Overwegingen bij COM(2023)569 - Intrekking van Uitvoeringsbesluit 2022/2459 betreffende de toepassing van hogere visumleges ten aanzien van Gambia

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De samenwerking met Gambia op het gebied van overname werd overeenkomstig artikel 25 bis, lid 2, van Verordening (EG) nr. 810/2009 beoordeeld en onvoldoende bevonden. Gezien de stappen die door de Commissie zijn ondernomen om de samenwerking en de algemene betrekkingen van de Unie met Gambia te verbeteren, gold de medewerking die Gambia de Unie verleent op het gebied van overname als onvoldoende en moesten er bijgevolg maatregelen door de Unie worden getroffen.

(2) Bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad6 is de toepassing van een aantal bepalingen van Verordening (EG) nr. 810/2009 tijdelijk opgeschort ten aanzien van onderdanen van Gambia.

(3) Uit de beoordeling van de samenwerking met Gambia op het gebied van overname na de vaststelling van Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 is gebleken dat er geen significante verbeteringen hebben plaatsgevonden, aangezien de samenwerking op het gebied van identificatie, afgifte van reisdocumenten en terugkeeroperaties nog steeds problematisch is. Ondanks enige beperkte vooruitgang bleef de samenwerking op het gebied van overname ontoereikend en waren er nog aanzienlijke en duurzame verbeteringen nodig. Derhalve zijn bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2459 van de Raad7 de visumleges voor onderdanen van Gambia verhoogd.

(4) Uit de permanente beoordeling door de Commissie van de medewerking van Gambia op het gebied van overname na Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2459 blijkt dat een aanzienlijke en duurzame verbetering van de samenwerking op het gebied van overname kan worden vastgesteld met betrekking tot de organisatie van terugkeervluchten en -operaties. Daarom is het niet langer nodig een verhoging van de visumleges toe te passen op onderdanen van Gambia en moet Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2459 worden ingetrokken.

(5) Uit de permanente beoordeling door de Commissie van de samenwerking op het gebied van overname door Gambia blijkt ook dat de samenwerking met Gambia op het gebied van overname wat betreft de bijstand die wordt verleend bij de identificatie van Gambiaanse onderdanen die illegaal op het grondgebied van alle lidstaten verblijven, de tijdige afgifte van reisdocumenten en de capaciteit en frequentie van chartervluchten nog steeds niet volstaat om een duurzame vermindering van het aantal Gambiaanse onderdanen dat illegaal in de lidstaten verblijft, mogelijk te maken. Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1781 van de Raad blijft derhalve van kracht.

(6) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van dit besluit en is dit niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Aangezien dit besluit voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over dit besluit of het dit in zijn interne recht zal omzetten.

(7) Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad8. Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit besluit is niet bindend voor, noch van toepassing op Ierland.

(8) Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis9 die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad10.

(9) Wat Zwitserland betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis11 die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad12.

(10) Wat Liechtenstein betreft, vormt dit besluit een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis13 die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt B, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad14.

(11) Dit besluit vormt een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003 en artikel 4, lid 2, van de Toetredingsakte van 2005.