Overwegingen bij COM(2023)237 - Ondersteuning van de productie van munitie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2023)237 - Ondersteuning van de productie van munitie.
document COM(2023)237
datum 20 juli 2023
 
(1) De Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne heeft de Europese defensie-industrie en de Europese markt voor defensiemateriaal op de proef gesteld en een aantal tekortkomingen aan het licht gebracht. Deze tekortkomingen ondermijnen hun vermogen om op de vereiste veilige en tijdige wijze te voldoen aan de dringende behoeften van de lidstaten wat betreft defensieproducten en -systemen zoals munitie en raketten, gezien het hoge verbruikspercentage van die producten of systemen tijdens hevige conflicten.

(2) Sinds 24 februari 2022 voeren de Unie en haar lidstaten gestaag hun inspanningen op om tegemoet te komen aan de dringende defensiebehoeften van Oekraïne. Bovendien hebben de staatshoofden en regeringsleiders van de Unie die op 11 maart 2022 in Versailles bijeenkwamen, gezien de toenemende instabiliteit, strategische concurrentie en veiligheidsdreigingen, besloten meer verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen veiligheid van de Unie en verdere beslissende stappen te zetten om de Europese soevereiniteit op te bouwen. Zij zegden toe “de Europese defensievermogens te versterken”, kwamen overeen de defensie-uitgaven te verhogen, de samenwerking te intensiveren door middel van gezamenlijke projecten en gemeenschappelijke aanbestedingen van defensievermogens, tekorten te dichten, innovatie te stimuleren en de defensie-industrie van de Unie te versterken en te ontwikkelen. Op 21 maart 2022 heeft de Raad het strategisch kompas voor veiligheid en defensie van de Unie in het komende decennium goedgekeurd, dat vervolgens op 24 maart 2022 door de Europese Raad is bekrachtigd. In het strategisch kompas wordt benadrukt dat de defensie-uitgaven moeten worden verhoogd en dat meer moet worden geïnvesteerd in vermogens, zowel op het niveau van de Unie als op nationaal niveau.

(3) De Commissie en de hoge vertegenwoordiger presenteerden op 18 mei 2022 een gezamenlijke mededeling over “de analyse van de lacunes op het gebied van defensie-investeringen en de te volgen koers”, waarin wordt gewezen op het bestaan, binnen de Unie, van lacunes op het gebied van defensiegerelateerde financiën, industrie en vermogens. In juli 2022 presenteerde de Commissie het instrument voor de versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen (Edirpa), dat tot doel heeft de samenwerking tussen de lidstaten in de aanbestedingsfase te ondersteunen om op een coöperatieve manier de meest dringende en kritieke lacunes op te vullen, met name de lacunes die zijn ontstaan als gevolg van de reactie op de huidige Russische agressie. Edirpa zal bijdragen tot de versterking van gemeenschappelijke aanbestedingen op defensiegebied en, via de bijbehorende financiering van de Unie, tot de versterking van de industriële defensiecapaciteiten van de Unie en de aanpassing van de defensie-industrie van de Unie aan structurele marktveranderingen als gevolg van de toegenomen vraag naar aanleiding van nieuwe uitdagingen, zoals de terugkeer van hevige conflicten.

(4) In het licht van de situatie in Oekraïne en de dringende defensiebehoeften, met name wat betreft munitie, heeft de Raad op 20 maart 2023 overeenstemming bereikt over een drieledige aanpak, die erop gericht is Oekraïne via een gezamenlijke inspanning in de komende twaalf maanden een miljoen patronen artilleriemunitie ter beschikking te stellen. De Raad kwam overeen om Oekraïne met spoed grond-grondmunitie en artilleriemunitie te leveren en desgevraagd raketten, uit bestaande voorraden of door herprioritering van bestaande orders. Voorts riep de Raad de lidstaten op gezamenlijk munitie aan te kopen en desgevraagd raketten van de Europese defensie-industrie (en Noorwegen) aan te schaffen in het kader van een bestaand project van het Europees Defensieagentschap (EDA) of via aanvullende aankoopprojecten onder leiding van de lidstaten, teneinde hun voorraden aan te vullen en tegelijkertijd de steun aan Oekraïne voort te zetten. Om deze inspanningen te ondersteunen, kwam de Raad overeen passende financiering vrij te maken, onder meer via de Europese Vredesfaciliteit. De Raad heeft de Commissie opgedragen concrete voorstellen in te dienen om het opvoeren van de productiecapaciteit van de Europese defensie-industrie onverwijld te ondersteunen, toeleveringsketens veilig te stellen, efficiënte aankoopprocedures te faciliteren, tekortkomingen in productiecapaciteiten aan te pakken en investeringen te bevorderen, onder meer door, in voorkomend geval, een beroep te doen op de Uniebegroting. Dit laatste is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat te allen tijde adequaat aan de eigen veiligheidsbehoeften van de Unie wordt voldaan en dat de defensie-industrie en de interne markt van de Unie opgewassen zijn tegen de huidige veranderingen. De drie onderling verbonden trajecten moeten parallel en op gecoördineerde wijze worden nagestreefd. Ook zullen regelmatig vergaderingen op het niveau van de nationale directeuren Bewapening worden georganiseerd met de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied (Commissie, EDEO, EDA), om de behoeften en industriële capaciteiten te beoordelen en de nodige nauwe coördinatie te waarborgen, teneinde te zorgen voor een adequate uitvoering van de drie verschillende trajecten.

(5) Op 13 april 2023 heeft de Raad in het kader van de Europese Vredesfaciliteit een steunmaatregel ter waarde van 1 miljard EUR aangenomen ter ondersteuning van de Oekraïense strijdkrachten, waardoor de lidstaten vergoed kunnen worden voor grond-grondmunitie en artilleriemunitie, en eventueel raketten die gedurende de periode van 9 februari tot en met 31 mei 2023 uit bestaande voorraden of door herprioritering van bestaande orders aan Oekraïne zijn gedoneerd. Wat gezamenlijke aanbestedingen betreft, hebben tot dusver 24 lidstaten en Noorwegen de projectregeling van het EDA voor de gezamenlijke aankoop van munitie ondertekend.

(6) Gezamenlijke inspanningen om de lidstaten in staat te stellen hun uitgeputte voorraden aan te vullen en Oekraïne te ondersteunen, kunnen alleen doeltreffend zijn als de aanbodzijde van de Unie tijdig de vereiste defensieproducten kan leveren. Maar nu de voorraden snel slinken, de Europese productie bijna op maximale capaciteit is als gevolg van de orders van de lidstaten of derde landen, en de prijzen al snel stijgen, zijn aanvullende maatregelen op het gebied van het industriebeleid van de Unie nodig om een snelle opschaling van de productiecapaciteit te waarborgen.

(7) Zoals blijkt uit de inspanningen van de gezamenlijke taskforce voor overheidsopdrachten op defensiegebied (Commissie, EDEO, EDA) om de behoeften aan defensieaankopen op zeer korte termijn te coördineren en samen te werken met de lidstaten en de defensiefabrikanten van de Unie ter ondersteuning van gemeenschappelijke aanbestedingen om de voorraden aan te vullen, met name in het licht van de steun aan Oekraïne, beschikt de Unie-industrie over capaciteit voor de productie van grond-grondmunitie, artilleriemunitie en raketten. De productiecapaciteit in de defensie-industrie van de Unie is echter toegesneden op andere tijden, waarin de Unie nog niet geconfronteerd werd met de huidige uitdagingen. De aanbodstromen zijn op een bescheidener vraag afgestemd en om de kosten laag te houden zijn de voorraden tot een minimum beperkt en de leveranciers wereldwijd weinig divers, wat de defensie-industrie van de Unie vatbaar maakt voor afhankelijkheden. Daardoor maken de huidige productiecapaciteit en de bestaande toeleverings- en waardeketens geen veilige en tijdige levering van defensieproducten mogelijk om tegemoet te komen aan de behoeften van de lidstaten op het gebied van hun beveiligingsbehoeften en om de Oekraïense behoeften te blijven ondersteunen, waardoor spanningen ontstaan op de markt voor grond-grondmunitie, artilleriemunitie en raketten, en er een risico op verdringing ontstaat. Daarom is een aanvullend optreden op het niveau van de Unie noodzakelijk.

(8) Overeenkomstig artikel 173, lid 3, VWEU is het industriebeleid van de Unie erop gericht de aanpassing van de industrie aan structurele veranderingen te bespoedigen. Daarom lijkt het passend het Europese bedrijfsleven te ondersteunen bij het vergroten van het productievolume, het verkorten van de leveringstermijnen en het aanpakken van potentiële knelpunten en/of factoren die de levering en productie van grond-grondmunitie, artilleriemunitie en raketten, die voor de toepassing van deze verordening als relevante defensieproducten worden beschouwd, kunnen vertragen of belemmeren.

(9) De op het niveau van de Unie genomen maatregelen moeten erop gericht zijn het concurrentievermogen en de veerkracht van de Europese industriële en technologische defensiebasis (EDTIB) op het gebied van munitie en raketten te versterken, zodat deze snel kan worden aangepast aan structurele veranderingen.

(10) Daartoe moet een instrument worden vastgesteld voor de financiële ondersteuning van de versterking van de industrie in de toeleverings- en waardeketens voor de productie van deze relevante defensieproducten in de Unie (“het instrument”).

(11) Het instrument zal in overeenstemming zijn met bestaande samenwerkingsinitiatieven van de EU op defensiegebied, zoals die in het kader van het Europees Defensiefonds, het voorgestelde instrument voor de versterking van de Europese defensie-industrie door middel van gemeenschappelijke aanbestedingen, en de Europese Vredesfaciliteit, en zal synergieën met andere programma’s van de Unie genereren. Het instrument is volledig in overeenstemming met de ambitie van het strategisch kompas.

(12) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad moet van toepassing zijn op dit instrument, tenzij anders bepaald.

(13) Overeenkomstig artikel 193, lid 2, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 kan subsidiëring van reeds begonnen acties slechts worden toegestaan indien de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was met de actie te beginnen vóór de ondertekening van de subsidieovereenkomst. Financiële bijdragen mogen echter geen betrekking hebben op een periode voorafgaand aan de datum van indiening van de subsidieaanvraag, behalve in naar behoren gemotiveerde uitzonderlijke gevallen. Om tegemoet te komen aan de oproep van de Raad van 20 maart 2023 om de levering van relevante defensieproducten te versnellen, moet het mogelijk zijn om in het financieringsbesluit te voorzien in financiële bijdragen aan acties die een periode vanaf 20 maart 2023 bestrijken.

(14) In deze verordening worden voor het instrument de financiële middelen vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 18 van het Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie betreffende begrotingsdiscipline, samenwerking in begrotingszaken en goed financieel beheer, alsmede betreffende nieuwe eigen middelen3, met inbegrip van een routekaart voor de invoering van nieuwe eigen middelen (het “Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020”).

(15) De lidstaten mogen verzoeken dat de aan hen in gedeeld beheer toegewezen middelen naar het instrument worden overgedragen, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in de desbetreffende bepalingen van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad. Dit kan met name het geval zijn wanneer de productie van relevante defensieproducten te kampen heeft met specifieke tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties op het grondgebied van de lidstaten, met name in kwetsbare en afgelegen gebieden, en die middelen bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma waaruit zij zijn overgedragen. De in artikel 73, lid 4, van Verordening (EU) 2021/1060 vastgestelde mogelijkheden kunnen worden toegepast op voorwaarde dat het project voldoet aan de voorschriften van die verordening en aan het toepassingsgebied van het EFRO en het ESF+ zoals uiteengezet in de fondsspecifieke verordeningen. Overeenkomstig artikel 24 van Verordening (EU) 2021/1060 moet de Commissie de door de lidstaat ingediende gewijzigde nationale programma’s beoordelen en haar opmerkingen daarover binnen twee maanden kenbaar maken. Gezien de urgentie van de situatie moet de Commissie ernaar streven de beoordeling van de gewijzigde nationale programma’s onverwijld af te ronden.

(16) Wanneer de lidstaten gewijzigde of nieuwe herstel- en veerkrachtplannen voorstellen overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad4, moeten zij maatregelen kunnen voorstellen die ook bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dit instrument. Daartoe moeten de lidstaten met name maatregelen overwegen in verband met voorstellen die naar aanleiding van een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het instrument zijn ingediend en waaraan overeenkomstig het instrument een excellentiekeurmerk is toegekend.

(17) Overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad5 en Verordeningen (EG, Euratom) nr. 2988/956, (Euratom, EG) nr. 2185/967 en (EU) 2017/1939 van de Raad8 moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door middel van evenredige maatregelen, onder meer maatregelen met betrekking tot preventie, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden, waaronder fraude, met betrekking tot terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen en, waar passend, met betrekking tot het opleggen van administratieve sancties. Met name heeft het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig de Verordeningen (Euratom, EG) nr. 2185/96 en (EU, Euratom) nr. 883/2013 de bevoegdheid administratief onderzoek, daaronder begrepen controles ter plaatse en inspecties, te verrichten om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten die de financiële belangen van de Unie schaden. Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) is overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 bevoegd tot het onderzoeken en vervolgen van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad9. Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 volledig meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, de Rekenkamer en ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking op grond van Verordening (EU) 2017/1939, het EOM, en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van financiële middelen van de Unie, gelijkwaardige rechten verlenen.

(18) Leden van de Europese Vrijhandelsassociatie die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER) kunnen als geassocieerde landen aan dit instrument deelnemen in het kader van de samenwerking die is ingesteld uit hoofde van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, waarin is voorzien in de uitvoering van hun deelname aan programma’s van de Unie op basis van een uit hoofde van die overeenkomst vastgesteld besluit. Er moet een specifieke bepaling in deze verordening worden opgenomen om die derde landen ertoe te verplichten de verantwoordelijke ordonnateur, OLAF en de Rekenkamer de nodige rechten en toegang te verlenen zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen.

(19) Gelet op de specifieke kenmerken van de defensie-industrie, waar de vraag nagenoeg uitsluitend afkomstig is van de lidstaten en de geassocieerde landen, die ook de zeggenschap hebben over alle aanschaf van defensiegerelateerde producten en technologieën, met inbegrip van de uitvoer daarvan, is de werking van de defensie-industriesector niet onderworpen aan de gebruikelijke regels en bedrijfsmodellen van traditionelere markten. De sector doet daarom geen aanzienlijke investeringen op eigen initiatief, maar alleen als respons op vaste orders. Hoewel vaste orders van de lidstaten een voorwaarde zijn voor elke investering, kan de Commissie het risico van industriële investeringen verminderen door middel van subsidies en leningen, en zo een snellere aanpassing aan de huidige structurele veranderingen op de markt mogelijk maken. In de huidige noodsituatie moet de steun van de Unie tot 60 % van de directe subsidiabele kosten dekken om begunstigden in staat te stellen acties zo snel mogelijk uit te voeren, het risico van hun investeringen te verminderen en zo sneller over relevante defensieproducten te kunnen beschikken.

(20) Belanghebbenden in de defensie-industriesector worden geconfronteerd met sectorspecifieke indirecte kosten, zoals kosten voor beveiliging. Daarom moet een vast percentage van 7 % van de totale directe subsidiabele kosten van de actie worden toegestaan.

(21) Het instrument moet via de in Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 gedefinieerde middelen financiële steun verlenen aan acties die bijdragen tot de tijdige beschikbaarheid en levering van relevante defensieproducten, waaronder industriële coördinatie en netwerkactiviteiten, toegang tot financiering voor ondernemingen die betrokken zijn bij de productie van relevante defensieproducten, reservering van capaciteit, een industrieel proces voor het opnieuw inzetbaar maken van verlopen producten, uitbreiding, optimalisering, modernisering, opwaarderen of herbestemming van bestaande productiecapaciteiten of de totstandbrenging van nieuwe productiecapaciteit op dit gebied, en opleiding van personeel.

(22) Aangezien het instrument tot doel heeft het concurrentievermogen en de efficiëntie van de defensie-industrie van de Unie te verbeteren, komen alleen (openbare of particuliere) juridische entiteiten die in de Unie of in geassocieerde landen gevestigd zijn en daar hun uitvoerende bestuursstructuren hebben in aanmerking voor steun.

(23) In de Unie of in een geassocieerd land gevestigde juridische entiteiten die onder zeggenschap staan van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, mogen alleen als ontvangers in aanmerking komen mits is voldaan aan strikte voorwaarden met betrekking tot de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten, zoals vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid uit hoofde van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), waaronder ook wat betreft de versterking van de EDTIB. De deelname van dergelijke juridische entiteiten mag niet in strijd zijn met de doelstellingen van het instrument. In die context moet onder “zeggenschap” het vermogen worden verstaan om beslissende invloed op een juridische entiteit uit te oefenen, hetzij direct, hetzij indirect via een of meer intermediaire juridische entiteiten. Aanvragers moeten alle relevante informatie over bij de actie te gebruiken infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen verstrekken. In dat verband moet tevens rekening worden gehouden met punten van zorg van de lidstaten op het gebied van voorzieningszekerheid. Gezien de urgentie van de situatie als gevolg van de bestaande crisis op het gebied van de levering van munitie, moet in het instrument rekening worden gehouden met bestaande toeleveringsketens.

(24) De infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen van de ontvangers die betrokken zijn bij een door het instrument ondersteunde actie, moeten zich gedurende de gehele duur van de actie op het grondgebied van een lidstaat of een geassocieerd land bevinden, en de uitvoerende bestuursstructuren van de bij een actie betrokken ontvangers moeten zich in de Unie of in een geassocieerd land bevinden. Bijgevolg mogen juridische entiteiten die in een niet-geassocieerd derde land zijn gevestigd noch juridische entiteiten die in de Unie of in een geassocieerd land zijn gevestigd, maar waarvan de uitvoerende bestuursstructuur zich in een niet-geassocieerd derde land bevindt, in aanmerking komen als bij een actie betrokken ontvanger.

(25) Volgens artikel 94 van Besluit 2013/755/EU van de Raad10 komen in landen en gebieden overzee gevestigde personen en entiteiten in aanmerking voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het instrument en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het desbetreffende land of gebied overzee banden heeft.

(26) Bij de beoordeling van voorstellen moet de Commissie bijzondere aandacht besteden aan de mate waarin zij bijdragen tot het bereiken van de doelstellingen van het instrument. Voorstellen moeten met name worden beoordeeld in het licht van hun bijdrage aan het opschalen, uitbreiden, reserveren en moderniseren van de productiecapaciteit en de om- en bijscholing van de betrokken werknemers. De voorstellen moeten ook worden beoordeeld aan de hand van de mate waarin zij bijdragen tot het verkorten van de leveringstermijnen van relevante defensieproducten, onder meer door middel van mechanismen voor herprioritering van orders, aan het identificeren en wegwerken van knelpunten in hun toeleveringsketens en aan de ontwikkeling van de veerkracht van deze toeleveringsketens door de ontwikkeling en operationalisering van grensoverschrijdende samenwerking tussen ondernemingen, waaronder met name — en in aanzienlijke mate — kmo’s en midcaps die actief zijn in de betrokken toeleveringsketens.

(27) Bij het ontwerpen, toekennen en uitvoeren van financiële steun van de EU moet de Commissie er in het bijzonder op letten dat dergelijke maatregelen geen negatieve gevolgen hebben voor de mededingingsvoorwaarden op de interne markt.

(28) Bovendien heeft de huidige crisis niet alleen tekortkomingen in de defensie-industriesector van de EU aan het licht gebracht, maar ook uitdagingen voor de werking van de interne markt voor defensieproducten. De huidige geopolitieke context houdt immers een aanzienlijke toename van de vraag in die van invloed is op de werking van de interne markt voor de productie en verkoop, in de Unie, van grond-grondmunitie, artilleriemunitie en raketten en van de onderdelen daarvan. Hoewel sommige lidstaten omwille van de nationale veiligheid maatregelen hebben genomen of waarschijnlijk zullen nemen om hun eigen voorraden in stand te houden, ondervinden andere lidstaten moeilijkheden bij de aanvoer van de goederen die nodig zijn voor de vervaardiging of aankoop van grond-grondmunitie, artilleriemunitie en raketten. Soms worden hele productieketens belemmerd door een probleem met de aanvoer van één enkele grondstof of van een bepaald onderdeel. Om de werking van de interne markt te waarborgen, moeten bepaalde maatregelen worden vastgesteld die op gecoördineerde wijze zorgen voor geharmoniseerde regels om de voorzieningszekerheid van defensieproducten te faciliteren. Het gaat daarbij onder meer om het in kaart brengen van de behoeften aan goederen en diensten op die interne markt, de mogelijkheid om op het niveau van de Unie opdrachten met als prioritair aangemerkte orders vast te stellen wanneer ten minste drie lidstaten besluiten of voornemens zijn te besluiten gezamenlijk defensiegerelateerde producten aan te schaffen, indien dat nodig is om een doelstelling van algemeen belang van veiligheid van de Unie en haar lidstaten na te streven, en het versnellen van de procedures voor het verlenen van subsidies of het vergemakkelijken van aanbestedingsprocedures. Deze maatregelen moeten gebaseerd zijn op artikel 114 VWEU.

(29) Om de nodige en passende maatregelen uit hoofde van deze verordening te nemen, moet de Commissie, op basis van de samenwerking met de EDEO en het EDA, in het kader van de taskforce voor gezamenlijke aanbestedingen op defensiegebied, een overzicht opstellen en bijhouden van de in de Unie gevestigde ondernemingen die actief zijn in de toeleveringsketens van relevante defensieproducten. Dat overzicht moet met name de typen producten en de specificaties daarvan, de bijbehorende productiecapaciteit en hun positie in de toeleveringsketen van de desbetreffende defensieproducten omvatten. De Commissie moet in nauwe samenwerking met de in kaart gebrachte ondernemingen regelmatig toezicht houden op de productiecapaciteit en de toeleveringsketens van deze ondernemingen. De resultaten van de inventarisatie en de monitoring moeten door het programmacomité worden gepresenteerd en besproken.

(30) Op basis hiervan moet de Commissie een lijst opstellen van de relevante defensieproducten, grondstoffen of componenten daarvan die gevoelig zijn voor verstoringen of potentiële verstoringen van de werking van de eengemaakte markt en de toeleveringsketens daarvan die tot aanzienlijke tekorten leiden. De Commissie moet deze lijst van defensieproducten waarvan levering cruciaal is regelmatig bijwerken om ervoor te zorgen dat de aandacht beperkt blijft tot mogelijke verstoringen of knelpunten die van invloed zijn op de voorzieningszekerheid van relevante defensieproducten en grondstoffen en componenten daarvan.

(31) De Commissie moet, in overleg met de lidstaat van vestiging, van marktdeelnemers die met deze producten, grondstoffen of componenten daarvan omgaan de informatie kunnen vragen die nodig is om ervoor te zorgen dat defensieproducten waarvan levering cruciaal is, tijdig beschikbaar zijn. Dergelijke informatie moet als basis dienen voor het besluit van de Commissie over passende maatregelen uit hoofde van deze verordening om mogelijke verstoringen of knelpunten aan te pakken die van invloed zijn op de voorzieningszekerheid van relevante defensieproducten alsook van relevante grondstoffen en componenten.

(32) Een dergelijk mechanisme voor identificatie, inventarisatie en continue monitoring moet een bijna-realtimeanalyse mogelijk maken van de productiecapaciteit in de Unie, de kritieke factoren die van invloed zijn op de voorzieningszekerheid van relevante defensieproducten en de stand van de voorraden. Het moet de Commissie ook in staat stellen noodmaatregelen te ontwikkelen voor bestaande of verwachte tekorten.

(33) Preventie van tekorten aan relevante defensieproducten is van essentieel belang voor het behoud van de doelstelling van algemeen belang van de veiligheid van de Unie en haar lidstaten en rechtvaardigt, waar nodig, evenredige uitholling van de grondrechten van ondernemingen die defensieproducten aanbieden waarvan levering cruciaal is, zoals de vrijheid van ondernemerschap overeenkomstig artikel 16 van het Handvest en het recht op eigendom overeenkomstig artikel 17 van het Handvest, onverminderd artikel 52 van het Handvest. Dergelijke uitholling kan met name gerechtvaardigd zijn wanneer verscheidene lidstaten zich specifiek hebben ingespannen om de vraag te consolideren door middel van gezamenlijke aanbestedingen, waardoor wordt bijgedragen aan de verdere integratie en soepele werking van de interne markt voor relevante defensieproducten. De Commissie kan met instemming van de lidstaat van vestiging van ondernemingen verlangen dat zij orders van relevante producten waarvan de levering cruciaal is aanvaarden en prioriteren, indien ten minste drie lidstaten die meewerken aan de aanbesteding van relevante defensieproducten of ten minste één lidstaat die defensieproducten inkoopt met het doel de betrokken producten aan Oekraïne over te dragen, daarom verzoeken/verzoekt en ernstige moeilijkheden ondervinden/ondervindt bij het plaatsen of uitvoeren van een contract. Om de grondrechten van het ondernemerschap te beschermen, mogen deze verzoeken alleen worden gedaan voor producten die door de Commissie in een uitvoeringsbesluit zijn geïdentificeerd. Bovendien moet een stapsgewijze procedure worden vastgesteld om de ondernemingen de mogelijkheid te bieden hun bezorgdheid over de voorgenomen maatregel kenbaar te maken. In het bijzonder moet de Commissie, in overleg met de lidstaat waar de betrokken ondernemingen zijn gevestigd, die ondernemingen in kennis stellen van haar voornemen hen te verzoeken voorrang te geven aan als prioritair aangemerkte orders en hun alle gegevens te verstrekken die zij nodig hebben om met kennis van zaken te kunnen beslissen of zij dat verzoek kunnen aanvaarden. Indien de onderneming weigert, kan de Commissie, met instemming van de betrokken lidstaat en met inachtneming van de aard van de bezwaren van de onderneming, oordelen dat een als prioritair aangemerkte order wegens veiligheidsredenen gerechtvaardigd is, en deze bij uitvoeringsbesluit verplicht stellen. Een dergelijk besluit moet worden genomen overeenkomstig alle toepasselijke wettelijke verplichtingen van de Unie, rekening houdend met de omstandigheden van het geval. De als prioritair aangemerkte order moet tegen een billijke en redelijke prijs worden geplaatst. De als prioritair aangemerkte order moet voorrang krijgen op elke private of publiekrechtelijke prestatieverplichting, maar er moet rekening worden gehouden met de legitieme doelstellingen van de ondernemingen en met de kosten en inspanningen die gemoeid zijn met eventuele veranderingen in de productiesequentie. Ondernemingen kunnen aan sancties worden onderworpen als zij hun verplichtingen in verband met als prioritair aangemerkte orders niet nakomen.

(34) Om de grondrechten van de ondernemingen te beschermen, moeten zij het recht krijgen om te verzoeken van hun verplichtingen te worden ontheven in situaties waarin het ondanks de prioritaire status niet mogelijk is de als prioritair aangemerkte order te vervullen, zij het omdat het productievermogen en de productiecapaciteit ontoereikend is, of omdat dit een onredelijke economische last voor de onderneming zou betekenen en de onderneming bijzondere moeilijkheden zou berokkenen.

(35) Als de uitzonderlijke situatie zich voordoet dat een onderneming die actief is in de toeleveringsketen van relevante defensieproducten in de Unie een verzoek om een als prioritair aangemerkte order van een derde land ontvangt, moet zij de Commissie van dat verzoek in kennis stellen.

(36) Gezien het belang van de leveringszekerheid voor specifieke defensiesectoren die cruciale functies in verband met de veiligheid van de burgers van de Unie vervullen, mag de naleving van de verplichting om een als prioritair aangemerkte order uit te voeren, geen aansprakelijkheid voor schade jegens derden inhouden voor inbreuken op contractuele verplichtingen die het gevolg kunnen zijn van de noodzakelijke tijdelijke wijziging van de operationele processen van de desbetreffende fabrikant, beperkt tot de mate waarin de inbreuk op de contractuele verplichtingen noodzakelijk was om aan de opgelegde prioriteit te voldoen. Ondernemingen aan wie als prioritair aangemerkte orders mogelijk toegewezen zullen worden, moeten in de voorwaarden van hun commerciële contracten op die mogelijkheid anticiperen. Onverminderd de toepasselijkheid van andere bepalingen moet de aansprakelijkheid voor producten met gebreken, zoals bepaald in Richtlijn 85/374/EEG van de Raad11, door deze vrijstelling van aansprakelijkheid onverlet worden gelaten.

(37) De verplichting om voorrang te geven aan de productie van bepaalde producten, mag de vrijheid van ondernemerschap en de contractvrijheid (artikel 16 van het Handvest) en het recht op eigendom (artikel 17 van het Handvest) niet onevenredig aantasten. Elke beperking van die rechten moet, overeenkomstig artikel 52, lid 1, van het Handvest, bij wet worden gesteld, de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigen en in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel.

(38) Gezien het belang van het waarborgen van de voorzieningszekerheid van relevante defensieproducten, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat administratieve aanvragen in verband met de planning, bouw en exploitatie van productiefaciliteiten, de overdracht van productiemiddelen binnen de EU en de kwalificering en certificering van relevante eindproducten op efficiënte en tijdige wijze worden verwerkt.

(39) Om de algemene publieke beleidsdoelstelling van veiligheid na te streven, moeten faciliteiten voor de productie van relevante defensieproducten zo snel mogelijk worden opgezet, en moeten de administratieve lasten daarvan tot een minimum worden beperkt. Daarom moeten de lidstaten aanvragen voor de planning, de bouw en de exploitatie van fabrieken en installaties voor de productie van relevante defensieproducten zo snel mogelijk afhandelen. In individuele gevallen moeten zij bij het afwegen van juridische belangen voorrang krijgen,

(40) Gezien de doelstelling van deze verordening, de noodsituatie en de uitzonderlijke context van de vaststelling ervan, moeten de lidstaten overwegen om per geval gebruik te maken van defensiegerelateerde vrijstellingen uit hoofde van het nationale en toepasselijke Unierecht, indien zij van oordeel zijn dat toepassing daarvan nadelige gevolgen zou hebben voor het bereiken van die doeleinden. Dit kan met name gelden voor het recht van de Unie op het gebied van milieu, gezondheid en veiligheid12, dat onontbeerlijk is om de menselijke gezondheid en het milieu beter te beschermen en een duurzame en veilige ontwikkeling tot stand te brengen. De uitvoering ervan kan echter ook belemmeringen op regelgevingsgebied opwerpen die het potentieel van de defensie-industrie van de Unie om de productie en levering van relevante defensieproducten op te voeren, bemoeilijken. Het is een collectieve verantwoordelijkheid van de Europese Unie en haar lidstaten om met spoed na te gaan welke maatregelen zij kunnen nemen om eventuele belemmeringen te verhelpen. Dergelijke acties op Unie-, regionaal of nationaal niveau mogen het milieu, de gezondheid of de veiligheid niet in gevaar brengen.

(41) Om het gebruik van bestaande toeleveringsketens te optimaliseren en zo de continuïteit van de productie van relevante defensieproducten te waarborgen, moeten de lidstaten de mogelijkheid overwegen om gebruik te maken van de afwijkingen waarin Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad13 voorziet, of om de betrokken bedrijven aan te moedigen daarvan gebruik te maken. Wanneer voor het gebruik van dergelijke afwijkingen voorafgaande toestemming van de nationale autoriteiten vereist is, moeten de aanvragen efficiënt en tijdig worden verwerkt.

(42) Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad14 heeft tot doel de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten op defensie- en veiligheidsgebied te harmoniseren, zodat aan de veiligheidseisen van de lidstaten en de uit het Verdrag voortvloeiende verplichtingen kan worden voldaan. Die richtlijn voorziet met name in specifieke bepalingen waarin dringende situaties als gevolg van een crisis worden geregeld, met name kortere termijnen voor de ontvangst van inschrijvingen en de mogelijkheid om gebruik te maken van de onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande bekendmaking van een aanbestedingsbericht. De extreme urgentie als gevolg van de huidige crisis op het gebied van de levering van munitie kan echter zelfs met die bepalingen onverenigbaar zijn wanneer meer dan twee lidstaten voornemens zijn tot een gemeenschappelijke aanbesteding over te gaan. In sommige gevallen kunnen de veiligheidsbelangen van die lidstaten alleen gewaarborgd worden door het openstellen van een bestaande raamovereenkomst voor aanbestedende diensten van lidstaten die er oorspronkelijk geen partij bij waren, ook al was die mogelijkheid niet voorzien in de oorspronkelijke raamovereenkomst.

(43) Overeenkomstig de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie moeten wijzigingen van een opdracht strikt beperkt blijven tot hetgeen in de gegeven omstandigheden absoluut noodzakelijk is, waarbij de beginselen van non-discriminatie, transparantie en evenredigheid zoveel mogelijk in acht worden genomen. In dit verband moet het mogelijk zijn om van Richtlijn 2009/81/EG af te wijken door de in de raamovereenkomst vastgestelde hoeveelheden te verhogen wanneer deze voor aanbestedende diensten van andere lidstaten worden opengesteld. Voor deze aanbestedende diensten moeten voor die extra hoeveelheden dezelfde voorwaarden gelden als voor de oorspronkelijke aanbestedende dienst die de oorspronkelijke raamovereenkomst heeft gesloten. In dergelijke gevallen moet de aanbestedende dienst ook elke ondernemer die aan de voorwaarden van de oorspronkelijke raamovereenkomst voldoet, toestaan een contractant van die raamovereenkomst te worden. Daarnaast moeten passende transparantiemaatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat alle potentieel geïnteresseerde partijen op de hoogte kunnen worden gebracht. Om de gevolgen van deze wijzigingen voor de goede werking van de interne markt te beperken en onevenredige concurrentieverstoringen te voorkomen, moet het op deze manier wijzigen van kaderovereenkomsten alleen tot en met 30 juni 2025 mogelijk zijn.

(44) Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad15 heeft tot doel de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de EU te vereenvoudigen, met name door middel van algemene overdrachtsvergunningen waarvan de verificatie achteraf geschiedt, die betrekking hebben op een vooraf bepaald assortiment, aan specifieke afnemers geleverde of voor een specifiek doel bestemde producten, en die niet van te voren aangevraagd hoeven worden. Geen van de verplichte algemene overdrachtsvergunningen als bedoeld in artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2009/43/EG of de aanbevelingen van de Commissie betreffende de harmonisatie van het toepassingsgebied van en de voorwaarden voor deze vergunningen zijn echter voldoende voor de overdrachten die nodig zijn voor de productie van relevante defensieproducten.

(45) In de huidige context, waarin de leveringstermijnen overal in de betrokken toeleverings- en waardeketens verkort moeten worden, lijkt het noodzakelijk de overdracht van relevante defensieproducten vrij te stellen van de verplichting van voorafgaande toestemming binnen de Unie. Deze vrijstelling mag geen afbreuk doen aan de beslissingsvrijheid van de lidstaten wat betreft het exportbeleid voor defensiegerelateerde producten.

(46) Om concurrerend, innovatief en veerkrachtig te zijn en om zijn productiecapaciteit te kunnen opvoeren, moet de EDTIB toegang hebben tot zowel publieke als particuliere financiering. Zoals bepaald in de “Bijdrage van de Commissie aan de Europese defensie” van 15 februari 2022, zijn de initiatieven van de Unie inzake duurzame financiering in overeenstemming met de inspanningen van de Unie om de Europese defensie-industrie voldoende toegang tot financiering en investeringen te helpen bieden. In die context vormt het EU-kader voor duurzame financiering geen belemmering voor investeringen in defensiegerelateerde activiteiten. De defensie-industrie van de Unie levert een cruciale bijdrage aan de weerbaarheid en veiligheid van de Unie en daarmee aan de vrede en sociale duurzaamheid. Binnen de initiatieven van de Unie inzake het duurzamefinancieringsbeleid worden controversiële wapens waarvan de ontwikkeling, productie, aanleg van voorraden, aanwending, overdracht en levering bij door de lidstaten van de Unie ondertekende internationale verdragen is verboden, onverenigbaar geacht met sociale duurzaamheid. Voor de sector gelden strikte toetsingsvoorschriften wat betreft de overbrenging en uitvoer van militaire producten en producten voor tweeërlei gebruik. In dit verband zou een verbintenis van nationale en Europese financiële actoren (zoals nationale stimuleringsbanken en -instellingen) om de Europese defensie-industrie te ondersteunen, een sterk signaal afgeven aan de particuliere sector. Voor zover dergelijke investeringen duidelijk zouden dienen om de prioriteiten van het strategisch kompas uit te voeren, moet de Europese Investeringsbank (EIB) haar steun aan de Europese defensie-industrie en aan gezamenlijke aanbestedingen opvoeren bovenop haar lopende steun voor tweeërlei gebruik, en tegelijkertijd haar andere missies op het gebied van economische ontwikkeling en de financiering van overheidsbeleid, met inbegrip van de dubbele transitie en in overeenstemming met artikel 309 VWEU en haar statuten, volledig voortzetten.

(47) Ondernemingen in de waardeketen van relevante defensieproducten moeten toegang hebben tot schuldfinanciering om de investeringen te versnellen die nodig zijn om de productiecapaciteit te vergroten. Het instrument moet het voor EU-ondernemingen op het gebied van munitie en raketten makkelijker maken toegang tot financiering te krijgen. De verordening moet er met name voor zorgen dat voor die juridische entiteiten dezelfde voorwaarden gelden als voor andere juridische entiteiten, waarbij eventuele extra kosten die eigen zijn aan de defensiesector, worden vergoed.

(48) De Commissie kan een speciale faciliteit opzetten als onderdeel van de investeringsfaciliteringsactiviteiten die gezamenlijk worden omschreven als het “opschalingsfonds”. Het opschalingsfonds kan in direct of indirect beheer worden uitgevoerd. De Commissie moet in dat verband onderzoeken hoe de EU-begroting het best kan worden aangewend om publieke en private investeringen aan te trekken ter ondersteuning van de beoogde snelle opschaling, bijvoorbeeld door de mogelijkheid van een blendingfaciliteit, onder meer in het kader van het bij Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad16 ingestelde InvestEU-fonds, in nauwe samenwerking met haar uitvoerende partners. De activiteiten van het opschalingsfonds moeten de uitbreiding van de productiecapaciteit van munitie en raketten ondersteunen door de bedrijven in de hele waardeketen meer toegang tot middelen te bieden.

(49) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vaststelling van het werkprogramma en de lijst van defensieproducten waarvan levering cruciaal is, het aan ondernemingen opleggen van de verplichting om als prioritair aangemerkte orders tegen een eerlijke en redelijke prijs te aanvaarden of uit te voeren, en voor het vaststellen van de praktische en operationele regelingen voor de werking van als prioritair aangemerkte orders. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad17. Indien dwingende redenen van urgentie dit vereisen, moet de Commissie onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met de vaststelling van de lijst van defensieproducten waarvan levering cruciaal is, het aan ondernemingen opleggen van de verplichting om als prioritair aangemerkte orders tegen een eerlijke en redelijke prijs te aanvaarden of uit te voeren, en het vaststellen van praktische en operationele regelingen voor de werking van als prioritair aangemerkte orders.

(50) Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de gevolgen van de veiligheidscrisis op te vangen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van het voorgestelde optreden, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (“VEU”) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(51) Deze verordening moet van toepassing zijn onverminderd de mededingingsregels van de Unie, met name de artikelen 101 tot en met 109 VWEU en de uitvoeringsverordeningen daarvan.

(52) Er zij aan herinnerd dat beleidsuitgaven die voortvloeien uit titel V, hoofdstuk 2, overeenkomstig artikel 41, lid 2, VEU ten laste komen van de begroting van de Unie, met uitzondering van uitgaven die voortvloeien uit operaties die gevolgen hebben op militair of defensiegebied.

(53) In het licht van de urgentie om de veiligheidscrisis aan te pakken, is het passend een uitzondering te maken op de periode van acht weken genoemd in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, dat gehecht is aan het VEU, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie. Gezien het dreigende gevaar voor de voorzieningszekerheid als gevolg van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, moet deze verordening in werking treden op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad.

(54) Op grond van de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven18 moet de verordening worden geëvalueerd op basis van overeenkomstig bepaalde monitoringvoorschriften verzamelde informatie, waarbij administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten, en overregulering moeten worden vermeden. Die voorschriften moeten in voorkomend geval meetbare indicatoren omvatten als basis voor de evaluatie van de effecten van de verordening in de praktijk. De Commissie moet uiterlijk op 30 juni 2024 een evaluatie uitvoeren, onder meer met het oog op het indienen van voorstellen voor passende wijzigingen van deze verordening.