Overwegingen bij COM(2023)495 - Wijziging van Verordening (EU) 2023/194 tot vaststelling, voor 2023, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot vaststelling, voor 2023 en 2024, van dergelijke vangstmogelijkheden voor bepaalde diepzeevisbestanden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1)In Verordening (EU) 2023/194 van de Raad 5 zijn voor 2023 voor bepaalde visbestanden de vangstmogelijkheden vastgesteld die in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn.

(2)Bij Verordening (EU) 2023/194, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2023/1324 van de Raad 6 , is een voorlopige totale toegestane vangst (TAC) vastgesteld voor ansjovis in de deelgebieden 9 en 10 van de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) en de wateren van de Unie van sector 34.1.1 van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf) voor de periode van 1 juli tot en met 30 september 2023, in afwachting van het wetenschappelijk advies van de ICES voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024, waardoor de visserij op dat bestand kan worden voortgezet. Naar aanleiding van de bekendmaking van dat advies 7 op 21 juni 2023, moet de definitieve TAC voor de periode van 1 juli 2023 tot en met 30 juni 2024 worden vastgesteld op 20 555 ton, overeenkomstig dat advies.

(3)Verordening (EU) 2023/194 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(4)Gezien de urgentie om de onderbreking in de visserijactiviteiten te voorkomen, moet deze verordening in werking treden op de datum van de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie,

(5)De TAC voor ansjovis in de ICES-deelgebieden 9 en 10 en in de wateren van de Unie van Cecaf-sector 34.1.1 moet van toepassing zijn met ingang van 1 juli 2023. Een dergelijke toepassing met terugwerkende kracht doet geen afbreuk aan de beginselen van rechtszekerheid en bescherming van het gewettigd vertrouwen aangezien de betrokken vangstmogelijkheden door de wijziging worden verhoogd,