Overwegingen bij COM(2023)687 - Standpunt EU tijdens de 5e vergadering van de ad-hoccommissie juridische zaken en internationale samenwerking van de OTIF

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De Unie is toegetreden tot het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer van 9 mei 1980, zoals gewijzigd bij het Protocol van Vilnius van 3 juni 1999 (“Cotif”), overeenkomstig Besluit 2013/103/EU van de Raad9 en de Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Intergouvernementele Organisatie voor het internationale spoorwegvervoer (OTIF) tot toetreding van de Europese Unie tot het Cotif.

(2) Overeenkomstig artikel 2 van haar reglement van orde heeft de ad-hoccommissie juridische zaken en internationale samenwerking van de OTIF (hierna “de commissie”) de opdracht gekregen om: a) ontwerpen van wijzigingen van of aanvullingen op het verdrag op te stellen; b) juridisch advies te verstrekken op eigen initiatief of op verzoek van de in artikel 13, § 1 en 2, van het verdrag bedoelde organen of op verzoek van door die organen opgerichte organen; c) de werking en de uitvoering van het verdrag te bevorderen en te vergemakkelijken; d) toezicht te houden op rechtsinstrumenten en die te beoordelen; e) besluiten te nemen over de samenwerking met andere internationale organisaties en verenigingen, met inbegrip van de oprichting en ontbinding van raadgevende contactgroepen met andere internationale organisaties en verenigingen en het toezicht op de werking van contactgroepen.

(3) De Unie neemt aan de commissie deel overeenkomstig de bepalingen van het Cotif, het reglement van orde van de commissie en de Overeenkomst tot toetreding van de Unie tot het Cotif.

(4) Tijdens haar 5e vergadering, die plaatsvindt van 7 tot en met 9 november 2023, wordt van de commissie verwacht dat zij een besluit neemt over een juridisch advies over de toepassing van Cotif aanhangsel E op dienstvoorzieningen; mogelijke opties voor de wijziging van Cotif aanhangsel B om het gebruik van de elektronische vrachtbrief (spoor) te vergemakkelijken; bepaalde aspecten van het opstellen van een langetermijnstrategie voor de OTIF; mogelijke opties voor de wijziging van het Cotif aangaande de opschorting en beëindiging van het Cotif en/of het lidmaatschap van de OTIF ten aanzien van een specifiek OTIF-lid; de opstelling van een aanbeveling over het gebruik van elektronische handtekeningen in de officiële communicatie tussen de OTIF en haar leden; de ontwikkeling van een auteursrechtenbeleid en de opstelling van richtsnoeren voor de bescherming van de naam, de afkorting en het logo van de OTIF; en de verduidelijking van de term “deskundige” met het oog op de betrokkenheid van belanghebbenden bij haar activiteiten.

(5) Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie moet worden ingenomen tijdens de 5e vergadering van de commissie, omdat de Unie lid is van de OTIF en de door de commissie te nemen besluiten kunnen leiden tot de vaststelling van handelingen die bindend zijn uit hoofde van het internationaal recht en een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van de EU-wetgeving, namelijk: Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte10, Verordening (EU) 2020/1056 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2020 inzake elektronische informatie over goederenvervoer11 en Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG12.

(6) Van de commissie wordt verwacht dat zij een juridisch advies uitbrengt over de toepassing van de Uniforme Regelen betreffende de overeenkomst inzake het gebruik van de infrastructuur bij internationaal spoorwegvervoer (UR CUI, Cotif aanhangsel E) op dienstvoorzieningen. Er moet een geharmoniseerde en complementaire interpretatie worden gewaarborgd tussen die regels en de wetgeving die van toepassing is in de leden van de OTIF met betrekking tot die dienstvoorzieningen, met name, wat de Unie betreft, Richtlijn 2012/34/EU.

(7) De bestaande bepalingen van het Cotif staan het gebruik van de elektronische vrachtbrief toe op basis van het beginsel van functionele gelijkwaardigheid met de papieren versie. Met het oog op de verdere digitalisering van het vervoer moet de geschiktheid van het rechtskader van de OTIF worden geëvalueerd en moeten mogelijke opties voor de wijziging van het Cotif worden overwogen teneinde het gebruik van de elektronische vrachtbrief (spoor) te bevorderen, rekening houdend met de op EU-niveau vastgestelde regels zoals bepaald in Verordening (EU) 2020/1056.

(8) Wat de strategische ontwikkeling van de OTIF betreft, is het belangrijk te verzekeren dat de secretaris-generaal verder advies en richtsnoeren krijgt over de uitwerking van een langetermijnstrategie voor de OTIF, die ter overweging en goedkeuring moet worden voorgelegd tijdens de volgende gewone zitting van de Algemene Vergadering van de OTIF.

(9) Gezien de recente geopolitieke spanningen in de pan-Europese regio wordt van de commissie verwacht dat zij de besprekingen hervat over de opschorting en beëindiging van het Cotif en/of het lidmaatschap van de OTIF ten aanzien van een bepaalde lidstaat. Er moet worden gewaarborgd dat de Cotif-regels inzake opschorting en beëindiging van verdragen en het lidmaatschap, met inbegrip van de beperking van bepaalde rechten, naar behoren worden herzien, en er moet worden besloten of het Cotif moet worden gewijzigd om de integriteit van de organisatie en van het netwerk van de leden van de OTIF beter te beschermen en om de verwezenlijking van de doelstelling van de OTIF om het internationale spoorwegverkeer in alle opzichten te bevorderen, te verbeteren en te vergemakkelijken, beter te ondersteunen.

(10) De ontwikkeling van elektronische communicatie vereist bepaalde administratieve bijwerkingen en moderniseringen om een veilig en betrouwbaar gebruik van elektronische handtekeningen in de officiële communicatie tussen de OTIF en haar leden te waarborgen. Het is belangrijk om steun te verlenen aan de opstelling van een aanbeveling in dat verband, waarin rekening wordt gehouden met het uiteenlopende ervaringsniveau van de leden van de OTIF en de regels die in dat verband op EU-niveau zijn vastgesteld, met name Verordening (EU) nr. 910/2014.

(11) Wat de rechtsbescherming van de naam, de afkorting, het logo en de intellectuele eigendom van de OTIF betreft, kan de commissie besluiten een beleid voor het beheer van intellectuele-eigendomsdocumenten voor de OTIF te ontwikkelen. Een dergelijk beleid moet worden ontwikkeld om het hergebruik te vergemakkelijken van informatie en documenten die eigendom zijn van de OTIF, overeenkomstig de regels van Richtlijn (EU) 2019/1024 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 inzake open data en het hergebruik van overheidsinformatie13 en het besluit van de Commissie van 12 december 2011 betreffende het hergebruik van documenten van de Commissie (2011/833/EU)14.

(12) De commissie kan besluiten de term “deskundige” te verduidelijken in het kader van de “Aanbeveling over de betrokkenheid van belanghebbenden bij de werkzaamheden van de OTIF”. Er moet een geharmoniseerde interpretatie van dit concept worden verzekerd, gezien het belang van een passende betrokkenheid van belanghebbenden bij de activiteiten van de commissie.

(13) De voorgestelde besluiten die tijdens de 5e vergadering van de commissie moeten worden genomen, zijn in overeenstemming met het recht en de strategische doelstellingen van de Unie en moeten daarom worden gesteund.