Overwegingen bij COM(2023)436 - Europees kader voor het aantrekken en behouden van onderzoeks-, innovatie- en ondernemingstalenten in Europa

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Overeenkomstig artikel 179 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft de Unie tot doel haar wetenschappelijke en technologische grondslagen te versterken door de totstandbrenging van een Europese onderzoeksruimte waarbinnen onderzoekers, wetenschappelijke kennis en technologieën vrij circuleren. In artikel 180 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is in dat verband bepaald dat de Unie een aantal activiteiten onderneemt in aanvulling op de activiteiten van de lidstaten, waaronder stimulering van de opleiding en de mobiliteit van onderzoekers in de Unie en verspreiding en exploitatie van de resultaten van de onderzoeksactiviteiten in de Unie.

(2) Aanbeveling 2005/251/EG van de Commissie42 heeft een belangrijke rol vervuld bij de ondersteuning van onderzoekers en onderzoeksloopbanen in de Unie. Het Handvest voor Onderzoekers en de Gedragscode voor de Rekrutering van Onderzoekers (“het handvest en de code voor onderzoekers”) zijn referentiepunten geworden voor onderzoekers en hun werkgevers of financiers, die bijdragen tot de versterking van de Europese Onderzoeksruimte en tot de ontwikkeling van een aantrekkelijker, opener en duurzamer arbeidsmarkt voor onderzoekers. Sinds 2008 bestaat er een Europese procedure voor het certificeren van de inzet en vooruitgang van een instelling met de toepassing van de beginselen van het handvest en de code voor onderzoekers in de vorm van de HR-strategie voor onderzoekers (Human Resources Strategy for Researchers, HRS4R).

(3) In de mededeling van de Commissie over een Europese vaardighedenagenda voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht43, die op 1 juli 2020 is goedgekeurd, wordt benadrukt dat onderzoekers een voortrekkersrol spelen op het gebied van wetenschap en innovatie en over een specifieke reeks vaardigheden moeten beschikken voor een succesvolle loopbaan binnen en buiten de academische wereld. In die mededeling wordt een taxonomie van vaardigheden voor onderzoekers vastgesteld, waarmee statistische monitoring van kennismobiliteit (“braincirculation”), de ontwikkeling van Europees competentiekader voor onderzoekers en steun voor het toerusten van onderzoekers met de vaardigheden die nodig zijn voor intersectorale mobiliteit mogelijk worden gemaakt. Met de eerste vlaggenschipactie van de vaardighedenagenda, het EU-pact voor vaardigheden, wordt bij- en omscholing bevorderd door middel van samenwerking tussen het bedrijfsleven, aanbieders van onderwijs en opleiding, sociale partners en overheden in grootschalige partnerschappen voor vaardigheden.

(4) In de mededeling van de Commissie over een nieuwe EOR voor onderzoek en innovatie44, die op 30 september 2020 is goedgekeurd, wordt erkend dat in de wereldwijde wedloop naar talent de juiste voorwaarden voor loopbaanontwikkeling moeten worden geschapen om de beste onderzoekers in Europa aan te trekken en te behouden, en dat de voorbije jaren onvoldoende vooruitgang is geboekt met het tegengaan van onzeker werk, vooral voor junior onderzoekers. Ook wordt erop gewezen dat de vaardigheden van onderzoekers en de behoeften van de maatschappij en de economie, met name van de industrie en het bedrijfsleven, vaak niet op elkaar zijn afgestemd, en dat het belangrijk is om onderzoekers te stimuleren om een loopbaan buiten de academische wereld na te streven. Om onderzoeksloopbanen in Europa te versterken, is het volgens de mededeling nodig om een instrumentarium aan maatregelen voor de erkenning van de vaardigheden van onderzoekers vast te stellen, een competentiekader voor onderzoekers te ontwikkelen, de mobiliteit en uitwisselingen tussen de academische wereld en de industrie te verbeteren, doelgerichte opleidingsmogelijkheden te bieden en een portaal op te zetten met één loket waar onderzoekers terechtkunnen voor een breed scala aan ondersteunende diensten. Tevens wordt in de mededeling ingegaan op verbetering van het systeem voor de beoordeling van onderzoek.

(5) In zijn conclusies over de nieuwe Europese Onderzoeksruimte van 1 december 202045 heeft de Raad benadrukt dat het creëren van aantrekkelijke en veilige arbeidsvoorwaarden, het aantrekkelijker maken van onderzoekersloopbanen, daarbij rekening houdend met open wetenschap, gendergelijkheid, digitale vaardigheden, onderzoeksbeoordeling, diversificatie van onderzoeksloopbanen en meerdere loopbanen, essentiële elementen van de nieuwe Europese Onderzoeksruimte zijn, waarmee wordt bijgedragen tot het aantrekken en behouden van excellente onderzoekers.

(6) In de conclusies van de Raad over “het verdiepen van de Europese onderzoeksruimte: onderzoekers aantrekkelijke en duurzame loopbanen en arbeidsvoorwaarden bieden en braincirculation verwezenlijken” van 28 mei 202146 wordt erkend dat onderzoekers centraal staan in het Europese onderzoeks- en innovatiestelsel en dat er meer gecoördineerde actie op Europees niveau nodig is om de uitdagingen die een passende en duurzame onderzoeksloopbaan voor onderzoekers in de weg staan het hoofd te bieden, om een evenwichtige circulatie van talenten te stimuleren en van Europa een aantrekkelijke bestemming voor onderzoekers te maken. In die conclusies wordt voorgesteld onderzoek te doen naar de verdere ontwikkeling van het handvest en de code voor onderzoekers in de richting van één alomvattend kader waarmee alle problemen met betrekking tot onderzoeksloopbanen worden aangepakt, voorbij waarden en beginselen, en dat gericht is op alle mogelijke werkgebieden voor onderzoekers, en wordt de Commissie verzocht in 2022 een voorstel in te dienen. Er wordt voorgesteld aspecten als aanwerving, stimulansen voor junior onderzoekers, diversifiëring en ontwikkeling van loopbanen, interoperabiliteit met alle delen van de samenleving, waaronder de industrie, de beoordeling van onderzoekers, gendergelijkheid, evenwicht tussen werk en privéleven en een beter beheer en betere diensten van Euraxess in het voorstel op te nemen.

(7) In Aanbeveling (EU) 2021/2122 van de Raad47 worden onderzoeksloopbanen en de mobiliteit van onderzoekers, samen met de beoordeling van onderzoek, onderzoekers en instellingen, benoemd als belangrijke actiegebieden in het kader van de prioritaire gebieden voor gezamenlijk optreden van de Unie en de lidstaten ter ondersteuning van de Europese Onderzoeksruimte, en wordt een gemeenschappelijke reeks beginselen en waarden ter ondersteuning van onderzoek en innovatie in Europa gespecificeerd. Ook wordt benadrukt dat meer aandacht moet worden besteed aan de loopbanen van onderzoekers aan het begin en in het midden van hun loopbaan, waaronder de specifieke belemmeringen waarmee vrouwen in deze fasen van hun loopbaan worden geconfronteerd.

(8) De EOR-beleidsagenda, die aan de conclusies van de Raad over de toekomstige governance van de Europese Onderzoeksruimte48 van 26 november 2021 is gehecht, bevat specifieke acties om “vorderingen [te] maken met de hervorming van het beoordelingssysteem voor onderzoek, onderzoekers en instellingen om de kwaliteit, prestaties en impact ervan te verbeteren” en om “aantrekkelijke en duurzame onderzoeksloopbanen, evenwichtige mobiliteit van talent en internationale, transdisciplinaire en intersectorale mobiliteit binnen de EOR” te bevorderen. De laatstgenoemde actie voorziet in de ontwikkeling van een Europees kader voor onderzoeksloopbanen, alsook in het moderniseren van bestaande instrumenten en initiatieven en de ontplooiing van nieuwe instrumenten en initiatieven. Dit betreft onder meer de oprichting van een waarnemingspost voor onderzoeksloopbanen, verdere ontwikkeling van het handvest en de code voor onderzoekers, het opzetten van het EOR-talentenplatform als één onlineloket voor toegang tot Euraxess-diensten, -netwerken en -portalen, waaronder HRS4R en RESAVER, de lancering van het ERA4You-initiatief om de circulatie van talent tussen sectoren in de hele EU te bevorderen, de uitwisseling van goede praktijken met betrekking tot onderzoeks- en innovatiestelsels ter ondersteuning een evenwichtige kennismobiliteit, en het testen van het nieuwe kader voor onderzoeksloopbanen met de allianties van Europese universiteiten.

(9) In de op 18 januari 2022 goedgekeurde mededeling van de Commissie over een Europese strategie voor universiteiten49 wordt voorzien in de ontwikkeling van een kader voor onderzoeksloopbanen, in synergie met een Europees kader voor aantrekkelijke en duurzame loopbanen in het hoger onderwijs, dat tegen 2023 moet worden voorgesteld.

(10) In de op 5 juli 2022 goedgekeurde mededeling van de Commissie over een nieuwe Europese innovatieagenda50 wordt erkend dat innovatie afhankelijk is van het succesvol koesteren, aantrekken en vasthouden van mensen met talent en een breed scala aan vaardigheden, en wordt het belang van intersectorale mobiliteit benadrukt.

(11) In Aanbeveling (EU) 2022/2415 van de Raad51 wordt benadrukt hoe belangrijk het is te investeren in de ontwikkeling van een ondernemerscultuur en ondernemerspraktijken en -vaardigheden voor onderzoekers en andere actoren op het gebied van onderzoek en innovatie, onder wie tussenpersonen, die voortdurend moeten worden bijgeschoold om de onderzoeks- en innovatieresultaten zo veel mogelijk om te zetten in oplossingen die de samenleving ten goede komen. Om tegemoet te komen aan de aanbeveling zal een praktijkcode voor samenwerking tussen het bedrijfsleven en de academische wereld worden opgesteld.

(12) Onderzoekers zijn van fundamenteel belang voor de samenleving. Zij verrichten onderzoek, bevorderen innovatie en dragen bij tot oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, waaronder de digitale en groene transitie, en dragen zo bij tot de overkoepelende prioriteiten van de Commissie voor een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk en de Europese Green Deal. Onderzoekers zijn hooggekwalificeerde talenten die een groot potentieel hebben om aan de vraag op de arbeidsmarkt te voldoen en zo bij te dragen tot de andere overkoepelende prioriteit “een economie die werkt voor de mensen”. Het is van cruciaal belang hun algemene werkomgeving te verbeteren door onderzoeksloopbanen en hun doeltreffendheid te versterken en deze interoperabel te maken tussen sectoren.

(13) Onderzoeksloopbanen in de hele Unie aantrekkelijker en stabieler maken is een essentieel element van de Europese Onderzoeksruimte. Het is daarom duidelijk dat onderzoeksloopbanen aantrekkelijker moeten worden gemaakt voor schoolverlaters en dat randvoorwaarden moeten worden geschapen om getalenteerde onderzoekers in de Unie te behouden en om Europa een aantrekkelijke en concurrerende bestemming voor internationale onderzoekers te maken.

(14) Talent ligt ten grondslag aan innovatie. Het is dus absoluut noodzakelijk om de voorwaarden te scheppen om voor een doorstroming van hooggekwalificeerde en veerkrachtige talenten te zorgen, die kunnen bijdragen tot het herstel en het concurrentievermogen van Europa. Dit vereist sterkere banden tussen de academische wereld en het bedrijfsleven, en een ondernemings- en innovatiecultuur waarin talenten de ideeën die zij ontwikkelen op de markt kunnen brengen.

(15) Als onderdeel van de kaderprogramma’s voor onderzoek en innovatie worden met de Marie Skłodowska-Curie-acties (MSCA’s) al 25 jaar onderzoekers uit de hele wereld in alle stadia van hun loopbaan ondersteund, met de nadruk op opleiding, vaardigheden en loopbaanontwikkeling. Dit programma heeft ook een structurerend effect op organisaties (universiteiten, onderzoekscentra, ondernemingen enz.) door goede praktijken te verspreiden, door hun internationale aantrekkelijkheid en zichtbaarheid te vergroten, vooral door excellente promotietrajecten te ontwikkelen. De MSCA’s zijn een voorbeeld van een beste praktijk die bijdraagt tot intersectorale, interdisciplinaire en geografische mobiliteit, waarmee vaardigheden van onderzoekers worden ontwikkeld, genderonevenwichtigheden worden aangepakt, getalenteerde onderzoekers worden behouden en nieuw talent naar Europa wordt aangetrokken. De MSCA-promotietrajecten voor het bedrijfsleven, waarin de onderzoekservaring, standplaats en supervisie van de promovendi gelijk worden verdeeld tussen een academische en een niet-academische instelling, zijn een belangrijk voorbeeld van interactie en samenwerking tussen actoren in het ecosysteem, waarbij transversale vaardigheden en intersectorale mobiliteit worden bevorderd en waarmee tegemoet wordt gekomen aan de behoeften van de industrie aan hooggekwalificeerde talenten.

(16) Uit gegevens van Eurostat blijkt dat het aantal onderzoekers in Europa toeneemt. In 2021 waren er in de lidstaten 2 miljoen onderzoekers (in voltijdequivalenten) werkzaam — 627 000 meer dan in 2011. De meeste onderzoekers werken in het bedrijfsleven (56 %) en het hoger onderwijs (32 %), gevolgd door de overheidssector (11 %). Het is belangrijk deze groeiende trend voort te zetten door middel van adequate investeringen, infrastructuur en beleid op nationaal en Unieniveau om de aantrekkelijkheid van onderzoeksloopbanen te ondersteunen, onder meer wat betreft diversiteit en gendergelijkheid, en om een cultuur van gelijke waarde en beloning van onderzoeksloopbanen in alle delen van de samenleving te stimuleren.

(17) Er moet op Europees niveau een duidelijkere gezamenlijke definitie van “onderzoeker” worden bepaald, bijvoorbeeld op basis van het breed aanvaarde Frascatihandboek, alsook een gemeenschappelijke interpretatie van onderzoeksberoepen. Onder “onderzoeksberoepen” moeten alle beroepen worden verstaan die onderzoekers in alle relevante sectoren kunnen uitoefenen, waaronder de academische wereld (bv. (technische) universiteiten en onderzoeksinstellingen), het bedrijfsleven (bv. industriële laboratoria, start-ups, spin-offs of kmo’s), overheidsinstanties (bv. publieke laboratoria en het gezondheidszorgstelsel), en de non-profitsector. Er moeten inspanningen worden geleverd om het beroep van onderzoeker volledig te erkennen en te streven naar vergelijkbaarheid van onderzoeksberoepen in alle lidstaten en sectoren, onder meer door de in 2011 ingevoerde onderzoekersprofielen R1-R4 te actualiseren en deze vaker te gebruiken in vacatures voor onderzoekers.

(18) Voor het verrichten van hoogwaardig onderzoek en hoogwaardige innovatie is steun vanuit een veelvoud aan onderzoeksmanagementfuncties nodig, die door onderzoekers of andere professionals kunnen worden ingevuld. Deze bijzonder waardevolle beroepen moeten passende erkenning krijgen, ook door middel van verdere analyse en afstemming op het niveau van de Unie, om hun capaciteit te versterken, relevante opleidingen te ontwikkelen, de vergelijkbaarheid te bevorderen en deze professionals in staat te stellen onderzoek en innovatie op doeltreffende wijze te managen en ondersteunen.

(19) De Europese classificatie van vaardigheden, competenties, kwalificaties en beroepen (ESCO) is in 2022 geactualiseerd om verbeterde taxonomieën van vaardigheden en beroepen voor onderzoekers erin op te nemen, waarmee wordt gespecificeerd welke beroepen relevant zijn voor onderzoekers in alle sectoren van de arbeidsmarkt en welke transversale vaardigheden onderzoekers nodig hebben om succesvol te zijn. De invoering van de ESCO-classificatie in Europass en in het Europees netwerk van diensten voor de arbeidsvoorziening (Eures) faciliteert het gebruik van deze verbeterde terminologie op de arbeidsmarkt. De Commissie moet in contact treden met de Internationale Arbeidsorganisatie om de specifieke categorie “onderzoeker” op te nemen in toekomstige herzieningen van de internationale standaardclassificatie van beroepen (ISCO), waarop de ESCO-classificatie is gebaseerd.

(20) Zoals erkend in artikel 13 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in de Verklaring van Bonn over de vrijheid van wetenschappelijk onderzoek van 20 oktober 2020, in het communiqué van Rome over de Europese ruimte voor hoger onderwijs van 19 november 2020 en in Aanbeveling (EU) 2021/2122 van de Raad, moeten de academische vrijheid en de vrijheid van onderzoek worden gewaarborgd als essentiële voorwaarden voor onderzoekers om onderzoek en innovatie vooruit te helpen. In dit verband hebben de diensten van de Commissie in januari 2021 een werkdocument gepubliceerd over hoe buitenlandse inmenging in onderzoek en innovatie kan worden beperkt. Daarin worden beste praktijken uiteengezet die hogeronderwijs- en onderzoeksinstellingen kunnen helpen bij het beschermen van hun fundamentele waarden, waaronder de academische vrijheid, hun integriteit en hun institutionele autonomie, alsook bij het beschermen van hun personeel, studenten, onderzoeksresultaten en activa.

(21) Slechts 33 % van alle onderzoekers in de Unie is vrouw, hetgeen hen ondervertegenwoordigd maakt onder onderzoekers. Uit gegevens blijkt ook dat vrouwelijke onderzoekers relatief vaker in het hoger onderwijs werkzaam zijn vergeleken met mannelijke onderzoekers, en dat het percentage vrouwelijke onderzoekers in de overheidssector en het bedrijfsleven juist lager is. In de hele Unie werken vrouwelijke onderzoekers vaker in deeltijd en onder een onzekere arbeidsovereenkomst in vergelijking met hun mannelijke collega’s (11 % voor vrouwen en 7 % voor mannen), en slechts 26 % van de academische topfuncties (hoogleraarschap of een gelijkwaardige onderzoeksfunctie) wordt bekleed door een vrouw. De aanhoudende genderongelijkheden in onderzoeksloopbanen, waaronder de loonkloof tussen mannen en vrouwen, gendervooroordelen bij beoordelingen, kwesties met betrekking tot het evenwicht tussen werk en privéleven en gendergerelateerd geweld, die allemaal van invloed zijn op participatie en loopbaanontwikkeling, moeten doeltreffend worden aangepakt door middel van institutionele veranderingen, onder meer via het instrument van inclusieve gendergelijkheidsplannen. Bovendien zijn specifieke inspanningen nodig om de ondervertegenwoordiging van vrouwen in onderzoek en innovatie op het gebied van wetenschap, technologie, engineering en wiskunde (STEM) en in het hoger onderwijs aan te pakken, zoals wordt benadrukt in de Europese strategie voor universiteiten, waarin een manifest van STE(A)M-georiënteerde universiteiten over genderinclusief STE(A)M-onderwijs wordt voorgesteld.

(22) Voor de ondersteuning van de volledige persoonlijke en professionele ontwikkeling van onderzoekers, met name junior onderzoekers, in de Unie moeten bestaande uitdagingen worden aangepakt die negatieve gevolgen hebben voor het algemene onderzoeks- en innovatiestelsel in de Unie en voor de interne markt voor onderzoek. Dergelijke uitdagingen zijn onder meer aspecten op het gebied van werkgelegenheid en arbeidsomstandigheden, zoals verschillende rechtsposities van promovendi — als studenten dan wel werknemers — in verschillende lidstaten, een veelvuldig gebrek aan open, transparante en op verdiensten gebaseerde aanwerving, onzekerheid in verband met kortetermijncontracten, onvoldoende gelijke kansen, maatregelen voor het evenwicht tussen werk en privéleven en welzijn, en zwakke punten van socialebeschermingsinstrumenten, onder meer de moeizame overdraagbaarheid van rechten tussen sectoren en lidstaten.

(23) Specifieke stimulansen voor de aanwerving van junior onderzoekers zouden hun inzetbaarheid en loopbaanontwikkeling verbeteren. Dergelijke stimulansen kunnen financieel van aard zijn of verband houden met sociale bescherming, zoals kansen op permanente arbeidsovereenkomsten of arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd, en zijn in overeenstemming met de intentie van Richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd52. In dit opzicht zou onderzoek vaker met basisfinanciering of levenscyclusfinanciering kunnen worden bekostigd, in aanvulling op projectgebaseerde financiering. Basisfinanciering biedt universiteiten of onderzoekscentra een raming van gegarandeerde financiële steun in ruil voor het behalen van bepaalde resultaten en het voldoen aan bepaalde kwaliteitsnormen, terwijl bij levenscyclusfinanciering eerst wordt geconcurreerd voor financiering, die vervolgens wordt verlengd als het onderzoek tijdens een monitoringproces positief wordt beoordeeld. Hierdoor kunnen onderzoeksorganisaties strategieën voor de langere termijn ontwikkelen en duurzame verbintenissen ten aanzien van werknemers aangaan, terwijl zij de projectgebaseerde financiering kunnen blijven gebruiken om nieuwe wegen te verkennen.

(24) Zoals neergelegd in artikel 22 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, heeft eenieder als lid van de gemeenschap recht op maatschappelijke zekerheid en er aanspraak op dat de economische, sociale en culturele rechten, die onmisbaar zijn voor zijn waardigheid en voor de vrije ontplooiing van zijn persoonlijkheid, verwezenlijkt worden. Krachtens artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie moet de Unie bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden rekening houden met de waarborging van een adequate sociale bescherming. Beginsel 15 van de Europese pijler van sociale rechten luidt dat werknemers en zelfstandigen bij pensionering recht hebben op een pensioen dat in verhouding staat tot hun bijdragen en een passend inkomen vormt. Het is echter moeilijk voor mobiele onderzoekers om voldoende aanvullende pensioenrechten te verwerven als gevolg van drempelperioden, hoge overdrachtskosten, beperkte financiële kennis en administratieve lasten op de pensioengerechtigde leeftijd. Daarom moet ervoor worden gezorgd dat onderzoekers op basis van de aanbeveling van de Raad van 8 november 2019 met betrekking tot de toegang tot sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen53 bepaalde zekerheden wordt geboden.

(25) RESAVER, de door de Commissie ondersteunde pan-Europese instantie die zich bezighoudt met bedrijfspensioenvoorzieningen voor onderzoeksorganisaties en die een van de onderdelen van het nieuwe EOR-talentenplatform zal worden, heeft het volledige potentieel om kwesties met betrekking tot de sociale bescherming van mobiele onderzoekers aan te pakken, maar het gebruik ervan wordt belemmerd door een beperkt bewustzijn ervan en aanzienlijke administratieve en juridische belemmeringen. Om de bedrijfspensioenrechten van mobiele onderzoekers te waarborgen, moet informatie worden verstrekt over de invloed die eventuele mobiliteit kan hebben op pensioenrechten, en moeten onderzoeksinstellingen worden gestimuleerd om aan RESAVER deel te nemen.

(26) Intersectorale, interdisciplinaire en geografisch evenwichtige mobiliteit is essentieel om onderzoeksloopbanen in de Unie doeltreffender, duurzamer en aantrekkelijker te maken. Dergelijke mobiliteit maakt het onderzoeks- en innovatiestelsel als geheel concurrerender en bevordert het een betere productie en circulatie en een beter gebruik van kennis. Deze vormen van mobiliteit moeten worden bevorderd en gestimuleerd, en op passende wijze in de loopbaanontwikkeling van onderzoekers worden geïntegreerd, en er moeten maatregelen worden getroffen om bestaande belemmeringen weg te nemen, ongeacht de aard daarvan, bijvoorbeeld de beperkte overdraagbaarheid van beurzen.

(27) De academische wereld en onderzoekers zouden een andere aanpak moeten hanteren, waarbij onderzoeksloopbanen als volledig interoperabel en intersectoraal worden beschouwd, waarbij loopbanen in alle sectoren gelijk worden beloond en geografische, interdisciplinaire en intersectorale mobiliteit of loopbaanonderbrekingen, met inbegrip van sabbaticals of ouderschapsverlof, geen negatieve gevolgen voor de beloning hebben, en waarbij onderzoekers geen onderscheid maken tussen loopbanen in de academische wereld en daarbuiten.

(28) Sommige opleidingen voor promovendi zijn nog steeds vooral gericht op een toekomstige loopbaan in de academische wereld, waarbij onvoldoende rekening wordt gehouden met het bredere scala aan beroepen die relevant zijn voor onderzoekers in alle sectoren, of met het belang van het bevorderen van ondernemerschap onder onderzoekers. Voor betere loopbaankansen, intersectorale mobiliteit en innovatie en aantrekkelijkere onderzoeksloopbanen in de Unie is het van groot belang dat onderzoekers, naast sterke onderzoeksvaardigheden, van transversale vaardigheden worden voorzien via formele en informele opleiding. Bovendien is het belangrijk dat onderzoekers duidelijk inzicht hebben in hun maatschappelijke verantwoordelijkheid en de maatschappelijke gevolgen van hun onderzoek, met inbegrip van duurzaamheidsaspecten.

(29) Het Europees competentiekader voor onderzoekers (“ResearchComp”), dat de Commissie in overleg met de lidstaten en belanghebbenden heeft ontwikkeld, zal een belangrijke rol spelen bij het aanleren van een breed scala aan transversale vaardigheden aan onderzoekers en bij het dichten van de vaardighedenkloof tussen de academische wereld en alle andere relevante sectoren. Opleidingen voor promovendi en gerichte opleidingsmogelijkheden moeten worden ontwikkeld volgens de daarin beschreven vaardigheden, onder meer op basis van de uitwisseling van beste praktijken, om onderzoekers een leven lang bij te scholen en om te scholen. Er moet worden gezorgd voor passende mechanismen voor erkenning en validatie van formele en informele opleidingsmogelijkheden, waaronder opleiding op de werkplek.

(30) Om ervoor te zorgen dat de opleiding van onderzoekers (mede) wordt ontwikkeld op basis van de daadwerkelijke vraag naar vaardigheden, moet de interactie en samenwerking tussen de academische wereld, het bedrijfsleven, de overheid, de non-profitsector en alle andere relevante actoren in het ecosysteem worden bevorderd, onder meer met betrekking tot leerlingplaatsen en praktijk- of meeloopstages.

(31) Het onder onderzoekers bevorderen van een ondernemingsgeest en de vaardigheden die daarbij horen, waaronder vaardigheden om investeerders en kapitaal aan te trekken, is van cruciaal belang voor een betere kennisvalorisatie en een betere omzetting van innovatieve ideeën in nieuwe diensten en producten met een groter potentieel voor marktintroductie, duurzame groei en maatschappelijke voordelen. Voor een succesvol ondernemerstraject moeten overeenkomstig Aanbeveling 2008/416/EG van de Raad54 intellectuele activa, zoals publicaties, gegevens, kennis en intellectuele eigendom, goed worden begrepen en efficiënt worden beheerd.

(32) Voor de sectoroverschrijdende circulatie van talent, verbeterde interoperabiliteit van onderzoeks- en innovatiebanen tussen sectoren en nauwere samenwerking tussen de academische wereld en het bedrijfsleven, zowel voor de overdracht van kennis als van talent, is een combinatie van verschillende en complementaire maatregelen op nationaal en Unieniveau nodig, waaronder systeemhervorming. Een beleidsaanpak waarbij van elkaar wordt geleerd op basis van succesvolle modellen voor intersectorale mobiliteitsregelingen kan daartoe bijdragen, door: i) de samenwerking tussen de academische wereld en de rest van de samenleving te verbeteren en innovatie-ecosystemen te versterken, ii) opleidingen en levenslange leertrajecten voor onderzoekers, innovatoren en andere onderzoeks- en innovatietalenten te verbeteren, onder meer door middel van bijscholing om ondersteunende capaciteit op te bouwen, en iii) de ontwikkeling van ondernemersvaardigheden onder onderzoekers te bevorderen.

(33) Onderzoekers moeten bewust worden gemaakt van het cruciale belang van beleidsvorming en beleidsmaatregelen op het gebied van onderzoek, en de gevolgen die deze kunnen hebben voor onderzoeksloopbanen in het algemeen en het onderzoeks- en innovatiestelsel als geheel. Het is belangrijk dat dit in opleidingen voor promovendi aan bod komt en dat zij hiervan worden doordrongen, zodat onderzoekers vaker betrokken raken bij beleidsvorming met betrekking tot het onderzoeksveld.

(34) Onderzoekers, met name junior onderzoekers, moeten bewust worden gemaakt van hun vooruitzichten in alle sectoren en van de mogelijkheid om die kansen na te streven om hun spectrum van persoonlijke en professionele ontwikkeling uit te breiden. Diensten voor loopbaanadvies en -ondersteuning die zijn afgestemd op de behoeften van onderzoekers moeten een belangrijke rol spelen en intersectorale, interdisciplinaire, geografische en virtuele mobiliteit, alsook de mogelijkheid om ondernemersactiviteiten te ontplooien, stimuleren. Interinstitutionele mobiliteit, met name tussen verschillende soorten instellingen voor hoger onderwijs en onderzoek en met verschillende en flexibele academische trajecten, moet worden bevorderd, onder meer door belemmeringen in verband met de in de vorige instelling ontwikkelde vaardigheden en de in de nieuwe instelling vereiste vaardigheden aan te pakken.

(35) De beoordeling van onderzoek moet het mogelijk maken de prestaties van onderzoekers en onderzoek zodanig te evalueren dat voor een zo hoog mogelijke kwaliteit en zo veel mogelijk impact wordt gezorgd. Zoals benadrukt in de oproep van Parijs van 2022 inzake onderzoeksbeoordeling, in het verkennend verslag van de Commissie van 2021 “Towards a reform of the research assessment system”, dat was gebaseerd op een brede raadpleging van belanghebbenden, in de conclusies van de Raad over de beoordeling van onderzoek en de uitvoering van open wetenschap van 10 juni 202255, en in de in juli 2022 gepubliceerde overeenkomst inzake de hervorming van de onderzoeksbeoordeling, is het voor een behoorlijke evaluatie van de prestaties noodzakelijk om de steeds diversere onderzoeksresultaten, -activiteiten en -praktijken te erkennen, waaronder samenwerking en open uitwisseling van resultaten, en om strenge normen voor onderzoeksintegriteit te waarborgen. De beoordeling van onderzoekers moet daarom overgaan op een aanpak waarin de kwantitatieve en kwalitatieve evaluatie van onderzoek meer in balans zijn, door de voorkeur te geven aan kwalitatieve beoordeling met collegiale toetsing, geschraagd door een verantwoord gebruik van kwantitatieve indicatoren.

(36) De beoordeling van onderzoekers moet een gelijke erkenning en beloning van loopbanen van onderzoekers bevorderen, ongeacht de sector van de werkgelegenheid of de activiteit, en gebaseerd zijn op een onpartijdige, op talent gebaseerde benadering. Een meervoudige loopbaan, gekenmerkt door geografische, sectorale en interorganisatorische mobiliteit, of hybride trajecten die worden gekenmerkt door de gelijktijdige combinatie van sectoren, verdient volledige erkenning en overweging op voet van gelijkheid met een lineair loopbaantraject.

(37) Om loopbanen in de academische wereld, tot aan de topfuncties, te versterken, is een transparant, gestructureerd, inclusief en gendergelijk systeem voor toegang tot en ontwikkeling van loopbanen nodig. Daartoe kan op het niveau van de lidstaten of onderzoeksorganisaties worden overwogen regelingen in te voeren die vergelijkbaar zijn met de “tenure track”-regeling, waarbij het de bedoeling is dat contracten voor bepaalde tijd bij een positieve evaluatie leiden tot een vaste aanstelling.

(38) Ondanks inspanningen op Unie-, nationaal en regionaal niveau blijft het probleem van de uitstroom van talent uit minder ontwikkelde regio’s in de Unie bestaan, zoals aangegeven in de mededeling van de Commissie over het benutten van talent in de Europese regio’s56, en moeten aanvullende maatregelen worden getroffen om tot een evenwichtigere geografische mobiliteit voor onderzoekers te komen. Uit de analyses van de Commissie over de circulatie van talent in 2021-2022 blijkt dat bestaande acties op het niveau van de Unie in positieve zin bijdragen tot een evenwichtigere circulatie van talent, maar daarin wordt ook gewezen op hardnekkige uitdagingen en wordt voorzien in trajecten voor braingain. Excellente onderzoeksomgevingen, aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden en een beloning die in verhouding staat tot de beroepskwalificaties en de verrichte werkzaamheden, spelen een zeer belangrijke rol in dit verband, maar vereisten vaak hervormingen van de nationale onderzoeks- en innovatiestelsels. Er moet een beleidsaanpak worden gevolgd die gericht is op het ondersteunen en stimuleren van dergelijke systeemtransformaties, waarbij wederzijds lering wordt getrokken uit succesvolle trajecten die het mogelijk hebben gemaakt om tot een evenwichtigere circulatie van talenten in de lidstaten te komen.

(39) Het ondersteunen van de mobiliteit en loopbaanontwikkeling van onderzoekers, het waarborgen van een duurzame aanvoer van talent op het gebied van onderzoek en innovatie, en het versterken van de wetenschappelijke samenwerking tussen de Unie en de rest van de wereld, zijn de belangrijkste doelstellingen van Euraxess, een uniek pan-Europees initiatief dat gratis informatie en ondersteunende diensten verstrekt aan onderzoekers en hun gezinnen. Om deze doelstelling verder te ondersteunen, moet Euraxess haar informatie- en ondersteuningsactiviteiten voor onderzoekers en instellingen voor hoger onderwijs en onderzoek uitbreiden met een geoptimaliseerde diensten- en governancestructuur, betere digitale en gebruikerservaring bieden en interoperabel zijn met andere initiatieven van de Unie, zoals Europass en Eures. De doeltreffendheid en samenhang van de informatieportalen en diensten van Euraxess zouden gebaat zijn bij meer financiële en personele middelen van nationale bruggenhoofdorganisaties, met name voor de uitvoering van initiatieven op Unie- of nationaal niveau, het benutten van de kennisbasis en de taakverdeling tussen Euraxess-entiteiten op nationaal niveau, terwijl de prestaties worden gemonitord en de resultaten worden gemeten.

(40) Om wereldwijd concurrerend te blijven, moet de EU aantrekkelijker worden voor talent uit de hele wereld. In de op 27 april 2022 goedgekeurde mededeling van de Commissie over het aantrekken van vaardigheden en talent naar de EU57 wordt benadrukt dat de EU aantrekkelijker moet worden voor talenten uit de hele wereld, met name door innovatie en ondernemerschap in de EU te stimuleren en te zoeken naar andere mogelijkheden voor legale migratie naar de EU op de middellange tot langere termijn. De herziening van Richtlijn (EU) 2021/1883 van het Europees Parlement en de Raad58 was een belangrijke stap om de EU aantrekkelijker te maken, aangezien hooggekwalificeerde migranten daardoor meer rechten genieten en snellere en gestroomlijnde procedures kunnen doorlopen. Richtlijn (EU) 2016/801 van het Europees Parlement en de Raad59 draagt ook bij tot de verwezenlijking van die doelstellingen door het voor studenten en onderzoekers gemakkelijker en aantrekkelijker te maken om naar de EU te komen, en tegelijkertijd de verspreiding van kennis en vaardigheden te bevorderen door middel van verbeterde mobiliteitsrechten binnen de EU.

(41) Het handvest en de code voor onderzoekers moeten worden herzien om in te spelen op de nieuwe realiteit en de uitdagingen waarmee onderzoekers en instellingen momenteel te maken hebben, onder meer door gendergelijkheid, inclusiviteit en open wetenschap beter in het handvest en de code te integreren. De nieuwe versie moet worden gestroomlijnd om de uitvoering ervan te vergemakkelijken, en het gebruik ervan buiten de academische wereld moet worden bevorderd. De herziening mag geen negatieve gevolgen hebben voor de instellingen die de beginselen van de bestaande versie van het handvest en de code voor onderzoekers hebben onderschreven. Zij moeten worden geacht de nieuwe versie van het handvest en de code voor onderzoekers te blijven onderschrijven. Dit moet met name gelden voor instellingen die het HRS4R-proces volgen, waarvoor onderschrijving van het handvest en de code van onderzoekers de eerste stap is.

(42) Een waarnemingspost voor onderzoeksloopbanen, waarin de beste momenteel in de Unie beschikbare gegevens op één plaats worden samengebracht, is nodig om toezicht te houden op de uitvoering van maatregelen ter versterking van onderzoeksloopbanen en systeemhervormingen. Die waarnemingspost moet de gegevensbehoeften van de lidstaten en onderzoeksinstellingen die relevant zijn voor de aanpassing en ontwikkeling van beleid inzake onderzoeksloopbanen ondersteunen. Ook moeten onderzoekers worden ondersteund, zodat zij een beter inzicht krijgen in de uitdagingen en kansen, en Europese onderzoeksorganisaties moeten aantrekkelijker worden gemaakt voor de grootste talenten. Er moet rekening worden gehouden met de relevante verbanden met de Europese waarnemingspost voor de hogeronderwijssector die in de Europese strategie voor universiteiten wordt voorgesteld. Gegevens die bij de toepassing van Verordening (EU) 2019/1700 van het Europees Parlement en de Raad60 zijn verzameld, kunnen worden aangepast om aan de behoeften van de gebruikers van de waarnemingspost voor onderzoeksloopbanen te voldoen.

(43) Om daadwerkelijk onderzoeks-, innovatie- en ondernemingstalenten naar Europa aan te trekken en in Europa te behouden, moeten de lidstaten en alle betrokkenen toegewijd zijn aan het Europese kader. Allianties van instellingen voor hoger onderwijs, bijvoorbeeld opgericht in het kader van het initiatief “Europese universiteiten” en ondersteund door het Erasmus+-programma en de kaderprogramma’s voor onderzoek en innovatie, alsook het hoger onderwijs in het algemeen en alle belanghebbenden daarbij, kunnen in het bijzonder worden aangemoedigd om op vrijwillige basis en volgens een bottom-upbenadering bij te dragen tot een brede uitvoering van het kader door relevante activiteiten te testen.