Overwegingen bij COM(2023)234 - Bestrijding van corruptie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2023)234 - Bestrijding van corruptie.
document COM(2023)234
datum 3 mei 2023
 
(1) Corruptie blijft een belangrijk probleem op Unieniveau, dat de stabiliteit en veiligheid van de samenleving bedreigt, onder meer door georganiseerde en andere zware criminaliteit mogelijk te maken. Corruptie ondermijnt de democratische instellingen en de universele waarden waarop de Unie is gegrondvest, met name de rechtsstaat, democratie, gelijkheid en de bescherming van de grondrechten. Zij brengt de ontwikkeling, de welvaart en de duurzaamheid en inclusiviteit van onze economieën in gevaar. Om corruptie doeltreffend te voorkomen en te bestrijden, is er een alomvattende en multidisciplinaire aanpak vereist. Het doel van deze richtlijn is corruptie aan te pakken door middel van het strafrecht, waardoor er een betere grensoverschrijdende samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten mogelijk wordt.

(2) Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad42 bevat voorschriften inzake de strafbaarstelling van corruptie in de particuliere sector. De Overeenkomst opgesteld op basis van artikel K.3, lid 2, onder c), van het Verdrag betreffende de Europese Unie ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn43, heeft betrekking op bepaalde daden van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten in het algemeen betrokken zijn. Deze instrumenten zijn echter niet alomvattend genoeg, en de huidige strafbaarstelling van corruptie verschilt van lidstaat tot lidstaat, hetgeen een samenhangende en doeltreffende respons in de hele Unie bemoeilijkt. Ook zijn er lacunes in de handhaving aan het licht gekomen, alsook belemmeringen bij de samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de verschillende lidstaten. Deze richtlijn strekt ertoe de bepalingen van die instrumenten te wijzigen en uit te breiden. Aangezien het daarbij gaat om talrijke en ingrijpende wijzigingen, moeten beide instrumenten omwille van de duidelijkheid in hun geheel worden vervangen ten aanzien van de lidstaten die door deze richtlijn gebonden zijn.

(3) Het bestaande rechtskader moet worden geactualiseerd en versterkt teneinde een doeltreffende bestrijding van corruptie in de hele Unie te vergemakkelijken. Deze richtlijn heeft tot doel corruptiedelicten die opzettelijk zijn gepleegd strafbaar te stellen. Opzet en kennis kunnen worden afgeleid uit objectieve en feitelijke omstandigheden. Aangezien deze richtlijn voorziet in minimumvoorschriften, staat het de lidstaten vrij om strengere strafrechtelijke voorschriften voor corruptiedelicten vast te stellen of te handhaven.

(4) Corruptie is een transnationaal verschijnsel dat alle samenlevingen en economieën treft. Bij maatregelen op nationaal of Unieniveau moet deze internationale dimensie worden erkend. Bij het optreden van de Unie moet daarom rekening worden gehouden met de werkzaamheden van de Groep van Staten tegen Corruptie van de Raad van Europa (Greco), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en het Bureau van de Verenigde Naties voor drugs- en misdaadbestrijding (UNODC).

(5) Om corruptie uit te roeien, zijn er zowel preventieve als repressieve mechanismen nodig. De lidstaten worden aangemoedigd om in het kader van de bestrijding van corruptie een breed scala aan preventieve, wetgevende en samenwerkingsmaatregelen te nemen. Hoewel corruptie in de eerste plaats een delict is en er in het nationale en internationale recht specifieke daden van corruptie zijn gedefinieerd, kunnen tekortkomingen op het gebied van integriteit, niet openbaar gemaakte belangenconflicten of ernstige schendingen van ethische regels corrupte activiteiten worden als zij niet worden aangepakt. Het voorkomen van corruptie vermindert de behoefte aan strafrechtelijke repressie en heeft bredere voordelen op het gebied van het bevorderen van het vertrouwen van het publiek en het beheer van het gedrag van overheidsfunctionarissen. Een doeltreffende aanpak van corruptiebestrijding steunt vaak op maatregelen ter bevordering van transparantie, ethiek en integriteit, alsook op regulering van gebieden zoals belangenconflicten, lobbyactiviteiten en draaideurconstructies. Overheidsinstanties moeten streven naar de hoogste normen op het gebied van integriteit, transparantie en onafhankelijkheid als een belangrijk onderdeel van de bestrijding van corruptie in het algemeen.

(6) De lidstaten moeten beschikken over instanties of eenheden die gespecialiseerd zijn in de repressie en voorkoming van corruptie. De lidstaten kunnen besluiten een instantie te belasten met een combinatie van preventieve en rechtshandhavingstaken. Om ervoor te zorgen dat deze instanties doeltreffend functioneren, moeten deze aan een aantal voorwaarden voldoen, waaronder het beschikken over de onafhankelijkheid, de middelen en de bevoegdheden die nodig zijn voor de goede uitvoering van hun taken.

(7) De Europese Unie is partij bij het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie (UNCAC), het meest omvattende internationale rechtsinstrument ter bestrijding van corruptie, waarin maatregelen ter voorkoming en bestrijding van corruptie zijn samengebracht. Krachtens dat verdrag moeten de verdragsluitende partijen wetgevende en andere maatregelen nemen om omkoping, wederrechtelijke toe-eigening en het witwassen van geld strafbaar te stellen en moeten zij overwegen wetgevende of andere maatregelen te nemen om andere handelingen (zoals misbruik van functies, ongeoorloofde beïnvloeding en onrechtmatige verrijking) strafbaar te stellen. In overeenstemming met de toezeggingen in de politieke verklaring die tijdens de speciale zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 2021 tegen corruptie is aangenomen, moet de Europese Unie, voor zover mogelijk, verder gaan dan de minimumvereisten van het UNCAC en aanvullende maatregelen vaststellen ter voorkoming en bestrijding van corruptie. Deze richtlijn is gebaseerd op de opmerkingen en beste praktijken die naar voren zijn geschoven in het kader van het beoordelingsmechanisme voor de tenuitvoerlegging van het UNCAC.

(8) Rekening houdend met de ontwikkeling van de corruptiedreigingen en de wettelijke verplichtingen van de Unie en de lidstaten uit hoofde van het internationale recht, alsook met de ontwikkeling van nationale rechtskaders, moet de definitie van corruptie in alle lidstaten verder onderling worden aangepast, zodat corrupte gedragingen ruimer worden gedekt.

(9) Om straffeloosheid voor corruptiedelicten in de publieke sector te voorkomen, moet het toepassingsgebied duidelijk worden afgebakend. Ten eerste moet het begrip overheidsfunctionaris ook personen omvatten die werkzaam zijn bij internationale organisaties, waaronder de instellingen, agentschappen en organen van de Europese Unie en internationale rechterlijke instanties. Daaronder moeten onder meer personen vallen die optreden als lid van collegiale organen die in het kader van een proces moeten beslissen over de schuld van een beklaagde, alsook personen die krachtens een arbitrageovereenkomst een juridisch bindende beslissing moeten nemen in geschillen die aanhangig worden gemaakt door de partijen bij de arbitrageovereenkomst. Ten tweede oefenen veel entiteiten of personen tegenwoordig openbare functies uit zonder een openbaar ambt te bekleden. Bijgevolg wordt het begrip “overheidsfunctionaris” zo gedefinieerd dat het alle relevante ambtenaren omvat - ongeacht of deze zijn benoemd of verkozen dan wel in dienst zijn op basis van een overeenkomst - die een bestuurlijk of rechterlijk ambt bekleden, alsook alle personen die diensten verlenen en met overheidsgezag zijn bekleed of die met betrekking tot de verlening van hun diensten onder de controle of het toezicht van de overheid staan, zelfs indien zij geen openbaar ambt bekleden. Voor de toepassing van deze richtlijn moet de definitie ook personen omvatten die werkzaam zijn bij bedrijven die eigendom zijn of onder zeggenschap staan van de staat, bij stichtingen voor vermogensbeheer en bij particuliere bedrijven die openbare diensten verlenen en de door hen opgerichte of in stand gehouden rechtspersonen. Eenieder die een wetgevend ambt bekleedt moet voor de toepassing van deze richtlijn worden gelijkgesteld met een overheidsfunctionaris.

(10) Het rechtskader voor de bestrijding van omkoping moet worden versterkt en de rechtshandhavings- en vervolgingsinstanties moeten over de nodige instrumenten beschikken. Bij de omkoping van overheidsfunctionarissen zijn er twee kanten te onderscheiden. Er is sprake van actieve omkoping wanneer een persoon een voordeel van welke aard ook belooft, aanbiedt of verstrekt met het oog op de beïnvloeding van een overheidsfunctionaris. Er is sprake van passieve omkoping wanneer een overheidsfunctionaris dergelijke voordelen vraagt of ontvangt teneinde op een bepaalde manier te handelen of niet te handelen. In deze richtlijn moeten er ook minimumvoorschriften worden vastgesteld inzake omkoping en andere vormen van corruptie in de particuliere sector, waarbij de directe slachtoffers bedrijven zijn die op oneerlijke wijze worden benadeeld en waarbij de vrije mededinging wordt beperkt door het aanbieden of aanvaarden van smeergeld.

(11) Om te vermijden dat overheidsfunctionarissen opzettelijk middelen gebruiken voor andere doeleinden dan die waarvoor deze bestemd zijn, moeten er voorschriften worden vastgesteld inzake de wederrechtelijke toe-eigening door overheidsfunctionarissen van goederen waarvan het beheer aan hen is toevertrouwd. Met het oog op een alomvattende aanpak van de bestrijding van corruptie moet deze richtlijn ook betrekking hebben op wederrechtelijke toe-eigening in de particuliere sector. Wederrechtelijke toe-eigening is pas strafbaar als zij de overheidsfunctionaris of een derde een voordeel oplevert.

(12) Ook ongeoorloofde beïnvloeding voortvloeiend uit corrupte gedragingen van personen die in de nabijheid van de macht verkeren of beweren te verkeren en die pogen om in ruil voor niet-gerechtvaardigde voordelen invloed uit te oefenen op besluitvormingsprocessen, moet strafbaar worden gesteld. De bestanddelen van het strafbare feit moeten zijn dat de aanzetter de beïnvloeder een niet-gerechtvaardigd voordeel verschaft of belooft te verschaffen voor het uitoefenen van onrechtmatige invloed op een resultaat of een proces waarop de besluitvorming betrekking heeft. Wanneer er sprake is van opzet, moet dit gedrag als een strafbaar feit worden beschouwd, ongeacht of er al dan niet invloed werd uitgeoefend en of de beweerde invloed al dan niet tot het beoogde resultaat heeft geleid. De rechtmatige uitoefening van erkende vormen van belangenvertegenwoordiging die erop gericht kunnen zijn de openbare besluitvorming rechtmatig te beïnvloeden, maar niet leiden tot een ongepaste uitwisseling van voordelen, mag niet onder dit strafbare feit vallen. Dergelijke vormen van belangenvertegenwoordiging, zoals belangenbehartiging, vinden vaak plaats in een gereguleerde omgeving, juist om te voorkomen dat zij door een gebrek aan transparantie de weg zouden vrijmaken voor corruptie. Goed functionerende aanvullende voorschriften inzake de openbaarmaking van belangenconflicten, “draaideurconstructies” of de financiering van politieke partijen kunnen ook helpen om grijze zones te vermijden en ongepaste beïnvloeding te voorkomen.

(13) Bovendien moet het strafbare feit van misbruik van functies in de publieke sector worden gedefinieerd als het in strijd met de wet nalaten van een handeling door een overheidsfunctionaris teneinde een niet-gerechtvaardigd voordeel te verkrijgen. Met het oog op een alomvattende bestrijding van corruptie moet deze richtlijn ook betrekking hebben op misbruik van functies in de particuliere sector.

(14) Belemmering van de rechtsgang is een strafbaar feit dat is gepleegd ter ondersteuning van corruptie. Derhalve moet belemmering van de rechtsgang strafbaar worden gesteld, waarbij het gaat om het gebruik van fysiek geweld, bedreigingen of intimidatie, of het aanzetten tot het afleggen van een valse getuigenis of tot het overleggen van vals bewijsmateriaal. Acties die erop gericht zijn tussenbeide te komen in het afleggen van een getuigenis of het overleggen van bewijsmateriaal of in de uitoefening van officiële taken door rechterlijke of rechtshandhavingsfunctionarissen, moeten daar ook onder vallen. In overeenstemming met het UNCAC is deze richtlijn alleen van toepassing op de belemmering van de rechtsgang in procedures in verband met corruptiedelicten.

(15) De wens om niet-gerechtvaardigde financiële en andere voordelen te verkrijgen, is een voedingsbodem voor corruptie. Om de prikkel voor personen en criminele organisaties om nieuwe strafbare feiten te plegen, in te perken en om personen ervan te weerhouden in te stemmen met de verwerving van schijneigendom, moet verrijking door corruptie strafbaar worden gesteld. Dit zou op zijn beurt het verbergen van op illegale wijze verkregen goederen moeten bemoeilijken en de verspreiding van corruptie en de schade voor de samenleving moeten verminderen. Transparantie helpt de bevoegde autoriteiten mogelijke illegale verrijking op te sporen. Zo kunnen de autoriteiten in landen waar overheidsfunctionarissen hun activa op gezette tijden moeten aangeven, waaronder bij de indiensttreding en bij de beëindiging van hun functie, nagaan of de aangegeven activa overeenstemmen met de aangegeven inkomsten.

(16) Het strafbare feit van verrijking bouwt voort op de voorschriften inzake het witwassen van geld die zijn vastgesteld in Richtlijn (EU) 2018/1673 van het Europees Parlement en de Raad44. Het doel daarvan is om gevallen aan te pakken waarin de gerechtelijke autoriteiten van oordeel zijn dat een of meer corruptiedelicten niet kunnen worden bewezen. Net als bij het basisdelict witwassen is de bewijslast van een andere aard. Dit betekent het volgende: in strafprocedures betreffende het strafbare feit van verrijking moet er bij het beoordelen van de vraag of de goederen zijn verkregen uit enige vorm van criminele betrokkenheid bij een corruptiedelict en of de betrokkene daarvan op de hoogte was, rekening worden gehouden met de specifieke omstandigheden van elk geval, zoals het feit dat de waarde van de goederen niet in verhouding staan tot de legale inkomsten van de beklaagde en het feit dat de criminele activiteiten en de verwerving van de goederen in dezelfde periode hebben plaatsgevonden. Kennis van alle feitelijke elementen of alle omstandigheden in verband met de criminele betrokkenheid, waaronder de identiteit van de dader, hoeft niet te worden aangetoond. Wanneer een persoon is veroordeeld voor een strafbaar feit als omschreven in deze richtlijn, kunnen de bevoegde autoriteiten de illegaal verkregen goederen terugvorderen op grond van Richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de bevriezing en confiscatie van hulpmiddelen en opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie45.

(17) Teneinde corruptie in de hele Unie te voorkomen, moeten de lidstaten, qua soort en qua hoogte, minimumstraffen vaststellen voor de in deze richtlijn omschreven strafbare feiten. De maximale gevangenisstraffen en de andere straffen moeten hoog genoeg zijn om mogelijke daders af te schrikken en om de schadelijkheid van corruptie en de prioriteit die de bevoegde autoriteiten aan de bestrijding ervan moeten geven, te weerspiegelen. Tegelijkertijd moeten de strafniveaus in verhouding staan tot de ernst van de corruptiedelicten en in overeenstemming zijn met de niveaus van strafrechtelijke sancties die in het Unierecht en het nationale recht zijn vastgesteld. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de sancties ten uitvoer worden gelegd in de mate die nodig is om het plegen van die delicten te ontmoedigen. Wanneer de lidstaten de mogelijkheid overwegen van opgeschorte of voorwaardelijke straffen, vervroegde of voorwaardelijke invrijheidstelling of gratie voor personen die zijn veroordeeld voor een van de in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten, moeten de gerechtelijke autoriteiten onder meer rekening kunnen houden met de ernst van de betrokken strafbare feiten.

(18) Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de correcte en doeltreffende toepassing van andere dan strafrechtelijke disciplinaire maatregelen of sancties, zoals bestuurlijke sancties. Bij de veroordeling van een persoon voor een in deze richtlijn omschreven strafbaar feit mag er rekening worden gehouden met sancties die niet aan strafrechtelijke sancties kunnen worden gelijkgesteld maar al aan dezelfde persoon zijn opgelegd wegens dezelfde gedraging. In het geval van sancties van strafrechtelijke aard moet het beginsel van het verbod om tweemaal in een strafprocedures voor hetzelfde strafbare feit te worden berecht of gestraft (ne bis in idem-beginsel) volledig in acht worden genomen.

(19) De bevoegde autoriteiten moeten, in aanvulling op of als alternatief voor gevangenisstraffen, sancties of maatregelen kunnen opleggen die niet noodzakelijkerwijs van strafrechtelijke aard hoeven te zijn, zoals het tijdelijke of permanente verbod op het uitoefenen van een openbaar ambt of de uitsluiting van deelname aan overheidsopdrachten. Dergelijke maatregelen hebben een algemeen afschrikkend effect en kunnen recidive terugdringen. De lidstaten moeten ook overwegen procedures vast te stellen voor de schorsing of tijdelijke overplaatsing van overheidsfunctionarissen die worden beschuldigd van een in deze richtlijn bedoeld strafbaar feit, waarbij het beginsel van het vermoeden van onschuld en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte moeten worden geëerbiedigd.

(20) Rechtspersonen mogen hun aansprakelijkheid niet kunnen ontlopen door gebruik te maken van tussenpersonen, inclusief gelieerde rechtspersonen, die namens hen smeergeld aanbieden, beloven of betalen aan een overheidsfunctionaris. Bovendien moeten boetes voor rechtspersonen worden berekend met inachtneming van de wereldwijde omzet van alle juridische entiteiten die gelieerd zijn met de dader, met inbegrip van moederentiteiten, dochterentiteiten, gelieerde trusts of soortgelijke of vergelijkbare juridische entiteiten.

(21) Wanneer het strafbare feit is gepleegd door een criminele organisatie in de zin van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad46 of wanneer de dader zijn of haar positie heeft misbruikt om corruptie mogelijk te maken, moeten de lidstaten voorzien in verzwarende omstandigheden overeenkomstig de toepasselijke regels van hun rechtsstelsel. Met inachtneming van de beoordelingsvrijheid van de rechter, moeten deze verzwarende omstandigheden de gerechtelijke autoriteiten in staat stellen rekening te houden met de bredere maatschappelijke schade die wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld corruptie door georganiseerde groepen, politieke partijen of personen die openbare functies bekleden. De lidstaten mogen uit hoofde van deze richtlijn niet worden verplicht om te voorzien in verzwarende omstandigheden wanneer die omstandigheden reeds als afzonderlijke strafbare feiten met zwaardere sancties worden bestraft.

(22) Corruptie ten voordele van een derde land heeft bijzonder schadelijke gevolgen voor de democratische instellingen en het politieke leven van de lidstaten en de Unie. De lidstaten moeten voor dergelijke situaties dus voorzien in een verzwarende omstandigheid. Een dergelijke verzwarende omstandigheid moet betrekking hebben op corruptiedelicten, zoals omkoping of ongeoorloofde beïnvloeding, die worden gepleegd om een derde land een voordeel te bezorgen, zoals het wijzigen van de openbare besluitvorming teneinde te komen tot een besluit dat gunstig is voor het derde land.

(23) De lidstaten moeten ervoor zorgen dat er in de nationale wetgeving verzachtende omstandigheden worden opgenomen met betrekking tot de onder deze richtlijn vallende strafbare feiten. Met inachtneming van de beoordelingsvrijheid van de rechter, moeten deze omstandigheden betrekking hebben op de gevallen waarin daders informatie verstrekken of anderszins samenwerken met de autoriteiten. Ook wanneer rechtspersonen doeltreffende interne controles, ethische normen en nalevingsprogramma’s hebben toegepast, moeten deze maatregelen als een verzachtende omstandigheid kunnen worden aangemerkt. Ook moet worden overwogen minder strenge straffen op te leggen wanneer een rechtspersoon bij de ontdekking van een strafbaar feit snel informatie openbaar maakt en corrigerende maatregelen neemt. In elk geval moet de rechter of het gerecht de beoordelingsvrijheid blijven behouden om de uiteindelijke hoogte van de sanctie te bepalen, rekening houdend met alle omstandigheden van het individuele geval.

(24) Parlementsleden en andere overheidsfunctionarissen kunnen immuniteit of rechtsbescherming genieten ten aanzien van onderzoek of vervolging, hetgeen bijdraagt tot de versterking van hun onafhankelijkheid door hen te beschermen tegen ongegronde klachten, met name wat betreft meningen of stemmen die zij in de uitoefening van hun functie hebben geuit of uitgebracht. Een dergelijke immuniteit kan echter een doeltreffend onderzoek naar en een doeltreffende vervolging van corruptiedelicten belemmeren, onder meer doordat zij de opsporing van, het onderzoek naar of de vervolging van andere personen die geen immuniteit genieten en mogelijk bij het delict betrokken zijn, bemoeilijken. Bovendien ondermijnt de toepassing van immuniteit zonder passende procedures om de immuniteit op te heffen in gevallen waarin er gronden zijn om betrokkenheid bij delicten te vermoeden, de geloofwaardigheid van overheidsinstellingen. Er moet derhalve een passend evenwicht worden gevonden tussen, enerzijds, de immuniteiten of jurisdictievoorrechten die aan overheidsfunctionarissen zijn toegekend voor handelingen die zij in de uitoefening van hun functie verrichten, en, anderzijds, de mogelijkheid om corruptiedelicten doeltreffend te onderzoeken, te vervolgen en te berechten.

(25) Om het vertrouwen in de vervolgingsdiensten te vergroten en tegelijkertijd de indruk van het bestaan van corruptie in de lidstaten tegen te gaan, moeten de door het nationale recht verleende discretionaire bevoegdheden om personen om opportuniteitsredenen niet te vervolgen voor de in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten, worden uitgeoefend conform duidelijke regels en criteria en moet er daarbij, door middel van passend intern overleg, voor worden gezorgd dat corruptiedelicten worden ontmoedigd en de rechtsgang doeltreffend verloopt.

(26) Gezien de mobiliteit van de daders en de opbrengsten van criminele activiteiten en de complexe grensoverschrijdende onderzoeken die nodig zijn om corruptie te bestrijden, moeten alle lidstaten hun rechtsmacht vestigen op een wijze die de bevoegde autoriteiten in staat stelt corruptie in voldoende uiteenlopende gevallen te onderzoeken en te vervolgen, ook wanneer het corruptiedelict geheel of gedeeltelijk op hun grondgebied is gepleegd. Als onderdeel van deze verplichting moeten de lidstaten ervoor zorgen dat zij ook rechtsmacht hebben in situaties waarin een delict is gepleegd door middel van een informatiesysteem dat op hun grondgebied wordt gebruikt, ongeacht of die technologie zich al dan niet op hun grondgebied bevindt.

(27) Om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten voldoende tijd hebben om complexe onderzoeken en vervolgingen uit te voeren, voorziet deze richtlijn in een minimale verjaringstermijn die het mogelijk maakt corruptiedelicten gedurende een voldoende lange periode na het plegen ervan op te sporen, te onderzoeken, te vervolgen en te berechten, zonder dat dit gevolgen heeft voor de lidstaten die geen verjaringstermijnen voor onderzoek, vervolging en handhaving hebben vastgesteld.

(28) Corruptiedelicten behoren tot een categorie van misdrijven die moeilijk op te sporen en te onderzoeken zijn, omdat zij meestal worden gepleegd in het kader van een samenzwering tussen twee of meer bereidwillige partijen en er geen onmiddellijke en duidelijke slachtoffers zijn om een klacht in te dienen. Daardoor blijft een aanzienlijk deel van de corruptiedelicten onopgemerkt en kunnen criminelen profiteren van de opbrengsten van corruptie. Hoe langer het duurt om een corruptiedelicten aan het licht te brengen, hoe moeilijker het is om bewijsmateriaal te vinden. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat rechtshandhavingsfunctionarissen en officieren van justitie over passende onderzoeksinstrumenten beschikken om relevant bewijsmateriaal te verzamelen over corruptiedelicten die vaak gevolgen hebben voor meer dan een lidstaat. Voorts moeten de lidstaten, in nauwe samenwerking met het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol), zorgen voor voldoende opleiding, ook over het gebruik van onderzoeksinstrumenten voor een succesvol verloop van de procedure en over de identificatie en kwantificering van de opbrengsten van corruptie in verband met de bevriezing en confiscatie ervan. Voorts vergemakkelijkt deze richtlijn het verzamelen van informatie en bewijsmateriaal door te voorzien in verzachtende omstandigheden met betrekking tot daders die de autoriteiten helpen.

(29) Personen die tijdens hun beroepsactiviteiten verkregen informatie over eerdere, lopende of geplande gevallen van corruptie melden aan de bevoegde autoriteiten, lopen in dat verband het risico het slachtoffer te worden van represailles. Dergelijke meldingen van klokkenluiders kunnen de handhaving versterken doordat zij de bevoegde autoriteiten in staat stellen corruptie doeltreffend te voorkomen, op te sporen en te vervolgen. Aangezien het in het algemeen belang is om publieke en particuliere entiteiten te beschermen tegen dergelijke handelingen en om de transparantie, het goed bestuur en de verantwoordingsplicht te versterken, moet ervoor worden gezorgd dat er doeltreffende regelingen zijn die klokkenluiders in staat stellen vertrouwelijke kanalen te gebruiken en de bevoegde autoriteiten te waarschuwen en die klokkenluiders beschermen tegen represailles. Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad47 is van toepassing op meldingen van inbreuken waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad als bedoeld in artikel 325 van het Verdrag en zoals nader toegelicht in relevante Uniemaatregelen en is derhalve van toepassing op de melding van alle strafbare feiten die onder Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad48 vallen. Wat de in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten betreft, moet Richtlijn (EU) 2019/1937 van toepassing zijn op de melding van dergelijke strafbare feiten en op de bescherming van melders van dergelijke strafbare feiten, onder de daarin vastgestelde voorwaarden. Naast de verplichtingen die voortvloeien uit Richtlijn (EU) 2019/1937, moeten de bevoegde nationale autoriteiten ervoor zorgen dat de personen die bewijsmateriaal verstrekken of anderszins meewerken aan strafrechtelijke onderzoeken, de nodige bescherming, ondersteuning en bijstand krijgen in het kader van strafprocedures.

(30) Onafhankelijke maatschappelijke organisaties zijn van cruciaal belang voor de goede werking van onze democratieën en spelen een sleutelrol bij de verdediging van de gemeenschappelijke waarden waarop de Unie is gegrondvest. Zij fungeren als essentiële waakhonden die de aandacht vestigen op bedreigingen voor de rechtsstaat, ertoe bijdragen dat de machthebbers verantwoording afleggen en waarborgen dat de grondrechten worden geëerbiedigd. De lidstaten moeten de deelname van het maatschappelijk middenveld aan corruptiebestrijdingsactiviteiten bevorderen.

(31) De pluriformiteit en de vrijheid van de media zijn essentiële factoren voor de rechtsstaat, de democratische verantwoordingsplicht, de gelijkheid en de corruptiebestrijding. Onafhankelijke en pluralistische media, meer in het bijzonder onderzoeksjournalistiek, spelen een belangrijke rol bij het toezicht op het overheidsoptreden, door mogelijke gevallen van corruptie en integriteitsinbreuken op te sporen, het bewustzijn te vergroten en integriteit te bevorderen. De lidstaten zijn verplicht een gunstig klimaat voor journalisten te waarborgen, hun veiligheid te beschermen en mediavrijheid en -pluriformiteit proactief te bevorderen. De aanbeveling van de Commissie over de bescherming, de veiligheid en de weerbaarheid van journalisten49, alsook het voorstel voor een richtlijn50 en een aanbeveling van de Commissie51 over de bescherming van bij publieke participatie betrokken personen tegen kennelijk ongegronde of onrechtmatige gerechtelijke procedures (“strategische rechtszaken tegen publieke participatie”) bevatten belangrijke waarborgen en normen om ervoor te zorgen dat journalisten, mensenrechtenverdedigers en anderen hun rol ongehinderd kunnen vervullen.

(32) De lidstaten moeten gegevens over de toepassing van deze richtlijn verzamelen en publiceren, welke gegevens door de Commissie kunnen worden geanalyseerd en gebruikt bij de monitoring, tenuitvoerlegging en evaluatie van de richtlijn en bij de toepassing van de rechtsstaatinstrumenten, zoals het jaarlijks verslag over de rechtsstaat.

(33) Een efficiënte uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten die belast zijn met het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van corruptiedelicten is van cruciaal belang voor een doeltreffende bestrijding van corruptie. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat informatie doeltreffend en tijdig wordt uitgewisseld overeenkomstig het nationale recht en het Unierecht. Deze richtlijn, die tot doel heeft gemeenschappelijke definities van corruptiedelicten vast te stellen, moet dienen als benchmark voor informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de bevoegde nationale autoriteiten in het kader van de Richtlijnen (EU) XX/202352, (EU) 2019/115353, (EU) 2016/68154 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EU) 2018/124055, (EU) 2018/186256 en (EU) 603/201357 van het Europees Parlement en de Raad en Besluit 2008/633/JBZ58 van de Raad.

(34) Corruptie is een horizontaal probleem, maar de kwetsbaarheden en de wijze waarop corruptie het best wordt aangepakt verschillen van sector tot sector. De lidstaten moeten daarom regelmatig een beoordeling uitvoeren om na te gaan welke sectoren het grootste risico op corruptie lopen en risicobeheersplannen ontwikkelen om de belangrijkste risico’s in de betrokken sectoren aan te pakken, onder meer door ten minste eenmaal per jaar bewustmakingsacties te organiseren die zijn toegesneden op de specifieke kenmerken van de betrokken sectoren. Lidstaten die over brede nationale corruptiebestrijdingsstrategieën beschikken, kunnen er ook voor kiezen om daarin hun risicobeoordelingen en risicobeheersplannen op te nemen, mits de risico’s worden beoordeeld en de maatregelen op gezette tijden opnieuw worden bekeken. Verblijfsregelingen voor investeerders behoren bijvoorbeeld tot de sectoren met een hoog risico op corruptie59 en moeten derhalve worden opgenomen in de beoordelingen van de sectoren die het grootste risico op corruptie lopen en in de opleidingen die de lidstaten overeenkomstig deze richtlijn moeten organiseren.

(35) Om een gelijkwaardig niveau van bescherming voor de financiële belangen van de Unie en de nationale financiële belangen te waarborgen, moeten de bepalingen van Richtlijn (EU) 2017/137160 in overeenstemming worden gebracht met de bepalingen van deze richtlijn. Daartoe moeten de regels die van toepassing zijn op strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad, gelijkwaardig zijn aan die van deze richtlijn wat betreft sancties, verzwarende en verzachtende omstandigheden en verjaringstermijnen.

(36) Bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn moet een niveau van bescherming van de financiële belangen van de Unie worden gewaarborgd dat gelijkwaardig is aan dat van de bescherming van de nationale financiële belangen.

(37) Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk corruptie in alle lidstaten onderwerpen aan doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen van deze richtlijn beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(38) De beoogde afschrikkende werking van strafrechtelijke sancties vereist bijzondere voorzichtigheid ten aanzien van de grondrechten. Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die uitdrukkelijk zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het “Handvest”), en met name het recht op vrijheid en veiligheid, het recht op bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van beroep en het recht te werken, de vrijheid van ondernemerschap, het recht op eigendom, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, het vermoeden van onschuld en de rechten van de verdediging, het legaliteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel inzake strafbare feiten en sancties, alsook het ne bis in idem-beginsel.

(39) [Overeenkomstig artikel 3 van Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft Ierland te kennen gegeven dat het aan de vaststelling en toepassing van deze richtlijn wenst deel te nemen.

EN/OF

(40) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling en toepassing van deze richtlijn en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op Ierland.]

(41) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol (nr. 22) betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad blijft bindend voor en van toepassing op Denemarken.