Overwegingen bij COM(2023)599 - Richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2023)599 - Richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten.
document COM(2023)599
datum 9 oktober 2023
 
(1) De lidstaten en de Unie moeten een gecoördineerde strategie voor werkgelegenheid ontwikkelen, met name ter bevordering van een vaardige, opgeleide en flexibele beroepsbevolking, alsmede van arbeidsmarkten die toekomstgericht zijn en snel inspelen op economische veranderingen, teneinde de doelstellingen te bereiken inzake volledige werkgelegenheid en sociale vooruitgang, evenwichtige groei en een hoog niveau van bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu zoals neergelegd in artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU). Rekening houdend met nationale gebruiken met betrekking tot de verantwoordelijkheden van de sociale partners moeten de lidstaten het bevorderen van de werkgelegenheid als een aangelegenheid van gemeenschappelijk belang beschouwen en hun maatregelen op dat gebied binnen de Raad coördineren.

(2) De Unie moet sociale uitsluiting en discriminatie bestrijden en sociale rechtvaardigheid en bescherming, gelijkheid van vrouwen en mannen, solidariteit tussen generaties en bescherming van de rechten van het kind bevorderen, als bepaald in artikel 3 VEU. Bij de bepaling en uitvoering van haar beleid en optreden moet de Unie rekening houden met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, van de waarborging van toereikende sociale bescherming, van de bestrijding van armoede en sociale uitsluiting, van een hoog niveau van onderwijs en opleiding, alsook van de bescherming van de volksgezondheid, zoals neergelegd in artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

(3) Overeenkomstig het VWEU heeft de Unie beleidscoördinatie-instrumenten voor het economisch en werkgelegenheidsbeleid ontwikkeld en ingevoerd. Als onderdeel van die instrumenten vormen de in de bijlage bij Besluit (EU) 2022/22964 vastgestelde richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (de “richtsnoeren”) samen met de in Aanbeveling (EU) 2015/1184 van de Raad5 vastgestelde globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie de geïntegreerde richtsnoeren. Zij dienen als leidraad bij de beleidsuitvoering in de lidstaten en in de Unie, en brengen de onderlinge afhankelijkheid tussen de lidstaten tot uiting. De hieruit voortvloeiende reeks gecoördineerde Europese en nationale beleidslijnen en hervormingen moet een algehele passende mix van duurzaam economisch, werkgelegenheids- en sociaal beleid vormen met positieve overloopeffecten voor de arbeidsmarkten en de samenleving in het algemeen, en een doeltreffende respons zijn op uitdagingen op middellange tot lange termijn en op de gevolgen van crises zoals de COVID-19-pandemie en, meer recentelijk, de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en de stijgende kosten van levensonderhoud.

(4) Om de economische en sociale vooruitgang te bevorderen, de groene en de digitale transitie te ondersteunen, de industriële basis van de EU te versterken en inclusieve, concurrerende en veerkrachtige arbeidsmarkten in de Unie tot stand te brengen, moeten de lidstaten tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden aanpakken en kwaliteitsonderwijs, opleiding, beroepsonderwijs en -opleiding die gericht zijn op de toekomst en een leven lang bij- en omscholing bevorderen, evenals een doeltreffend actief arbeidsmarktbeleid en betere carrièremogelijkheden door de banden tussen het onderwijsstelsel en de arbeidsmarkt te versterken en vaardigheden, kennis en competenties die door niet-formeel en informeel leren zijn verworven, te erkennen.

(5) De richtsnoeren zijn in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact en met de bestaande wetgeving van de Unie, met inbegrip van de aanbevelingen van de Raad van 14 juni 20216, 29 november 20217, 5 april 20228, 16 juni 20229, 28 november 202210, 8 december 202211 en 30 januari 202312, de aanbeveling van de Commissie van 4 maart 202113, de resolutie van de Raad van 26 februari 202114, de mededelingen van de Commissie over bouwen aan een economie die werkt voor de mensen: actieplan voor de sociale economie15, het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-202716, de strategie inzake de rechten van personen met een handicap 2021-203017, het werkgelegenheidspakket voor personen met een handicap18, de Europese zorgstrategie19, een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk20, de versterking van de sociale dialoog in de Europese Unie21, de verdelingseffecten van het beleid van de lidstaten beter beoordelen22, Besluit (EU) 2021/2316 van het Europees Parlement en de Raad23, de Richtlijnen van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 202224, 23 november 202225 en mei 202326, het Besluit van het Europees Parlement en de Raad over een Europees Jaar van de Vaardigheden 202327, de mededeling van de Commissie en het voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende randvoorwaarden voor de sociale economie28 en voorstellen van de Commissie over de evaluatie van de economische governance van 26 april 2023.

(6) Het Europees Semester combineert de verschillende instrumenten in een overkoepelend kader voor geïntegreerde multilaterale coördinatie en bewaking van het economisch en werkgelegenheidsbeleid binnen de Unie. Bij het streven naar ecologische duurzaamheid, productiviteit, rechtvaardigheid en macro-economische stabiliteit integreert het Europees Semester de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten en het monitoringinstrument daarvan, het sociaal scorebord, en voorziet het in nauwe samenwerking met de sociale partners, het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden. Het draagt bij tot de verwezenlijking van de duurzame ontwikkelingsdoelen. Het economisch en werkgelegenheidsbeleid van de Unie en de lidstaten moet gepaard gaan met de rechtvaardige transitie van Europa naar een klimaatneutrale, ecologisch duurzame en digitale economie, versterking van het concurrentievermogen, waarborging van adequate arbeidsvoorwaarden, bevordering van innovatie, sociale rechtvaardigheid, gelijke kansen en opwaartse sociaal-economische convergentie, en het aanpakken van ongelijkheden en regionale verschillen.

(7) Klimaatverandering en andere milieugerelateerde uitdagingen, de noodzaak om te zorgen voor een eerlijke groene transitie, een verdere verschuiving naar energieonafhankelijkheid, een groter concurrentievermogen van nettonul-industrieën en de noodzaak om de open strategische autonomie van Europa veilig te stellen, evenals digitalisering, artificiële intelligentie, een toename van telewerken, de platformeconomie en demografische veranderingen, veranderen de Europese economieën en samenlevingen ingrijpend. De Unie en haar lidstaten moeten samenwerken om die structurele ontwikkelingen effectief en proactief aan te pakken en de bestaande systemen en het daarmee samenhangende beleid zo nodig aan te passen, rekening houdend met de sterke onderlinge afhankelijkheid van de economieën en arbeidsmarkten van de lidstaten. Daartoe is een gecoördineerd, ambitieus en effectief beleid op nationaal en Unieniveau vereist dat de rol van de sociale partners erkent, in overeenstemming is met het VWEU en de bepalingen van de Unie betreffende economisch bestuur, en rekening houdt met de Europese pijler van sociale rechten. Dit beleid moet duurzame investeringen stimuleren en ervoor zorgen dat opnieuw wordt ingezet op goed gefaseerde hervormingen die duurzame en inclusieve economische groei, het scheppen van hoogwaardige banen, productiviteit, adequate arbeidsvoorwaarden, sociale en territoriale cohesie, opwaartse sociaal-economische convergentie, veerkracht en fiscale verantwoordelijkheid bevorderen. Zoals blijkt uit de aanbeveling van de Raad van 16 juni 2022 betreffende leren voor de groene transitie en duurzame ontwikkeling, kan de uitvoering van die beleidslijnen worden ondersteund door de onderwijs- en opleidingsdimensie stelselmatig te integreren in andere beleidslijnen met betrekking tot de groene transitie en duurzame ontwikkeling vanuit het oogpunt van een leven lang leren. Er moet steun worden verleend uit bestaande financieringsprogramma’s van de Unie, en met name uit de bij Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad29 ingestelde faciliteit voor herstel en veerkracht en de fondsen voor het cohesiebeleid, met inbegrip van het bij Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad30 ingestelde Europees Sociaal Fonds Plus en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, dat wordt geregeld bij Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad31, alsook uit het Fonds voor een rechtvaardige transitie dat is opgericht bij Verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad32. Het beleid moet maatregelen aan de vraag- en aanbodzijde combineren, en daarbij moet rekening worden gehouden met de economische, ecologische, werkgelegenheids- en sociale effecten.

(8) De Europese pijler van sociale rechten, die in november 2017 door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie is afgekondigd33, bevat twintig beginselen en rechten ter ondersteuning van goed functionerende en eerlijke arbeidsmarkten en socialezekerheidsstelsels, opgebouwd rond drie categorieën: gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt, eerlijke arbeidsomstandigheden, en sociale bescherming en inclusie. De beginselen en rechten zetten de strategische koers uit voor de Unie om ervoor te zorgen dat de transitie naar klimaatneutraliteit en ecologische duurzaamheid, de digitalisering en de demografische verandering op sociaal rechtvaardige en eerlijke wijze verlopen en dat daarbij de territoriale samenhang behouden blijft. De Europese pijler van sociale rechten vormt samen met het begeleidende sociale scorebord een referentiekader om de prestaties van de lidstaten op sociaal en werkgelegenheidsgebied te monitoren, hervormingen en investeringen op nationaal, regionaal en lokaal niveau te stimuleren en het sociale aspect met het marktbeginsel in de moderne economie te verzoenen, onder meer door de sociale economie te bevorderen. Op 4 maart 2021 heeft de Commissie een actieplan voor de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten (het “actieplan”) uitgebracht met ambitieuze maar realistische kerndoelen van de EU op het gebied van werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding en aanvullende subdoelen voor 2030, alsook het herziene sociale scorebord.

(9) Zoals door de staatshoofden en regeringsleiders tijdens de sociale top van Porto van 8 mei 2021 is erkend, zal de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten het streven van de Unie naar een digitale, groene en rechtvaardige transitie versterken en bijdragen tot opwaartse sociale en economische convergentie en tot het aanpakken van demografische uitdagingen. Zij beklemtoonden dat de sociale dimensie, de sociale dialoog en de actieve betrokkenheid van de sociale partners een centrale plaats innemen in een sociale markteconomie met een groot concurrentievermogen, en verwelkomden de nieuwe kerndoelen van de Unie. Zij verklaarden, conform de strategische agenda 2019-2024 van de Europese Raad, vastbesloten te zijn de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten op Unie- en nationaal niveau verder te blijven verdiepen, met inachtneming van de respectieve bevoegdheden en van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel. Tot slot benadrukten zij hoe belangrijk het is de geboekte voortgang bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en de kerndoelen van de Unie voor 2030 nauwlettend te volgen, ook op het hoogste niveau.

(10) De nieuwe, door de EU-leiders op de sociale top van Porto en de Europese Raad van juni 2021 verwelkomde kerndoelen van de EU voor 2030 inzake werkgelegenheid (ten minste 78 % van de bevolking in de leeftijdsgroep van 20 tot 64 jaar moet werk hebben), vaardigheden (elk jaar moet ten minste 60 % van alle volwassenen een opleiding volgen) en armoedebestrijding (ten minste vijftien miljoen minder mensen voor wie armoede of sociale uitsluiting dreigt, van wie vijf miljoen kinderen) zullen samen met het sociaal scorebord helpen toezien op de toepassing van de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten binnen het kader voor beleidscoördinatie in de context van het Europees Semester. In het sociaal engagement van Porto werden de lidstaten daarnaast opgeroepen ambitieuze nationale doelen vast te stellen die, rekening houdend met de uitgangspositie van elk land, een passende bijdrage moeten leveren aan de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie voor 2030. Tussen september 2021 en juni 2022 hebben de lidstaten op verzoek van de Commissie hun nationale doelen meegedeeld. Op de Raad EPSCO van juni 2022 hebben de ministers benadrukt hoe belangrijk het is de geboekte voortgang bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en de kerndoelen van de EU voor 2030 nauwlettend te volgen. Tegen deze achtergrond worden de nationale streefcijfers nu in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2023 meegenomen en zullen zij verder worden geïntegreerd in de monitoringinstrumenten van het Semester. Daarnaast hebben de adviesorganen van EPSCO de laatste hand gelegd aan de kernboodschappen ter onderbouwing van het debat over het Semester in de Raad EPSCO van juni over een mogelijk kader ter versterking van de beoordeling en monitoring van risico’s voor opwaartse sociale convergentie in de Unie.

(11) Naar aanleiding van de Russische invasie van Oekraïne heeft de Europese Raad in zijn conclusies van 24 februari 2022 het optreden van Rusland, dat erop gericht is de Europese en mondiale veiligheid en stabiliteit te ondermijnen, veroordeeld, zijn solidariteit met de Oekraïense bevolking betuigd en gewezen op de schending van het internationaal recht en de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties. In de huidige context biedt tijdelijke bescherming, zoals verleend bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad34 tot inwerkingstelling van Richtlijn 2001/55/EG, snelle en doeltreffende bijstand in Europese landen aan ontheemden die de Russische agressieoorlog tegen Oekraïne ontvluchten, en biedt zij in de hele Unie minimumrechten die een passend niveau van bescherming bieden. Door deel te nemen aan de Europese arbeidsmarkten kunnen ontheemden uit Oekraïne bijdragen aan een sterkere economie in de Unie en in hun land, en de mensen in hun thuisland ondersteunen. In de toekomst kunnen de opgedane ervaring en verworven vaardigheden bijdragen tot de wederopbouw van Oekraïne. Voor niet-begeleide kinderen en tieners verleent tijdelijke bescherming het recht op wettelijke voogdij en op onderwijs en opvang voor kinderen. De lidstaten moeten de sociale partners betrekken bij het ontwerp, de uitvoering en de evaluatie van beleidsmaatregelen die gericht zijn op het aangaan van de uitdagingen op het gebied van werkgelegenheid en vaardigheden, inclusief de erkenning van kwalificaties, die voortvloeien uit de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. De sociale partners spelen een belangrijke rol bij het verzachten van de gevolgen van de oorlog voor het behoud van werkgelegenheid en productie.

(12) Bij hervormingen van de arbeidsmarkt, inclusief de nationale loonvormingsmechanismen, moeten de nationale praktijken op het gebied van de sociale dialoog en de autonomie van de sociale partners worden geëerbiedigd om eerlijke lonen mogelijk te maken die voor een fatsoenlijke levensstandaard, duurzame groei en opwaartse sociaal-economische convergentie kunnen zorgen. De hervormingen moeten de nodige ruimte creëren voor een breed beraad over sociaal-economische factoren, zoals verbeteringen op het gebied van duurzaamheid, concurrentievermogen, innovatie, het scheppen van hoogwaardige banen, arbeidsvoorwaarden, de bestrijding van armoede onder werkenden, onderwijs, opleiding en vaardigheden, volksgezondheid, sociale bescherming en inclusie, alsmede reële inkomens. In dat verband helpen de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere Uniefondsen de lidstaten hervormingen en investeringen uit te voeren die in overeenstemming zijn met de prioriteiten van de Unie, waardoor de Europese economieën en samenlevingen duurzamer en veerkrachtiger worden en beter voorbereid zijn op de groene en de digitale transitie in de veranderlijke context na afloop van de COVID-19-pandemie. De Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne heeft de reeds bestaande sociaal-economische uitdagingen verder verergerd. De lidstaten en de Unie moeten ervoor blijven zorgen dat de sociale, werkgelegenheids- en economische gevolgen worden beperkt en dat de transities sociaal rechtvaardig en billijk verlopen, ook omdat versterking van de open strategische autonomie en de versnelling van de groene transitie zullen helpen minder afhankelijk te worden van de invoer van energie en andere strategische producten en technologieën, met name uit Rusland. Het bevorderen van de veerkracht het streven naar een inclusieve en veerkrachtige samenleving waarin mensen worden beschermd, maar tevens kunnen anticiperen op veranderingen en ermee om kunnen gaan, en waarin zij actief aan de samenleving en de economie kunnen deelnemen, zijn essentieel.

Een coherent pakket actieve arbeidsmarktmaatregelen, bestaande uit tijdelijke en gerichte aanwervings- en transitiestimulansen, een vaardighedenbeleid met inbegrip van het leren voor de groene transitie en duurzame ontwikkeling, en gerichte, doeltreffende en flexibele diensten voor arbeidsvoorziening, is nodig om transities op de arbeidsmarkt te ondersteunen, ook in het licht van de groene en de digitale transitie, zoals wordt benadrukt in Aanbeveling (EU) 2021/402 van de Commissie en in de aanbeveling van de Raad van 16 juni 2022 inzake het garanderen van een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit. Fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden, waaronder gezondheid en veiligheid op het werk en de lichamelijke en geestelijke gezondheid van werknemers, moeten worden gewaarborgd.

(13) Het is zaak alle vormen van discriminatie te bestrijden, de gelijkheid van vrouwen en mannen te waarborgen en de werkgelegenheid voor jongeren te bevorderen. Het is belangrijk dat iedereen gelijke kansen en mogelijkheden krijgt en dat armoede en sociale uitsluiting — met name van kinderen, personen met een beperking en Roma — worden bestreden, met name door arbeidsmarkten doeltreffend te laten functioneren en te zorgen voor toereikende en inclusieve stelsels voor sociale bescherming, zoals uiteengezet in de aanbeveling van de Raad van 8 november 2019 en de aanbeveling van de Raad van 30 januari 2023 over een toereikend minimuminkomen met het oog op actieve inclusie35, en door de belemmeringen voor inclusief en toekomstgericht onderwijs, opleiding, een leven lang leren en arbeidsparticipatie weg te nemen, onder meer door te investeren in voor- en vroegschoolse educatie en opvang, in overeenstemming met de Europese kindergarantie en de aanbeveling van de Raad over voor- en vroegschoolse educatie en opvang (de Barcelona-doelstellingen voor 2030) en in digitale en groene vaardigheden, in overeenstemming met het actieplan voor digitaal onderwijs en de aanbeveling van de Raad betreffende leren voor de groene transitie en duurzame ontwikkeling, alsook de aanbeveling van de Raad over trajecten naar succes op school. Tijdige en gelijke toegang tot betaalbare hoogwaardige langdurige zorg, in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad over toegang tot betaalbare hoogwaardige langdurige zorg, en tot gezondheidsdiensten, met inbegrip van preventie, en bevordering van de gezondheidszorg, zijn bijzonder relevant, ook in het licht van potentiële toekomstige gezondheidsrisico’s en in een vergrijzende samenleving. Het potentieel van personen met een handicap om bij te dragen tot economische groei en sociale ontwikkeling moet verder worden benut, in overeenstemming met de strategie inzake de rechten van personen met een handicap36, waarin de lidstaten werd verzocht doelstellingen voor werkgelegenheid en volwassenenonderwijs vast te stellen voor personen met een handicap. Nieuwe technologieën en veranderende werkomgevingen in de hele Unie maken een flexibelere werkorganisatie, een betere productiviteit en een beter evenwicht tussen werk en privéleven mogelijk, en dragen tegelijkertijd bij tot de verwezenlijking van de groene verbintenissen van de EU. Zij brengen ook nieuwe uitdagingen met zich mee voor de arbeidsmarkten, die van invloed zijn op de arbeidsomstandigheden, de gezondheid en veiligheid op het werk en de toegang tot sociale bescherming. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat nieuwe vormen van arbeidsorganisatie zich vertalen in hoogwaardige banen en gezonde werkplekken, waarbij gevestigde arbeids- en sociale rechten worden gehandhaafd en het Europese sociale model wordt versterkt.

(14) De geïntegreerde richtsnoeren moeten als basis dienen voor landspecifieke aanbevelingen die de Raad tot de lidstaten kan richten. De lidstaten moeten ten volle gebruikmaken van hun React-EU-middelen die zijn vastgesteld bij Verordening (EU) 2020/2221 van het Europees Parlement en de Raad37, die de fondsen voor het cohesiebeleid voor de periode 2014-2020 en het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) tot en met 2023 ondersteunt. Naar aanleiding van de huidige crisis in Oekraïne is Verordening (EU) 2020/2221 verder aangevuld door Verordening (EU) 2022/562 van het Europees Parlement en de Raad38, alsmede door een bijkomende wijziging van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad39 wat betreft de verhoging van de voorfinanciering uit de React-EU-middelen en door de vaststelling van nieuwe eenheidskosten om de integratie van mensen die Oekraïne verlaten en de Unie binnenkomen te helpen versnellen, zoals bepaald in Verordening (EU) 2022/613 van het Europees Parlement en de Raad40.

Bovendien moeten de lidstaten voor de programmeringsperiode 2021-2027 ten volle gebruikmaken van het Europees Sociaal Fonds Plus, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere Uniefondsen, waaronder het Fonds voor een rechtvaardige transitie, en InvestEU, vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad41, om hoogwaardige werkgelegenheid en sociale investeringen te bevorderen, armoede en sociale uitsluiting tegen te gaan, discriminatie te bestrijden, toegankelijkheid en inclusie te waarborgen, en bij- en omscholingsmogelijkheden voor de beroepsbevolking, een leven lang leren en een hoogwaardig onderwijs- en opleidingsaanbod voor iedereen, met inbegrip van digitale geletterdheid en vaardigheden, te stimuleren, teneinde de mensen de kennis en kwalificaties te bieden die zij voor een digitale en groene economie nodig hebben. De lidstaten moeten ook ten volle gebruikmaken van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers, als vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/691 van het Europees Parlement en de Raad42 ter ondersteuning van werknemers die zijn ontslagen als gevolg van grote herstructureringen, zoals bij de COVID-19-pandemie, van sociaal-economische veranderingen die het gevolg zijn van globalere trends, en van technologische en milieuveranderingen. Hoewel de geïntegreerde richtsnoeren gericht zijn tot de lidstaten en de Unie, moeten zij worden uitgevoerd in partnerschap met alle nationale, regionale en lokale autoriteiten, in nauwe samenwerking met de parlementen, de sociale partners en de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.

(15) Het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor sociale bescherming moeten overeenkomstig hun respectieve, op het Verdrag gebaseerde mandaten, toezicht houden op de wijze waarop de betrokken beleidsmaatregelen worden uitgevoerd in het licht van de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid. Die comités en andere voorbereidende instanties van de Raad die bij de coördinatie van het economisch en het sociaal beleid zijn betrokken, moeten nauw met elkaar samenwerken. De beleidsdialoog tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, in het bijzonder met betrekking tot de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten, moet worden gehandhaafd.

(16) Het Comité voor sociale bescherming is geraadpleegd.