Overwegingen bij COM(2023)417 - Standpunt EU in de Regionale organisatie voor het visserijbeheer in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1)Bij Besluit 2012/130/EU van de Raad 14 heeft de Unie het Verdrag inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden van de volle zee in het zuidelijke deel van de Stille Oceaan (“het SPRFMO-verdrag”) gesloten, waarbij de SPRFMO-commissie is opgericht.

(2)De SPRFMO-commissie stelt instandhoudings- en beheersmaatregelen vast om de doelstellingen van het SPRFMO-verdrag te verwezenlijken. Dergelijke maatregelen kunnen bindend worden voor de Unie.

(3)In Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 15 is bepaald dat de Unie er borg voor moet staan dat de activiteiten in het kader van de visserij en de aquacultuur uit ecologisch oogpunt duurzaam op de lange termijn zijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, en bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden. Die verordening bepaalt eveneens dat de Unie bij het visserijbeheer de voorzorgsbenadering moet toepassen en ernaar moet streven dat mariene biologische rijkdommen zo worden geëxploiteerd dat de populaties van de gevangen soorten boven een niveau worden gebracht en behouden dat de maximale duurzame opbrengst kan opleveren. Voorts is in die verordening bepaald dat de Unie maatregelen inzake beheer en instandhouding moet nemen op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies, de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en wetenschappelijk advies moet ondersteunen, teruggooi geleidelijk moet uitbannen en vangstmethoden moet bevorderen die bijdragen tot selectievere visserij, tot het zo veel mogelijk voorkomen en beperken van ongewenste vangsten en tot visserij met een lage impact op het mariene ecosysteem en de visbestanden. Daarnaast is in Verordening (EU) nr. 1380/2013 specifiek bepaald dat de Unie deze doelstellingen en beginselen moet toepassen bij haar externe betrekkingen op visserijgebied.

(4)Overeenkomstig de biodiversiteits 16 -, de klimaatadaptatie 17 - en de “van boer tot bord” 18 -strategie is het essentieel om de natuur te beschermen en de achteruitgang van ecosystemen te keren. De risico’s die voortvloeien uit de klimaatverandering en het biodiversiteitsverlies mogen de beschikbaarheid van goederen en diensten die gezonde mariene ecosystemen leveren aan vissers, kustgemeenschappen en de mensheid in het algemeen niet in gevaar brengen.

(5)In de kunststoffenstrategie 19 wordt verwezen naar specifieke maatregelen ter vermindering van kunststoffen en mariene verontreiniging, alsook van het verlies of achterlaten van vistuig op zee. Voorts is het actieplan om de vervuiling tot nul terug te dringen 20 erop gericht het kunststofafval op zee met 50 % en het vrijkomen van microplastics in het milieu met 30 % te verminderen.

(6)Overeenkomstig de gezamenlijke mededeling over internationale oceaangovernance 21 zijn de bescherming en instandhouding van de mariene biodiversiteit belangrijke prioriteiten in het kader van het externe optreden van de EU. De EU is wereldwijd de belangrijkste speler in regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s) en visserijorganen. In dit kader bevordert de EU de duurzaamheid van de visbestanden, ijvert zij voor transparante besluitvorming op basis van gedegen wetenschappelijk advies, en stimuleert zij wetenschappelijk onderzoek en de naleving van de regels.

(7)Het standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen in de vergaderingen van de SPRFMO is momenteel vastgesteld in Besluit (EU) 2019/859 van de Raad 22 . Het is passend dat besluit in te trekken en een nieuw besluit voor de periode 2024-2028 vast te stellen.

(8)Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen in de SPRFMO-commissie voor de periode 2024-2028, aangezien de instandhoudings- en handhavingsmaatregelen van de SPRFMO bindend kunnen zijn voor de Unie en mogelijk een beslissende invloed kunnen uitoefenen op de inhoud van de Uniewetgeving, met name Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad 23 ; Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad 24 ; en Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad 25 .

(9)In het licht van de steeds veranderende aard van de visbestanden in het SPRFMO-verdragsgebied en de daaruit volgende noodzaak voor de Unie om in haar standpunt rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen zoals nieuwe wetenschappelijke en andere relevante gegevens die voor of tijdens de vergaderingen van de SPRFMO-commissie worden gepresenteerd, moeten procedures worden vastgesteld voor de jaarlijkse nadere bepaling van het standpunt van de Unie voor de periode 2024-2028. Deze standpunten moeten in overeenstemming zijn met het beginsel van loyale samenwerking tussen de instellingen van de Unie, dat is neergelegd in artikel 13, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.