afgegeven rijbewijzen de mogelijkheid krijgen hun rijbewijs in te wisselen onder soortgelijke voorwaarden als wanneer zij door een lidstaat waren afgegeven. Deze voorwaarden moeten gedetailleerd zijn en duidelijk zijn omschreven voor alle relevante rijbewijscategorieën.

(26) De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om rijbewijzen die zijn afgegeven door derde landen die niet onder een dergelijk besluit van de Commissie vallen of waarvoor een dergelijk besluit de inwisseling niet uitdrukkelijk toestaat of verbiedt, overeenkomstig hun nationale voorschriften in te wisselen, op voorwaarde dat zij de desbetreffende Uniecode op het ingewisselde rijbewijs aanbrengen. Indien de houder van een dergelijk rijbewijs zijn verblijfplaats naar een nieuwe lidstaat overbrengt, mag van deze laatste niet worden verlangd dat hij het beginsel van wederzijdse erkenning op dat rijbewijs toepast.

(27) “Rijbewijstoerisme”, namelijk het veranderen van woonplaats met het oog op het verkrijgen van een nieuw rijbewijs, teneinde de gevolgen van een in een andere lidstaat opgelegde ontzegging van de rijbevoegdheid te omzeilen, is een wijdverbreid verschijnsel dat negatieve gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid. Bestuurders mogen door van woonplaats te veranderen niet worden vrijgesteld van de hen opgelegde verplichtingen om hun rijbevoegdheid of rijbewijs terug te krijgen. Tegelijkertijd moet worden verduidelijkt dat elk gedrag van de kant van de burgers alleen mag leiden tot een rijverbod voor onbepaalde tijd indien dit naar behoren gerechtvaardigd is, en dat een dergelijk besluit alleen gevolgen mag hebben die beperkt zijn tot het grondgebied van de lidstaat die het heeft uitgevaardigd.

(28) Om de verkeersveiligheid te verbeteren, moet voor bepaalde rijbewijscategorieën een EU-wijde regeling voor begeleid rijden worden ingevoerd. De regels van een dergelijk systeem moeten aanvragers de mogelijkheid bieden om rijbewijzen in de desbetreffende categorieën te verwerven voordat de vereiste minimumleeftijd wordt bereikt. Het gebruik van deze rijbewijzen moet echter afhankelijk worden gesteld van de begeleiding door een ervaren bestuurder. In dergelijke situaties moet het de lidstaten om redenen van verkeersveiligheid worden toegestaan om op hun grondgebied strengere voorwaarden en regels vast te stellen met betrekking tot de door hen afgegeven rijbewijzen.

(29) De regeling voor begeleid rijden moet, zonder afbreuk te doen aan de algemene doelstelling om de verkeersveiligheid te verbeteren, het beroep van vrachtwagenchauffeur toegankelijker en aantrekkelijker maken voor jongere generaties, teneinde hun beroepsmogelijkheden te verruimen en het tekort aan bestuurders in de Unie te helpen aanpakken. Daarom moet zij betrekking hebben op rijbewijzen van categorie C en de bijbehorende vereiste rijbewijzen van categorie B.

(30) Er moet voor worden gezorgd dat bestuurders die hun rijbewijs voor het eerst in een bepaalde categorie verwerven, de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen door hun gebrek aan ervaring. Voor deze beginnende bestuurders moet een proeftijd van twee jaar worden vastgesteld, tijdens welke zij in de hele Unie aan strengere regels moeten worden onderworpen, en aan strengere sancties wanneer zij die regels breken onder invloed van alcohol. De sancties voor dergelijk gedrag moeten doeltreffend, evenredig, afschrikkend en niet-discriminerend zijn en bij de zwaarte ervan moet zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de middellangetermijn- en langetermijndoelstellingen van de Unie om het aantal doden en zwaargewonden te halveren en nagenoeg uit te bannen. Wat andere beperkingen voor beginnende bestuurders betreft, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om aanvullende regels op hun grondgebied toe te passen.

(31) Teneinde de kennis en vaardigheden van de examinatoren te verbeteren, een objectievere beoordeling van kandidaten voor een rijbewijs mogelijk te maken en tot een grotere harmonisering van de rijexamens te komen, moeten minimumnormen betreffende de toegang tot het beroep van examinator en betreffende de opleidingsvereisten voor examinatoren worden vastgesteld. De Commissie moet bovendien de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze minimumnormen te wijzigen en aan te passen aan technische, operationele of wetenschappelijke ontwikkelingen op dit gebied wanneer dit nodig blijkt.

(32) Het begrip “gewone verblijfplaats” moet zodanig worden gedefinieerd dat een oplossing kan worden gevonden voor problemen die zich voordoen wanneer het niet mogelijk is de gewone verblijfplaats vast te stellen op grond van beroepsmatige of familiebanden. Ook moet worden voorzien in de mogelijkheid voor aanvragers om de theorie- of praktijkexamens af te leggen in de lidstaat waarvan zij ingezetene zijn, wanneer de lidstaat van hun gewone verblijfplaats niet de mogelijkheid biedt om die examens in de officiële taal van de eerstgenoemde lidstaat af te leggen. Er moeten specifieke regels worden vastgesteld voor diplomaten en hun gezinnen, wanneer hun missie vereist dat zij gedurende langere tijd in het buitenland wonen.

(33) De lidstaten moeten elkaar ondersteunen bij de uitvoering van deze richtlijn. Waar mogelijk moeten zij het EU-rijbewijzennetwerk gebruiken om dergelijke ondersteuning te verlenen. Het EU-rijbewijzennetwerk, het zogenaamde “Resper”, is een knooppunt voor de uitwisseling van informatie tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de afgifte van rijbewijzen, en voor het vergemakkelijken van de uitvoering van deze richtlijn.

(34) Het EU-rijbewijzennetwerk heeft tot doel de erkenning van documenten en verworven rechten uit de lidstaten te waarborgen, documentfraude te bestrijden, de afgifte van meervoudige rijbewijzen te voorkomen en de handhaving van ontheffingen van de rijbevoegdheid te vergemakkelijken. De lidstaten moeten met name de mogelijkheid krijgen om systematisch na te gaan of de redenen die hebben geleid tot eerder opgelegde beperkingen, schorsingen, intrekkingen of nietigverklaringen van een rijbewijs of de rijbevoegdheid, niet langer bestaan. Het gebruik van Resper voor de uitvoering van andere handelingen van de Unie mag alleen worden toegestaan voor zover deze richtlijn daarin uitdrukkelijk voorziet.

(35) Om zinvolle verslagen over de uitvoering van deze richtlijn te kunnen opstellen, moet de Commissie jaarlijks informatie ontvangen over het aantal afgegeven, verlengde, vervangen, ingetrokken en ingewisselde rijbewijzen voor elke categorie, met inbegrip van gegevens over de afgifte en het gebruik van mobiele rijbewijzen.

(36) Om de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken, met name om de bijlagen ervan aan te passen aan technische, operationele of wetenschappelijke ontwikkelingen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot wijziging van de delen A, B en D van bijlage I, die de specificaties van fysieke rijbewijzen regelen; tot wijziging van deel C van bijlage I, waarin de specificaties voor mobiele rijbewijzen zijn vastgelegd; tot wijziging van deel E van bijlage I, dat de regels inzake de toepasselijke nationale en Uniecodes regelt; tot wijziging van de bijlagen II, III, V en VI, tot vaststelling van bepaalde minimumeisen voor de afgifte, geldigheid en verlenging van het rijbewijs; en tot wijziging van bijlage IV, waarin de minimumnormen voor examinatoren zijn vastgelegd. Deze bevoegdheid moet worden verleend voor een periode van vijf jaar, aangezien de technische, operationele en wetenschappelijke ontwikkelingen op de onder deze bijlagen vallende gebieden met regelmaat plaatsvinden. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven10. Om met name te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde moment als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.

(37) In verband met de geleidelijke digitalisering en automatisering, de steeds strengere emissiereductievereisten voor het wegvervoer en de constante technologische vooruitgang van mechanisch aangedreven voertuigen, moeten alle bestuurders op de hoogte blijven wat de kennis over verkeersveiligheid en duurzaamheid betreft. De bevordering van een leven lang leren kan van cruciaal belang zijn om de vaardigheden van ervaren bestuurders actueel te houden op het gebied van verkeersveiligheid, nieuwe technologieën, ecorijden, waardoor de brandstofefficiëntie wordt verbeterd en de emissies worden verlaagd, en snelheidsbeheer.

(38) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze richtlijn te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om het volgende te specificeren: interoperabiliteitskenmerken en veiligheidsmaatregelen die van toepassing zijn op de op fysieke rijbewijzen aangebrachte QR-codes; bepalingen met betrekking tot interoperabiliteit, veiligheid en het testen van mobiele rijbewijzen; de verlenging van de administratieve geldigheidsduur van rijbewijzen in de hele Unie in geval van een crisis; de inhoud van de zelfbeoordeling van lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor bestuurders van groep 1; de voorwaarden voor de inwisseling van rijbewijzen uit derde landen voor door de lidstaten afgegeven rijbewijzen, zonder dat de inwisseling op het rijbewijs wordt geregistreerd; en de interoperabiliteit tussen nationale systemen die verbonden zijn met het EU-rijbewijzennetwerk en de bescherming van in dat verband uitgewisselde persoonsgegevens. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad11.

(39) Omwille van de samenhang moeten Richtlijn (EU) 2022/2561 van het Europees Parlement en de Raad12, die betrekking heeft op bepaalde aangelegenheden die onder deze richtlijn vallen, en Verordening (EU) 2018/1724 worden gewijzigd.

(40) Richtlijn 126/2006/EG en Verordening (EU) nr. 383/2012 van de Commissie13 moeten worden ingetrokken.

(41) Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, omdat de regels voor de afgifte, verlenging, vervanging en inwisseling van rijbewijzen zouden leiden tot dermate uiteenlopende eisen dat het niveau van verkeersveiligheid en vrij verkeer van burgers waarin geharmoniseerde regels voorzien, niet zou kunnen worden bereikt, kunnen deze doelstellingen beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt door minimumeisen vast te stellen. De Unie kan derhalve, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(42) De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 en heeft op [DD/MM/JJJJ] advies uitgebracht.

(43) Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken14 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd.