Overwegingen bij COM(2023)404 - Standpunt EU in de vergaderingen van de partijen bij de Overeenkomst ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1)De Overeenkomst ter voorkoming van ongereglementeerde visserij op volle zee in de centrale Noordelijke IJszee (hierna “de overeenkomst” genoemd) is door de Unie gesloten bij Besluit (EU) 2019/407 van de Raad 16 . De overeenkomst is op 25 juni 2021 in werking getreden.

(2)De vergadering van de partijen is verantwoordelijk voor de vaststelling van maatregelen die de uitvoering van de overeenkomst moeten waarborgen met als doel ongereglementeerde visserij in de volle zee van de centrale Noordelijke IJszee te voorkomen door voorzorgsmaatregelen op het vlak van instandhouding en beheer toe te passen in het kader van een langetermijnstrategie, teneinde mariene ecosystemen gezond te houden en de instandhouding en de duurzame bevissing van de visbestanden te verzekeren. Dergelijke maatregelen kunnen bindend worden voor de Unie.

(3)In Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 17 is bepaald dat de Unie er borg voor moet staan dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur uit ecologisch oogpunt duurzaam op de lange termijn zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid alsmede bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. Die verordening bepaalt eveneens dat de Unie de voorzorgsbenadering moet toepassen bij het visserijbeheer en ernaar moet streven dat de levende biologische rijkdommen van de zee zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een niveau worden gebracht en gehouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. Voorts is in die verordening bepaald dat de Unie maatregelen inzake beheer en instandhouding moet nemen op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies, de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en wetenschappelijk advies moet ondersteunen, teruggooi geleidelijk moet uitbannen en vangstmethoden moet bevorderen die bijdragen tot selectievere visserij, tot het zo veel mogelijk voorkomen en beperken van ongewenste vangsten en tot visserij met een lage impact op het mariene ecosysteem en de visbestanden. Daarnaast is in Verordening (EU) nr. 1380/2013 specifiek bepaald dat de Unie deze doelstellingen en beginselen moet toepassen bij haar externe betrekkingen op visserijgebied.

(4)Overeenkomstig de biodiversiteits 18 -, de klimaatadaptatie 19 - en de “van boer tot bord” 20 -strategie is het essentieel om de natuur te beschermen en de achteruitgang van ecosystemen te keren. De risico’s die voortvloeien uit de klimaatverandering en het biodiversiteitsverlies mogen de beschikbaarheid van goederen en diensten die gezonde mariene ecosystemen leveren aan vissers, kustgemeenschappen en de mensheid in het algemeen niet in gevaar brengen.

(5)In de kunststoffenstrategie 21 wordt verwezen naar specifieke maatregelen ter vermindering van kunststoffen en mariene verontreiniging, alsook van het verlies of achterlaten van vistuig op zee. Voorts is het actieplan om de vervuiling tot nul terug te dringen 22 erop gericht het kunststofafval op zee met 50 % en het vrijkomen van microplastics in het milieu met 30 % te verminderen.

(6)Overeenkomstig de gezamenlijke mededeling over internationale oceaangovernance 23 zijn de bescherming en instandhouding van de mariene biodiversiteit belangrijke prioriteiten in het kader van het externe optreden van de EU. De EU is wereldwijd de belangrijkste speler in regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) en visserijorganen. In dit kader bevordert de EU de duurzaamheid van de visbestanden, ijvert zij voor transparante besluitvorming op basis van gedegen wetenschappelijk advies, en stimuleert zij wetenschappelijk onderzoek en de naleving van de regels.

(7)Zoals is aangegeven door de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie in een gezamenlijke mededeling over de koers voor een duurzame blauwe planeet 24 , in de conclusies van de Raad over internationale oceaangovernance aangaande de voornoemde gezamenlijke mededeling 25 en in de gezamenlijke mededeling van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de Europese Commissie over een sterker engagement van de EU voor een vreedzaam, duurzaam en welvarend noordpoolgebied 26 , is de Unie vastbesloten de overeenkomst volledig uit te voeren, aangezien zij mariene ecosystemen beschermt door een voorzorgsbenadering en een wetenschappelijk onderbouwde benadering toe te passen op elke toekomstige visserij in de centrale Noordelijke IJszee.

(8)Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de vergadering van de partijen bij de overeenkomst voor de periode 2024-2028, aangezien de op grond van de overeenkomst genomen instandhoudings- en beheersmaatregelen voor de Unie bindend kunnen zijn en een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het recht van de Unie, te weten Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad 27 , Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad 28 en Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad 29 .

(9)Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de vergaderingen van de overeenkomst is momenteel vastgesteld in Besluit (EU) 2020/1582 van de Raad 30 . Het is passend dat besluit in te trekken en een nieuw besluit voor de periode 2024-2028 vast te stellen.

(10)In het licht van de beperkte kennis over en de aard van de visbestanden in het onder de overeenkomst vallende geografische gebied en de daaruit volgende noodzaak voor de Unie om in haar standpunt rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen, waaronder nieuwe wetenschappelijke en andere relevante informatie die vóór of tijdens de vergaderingen van de partijen wordt gepresenteerd, moeten voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de Unie voor de periode 2024-2028 procedures worden vastgesteld die in overeenstemming zijn met het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie, zoals dat in artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie is neergelegd.

(11)Dit besluit betreffende het namens de Unie in de vergaderingen van de partijen bij de overeenkomst in te nemen standpunt kan in een later stadium worden gevolgd door een nader afzonderlijk besluit van de Raad tot opening van onderhandelingen over de oprichting van een of meer aanvullende regionale of subregionale organisaties of regelingen voor visserijbeheer in de volle zee in het noordpoolgebied,