Overwegingen bij COM(2023)462 - Veiligheid van speelgoed

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2023)462 - Veiligheid van speelgoed.
document COM(2023)462
datum 28 juli 2023
 
(1) Richtlijn 2009/48/EG van het Europees Parlement en de Raad23 is vastgesteld om een hoog veiligheidsniveau van speelgoed en het vrije verkeer ervan op de interne markt te waarborgen.

(2) Kinderen zijn een bijzonder kwetsbare groep. Het is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat kinderen een hoge mate van veiligheid genieten wanneer ze met speelgoed spelen. Kinderen moeten adequaat worden beschermd tegen mogelijke risico’s van speelgoed, in het bijzonder tegen de chemische stoffen die speelgoed kan bevatten. Tegelijkertijd moet conform speelgoed vrij op de interne markt kunnen circuleren zonder aanvullende eisen.

(3) De Commissie heeft in haar evaluatie van Richtlijn 2009/48/EG geconcludeerd dat de richtlijn relevant is en doorgaans doeltreffend is voor de bescherming van kinderen. Tijdens de evaluatie is echter ook een aantal tekortkomingen vastgesteld, die tijdens de praktische toepassing van de richtlijn sinds de vaststelling ervan in 2009 aan het licht zijn gekomen. In de evaluatie werden met name bepaalde tekortkomingen vastgesteld met betrekking tot mogelijke risico’s van schadelijke chemische stoffen in speelgoed. In de evaluatie werd ook geconcludeerd dat er nog veel niet-conform en onveilig speelgoed op de markt van de Unie aanwezig is.

(4) In de strategie voor duurzame chemische stoffen24 is opgeroepen tot verruiming van de zogenaamde generieke aanpak van schadelijke chemische stoffen (gebaseerd op algemene preventieve verboden) om ervoor te zorgen dat consumenten, kwetsbare groepen en de natuurlijke omgeving consistenter worden beschermd. In de strategie werd in het bijzonder aangedrongen op versterking van Richtlijn 2009/48/EG wat betreft bescherming tegen de risico’s van de schadelijkste chemische stoffen en de mogelijke gecombineerde effecten van chemische stoffen.

(5) Aangezien de voorschriften voor speelgoed, met name de essentiële eisen en de conformiteitsbeoordelingsprocedures, in de hele Unie op dezelfde wijze moeten worden toegepast en geen ruimte mogen laten voor een uiteenlopende uitvoering door de lidstaten, moet Richtlijn 2009/48/EG worden vervangen door een verordening.

(6) Speelgoed valt ook onder Verordening (EU) 2023/988 inzake algemene productveiligheid25, die aanvullend van toepassing is op aangelegenheden die niet onder sectorspecifieke wetgeving voor consumentenproducten vallen. Met name afdeling 2 van hoofdstuk III en hoofdstuk IV inzake onlineverkoop, hoofdstuk VI inzake het systeem voor snelle waarschuwingen Safety Gate en de Safety Business Gateway en hoofdstuk VIII inzake het recht op informatie en op verhaal zijn ook van toepassing op speelgoed. Daarom bevat deze verordening geen specifieke bepalingen inzake verkoop op afstand en onlineverkoop, de melding van ongevallen door marktdeelnemers en het recht op informatie en verhaal, maar verplicht zij marktdeelnemers die informatie over de veiligheid van speelgoed verstrekken om de autoriteiten en consumenten te informeren overeenkomstig de procedures van Verordening (EU) 2023/988.

(7) In Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad26 zijn voorschriften voor de accreditatie van conformiteitsbeoordelingsinstanties en de algemene beginselen van de CE-markering vastgesteld. Die verordening moet van toepassing zijn op speelgoed opdat speelgoed dat onder het vrije verkeer van goederen binnen de Unie valt, voldoet aan vereisten die een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en veiligheid van personen, en in het bijzonder van kinderen, waarborgen.

(8) Bij Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad27 zijn gemeenschappelijke beginselen en referentiebepalingen vastgesteld die bedoeld zijn om in alle sectorale productwetgeving te worden toegepast, zodat een coherente basis voor die wetgeving wordt gelegd. Deze verordening moet derhalve voor zover mogelijk worden opgesteld in overeenstemming met die gemeenschappelijke beginselen en referentiebepalingen.

(9) In deze verordening moeten essentiële eisen voor speelgoed worden vastgesteld om voor een hoge mate van bescherming van de gezondheid en veiligheid te zorgen van kinderen die met speelgoed spelen, en om het vrije verkeer van speelgoed in de Unie te waarborgen. Deze verordening moet worden toegepast met inachtneming van het voorzorgsbeginsel.

(10) Om de toepassing van deze verordening door fabrikanten en nationale autoriteiten te vergemakkelijken, moet het toepassingsgebied duidelijk worden afgebakend. Deze verordening moet van toepassing zijn op alle producten die zijn ontworpen of bestemd om door kinderen jonger dan 14 jaar te worden gebruikt bij het spelen. Een product kan ook als speelgoed worden beschouwd als het niet uitsluitend bedoeld is om mee te spelen en nog andere functies heeft. Of een product speelwaarde heeft, hangt af van het door de fabrikant beoogde gebruik of van het gebruik van het product dat een ouder of toezichthouder redelijkerwijs kan voorzien. Tegelijkertijd moet bepaald speelgoed dat niet voor huishoudelijk gebruik bestemd is, zoals voor openbaar gebruik bestemde speeltoestellen in speeltuinen of speelautomaten, of ander speelgoed met verbrandingsmotoren of stoommachines, van het toepassingsgebied worden uitgesloten, aangezien dergelijk speelgoed risico’s voor de gezondheid en veiligheid van kinderen kan opleveren die niet in deze verordening aan de orde komen. Bovendien moet een lijst worden verstrekt van producten die met speelgoed kunnen worden verward, maar die niet als speelgoed in de zin van deze verordening worden beschouwd.

(11) Deze verordening moet van toepassing zijn op speelgoed dat nieuw is op de markt van de Unie wanneer het in de handel wordt gebracht, dat wil zeggen nieuw speelgoed dat door een in de Unie gevestigde fabrikant is vervaardigd of nieuw of tweedehands speelgoed dat wordt ingevoerd uit een derde land. De veiligheid van andere tweedehands producten valt onder Verordening (EU) 2023/988 van het Europees Parlement en de Raad28.

(12) Om de adequate bescherming van kinderen en andere personen te verzekeren, moet deze verordening van toepassing zijn op alle vormen van levering van speelgoed, met inbegrip van verkoop op afstand als bedoeld in artikel 6 van Verordening (EU) 2019/1020 van het Europees Parlement en de Raad29.

(13) Essentiële veiligheidseisen voor speelgoed moeten zorgen voor bescherming tegen alle relevante gevaren die speelgoed met zich meebrengt voor de gezondheid en veiligheid van gebruikers of derden. Specifieke veiligheidseisen moeten betrekking hebben op de fysieke en mechanische eigenschappen, ontvlambaarheid, chemische eigenschappen, elektrische eigenschappen, hygiëne en radioactiviteit om ervoor te zorgen dat kinderen adequaat worden beschermd tegen deze specifieke gevaren. Omdat er speelgoed kan bestaan of kan worden ontwikkeld dat gevaren inhoudt die niet onder een specifieke veiligheidseis vallen, moet een algemene veiligheidseis worden gehandhaafd om de bescherming van kinderen tegen dergelijk speelgoed te waarborgen. De veiligheid van speelgoed moet worden vastgesteld aan de hand van het beoogde gebruik van het product, terwijl ook redelijkerwijs te voorzien gebruik in aanmerking moet worden genomen, rekening houdend met het gedrag van kinderen, van wie gewoonlijk niet dezelfde zorgvuldigheid kan worden verwacht als van een gemiddelde volwassen gebruiker. De algemene veiligheidseis en de bijzondere veiligheidseisen moeten samen de essentiële veiligheidseisen voor speelgoed vormen.

(14) Het vertrouwen in digitale technologieën heeft geleid tot nieuwe gevaren van speelgoed. Overeenkomstig Richtlijn 2014/53/EU van het Europees Parlement en de Raad30 moet radiospeelgoed voldoen aan essentiële eisen voor de bescherming van privacy, en moet met internet verbonden speelgoed waarborgen voor cyberveiligheid en bescherming tegen fraude bevatten. Speelgoed dat artificiële intelligentie bevat, moet voldoen aan Verordening (EU) .../... [P.O. insert serial number for Regulation laying down harmonised rules on artificial intelligence]31. Daarom hoeven er geen bijzondere veiligheidseisen te worden vastgesteld met betrekking tot cyberveiligheid, bescherming van persoonsgegevens en privacy, of andere gevaren die voortvloeien uit de integratie van artificiële intelligentie in speelgoed. De bescherming van de gezondheid van kinderen moet echter niet alleen zorgen voor de afwezigheid van ziekten of lichamelijke gebreken, aangezien het gebruik van digitale technologieën risico’s voor kinderen met zich mee kan brengen die verder gaan dan hun fysieke gezondheid. Om ervoor te zorgen dat kinderen worden beschermd tegen alle risico’s die het gebruik van digitale technologieën in speelgoed met zich meebrengt, moet de algemene veiligheidseis de psychologische en geestelijke gezondheid, het welzijn en de cognitieve ontwikkeling van kinderen waarborgen.

(15) Speelgoed moet voldoen aan fysieke en mechanische eisen die voorkomen dat kinderen lichamelijk letsel oplopen als ze met speelgoed spelen en mag geen inslikkings- en verstikkingsgevaar voor kinderen opleveren. Om kinderen te beschermen tegen beschadiging van het gehoor, moeten maximumwaarden worden vastgesteld voor zowel impulsgeluid als continu geluid dat door speelgoed wordt geproduceerd. Speelgoed of onderdelen daarvan en verpakkingen ervan waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij bij normaal of te verwachten gebruik met levensmiddelen in contact komen of bestanddelen afgeven aan levensmiddelen, vallen onder Verordening (EG) nr. 1935/2004 van het Europees Parlement en de Raad32. Voorts moeten specifieke veiligheidseisen voor het potentiële specifieke gevaar van speelgoed in levensmiddelen worden vastgesteld, omdat de combinatie van speelgoed en levensmiddelen een risico van verstikking door inslikken kan veroorzaken dat zich onderscheidt van de risico’s die het speelgoed op zichzelf vertoont, en dat om die reden niet valt onder specifieke maatregelen van de Unie. Speelgoed moet ook voldoende bescherming bieden wat betreft ontvlambaarheid of elektrische eigenschappen, in het bijzonder om brandwonden of elektrische schokken te voorkomen. Bovendien moet speelgoed aan bepaalde hygiënenormen voldoen om microbiologische risico’s of andere risico’s op infectie of besmetting te voorkomen.

(16) Chemische stoffen die zijn ingedeeld als carcinogeen, mutageen of reproductietoxisch (CMR-stoffen), chemische stoffen die het hormoon- of ademhalingssysteem aantasten en chemische stoffen die giftig zijn voor een specifiek orgaan, zijn bijzonder schadelijk voor kinderen en moeten specifiek worden aangepakt in speelgoed. Gezien de essentiële rol van het hormoonsysteem tijdens de menselijke ontwikkeling, kan blootstelling aan hormoonontregelaars tijdens kritieke perioden, zoals de vroege kinderjaren, zelfs bij zeer lage doses leiden tot schadelijke effecten en de gezondheid later in het leven beïnvloeden. Inhalatieallergenen kunnen leiden tot een toename van astma bij kinderen, en neurotoxische stoffen zijn bijzonder schadelijk voor de zich ontwikkelende hersenen van kinderen, die inherent kwetsbaarder zijn voor toxische schade dan de hersenen van volwassenen. Kinderen moeten ook naar behoren worden beschermd tegen allergene stoffen en bepaalde metalen. De eisen voor chemische stoffen in Richtlijn 2009/48/EG moeten worden geactualiseerd en aangescherpt. Speelgoed moet voldoen aan de algemene wetgeving voor chemische stoffen, in het bijzonder Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad. Om kinderen, een kwetsbare groep consumenten, en andere personen beter te beschermen, moet dat rechtskader worden aangevuld met algemene verboden op het gebruik van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen, zoals ingedeeld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad33, in speelgoed. Deze algemene verboden moeten gelden voor CMR-stoffen, hormoonontregelaars, inhalatieallergenen en stoffen die schadelijk zijn voor een specifiek orgaan, zodra deze stoffen in Verordening (EG) nr. 1272/200834 als gevaarlijk zijn ingedeeld. Om de veiligheid van speelgoed te waarborgen mogen sporen van verboden stoffen uitsluitend worden aanvaard indien deze, zelfs met goede productiepraktijken, technisch onvermijdelijk zijn en het speelgoed veilig is.

(17) Om te zorgen voor flexibiliteit wanneer de veiligheid van kinderen niet in het gedrang komt en indien dit nodig is om bepaald speelgoed op de markt aan te bieden, moet het mogelijk zijn om af te wijken van de algemene verboden op chemische stoffen in speelgoed. Afwijkingen van algemene verboden waarmee het gebruik van verboden stoffen toch wordt toegestaan, moeten algemeen van toepassing zijn en mogen alleen mogelijk zijn als het gebruik van de stof in kwestie veilig wordt geacht voor kinderen, als er geen commercieel haalbare alternatieven voor de stof zijn en als het gebruik van de stof in consumentenartikelen niet verboden is krachtens Verordening (EG) nr. 1907/2006. De beoordeling van de veiligheid van de stof in speelgoed moet worden uitgevoerd door de desbetreffende wetenschappelijke comités in het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) om te zorgen voor consistentie en efficiënt gebruik van middelen bij de beoordeling van chemische stoffen in de Unie.

(18) Marktdeelnemers, brancheorganisaties of andere belanghebbende partijen moeten de mogelijkheid hebben om bij het ECHA een verzoek in te dienen voor de beoordeling van een toegestane toepassing van een bepaalde stof waarvoor een algemeen verbod geldt. Het ECHA moet het formaat en het medium voor de indiening van verzoeken om beoordeling opstellen en beschikbaar stellen. Bovendien moet het ECHA om redenen van transparantie en voorspelbaarheid technische en wetenschappelijke richtsnoeren verstrekken voor dergelijke verzoeken om beoordeling.

(19) Het gebruik van nikkel in roestvrij staal en in onderdelen die elektrische stroom overbrengen is door het Wetenschappelijk Comité voor gezondheids-, milieu- en opkomende risico’s veilig bevonden in speelgoed en moet worden toegestaan. Andere stoffen die nodig zijn om elektrische stroom over te brengen, moeten in speelgoed worden toegestaan om elektrisch speelgoed te kunnen aanbieden, mits deze stoffen volledig ontoegankelijk zijn voor een kind dat met het speelgoed speelt en daarom geen risico vormen.

(20) Aangezien batterijen onder Verordening (EU) .../... [P.O. insert serial number for Regulation on batteries and waste batteries]35 vallen, zijn de eisen betreffende chemische stoffen in speelgoed niet van toepassing op de batterijen in speelgoed. Speelgoed met batterijen moet echter zodanig zijn ontworpen dat kinderen moeilijk bij de batterijen kunnen.

(21) De bestaande grenswaarden voor bepaalde chemische stoffen en de bijbehorende testmethoden zijn geschikt gebleken voor de bescherming van kinderen tegen deze stoffen en moeten worden gehandhaafd. Om deze grenswaarden te kunnen aanpassen aan nieuwe wetenschappelijke kennis, moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om deze grenswaarden waar nodig te herzien. De grenswaarden voor arseen, cadmium, chroom VI, lood, kwik en organisch tin, die bijzonder giftig zijn en dan ook niet bewust in speelgoed mogen worden gebruikt, moeten worden vastgesteld op de helft van de waarden die door de betrokken wetenschappelijke instantie als veilig worden beschouwd, om ervoor te zorgen dat in speelgoed alleen sporen aanwezig zijn die verenigbaar zijn met een goede fabricagepraktijk.

(22) Richtlijn 2009/48/EG bevat grenswaarden voor bepaalde stoffen in speelgoed dat bestemd is voor kinderen jonger dan 36 maanden of dat bestemd is om in de mond te worden genomen. Gebleken is dat deze stoffen ook een risico vormen voor oudere kinderen, omdat zij eveneens via huidcontact of inademing aan dergelijke chemische stoffen kunnen worden blootgesteld. Deze grenswaarden moeten daarom gelden voor alle speelgoed. Sinds de vaststelling van de grenswaarden voor bisfenol A in Richtlijn 2009/48/EG zijn er nieuwe wetenschappelijke gegevens beschikbaar gekomen. De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) heeft in april 2023 de risico’s voor de volksgezondheid van blootstelling aan bisfenol A via voeding opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat blootstelling aan bisfenol A een gezondheidsprobleem vormt voor consumenten in alle leeftijdsgroepen. De EFSA heeft een nieuwe toelaatbare dagelijkse inname van bisfenol A vastgesteld die aanzienlijk lager is dan de vorige. Gezien dit wetenschappelijke bewijs, moet bisfenol A onder het algemene verbod op CMR-stoffen in speelgoed vallen.

(23) Om in geval van nieuwe wetenschappelijke kennis een adequate bescherming tegen specifieke chemische stoffen te waarborgen, moet de Commissie de bevoegdheid worden verleend om gedelegeerde handelingen tot vaststelling van specifieke grenswaarden vast te stellen voor alle chemische stoffen die in speelgoed worden gebruikt. Indien dit gerechtvaardigd is in gevallen van speelgoed met een hogere mate van blootstelling, moeten in die gedelegeerde handelingen specifieke grenswaarden worden vastgesteld voor speelgoed dat is bestemd voor gebruik door kinderen jonger dan 36 maanden en voor ander speelgoed dat bedoeld is om in de mond genomen te worden, daarbij rekening houdend met de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1935/2004 en de verschillen tussen speelgoed en materialen die in contact komen met voedsel of voorwerpen die risico’s bij oraal contact met zich meebrengen wanneer zij worden gebruikt als materiaal dat met levensmiddelen in contact komt. Geurstoffen in speelgoed brengen speciale risico’s voor de menselijke gezondheid met zich mee. Daarom moeten specifieke regels worden vastgesteld voor het gebruik van geurstoffen in speelgoed en voor de etikettering van geurstoffen. De Commissie moet de bevoegdheid worden verleend om gedelegeerde handelingen tot wijziging van deze regels vast te stellen teneinde deze te kunnen aanpassen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang.

(24) Wanneer de gevaren van speelgoed niet volledig met het ontwerp ervan kunnen worden ondervangen, moet ten aanzien van het overblijvende risico productinformatie worden verstrekt aan de personen onder wier toezicht kinderen het speelgoed gebruiken, waarbij rekening wordt gehouden met het vermogen van die personen om de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen.

(25) Om te voorkomen dat waarschuwingen worden misbruikt om de toepasselijke veiligheidseisen te omzeilen, mogen de waarschuwingen voor bepaalde categorieën speelgoed niet worden gebruikt als zij in strijd zijn met het beoogde gebruik van het speelgoed. Om ervoor te zorgen dat de personen onder wier toezicht kinderen het speelgoed gebruiken zich bewust zijn van de risico’s van het speelgoed, moeten de waarschuwingen leesbaar en zichtbaar zijn.

(26) Marktdeelnemers moeten bij het in de handel brengen of op de markt aanbieden van speelgoed verantwoordelijk optreden en aan alle toepasselijke wettelijke eisen voldoen.

(27) Om een hoge mate van bescherming van de gezondheid en veiligheid van kinderen te waarborgen en om te zorgen voor eerlijke mededinging op de interne markt, moeten de marktdeelnemers al naargelang hun respectieve rol in de toeleveringsketen de verantwoordelijkheid dragen voor de conformiteit van speelgoed met deze verordening.

(28) Omdat bepaalde taken alleen door de fabrikant kunnen worden verricht, moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de verplichtingen van de fabrikant en die van de marktdeelnemers die verderop in de distributieketen een rol spelen. Voorts moet duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de verplichtingen van de importeur en die van de distributeur, aangezien de importeur speelgoed uit derde landen in de Unie in de handel brengt. De importeur moet waarborgen dat dit speelgoed aan de toepasselijke eisen van de Unie voldoet.

(29) Om de communicatie tussen marktdeelnemers, markttoezichtautoriteiten en consumenten of andere eindgebruikers te vergemakkelijken, moeten fabrikanten en importeurs naast het postadres ook een website, e-mailadres of een andere manier om digitaal contact op te nemen, vermelden.

(30) De fabrikant, die beschikt over gedetailleerde kennis van het ontwerp- en productieproces, is verantwoordelijk voor de overeenstemming van het speelgoed met de eisen van deze verordening en is in de beste positie om de volledige conformiteitsbeoordelingsprocedure voor speelgoed uit te voeren. De verplichting om een conformiteitsbeoordeling uit te voeren, moet daarom uitsluitend op de fabrikant blijven rusten.

(31) Om het voor fabrikanten gemakkelijker te maken hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening na te leven, moet het fabrikanten worden toegestaan een gemachtigde aan te wijzen om namens hen specifieke taken uit te voeren. Teneinde een duidelijke en evenredige verdeling van de taken tussen de fabrikant en de gemachtigde te waarborgen, moet bovendien een lijst van taken worden opgesteld waarmee fabrikanten de gemachtigde kunnen belasten. Om ervoor te zorgen dat deze verordening afdwingbaar is en wordt nageleefd, moet, wanneer een buiten de Unie gevestigde fabrikant een gemachtigde aanwijst, het mandaat bovendien de in artikel 4 van Verordening (EU) 2019/1020 vermelde taken omvatten.

(32) Marktdeelnemers die een rol vervullen in de toeleverings- en distributieketen, moeten passende maatregelen nemen om te waarborgen dat het speelgoed dat zij in de handel brengen onder normale en redelijkerwijs te voorziene gebruiksomstandigheden geen gevaar vormt voor de veiligheid en de gezondheid van kinderen, en dat zij uitsluitend speelgoed op de markt aanbieden dat aan de desbetreffende Uniewetgeving voldoet.

(33) Er moet worden gewaarborgd dat speelgoed dat vanuit derde landen de markt van de Unie binnenkomt, aan alle toepasselijke eisen van de Unie voldoet, en met name dat de fabrikanten adequate conformiteitsbeoordelingsprocedures met betrekking tot dit speelgoed hebben uitgevoerd. Importeurs moeten er daarom op toezien dat het speelgoed dat zij in de handel brengen aan de toepasselijke eisen voldoet, dat conformiteitsbeoordelingsprocedures zijn uitgevoerd en dat de productmarkering en de door de fabrikanten opgestelde documenten ter beschikking staan van de bevoegde markttoezichtautoriteiten.

(34) Wanneer importeurs speelgoed in de handel brengen, moeten zij hun naam en contactadres op het speelgoed vermelden. Er moet worden voorzien in uitzonderingen hierop wanneer een dergelijke vermelding door de omvang of aard van het speelgoed niet mogelijk is, bijvoorbeeld wanneer de importeur de verpakking zou moeten openen om zijn naam en adres op het product aan te brengen. In dergelijke gevallen moeten de naam en het adres op de verpakking of in een begeleidend document worden vermeld.

(35) Wanneer de distributeur speelgoed pas op de markt aanbiedt nadat het speelgoed door de fabrikant of de importeur in de handel is gebracht, moet hij de nodige zorgvuldigheid in acht nemen om ervoor te zorgen dat de wijze waarop hij met het speelgoed omgaat geen negatieve invloed heeft op de overeenstemming van het speelgoed met deze verordening.

(36) Omdat distributeurs en importeurs dicht bij de markt staan, moeten zij worden betrokken bij de markttoezichttaken van de bevoegde nationale autoriteiten en moeten zij worden verplicht actief medewerking te verlenen en die autoriteiten alle nodige informatie over het betrokken speelgoed te verstrekken.

(37) Wanneer marktdeelnemers speelgoed onder hun eigen naam of handelsmerk in de handel brengen of speelgoed zodanig wijzigen dat de conformiteit met de toepasselijke eisen van deze verordening in het gedrang kan komen, moeten zij als fabrikanten worden beschouwd en de verplichtingen van fabrikanten op zich nemen.

(38) Het markttoezicht wordt eenvoudiger en doeltreffender wanneer gewaarborgd wordt dat speelgoed in de hele toeleveringsketen traceerbaar is. Een efficiënt traceringssysteem verlicht de taak van de markttoezichtautoriteiten om na te gaan welke marktdeelnemers niet-conform speelgoed op de markt hebben aangeboden.

(39) Om de beoordeling van de conformiteit met de eisen van deze verordening te vergemakkelijken, moet worden voorzien in een vermoeden van conformiteit voor speelgoed dat voldoet aan de overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad36 vastgestelde en in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt geharmoniseerde normen.

(40) Bij gebrek aan relevante geharmoniseerde normen moet de Commissie de bevoegdheid worden verleend om uitvoeringshandelingen tot vaststelling van de gemeenschappelijke specificaties voor de essentiële eisen van deze verordening vast te stellen, mits zij daarbij de rol en de functies van de normalisatie-instellingen naar behoren eerbiedigt, als uitzonderlijke noodoplossing om de fabrikant te helpen voldoen aan zijn verplichting om de essentiële eisen na te leven, wanneer het normalisatieproces stilligt of wanneer er vertraging optreedt bij het opstellen van passende geharmoniseerde normen.

(41) De CE-markering, waarmee de conformiteit van speelgoed wordt aangegeven, is de zichtbare uitkomst van een uitgebreid proces van conformiteitsbeoordeling. In Verordening (EG) nr. 765/2008 zijn algemene beginselen betreffende de CE-markering vastgesteld. In deze verordening moeten specifieke voorschriften worden vastgesteld voor het aanbrengen van de CE-markering op speelgoed. Met deze voorschriften moet ervoor worden gezorgd dat de CE-markering voldoende zichtbaar is om zo het markttoezicht op speelgoed te vergemakkelijken.

(42) Fabrikanten moeten een productpaspoort aanmaken om informatie te verstrekken over de conformiteit van speelgoed met deze verordening en met alle andere wetgeving van de Unie die op speelgoed van toepassing is. Het productpaspoort moet de EU-conformiteitsverklaring van Richtlijn 2009/48/EG vervangen en de elementen bevatten die nodig zijn om de conformiteit van het speelgoed met de toepasselijke eisen en geharmoniseerde normen of andere specificaties te beoordelen. Om de controles van speelgoed door markttoezichtautoriteiten te vergemakkelijken en de actoren in de toeleveringsketen en de consumenten toegang te geven tot informatie over speelgoed, moet de informatie in het productpaspoort digitaal en op rechtstreeks toegankelijke wijze worden verstrekt via een gegevensdrager die op het speelgoed, de verpakking ervan of de begeleidende documentatie is aangebracht. Markttoezichtautoriteiten, douaneautoriteiten, marktdeelnemers en consumenten moeten via de gegevensdrager rechtstreeks toegang hebben tot de informatie over het speelgoed.

(43) Om dubbele investeringen in digitalisering door alle betrokken actoren, met inbegrip van fabrikanten, markttoezichtautoriteiten en douaneautoriteiten, te voorkomen, moet, wanneer andere Uniewetgeving een productpaspoort voor speelgoed voorschrijft, één productpaspoort beschikbaar zijn dat de krachtens deze verordening en de andere Uniewetgeving vereiste informatie bevat. Bovendien moet het productpaspoort volledig interoperabel zijn met elk productpaspoort dat op grond van andere Uniewetgeving is vereist.

(44) Met name worden in Verordening (EU) .../... [P.O. insert serial number for the Regulation on ecodesign requirements for sustainable products] van het Europees Parlement en de Raad37 ook vereisten en technische specificaties vastgesteld voor een productpaspoort, de oprichting van een centraal register van de Commissie waar paspoortinformatie wordt opgeslagen en de verbinding van dat register met de IT-systemen van de douane. Die verordening zou op middellange termijn ook van toepassing kunnen worden op speelgoed, zodat een productpaspoort voor speelgoed vereist is. Daarom moet het in de toekomst mogelijk zijn om in het productpaspoort preciezere informatie op te nemen, in het bijzonder informatie met betrekking tot milieuduurzaamheid, zoals de ecologische voetafdruk van een product, informatie die nuttig is voor recyclingdoeleinden, de gerecyclede inhoud van een bepaald materiaal, informatie over de toeleveringsketen en andere soortgelijke informatie. Het productpaspoort voor speelgoed dat in het kader van deze verordening wordt aangemaakt, moet daarom voldoen aan dezelfde voorschriften en technische elementen als die welke zijn vastgesteld in Verordening (EU) …/… [P.O. insert serial number for the Regulation on ecodesign requirements for sustainable products], met inbegrip van de technische, semantische en organisatorische aspecten van eind-tot-eindcommunicatie en gegevensoverdracht.

(45) Aangezien het productpaspoort de EU-conformiteitsverklaring moet vervangen, is het van cruciaal belang dat duidelijk wordt gemaakt dat de fabrikant met het opstellen van het productpaspoort voor speelgoed en het aanbrengen van de CE-markering verklaart dat het speelgoed aan de eisen van deze verordening voldoet en de volledige verantwoordelijkheid daarvoor op zich neemt.

(46) Wanneer andere informatie dan de voor het productpaspoort vereiste elementen digitaal wordt verstrekt, moet worden verduidelijkt dat de verschillende soorten informatie afzonderlijk en duidelijk van elkaar gescheiden, maar op één gegevensdrager, moeten worden verstrekt. Dit zal het werk van de markttoezichtautoriteiten vergemakkelijken, maar consumenten ook duidelijkheid verschaffen over de verschillende soorten informatie die voor hen in een digitaal formaat beschikbaar zijn.

(47) Hoofdstuk VII van Verordening (EU) 2019/1020, waarin de voorschriften voor de controles op producten die de markt van de Unie binnenkomen zijn vastgelegd, is van toepassing op speelgoed. De met controles belaste autoriteiten, die in bijna alle lidstaten de douaneautoriteiten zijn, moeten deze controles uitvoeren op basis van een risicoanalyse als bedoeld in de artikelen 46 en 47 van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad38, de bijbehorende uitvoeringswetgeving en de desbetreffende richtsnoeren. Deze verordening houdt derhalve geen enkele wijziging in van hoofdstuk VII van Verordening (EU) 2019/1020 en van de wijze waarop de autoriteiten die belast zijn met de controles van producten die de markt van de Unie binnenkomen, zichzelf organiseren en hun activiteiten uitvoeren.

(48) In aanvulling op het bij hoofdstuk VII van Verordening (EU) 2019/1020 ingestelde controlekader, moeten de douaneautoriteiten automatisch kunnen controleren of er een productpaspoort bestaat voor ingevoerd speelgoed dat onder deze verordening valt, teneinde de controles aan de buitengrenzen van de Unie te versterken en te voorkomen dat niet-conform speelgoed de markt van de Unie binnenkomt.

(49) Wanneer speelgoed uit derde landen onder de douaneregeling voor het vrije verkeer wordt geplaatst, moet de marktdeelnemer het kenmerk van een productpaspoort voor dat speelgoed ter beschikking van de douaneautoriteiten stellen. Het kenmerk van het productpaspoort moet overeenkomen met een unieke productidentificatiecode die is opgeslagen in het overeenkomstig artikel 12 van [P.O. insert serial number for Regulation (EU) …/… on Ecodesign Requirements for Sustainable Products] opgezette register van productpaspoorten (het “register”). De douaneautoriteiten moeten het voor dat speelgoed ingediende productpaspoort automatisch verifiëren, zodat alleen speelgoed met een geldige verwijzing naar een in het register opgenomen unieke productidentificatiecode in het vrije verkeer wordt gebracht. Voor deze automatische verificatie moet gebruik worden gemaakt van de koppeling tussen het register en de IT-systemen van de douane, zoals bepaald in [Article 13 of Regulation (EU) …/… on ecodesign requirements for sustainable products].

(50) Wanneer andere informatie dan de unieke productidentificatiecode en de unieke identificatiecode voor marktdeelnemers wordt opgeslagen in het register, moet de Commissie bevoegd zijn om in een gedelegeerde handeling te bepalen dat de douaneautoriteiten de samenhang tussen deze aanvullende informatie en de informatie die de marktdeelnemer aan de douane ter beschikking stelt, mogen verifiëren om na te gaan of het speelgoed dat onder de douaneregeling voor het in het vrije verkeer brengen is geplaatst aan deze verordening voldoet.

(51) Met de informatie uit het productpaspoort kunnen de douaneautoriteiten het risicobeheer verbeteren en vergemakkelijken, en kan worden gezorgd voor beter gerichte controles aan de buitengrenzen van de Unie. Derhalve moeten de douaneautoriteiten de in het productpaspoort en het register opgenomen informatie kunnen opzoeken en gebruiken voor het uitvoeren van hun taken in overeenstemming met de Uniewetgeving, onder andere voor risicobeheer overeenkomstig Verordening (EU) nr. 952/2013.

(52) Het is passend om te voorzien in de bekendmaking van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie met vermelding van de datum waarop de koppeling tussen het register en het in artikel 13 van [P.O. insert serial number for Regulation (EU) …/… on Ecodesign Requirements for Sustainable Products] bedoelde douane-éénloketsysteem van de Europese Unie voor de uitwisseling van certificaten operationeel wordt, teneinde de toegang van het publiek tot die informatie te vergemakkelijken.

(53) De automatische verificatie door de douane van het kenmerk van het productpaspoort voor speelgoed dat de markt van de Unie binnenkomt, mag de verantwoordelijkheden van de markttoezichtautoriteiten niet vervangen of wijzigen, maar moet alleen dienen als aanvulling op het algemene kader voor controles op producten die de markt van de Unie binnenkomen. Verordening (EU) 2019/1020 moet van toepassing blijven op speelgoed, zodat de markttoezichtautoriteiten in overeenstemming met die verordening controles van de informatie in productpaspoorten en controles op speelgoed op de markt uitvoeren en, in geval van opschorting van het in het vrije verkeer brengen door de autoriteiten die zijn aangewezen voor controles aan de buitengrenzen van de Unie, de conformiteit en risico’s van speelgoed overeenkomstig hoofdstuk VII van Verordening (EU) 2019/1020 vaststellen.

(54) Kinderen worden dagelijks blootgesteld aan een groot aantal verschillende chemische stoffen uit verschillende bronnen. Er is aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het opvullen van een aantal lacunes in de kennis over de weerslag van de gecombineerde effecten van die chemische stoffen. De veiligheid van chemische stoffen wordt echter doorgaans beoordeeld via een beoordeling van afzonderlijke stoffen en in sommige gevallen van mengsels die opzettelijk zijn toegevoegd voor specifieke toepassingen. Om kinderen zo goed mogelijk te beschermen, moeten algemene verboden worden ingevoerd op de schadelijkste stoffen in speelgoed, zodat kinderen er niet aan worden blootgesteld. Bij de specifieke grenswaarden voor chemische stoffen in speelgoed moet rekening worden gehouden met gecombineerde blootstelling uit verschillende bronnen aan dezelfde chemische stof. Bovendien moeten fabrikanten worden verplicht om de diverse mogelijke gevaren van speelgoed te analyseren, de potentiële blootstelling aan deze gevaren te beoordelen, en bij de beoordeling van de chemische gevaren rekening te houden met bekende cumulatieve of synergetische effecten van de chemische stoffen in het speelgoed, om ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de risico’s van gelijktijdige blootstelling aan meerdere chemische stoffen. Verder moet speelgoed voldoen aan de algemene wetgeving voor chemische stoffen, in het bijzonder Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad; deze verordening houdt geen wijziging in van de verplichtingen inzake de beoordeling van de veiligheid van de chemische stoffen of mengsels zelf, die overeenkomstig die verordening van toepassing kunnen zijn.

(55) Fabrikanten moeten de technische documentatie opstellen waarin alle relevante aspecten van speelgoed worden beschreven, inclusief de veiligheidsbeoordeling van alle mogelijke gevaren van het speelgoed en hoe deze zijn aangepakt, zodat de markttoezichtautoriteiten hun taken efficiënt kunnen uitvoeren. De fabrikant moet worden verplicht deze technische documentatie op verzoek aan de nationale autoriteiten of in het kader van de relevante conformiteitsbeoordelingsprocedure aan aangemelde instanties te verstrekken.

(56) Om ervoor te zorgen dat speelgoed aan de essentiële eisen voldoet, moeten passende conformiteitsbeoordelingsprocedures voor fabrikanten worden vastgesteld. Interne productiecontrole, waarbij de fabrikant zelf verantwoordelijk is voor de conformiteitsbeoordeling, is doeltreffend wanneer de fabrikant heeft voldaan aan de geharmoniseerde normen waarvan de referentie in het Publicatieblad van de Europese Unie is bekendgemaakt, of aan gemeenschappelijke specificaties die alle veiligheidseisen voor het speelgoed dekken. Wanneer dergelijke geharmoniseerde normen of gemeenschappelijke specificaties niet bestaan, moet het speelgoed aan verificatie door derde partijen, in dit geval EU-typeonderzoek, worden onderworpen. Hetzelfde moet gelden wanneer deze norm(en) met een beperking in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt of wanneer de fabrikant dergelijke normen of specificaties niet of niet volledig heeft nageleefd. De fabrikant moet het speelgoed aan EU-typeonderzoek onderwerpen wanneer hij van mening is dat de aard, het ontwerp, de constructie of het doel van het speelgoed verificatie door derden noodzakelijk maakt.

(57) Omdat ervoor moet worden gezorgd dat de conformiteitsbeoordelingsinstanties voor speelgoed in de hele Unie een uniform hoog prestatieniveau hebben, en omdat al deze instanties hun functies op hetzelfde niveau en onder eerlijke concurrentievoorwaarden moeten uitoefenen, moeten eisen worden vastgesteld voor conformiteitsbeoordelingsinstanties die willen worden aangemeld met het oog op het verlenen van conformiteitsbeoordelingsdiensten uit hoofde van deze verordening.

(58) Wanneer een conformiteitsbeoordelingsinstantie aantoont dat een product voldoet aan de in geharmoniseerde normen vastgelegde criteria, moet het worden geacht te voldoen aan de overeenkomstige eisen van deze verordening.

(59) Het in deze verordening beschreven systeem moet worden aangevuld met het accreditatiesysteem van Verordening (EG) nr. 765/2008. Aangezien accreditatie een essentieel middel is om de bekwaamheid van conformiteitsbeoordelingsinstanties te verifiëren, moet zij worden gebruikt voor doeleinden van aanmelding. In het bijzonder moet transparante accreditatie, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 765/2008, waarmee het nodige vertrouwen in conformiteitscertificaten wordt gewaarborgd, het enige middel zijn om de technische bekwaamheid van conformiteitsbeoordelingsinstanties aan te tonen.

(60) Conformiteitsbeoordelingsinstanties besteden veelal een deel van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten uit of maken gebruik van een ondergeschikte instantie. Om het beschermingsniveau te kunnen garanderen dat nodig is om speelgoed in de handel te kunnen brengen, is het essentieel dat onderaannemers en ondergeschikte instanties bij de uitvoering van conformiteitsbeoordelingstaken aan dezelfde eisen voldoen als aangemelde instanties. Daarom is het belangrijk dat ook de activiteiten die door onderaannemers en ondergeschikte instanties worden verricht, worden betrokken in de beoordeling van de bekwaamheid en de prestaties van instanties die worden aangemeld en in het toezicht op reeds aangemelde instanties. In het bijzonder moet worden vermeden dat er dusdanig veel gebruik wordt gemaakt van ondergeschikte instanties en onderaannemers dat afbreuk wordt gedaan aan de bekwaamheid van de aangemelde instantie of het toezicht op haar door de aanmeldende autoriteit.

(61) Om bij de uitvoering van de conformiteitsbeoordeling van speelgoed een samenhangend kwaliteitsniveau te kunnen waarborgen, moeten niet alleen de eisen voor conformiteitsbeoordelingsinstanties die willen worden aangemeld worden versterkt, maar moeten tegelijkertijd eisen worden vastgesteld voor de aanmeldende autoriteiten en andere instanties die bij de beoordeling en aanmelding van en bij het toezicht op aangemelde instanties betrokken zijn.

(62) Omdat aangemelde instanties hun diensten in de gehele Unie kunnen aanbieden, moeten de andere lidstaten en de Commissie in staat worden gesteld bezwaren in te brengen tegen een aangemelde instantie. Daarom is het belangrijk om te voorzien in een periode waarin eventuele twijfels of bedenkingen omtrent de bekwaamheid van conformiteitsbeoordelingsinstanties kunnen worden weggenomen voordat zij als aangemelde instantie gaan functioneren. De Commissie moet door middel van uitvoeringshandelingen de aanmeldende lidstaat verzoeken de nodige corrigerende maatregelen te nemen ten aanzien van een aangemelde instantie die niet aan de aanmeldingseisen voldoet.

(63) Met het oog op het concurrentievermogen is het cruciaal dat de aangemelde instanties bij de toepassing van de conformiteitsbeoordelingsprocedures geen onnodige lasten voor marktdeelnemers creëren. Om dezelfde reden, en om een gelijke behandeling van de marktdeelnemers te waarborgen, moet bij de technische uitvoering van de conformiteitsbeoordelingsprocedures worden gezorgd voor consistentie. Dit kan het best worden bereikt door passende coördinatie en samenwerking tussen de aangemelde instanties. Bij deze coördinatie en samenwerking moeten de mededingingsregels van de Unie worden nageleefd.

(64) Markttoezicht is een essentieel hulpmiddel, aangezien het een juiste en eenvormige toepassing van de Uniewetgeving waarborgt. Verordening (EU) 2019/1020 stelt het kader vast voor het markttoezicht op producten die onder de harmonisatiewetgeving van de Unie vallen, waaronder speelgoed. Aangezien deze verordening Richtlijn 2009/48/EG vervangt, blijft speelgoed onderworpen aan de in Verordening (EU) 2019/1020 vastgestelde voorschriften inzake markttoezicht en controles van producten die de markt van de Unie binnenkomen, met inbegrip van het in artikel 4 van die verordening vastgestelde specifieke voorschrift dat speelgoed alleen in de handel mag worden gebracht als een in de Unie gevestigde marktdeelnemer is belast met de in dat artikel bedoelde taken. Daarom moeten de lidstaten markttoezicht op speelgoed organiseren en uitvoeren overeenkomstig die verordening.

(65) Richtlijn 2009/48/EG omvat een vrijwaringsprocedure die de Commissie en andere lidstaten in staat stelt te onderzoeken of een maatregel van een lidstaat tegen door de lidstaat niet-conform geacht speelgoed gerechtvaardigd is. Deze procedure waarborgt dat belanghebbenden op de hoogte worden gebracht van voorgenomen maatregelen tegen speelgoed dat een risico voor de gezondheid of veiligheid van personen vormt en dat dergelijk speelgoed consequent wordt behandeld door alle markttoezichtautoriteiten op de markt van de Unie. Deze procedure moet daarom worden behouden.

(66) Indien de lidstaten en de Commissie het erover eens zijn dat een maatregel van een lidstaat gerechtvaardigd is, is nadere betrokkenheid van de Commissie hierbij niet nodig. Wanneer er bezwaren zijn tegen een dergelijke maatregel, moet de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen bepalen of een nationale maatregel met betrekking tot speelgoed gerechtvaardigd is.

(67) Uit de ervaring met Richtlijn 2009/48/EG is gebleken dat nieuw speelgoed op de markt, dat aan de toepasselijke bijzondere veiligheidseisen voldeed toen het in de handel werd gebracht, in specifieke gevallen een risico voor kinderen heeft opgeleverd en daarom niet aan de algemene veiligheidseis voldoet. Er moeten bepalingen worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat markttoezichtautoriteiten maatregelen kunnen nemen tegen speelgoed dat een risico vormt voor kinderen, ook al voldoet het aan de bijzondere veiligheidseisen. De Commissie moet door middel van uitvoeringshandelingen bepalen of een nationale maatregel met betrekking tot conform speelgoed dat volgens een lidstaat een risico vormt voor de gezondheid en de veiligheid van kinderen of andere personen, gerechtvaardigd is.

(68) Teneinde rekening te kunnen houden met de technische en wetenschappelijke vooruitgang of met nieuw wetenschappelijk bewijs, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen tot wijziging van deze verordening vast te stellen teneinde de specifieke waarschuwingen die op speelgoed moeten worden aangebracht aan te passen, om specifieke eisen betreffende chemische stoffen in speelgoed vast te stellen en om afwijkingen toe te staan voor specifieke toepassingen in speelgoed van stoffen waarvoor een algemeen verbod geldt.

(69) Teneinde rekening te kunnen houden met de technische en wetenschappelijke vooruitgang en met de mate van digitale paraatheid van de markttoezichtautoriteiten en van kinderen en hun toezichthouders, moet aan de Commissie ook de bevoegdheid worden gedelegeerd om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen tot wijziging van deze verordening vast te stellen ten aanzien van de informatie die moet worden opgenomen in het productpaspoort en de informatie die moet worden opgenomen in het register van productpaspoorten.

(70) Teneinde het werk van de douaneautoriteiten met betrekking tot speelgoed en de naleving van de in deze verordening gestelde eisen te vergemakkelijken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen tot aanvulling van deze verordening vast te stellen waarin wordt bepaald welke door de douaneautoriteiten te controleren aanvullende informatie in het register moet worden opgeslagen en waarmee de lijst van goederencodes en productomschrijvingen die overeenkomstig deze verordening voor douanecontroles moeten worden gebruikt op basis van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van het Europees Parlement en de Raad39 wordt gewijzigd.

(71) Bij het vaststellen van gedelegeerde handelingen krachtens deze verordening is het van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen plaatsvinden in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven40. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.

(72) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om de gedetailleerde technische vereisten voor het productpaspoort voor speelgoed vast te stellen en om te bepalen of een specifiek product of een groep producten voor de toepassing van deze verordening als speelgoed moet worden beschouwd. In uitzonderlijke gevallen waarin nieuwe risico’s moeten worden ondervangen die niet afdoende worden beperkt door de bijzondere veiligheidseisen, moet de Commissie de bevoegdheid worden verleend om uitvoeringshandelingen vast te stellen met specifieke maatregelen tegen op de markt aangeboden speelgoed of categorieën speelgoed die een risico voor kinderen inhouden. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad41.

(73) De lidstaten moeten voorzien in sancties voor schendingen van deze verordening. Die sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(74) Om fabrikanten en andere marktdeelnemers voldoende tijd te gunnen om zich aan de in deze verordening vastgelegde eisen aan te passen, moet worden voorzien in een overgangsperiode waarin speelgoed dat voldoet aan Richtlijn 2009/48/EG in de handel mag worden gebracht. Daarnaast moet de periode waarin speelgoed dat reeds in overeenstemming met die richtlijn in de handel is gebracht nog op de markt mag worden aangeboden nadat deze verordening van toepassing is geworden, worden beperkt.

(75) Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk het waarborgen van een hoog veiligheidsniveau voor speelgoed om de veiligheid en gezondheid van kinderen en de werking van de interne markt te waarborgen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.