Overwegingen bij COM(2023)269 - Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2023)269 - Europees Agentschap voor maritieme veiligheid.
document COM(2023)269
datum 1 juni 2023
 
(1) In de Unie zijn een aantal wetgevingsmaatregelen vastgesteld om de maritieme veiligheid te verbeteren, de duurzaamheid te bevorderen door verontreiniging te voorkomen en de scheepvaart koolstofvrij te maken, en de uitwisseling van informatie en de digitalisering van de maritieme sector te vergemakkelijken. Die wetgeving kan alleen effect sorteren als ze in de hele Unie op een correcte en uniforme wijze wordt toegepast. Dat zou een gelijk speelveld garanderen, concurrentievervalsing als gevolg van economische voordelen voor schepen die de regels niet naleven beperken en de oprechte marktspelers in de scheepvaart belonen.

(2) Het behalen van die doelstellingen vereist aanzienlijke technische werkzaamheden onder leiding van een gespecialiseerde instantie. In 2002 werd in het kader van het tweede “Erika-pakket”, binnen het bestaande institutionele kader en met inachtneming van de verantwoordelijkheden en rechten van de lidstaten als vlaggen-, haven- en kuststaten, een Europees agentschap opgericht om een hoog, uniform en doeltreffend niveau van maritieme veiligheid te waarborgen en verontreiniging vanaf schepen te voorkomen.

(3) Het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (“het Agentschap”) werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad15, met de bedoeling de Commissie en de lidstaten bij te staan bij de effectieve uitvoering op het niveau van de Unie van de wetgeving op het gebied van maritieme veiligheid en het voorkomen van verontreiniging, door middel van passende bezoeken aan de lidstaten om toezicht op de desbetreffende wetgeving te houden en opleiding en capaciteitsopbouw te verstrekken.

(4) Na de oprichting van het Agentschap in 2002 is de wetgeving van de Unie op het gebied van maritieme veiligheid, duurzaamheid, preventie van verontreiniging en maritieme beveiliging aanzienlijk uitgebreid, waardoor het mandaat van het Agentschap vijfmaal is gewijzigd.

(5) Sinds 2013 zijn de taken van het Agentschap nog aanzienlijk uitgebreid, hetzij door de activering van relevante neventaken zoals voorgeschreven in artikel 2 bis van Verordening (EG) nr. 1406/2002, hetzij door verzoeken om technische bijstand van de Commissie en de lidstaten, met name op het gebied van de decarbonisatie en digitalisering van de maritieme sector. Bovendien heeft de wijziging van de Richtlijnen 2005/35/EG16, 2009/16/EG17, 2009/18/EG18 en 2009/21/EG19 van het Europees Parlement en de Raad rechtstreekse gevolgen voor de taken van het Agentschap. Die richtlijnen voorzien met name in taken voor het Agentschap op het vlak van verontreiniging vanaf schepen, de regeling inzake havenstaatcontrole op het niveau van de Unie, de activiteiten van de lidstaten met betrekking tot onderzoeken in verband met ongevallen op zee in de wateren van de Unie en de verplichtingen van de lidstaten als vlaggenstaten.

(6) Daarnaast moet het administratief en financieel bestuur van het Agentschap worden afgestemd op het interinstitutioneel akkoord over het bestuur van gedecentraliseerde agentschappen20 en de financiële kaderregeling voor de gedecentraliseerde organen van de Unie21.

(7) Gezien het grote aantal wijzigingen is het passend Verordening (EG) nr. 1406/2002 in te trekken en te vervangen door een nieuwe rechtshandeling.

(8) Het Agentschap werd aanvankelijk opgericht om bij te dragen tot de totstandbrenging van een hoog niveau van maritieme veiligheid in de hele Unie en tevens bijstand te verlenen bij de preventie van verontreiniging door schepen en later ook door olie- en gasinstallaties. Hoewel die doelstellingen verder werden versterkt door toevoeging van het bevorderen van de maritieme beveiliging, lag de focus van het Agentschap de voorbije jaren ook op ondersteuning bij de ontwikkeling van regels voor de decarbonisatie en de digitalisering van de scheepvaart. Die aspecten moeten aan de algemene doelstellingen van het Agentschap worden toegevoegd, zodat het kan bijdragen tot de doelstellingen van de groene en digitale transitie van de sector. Ook de cruciale rol van het Agentschap in het verschaffen van een beeld van het maritiem bewustzijn door satellieten en van op afstand bestuurde luchtvaartuigsystemen, rechtvaardigt de toevoeging van een desbetreffende algemene doelstelling van het Agentschap.

(9) In die doelstellingen moeten de gebieden worden omschreven waarop het Agentschap zich inzet om de Commissie en de lidstaten met technische en operationele bijstand te ondersteunen bij de uitvoering van het maritiem beleid van de Unie.

(10) Om die doelstellingen op correcte wijze te kunnen verwezenlijken, is het passend dat het Agentschap specifieke taken uitvoert op het gebied van maritieme veiligheid, duurzaamheid, decarbonisatie van de zeevaart, maritieme beveiliging, cyberbeveiliging, maritiem toezicht, maritieme crisissen en de bevordering van de digitalisering en de uitwisseling van gegevens op maritiem gebied.

(11) Naast die specifieke taken moet het Agentschap op verzoek van de Commissie of de lidstaten horizontale technische ondersteuning bieden voor de uitvoering van taken die onder zijn bevoegdheden en doelstellingen vallen en die voortvloeien uit toekomstige behoeften en ontwikkelingen op het niveau van de Unie. Bij die extra taken wordt rekening gehouden met de beschikbare personele en financiële middelen waarmee de raad van beheer van het Agentschap rekening moet houden voordat hij besluit die taken op te nemen in het enkelvoudig programmeringsdocument van het Agentschap als onderdeel van zijn jaarlijks of meerjarig werkprogramma. Dat is noodzakelijk om te waarborgen dat indien nodig voorrang wordt gegeven aan bepaalde taken die de kernopdracht van het Agentschap vormen.

(12) Het Agentschap beschikt over grote technische deskundigheid op de gebieden die onder zijn bevoegdheid vallen en moet de lidstaten derhalve opleiding en capaciteitsopbouw aanbieden. Daartoe moet het gemeenschappelijke kernprogramma’s en cursussen opstellen en de technologisch meest geavanceerde instrumenten gebruiken.

(13) De technische deskundigheid van het Agentschap moet ook worden benut voor maritiem onderzoek en om bij te dragen tot de relevante activiteiten van de Unie op dat gebied. Het Agentschap moet met een proactieve aanpak bijdragen tot de doelstellingen om de maritieme veiligheid, de decarbonisatie van de scheepvaart en de preventie van verontreiniging door schepen te verbeteren. Het Agentschap kan daartoe niet-bindende richtsnoeren, aanbevelingen of handleidingen uitvaardigen die de Commissie, de lidstaten en/of de maritieme sector kunnen helpen om die doelstellingen te verwezenlijken.

(14) Het Agentschap moet een proactieve aanpak voor het bepalen van veiligheidsrisico’s en -problemen ontwikkelen, op basis waarvan het aan de Commissie om de drie jaar rapporteert over de vooruitgang op het gebied van maritieme veiligheid. Bovendien moet het Agentschap de Commissie en de lidstaten blijven bijstaan bij de uitvoering van de relevante wetgeving van de Unie, met name op het gebied van vlaggen- en havenstaatverplichtingen, het onderzoek van ongevallen op zee, de wetgeving inzake de veiligheid van passagiersschepen, erkende organisaties en de uitrusting van zeeschepen. Ten slotte moet het Agentschap een proactieve rol spelen in de ondersteuning van het gebruik van autonome en geautomatiseerde oppervlakteschepen op zee. Het is ook belangrijk om verder gegevens te verzamelen over de opleiding en diplomering van zeevarenden en over het Maritiem Arbeidsverdrag uit 2006.

(15) Sinds de verordening in 2013 een laatste keer grondig is gewijzigd, hebben zich in de maritieme sector belangrijke ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid voorgedaan. Naast de taken die tot nu toe onder zijn mandaat vielen, zoals de preventie van verontreiniging door schepen en olie- en gasinstallaties, voornamelijk door de exploitatie van CleanSeaNet, moet het Agentschap de Commissie blijven bijstaan bij de uitvoering van Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad22 door deze taak in zijn aangepaste mandaat op te nemen. Bovendien moet het Agentschap steeds meer bijstand blijven verlenen bij de uitvoering van de elementen van Richtlijn 2008/56/EG23 en Richtlijn (EU) 2016/80224 van het Europees Parlement en de Raad die betrekking hebben op de scheepvaart. Die twee gebieden zijn, samen met de betrokkenheid van het Agentschap bij het verzamelen, analyseren en delen van gegevens over de uitstoot van stikstofoxide (NOx) door schepen, van belang voor de duurzaamheid van de maritieme sector, waarover het Agentschap om de drie jaar een voortgangsrapport moet uitbrengen.

(16) Op het gebied van decarbonisatie moeten de inspanningen van de Internationale Maritieme Organisatie om de uitstoot van de scheepvaart wereldwijd te beperken, worden aangemoedigd. Het gaat onder meer om de snelle uitvoering van de IMO-strategie ter vermindering van de broeikasgasemissies van schepen, die in 2018 is aangenomen. Er worden besprekingen gevoerd over de middelen om die ambitie in praktijk te brengen, waaronder een herziening van de oorspronkelijke strategie. Op het niveau van de Unie zijn beleidsmaatregelen en wetgevingsvoorstellen ontwikkeld om de decarbonisatie en de duurzaamheid van de sector verder te ondersteunen en bevorderen, zoals met name tot uiting komt in de Europese Green Deal, de strategie voor duurzame en slimme mobiliteit, het “Fit for 55”-pakket en de strategie om alle verontreiniging tot nul terug te dringen. Bijgevolg moet de noodzaak om de broeikasgasuitstoot van de maritieme sector te verminderen, worden opgenomen in het mandaat van het Agentschap.

(17) Hoewel het Agentschap de Commissie en de lidstaten moet blijven helpen bij de uitvoering van Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad25, moet het in dat verband ook bijstand blijven verlenen bij de uitvoering van nieuwe regelgeving voor de decarbonisatie van de scheepvaart die voortvloeit uit het “Fit for 55”-pakket, zoals Verordening [...] betreffende het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in het zeevervoer en de met de scheepvaart verband houdende elementen van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap26. Het Agentschap moet op het niveau van de Unie een voortrekkersrol blijven spelen in de overschakeling van de sector op hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen, door onderzoek te verrichten naar en richtsnoeren te verstrekken voor het gebruik en de uitrol van duurzame alternatieve energiebronnen voor schepen, waaronder walstroom, en de toepassing van oplossingen voor energie-efficiëntie en door wind ondersteunde voortstuwing. Om de vooruitgang op het gebied van decarbonisatie van de scheepvaart te monitoren, moet het Agentschap om de drie jaar aan de Commissie rapporteren over de inspanningen op het gebied van broeikasgasreductie en over eventuele aanbevelingen van zijn kant.

(18) Op het gebied van maritieme beveiliging moet het Agentschap technische bijstand aan de Commissie blijven verlenen voor inspecties in het kader van Verordening (EG) nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten27. Aangezien het aantal cyberbeveiligingsincidenten in de maritieme sector de voorbije jaren aanzienlijk is toegenomen, moet het Agentschap de inspanningen van de Unie ondersteunen om de weerbaarheid tegen cyberincidenten te vergroten, door de uitwisseling van beste praktijken en informatie tussen de lidstaten te vergemakkelijken.

(19) Het Agentschap moet het bij Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad28 ingestelde monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart blijven hosten, samen met andere systemen die de opstelling van een beeld van het maritiem bewustzijn ondersteunen. In dat verband moet het Agentschap een cruciale rol blijven spelen in het beheer van het onderdeel maritieme beveiliging van het Copernicus-programma en moet het gebruik blijven maken van de beschikbare geavanceerde technologie, zoals op afstand bestuurde luchtvaartuigsystemen, die voor de lidstaten en andere organen van de Unie een nuttig bewakings- en monitoringinstrument zijn. Het Agentschap heeft ook aangetoond dat het een strategische rol speelt bij het verschaffen van maritiem situationeel bewustzijn bij diverse crisissen, zoals de COVID-19-pandemie en de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Bijgevolg moet het Agentschap een centrum leiden dat 24 uur per dag en 7 dagen per week geopend is en dat de Commissie en de lidstaten in dergelijke noodsituaties moet bijstaan.

(20) Digitalisering van gegevens is een onderdeel van de technologische vooruitgang op het gebied van gegevensverzameling en -overdracht, dat tot doel heeft kosten te helpen verlagen en efficiënt gebruik te maken van personele middelen. De inzet en het gebruik van autonome maritieme oppervlakteschepen (MASS) en de digitale en technologische ontwikkelingen bieden heel wat nieuwe mogelijkheden op het gebied van gegevensverzameling en het beheer van geïntegreerde systemen. Dat biedt mogelijkheden voor de digitalisering, automatisering en standaardisering van verschillende processen, waardoor de veiligheid, de duurzaamheid en de efficiëntie van maritieme operaties, waaronder toezichtsmechanismen, op het niveau van de Unie kunnen worden bevorderd en de administratieve lasten voor de lidstaten tegelijk worden verminderd. In dat verband moet het Agentschap onder meer het gebruik van elektronische certificaten, het verzamelen, registreren en evalueren van technische gegevens, de systematische exploitatie van bestaande databanken, waaronder kruisbestuiving door het gebruik van innovatieve IT- en AI-instrumenten, en in voorkomend geval de ontwikkeling van extra interoperabele databanken faciliteren en bevorderen.

(21) Voor een correcte uitvoering van de taken waarmee het Agentschap is belast, is het wenselijk dat zijn beambten in de lidstaten inspectiebezoeken verrichten om toezicht uit te oefenen op het algemene functioneren van het Uniesysteem voor maritieme veiligheid en de preventie van verontreiniging. Het Agentschap moet ook inspecties uitvoeren om de Commissie bij te staan bij de beoordeling van de doeltreffende uitvoering van het Unierecht.

(22) De Commissie en de lidstaten kunnen technische bijstand en deskundigheid nodig hebben in het kader van de IMO, de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en het Memorandum van overeenstemming inzake toezicht op schepen door de havenstaat, dat op 26 januari 1982 is ondertekend in Parijs (“Memorandum van overeenstemming van Parijs”). De Commissie kan ook technische bijstand van het Agentschap nodig hebben voor maritieme steun aan derde landen, met name middelen voor capaciteitsopbouw en de preventie en bestrijding van verontreiniging. Als onderdeel van het enig programmeringsdocument moet de raad van beheer van het Agentschap een strategie voor internationale betrekkingen van het Agentschap vaststellen met betrekking tot aangelegenheden die onder zijn bevoegdheid vallen.

(23) De nationale autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren zijn verantwoordelijk voor een breed gamma van taken, die onder meer kunnen bestaan uit veiligheid, beveiliging, opsporing en redding, grenstoezicht, visserijcontrole, douanetoezicht, algemene rechtshandhaving en milieubescherming op maritiem gebied. Het Agentschap, het bij Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad29 opgericht Europees Grens- en kustwachtagentschap en het bij Verordening (EU) 2019/473 van het Europees Parlement en de Raad30 opgericht Europees Bureau voor visserijcontrole moeten daarom, elk binnen hun opdracht, zowel hun onderlinge samenwerking als de samenwerking met de nationale autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren, intensiveren teneinde de maritieme situatiekennis te versterken en samenhangende en kostenefficiënte maatregelen te ondersteunen.

(24) De uitvoering van deze verordening doet geen afbreuk aan de verdeling van de bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten, noch aan de verplichtingen van de lidstaten die voortvloeien uit internationale verdragen zoals het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, het Internationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee, het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, en andere toepasselijke internationale maritieme instrumenten.


(25) Om het besluitvormingsproces in het Agentschap te stroomlijnen en ter wille van de efficiëntie en de effectiviteit, moet een bestuur met een tweetrapsstructuur worden ingesteld. Daartoe dienen de lidstaten en de Commissie vertegenwoordigd te zijn in een raad van beheer die beschikt over de noodzakelijke bevoegdheden, onder meer om de begroting op te stellen en het programmeringsdocument goed te keuren. De raad van beheer moet algemene richtsnoeren voor de werkzaamheden van het Agentschap verstrekken en nauwer worden betrokken bij het controleren van de werkzaamheden van het Agentschap, om het toezicht op administratieve en begrotingszaken te versterken. Er moet een kleinere uitvoerende raad worden opgericht, die op passende wijze de vergaderingen van de raad van beheer voorbereidt en de besluitvorming van de raad van beheer ondersteunt. De bevoegdheden van de uitvoerende raad moeten worden afgebakend in een door de raad van beheer vast te stellen mandaat; daartoe behoren in voorkomend geval adviezen en voorlopige beslissingen die door de raad van beheer definitief moeten worden goedgekeurd. Het Agentschap moet worden geleid door een uitvoerend directeur.

(26) Om de transparantie van de beslissingen van de raad van beheer te waarborgen, moeten vertegenwoordigers van de betrokken sectoren de vergaderingen als waarnemer zonder stemrecht bijwonen. De vertegenwoordigers van de verschillende belanghebbenden moeten door de Commissie worden aangewezen op basis van hun representativiteit op het niveau van de Unie.

(27) Om zijn taken goed te kunnen uitoefenen moet het Agentschap beschikken over rechtspersoonlijkheid en een eigen begroting, waarvoor de middelen in hoofdzaak afkomstig zijn van een bijdrage van de Unie en van vergoedingen en kosten die door derde landen of andere entiteiten worden betaald. De onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van het Agentschap mogen niet in opspraak worden gebracht door een financiële bijdrage die het van lidstaten, derde landen of andere entiteiten ontvangt. Om onafhankelijkheid te garanderen in het dagelijkse beheer van het Agentschap en in de adviezen, aanbevelingen en beslissingen die het uitbrengt, moet de organisatie van het Agentschap transparant zijn en moet de uitvoerend directeur de volledige verantwoordelijkheid dragen. Het personeel van het Agentschap moet onafhankelijk zijn en moet worden aangeworven op basis van zowel kort- als langlopende contracten teneinde de organisatorische kennis en de bedrijfscontinuïteit in stand te houden en tegelijk voor de nodige en permanente uitwisseling van deskundigheid met de maritieme sector te zorgen. De uitgaven van het Agentschap bestaan uit de kosten voor personeel, administratie, infrastructuur en organisatie.

(28) Wat betreft het voorkomen van en het omgaan met belangenconflicten, is het essentieel dat het Agentschap onpartijdig optreedt, blijk geeft van integriteit en strenge professionele normen hanteert. Er mag nooit enige gegronde aanleiding zijn om te vermoeden dat beslissingen worden beïnvloed door belangen die indruisen tegen de rol van het Agentschap als orgaan dat in dienst staat van de gehele Unie, of door de particuliere belangen of connecties van een lid van de raad van beheer die in strijd zouden zijn of zouden kunnen zijn met de correcte vervulling van de officiële taken van de betrokkene. De raad van beheer moet derhalve uitgebreide regels inzake belangenconflicten vaststellen.

(29) Een breder strategisch gezichtspunt met betrekking tot de activiteiten van het Agentschap zou bijdragen tot een doeltreffendere planning en een doeltreffender beheer van de middelen, en de kwaliteit van de resultaten van het Agentschap ten goede komen. Dat wordt bevestigd en versterkt door Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715. Daarom moet de raad van beheer, na de betrokken belanghebbenden terdege te hebben geraadpleegd, een enkelvoudig programmeringsdocument met de jaarlijkse en de meerjarige werkprogramma’s aannemen en dat document regelmatig bijwerken.

(30) Wanneer het Agentschap wordt verzocht een nieuwe taak uit te voeren die niet specifiek in zijn mandaat is opgenomen of bepaalde taken uit te voeren waarvoor volgens zijn mandaat een overweging en een analyse van de gevolgen voor de personele en budgettaire middelen nodig zijn, mag de raad van beheer die taken pas na een dergelijke analyse in het programmeringsdocument opnemen. In die analyse moet worden vastgesteld welke middelen het Agentschap nodig heeft om de nieuwe taken uit te voeren en of dat een negatieve invloed heeft op de bestaande taken.

(31) Het Agentschap moet over voldoende middelen beschikken om zijn taken uit te voeren en moet een eigen begroting krijgen. Het moet hoofdzakelijk worden gefinancierd met een bijdrage uit de algemene begroting van de Unie. De begrotingsprocedure van de Unie moet van toepassing zijn op de bijdrage van de Unie en andere subsidies die ten laste komen van de algemene begroting van de Unie. De controle van de rekeningen moet worden uitgevoerd door de Rekenkamer van de Unie.

(32) Vergoedingen dragen bij aan de financiering van het Agentschap, en kunnen worden overwogen voor specifieke diensten die binnen zijn bevoegdheden vallen en worden verleend aan derde landen of de sector. Alle vergoedingen die door het Agentschap in rekening worden gebracht, moeten de kosten voor het verlenen van de betrokken diensten dekken.

(33) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen op het gebied van vergoedingen en kosten, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad31.

(34) De afgelopen jaren, naarmate meer gedecentraliseerde agentschappen werden opgericht, is de transparantie van en de controle over het beheer van de aan hen toegewezen financiering van de Unie verbeterd, in het bijzonder met betrekking tot het opnemen in de begroting van vergoedingen, financiële controle, kwijtingsbevoegdheid, bijdragen aan de pensioenregeling en interne begrotingsprocedure (gedragscode). Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad32 zou op soortgelijke wijze onverkort van toepassing moeten zijn op het Agentschap, dat zou moeten toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)33.

(35) Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk de oprichting van een gespecialiseerde instantie die de Commissie en de lidstaten kan bijstaan bij de toepassing van en het toezicht op de wetgeving van de Unie op het gebied van maritieme veiligheid, alsook bij de evaluatie van de doeltreffendheid ervan, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de vereiste samenwerking beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken.

(36) Voor de goede werking van het Agentschap is het noodzakelijk om met betrekking tot het bestuur van het Agentschap bepaalde beginselen toe te passen teneinde te voldoen aan de gezamenlijke verklaring en gemeenschappelijke aanpak die in juli 2012 door de interinstitutionele werkgroep voor gedecentraliseerde EU-agentschappen zijn overeengekomen en die tot doel hebben de activiteiten van de agentschappen te stroomlijnen en hun prestaties te verbeteren.

(37) Deze verordening neemt de grondrechten in acht en gaat uit van de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd.

(38) Het bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 opgerichte Europees Agentschap voor maritieme veiligheid blijft dezelfde rechtspersoon en zal al zijn activiteiten en procedures voortzetten,