Overwegingen bij COM(2023)276 - Wijziging van Verordening 2022/109 tot vaststelling, voor 2022, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening 2023/194 tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot vaststelling, voor 2023 en 2024, van dergelijke vangstmogelijkheden voor bepaalde diepzeevisbestanden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) In Verordening (EU) 2023/194 van de Raad0 zijn voor 2023 voor bepaalde visbestanden de vangstmogelijkheden vastgesteld die in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn. De totale toegestane vangsten (TAC’s) en de maatregelen die functioneel met de TAC’s verbonden zijn, zoals vastgesteld bij Verordening (EU) 2023/194, moeten worden gewijzigd op grond van de bekendmaking van wetenschappelijk advies en op grond van de uitkomst van het overleg met derde landen.

(2) In afwachting van de bekendmaking van het wetenschappelijk advies van de ICES is in Verordening (EU) 2023/194 de TAC voor ansjovis (Engraulis encrasicolus) in de deelgebieden 9 en 10 van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en in de wateren van de Unie van sector 34.1.1 van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf) voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024 vastgesteld op nul. Om de visserijactiviteiten te kunnen voortzetten tot de definitieve TAC voor dat bestand op basis van dat wetenschappelijk advies is vastgesteld, moet een voorlopige TAC van 4 564 ton voor de periode van 1 juli tot en met 30 september 2023 worden vastgesteld. Dat niveau komt overeen met de vangsten van dat bestand in het derde kwartaal van 2022.

(3) In Verordening (EU) 2023/194 is een TAC vastgesteld voor Noordse garnaal (Pandalus borealis) in de wateren van de Unie en de Noorse wateren van ICES-sector 3a voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 30 juni 2023. Na de bekendmaking van het wetenschappelijk advies van de ICES voor dat bestand voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024 moet de TAC voor dat bestand voor die periode worden vastgesteld. Die TAC moeten conform de formele uitkomst van het desbetreffende bilaterale overleg tussen de Unie en Noorwegen worden vastgesteld.

(4) In afwachting van de bekendmaking van het wetenschappelijk advies van de ICES voor sprot in ICES-deelgebied 4 en ICES-sector 3a voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024 zijn in Verordening (EU) 2023/194 de TAC’s voor sprot (Sprattus sprattus) in de wateren van de Unie en de VK-wateren van ICES-deelgebied 4 en ICES-sector 2a, respectievelijk in de wateren van de Unie en de Noorse wateren van ICES-sector 3a voor die periode voorlopig vastgesteld op nul. Na de bekendmaking van het desbetreffende wetenschappelijk advies moeten de definitieve TAC’s voor dat bestand voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024 worden vastgesteld. Die TAC’s moeten worden vastgesteld conform de formele uitkomst van het daaropvolgende trilaterale overleg tussen de Unie, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen inzake: i) de totale vangstmogelijkheden voor dat bestand voor die periode, en ii) het niveau van de TAC’s voor sprot in ICES-deelgebied 4 en ICES-sector 2a, respectievelijk in ICES-sector 3a voor die periode.

(5) In afwachting van de bekendmaking van het desbetreffende wetenschappelijk advies van de ICES is in Verordening (EU) 2023/194 de TAC voor sprot in de wateren van de Unie en de VK-wateren van de ICES-sectoren 7d en 7e voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024 voorlopig vastgesteld op nul. Na de bekendmaking van dat wetenschappelijk advies moet de definitieve TAC voor dat bestand voor die periode worden vastgesteld. Die TAC moet worden vastgesteld conform de formele uitkomst van het daaropvolgende bilaterale overleg tussen de Unie en het Verenigd Koninkrijk over het TAC-niveau voor dat bestand voor die periode uit hoofde van artikel 498, leden 2, 4 en 6, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds0.

(6) Krachtens de artikelen 15 en 17 van Verordening (EU) 2022/2056 van het Europees Parlement en de Raad0 is het verboden om in het gebied dat onder het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van over grote afstanden trekkende visbestanden in het westelijke en centrale deel van de Stille Oceaan (WCPFC) valt, oceanische witpunthaaien (Carcharhinus longimanus) en zijdehaaien (Carcharhinus falciformis) geheel of in delen aan boord te houden, over te laden, op een vissersvaartuig op te slaan of aan te landen. Om overlapping tussen bepalingen over hetzelfde onderwerp te voorkomen, moet artikel 45 van Verordening (EU) 2023/194 worden geschrapt.

(7) Op grond van een aantal aanbevelingen van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (Iccat) kan de Unie op verzoek een percentage van haar ongebruikte quotum van bestanden in het Iccat-verdragsgebied, volgens de door de Iccat vastgestelde regels voor elk Iccat-bestand, van het voorlaatste of het voorgaande jaar naar een bepaald jaar overdragen. Bij Verordening (EU) 2022/109 van de Raad0 en Verordening (EU) 2023/194 zijn respectievelijk voor 2022 en 2023 quota van de Unie voor Iccat-bestanden vastgesteld in overeenstemming met het resultaat van de Iccat-jaarvergaderingen in het voorgaande jaar, waarbij rekening is gehouden met de overdrachten van ongebruikte quota van de Unie waar van toepassing. Het inhouden van quota van de lidstaten om ze naar het volgende jaar over te dragen overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad0 mag daarom niet worden toegestaan.

(8) De Verordeningen (EU) 2023/194 en (EU) 2022/109 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9) Om de visserijactiviteiten op 1 juli 2023 te kunnen voortzetten, moet deze verordening onverwijld in werking treden.

(10) De bepalingen van deze verordening betreffende vangstmogelijkheden moeten van toepassing zijn met ingang van 1 juli 2023, met uitzondering van de vangstmogelijkheden voor Noordse garnaal in ICES-sector 3a, die van toepassing moeten zijn met ingang van 1 januari 2023. De bepalingen van deze verordening met betrekking tot de WCPFC en de Iccat en de bepalingen tot wijziging van Verordening (EU) 2023/194 moeten van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2023, in overeenstemming met de toepassingsperiode van die gewijzigde bepalingen. De bepalingen van deze verordening met betrekking tot de Iccat en de bepalingen tot wijziging van Verordening (EU) 2022/109 moeten van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2022, in overeenstemming met de toepassingsperiode van die gewijzigde bepalingen. Een dergelijke toepassing met terugwerkende kracht doet geen afbreuk aan de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van het gewettigd vertrouwen, aangezien ofwel de betrokken vangstmogelijkheden worden verhoogd, ofwel de overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 847/96 op verzoek van de lidstaten ingehouden hoeveelheden nog niet zijn overgedragen,