Overwegingen bij COM(2023)755 - Minimumvoorschriften ter voorkoming en bestrijding van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf in de Unie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf in de Unie zijn criminele activiteiten die mensenlevens in gevaar brengen en afbreuk doen aan de menselijke waardigheid met het oog op het behalen van hoge winsten, waardoor de grondrechten worden ondermijnd. Deze criminele activiteiten dragen bij tot irreguliere migratie en ondermijnen de doelstellingen van de Unie op het gebied van migratiebeheer. Dergelijke criminele activiteiten worden begaan als gevolg van de toenemende vraag en de hoge winsten die deze activiteiten aan criminele organisaties opleveren. Het voorkomen en bestrijden van deze strafbare feiten blijft een prioriteit voor de Unie.

(2) Richtlijn 2002/90/EG3 en Kaderbesluit 2002/946/JBZ van de Raad4 (het “hulpverleningspakket”) vormen het rechtskader van de Unie ter bestrijding van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf van onderdanen van derde landen. De richtlijn bevat een gemeenschappelijke definitie van de strafbare feiten van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf, en stelt het strafrechtelijk kader vast voor de bestraffing van dergelijke strafbare feiten. Om veranderende tendensen aan te pakken en de doeltreffendheid van het Uniekader voor het voorkomen en bestrijden van deze strafbare feiten verder te vergroten, moet het bestaande rechtskader worden geactualiseerd.

(3) In de conclusies van de Europese Raad van 9 februari 2023 werd bevestigd dat de Europese Unie haar maatregelen moet opvoeren om irreguliere migratie en verlies van mensenlevens te voorkomen, met name door de samenwerking met landen van herkomst en doortocht te intensiveren en door te zorgen voor een nauwere samenwerking tussen de lidstaten en met Europol, Frontex en Eurojust. Het vernieuwde actieplan tegen migrantensmokkel (2021-2025) bevat de beleidsrespons op migrantensmokkel, als essentieel onderdeel van de alomvattende aanpak van migratie die in het nieuwe migratie- en asielpact is uiteengezet. Het actieplan bevat zeventien acties in vier prioriteitsgebieden: versterkte samenwerking met partnerlanden en internationale organisaties; bestraffing van migrantensmokkelaars en voorkoming van de uitbuiting van migranten; versterking van de samenwerking en ondersteuning van de werkzaamheden van rechtshandhavingsinstanties en de rechterlijke autoriteiten; en het verbreden van de kennisbasis.

(4) Hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf is een transnationaal verschijnsel, en de maatregelen die op het niveau van de Unie en op nationaal niveau worden vastgesteld, moeten deze internationale dimensie weerspiegelen. Bij het optreden van de Unie en de lidstaten moet derhalve rekening worden gehouden met de internationale verbintenissen van de Unie en haar lidstaten, onder meer met betrekking tot het Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over zee en door de lucht, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee, het Internationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee, het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind en de werkzaamheden van het Bureau van de Verenigde Naties voor drugs- en misdaadbestrijding.

(5) Rekening houdend met de ontwikkeling van de activiteiten op het gebied van de hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf in de Unie, alsook met de wettelijke verplichtingen van de Unie en de lidstaten uit hoofde van het internationaal recht, moet de definitie van strafbare feiten in alle lidstaten verder onderling worden aangepast, zodat zij de desbetreffende gedragingen vollediger bestrijkt.

(6) In overeenstemming met de beginselen van legaliteit en evenredigheid van het strafrecht en om criminele activiteiten aan te pakken die mensenlevens in gevaar brengen en de menselijke waardigheid schenden met het oog op het behalen van winst, moet een nauwkeurige en gedetailleerde definitie worden gegeven van de strafbare feiten om deze criminele gedragingen tegen te gaan. Bijstand bij illegale binnenkomst, illegale doortocht of illegaal verblijf in de Unie moet een strafbaar feit vormen wanneer er een verband bestaat met een daadwerkelijk of toegezegd financieel of materieel voordeel. Dit gedrag moet ook strafbaar worden gesteld op voorwaarde dat het zeer waarschijnlijk is dat het ernstige schade zal toebrengen aan de onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn geweest van het strafbaar feit of aan andere personen, ook al is er geen financieel of materieel voordeel of geen belofte van een dergelijk voordeel. Om de werkwijze te ontmoedigen van personen die publiekelijk, bijvoorbeeld via internet, onderdanen van derde landen ertoe aanzetten zonder toestemming de Unie binnen te komen, door te reizen of er te verblijven, moet dit als een strafbaar feit worden aangemerkt. Het verstrekken van objectieve informatie of advies aan onderdanen van derde landen over de voorwaarden voor legale binnenkomst en legaal verblijf in de Unie en over internationale bescherming mag niet worden opgevat als publieke aansporing.

(7) Het is passend te voorzien in strafrechtelijke aansprakelijkheid wanneer er een verband is met een financieel of materieel voordeel of wanneer migranten hoogstwaarschijnlijk ernstige schade zullen ondervinden. Aan deze elementen zal doorgaans niet worden voldaan wanneer het gaat om bijstand aan familieleden of humanitaire bijstand of ondersteuning in fundamentele menselijke behoeften. Onderdanen van derde landen mogen niet strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld omdat zij het slachtofferzijn geweest van dergelijke strafbare feiten. Bovendien heeft deze richtlijn niet tot doel enerzijds bijstand aan familieleden en anderzijds humanitaire bijstand of ondersteuning in fundamentele menselijke behoeften die aan onderdanen van derde landen wordt verleend in overeenstemming met wettelijke verplichtingen, strafbaar te stellen.

(8) Het effect van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf strekt zich uit tot buiten de lidstaat van illegale binnenkomst. Minimumvoorschriften betreffende de definitie van strafbare feiten moeten ook betrekking hebben op gedragingen die plaatsvinden op het grondgebied van om het even welke lidstaat, zodat andere lidstaten dan die waarin de illegale binnenkomst plaatsvond, tegen dergelijke strafbare feiten kunnen optreden, op voorwaarde dat de betrokken lidstaten hun rechtsmacht ten aanzien van deze strafbare feiten vestigen.

(9) Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen het strafbaar feit van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf in de Unie en de gekwalificeerde strafbare feiten die personen en de samenleving meer schade berokkenen. De strafmaat moet een weerspiegeling zijn van de grotere maatschappelijke bezorgdheid over ernstiger en schadelijker gedrag, en daarom moeten gekwalificeerde strafbare feiten worden bestraft met zwaardere strafrechtelijke sancties.

(10) De lidstaten moeten deze richtlijn toepassen in overeenstemming met en met volledige inachtneming van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen van 1951, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 1967, de verplichtingen met betrekking tot de toegang tot internationale bescherming, met name het beginsel van non-refoulement, en de grondrechten.

(11) De sancties voor de strafbare feiten moeten doeltreffend, afschrikkend en evenredig zijn. Daartoe moeten minimumniveaus voor de maximumgevangenisstraf voor natuurlijke personen worden vastgesteld. Accessoire maatregelen zijn vaak doeltreffend en moeten daarom ook in strafprocedures beschikbaar zijn. Onderdanen van derde landen die de in deze richtlijn omschreven strafbare feiten hebben gepleegd, moeten gezien het mogelijke gevaar dat zij kunnen vormen voor de openbare orde en de openbare veiligheid, worden teruggezonden overeenkomstig Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad5 of overeenkomstig het nationale recht indien de lidstaten gebruik hebben gemaakt van artikel 2, lid 2, punt b), van die richtlijn, hetzij nadat zij de gevangenisstraf in een lidstaat hebben ondergaan, hetzij met het oog op het ondergaan van de gevangenisstraf, of een deel daarvan, in een derde land, onverminderd gunstiger bepalingen die op grond van het Unierecht of het nationale recht van toepassing zijn; onverminderd gunstiger bepalingen die krachtens het Unierecht of het nationale recht van toepassing zijn, moet het die onderdanen van derde landen bovendien worden verboden het grondgebied van de lidstaten opnieuw binnen te komen voor een passende, per geval te bepalen periode, die in de ernstigste gevallen tien jaar kan bedragen. Dit mag geen afbreuk doen aan de discretionaire bevoegdheid van rechters of rechtbanken in strafprocedures om in individuele gevallen passende sancties op te leggen.

(12) De beoordeling van de ernst van het strafbare feit moet zich ook uitstrekken tot pogingen tot het plegen van het strafbare feit die niet leiden tot illegale binnenkomst in de Unie. Pogingen die de dood van een of meer onderdanen van derde landen veroorzaken, moeten worden bestraft met strengere straffen dan andere soorten pogingen. Het vaststellen van minimumniveaus voor maximumstraffen op het niveau van de Unie voor dergelijke pogingen is gerechtvaardigd en evenredig in het licht van de transnationale dimensie van het strafbare feit en aangezien een poging tot het plegen van het strafbare feit dat de dood van onderdanen van derde landen tot gevolg heeft, even ernstig is als een gepleegd strafbaar feit dat de dood tot gevolg heeft.

(13) Wanneer het nationale recht daarin voorziet, moeten rechtspersonen strafrechtelijk aansprakelijk worden gesteld voor hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf in de Unie. Lidstaten waarvan het nationale recht niet voorziet in de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen, moeten ervoor zorgen dat hun administratieve sanctieregelingen voorzien in doeltreffende, afschrikkende en evenredige soorten en niveaus van sancties, zoals vastgelegd in deze richtlijn, teneinde de doelstellingen ervan te verwezenlijken. Deze sancties moeten vergezeld gaan van accessoire maatregelen. De financiële situatie van rechtspersonen moet in aanmerking worden genomen om ervoor te zorgen dat de opgelegde sanctie met strafrechtelijke en niet-strafrechtelijke boeten afschrikkend is, rekening houdend met de wereldwijde omzet van de rechtspersonen.

(14) De doeltreffendheid van de in de praktijk opgelegde sancties moet worden bevorderd door te voorzien in verzwarende omstandigheden die de ernst van het strafbare feit weerspiegelen. Verzwarende omstandigheden moeten situaties omvatten die andere onwettige activiteiten in de hand werken , zoals uitbuiting, met inbegrip van seksuele uitbuiting, instrumentalisering, het ontnemen van identiteitsdocumenten en betrokkenheid bij illegale arbeid.

(15) De onderlinge aanpassing en doeltreffendheid van de in de praktijk opgelegde sanctieniveaus moeten ook worden bevorderd met gemeenschappelijke verzachtende omstandigheden die de bijdrage weerspiegelen van natuurlijke of rechtspersonen die een in deze richtlijn bedoeld strafbaar feit hebben gepleegd, door middel van samenwerking met de bevoegde nationale autoriteiten bij het onderzoek of de opsporing van een dergelijk strafbaar feit.

(16) De lidstaten moeten regels vaststellen inzake verjaringstermijnen die nodig zijn om de in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten doeltreffend te kunnen bestrijden, onverminderd nationale regels die geen verjaringstermijnen voor onderzoek, vervolging en handhaving bevatten.

(17) Om hulp bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf in de Unie tegen te gaan, is het van het grootste belang ervoor te zorgen dat de opbrengsten van het misdrijf en de hulpmiddelen die worden gebruikt om de strafbare feiten te plegen, met inbegrip van bijvoorbeeld boten, motoren en andere bootonderdelen en voertuigen, daadwerkelijk in beslag worden genomen. Daartoe moet ten volle gebruik worden gemaakt van bestaande instrumenten voor de bevriezing en confiscatie van opbrengsten van en hulpmiddelen bij misdrijven, zoals Richtlijn 2014/42/EU van het Europees Parlement en de Raad6.

(18) Gezien het grensoverschrijdende karakter van de in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten, de mobiliteit van daders van illegale gedragingen en de mogelijkheid van grensoverschrijdend onderzoek, is het noodzakelijk regels vast te stellen voor de vestiging van rechtsmacht door de lidstaten om dergelijke gedragingen doeltreffend tegen te gaan. De illegale doortocht die of het illegaal verblijf dat geheel of gedeeltelijk op het grondgebied van een lidstaat plaatsvindt, moet een andere lidstaat dan de lidstaat van eerste illegale binnenkomst in staat stellen zijn rechtsmacht te vestigen. De ernst en de grensoverschrijdende aard van de in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten vereisen dat de rechtsmacht niet alleen kan worden gevestigd ten aanzien van de natuurlijke personen die onderdaan zijn van de betrokken lidstaat, maar ook over de onderdanen van derde landen die gewoonlijk op het grondgebied van die lidstaat verblijven. De rechtsmacht over rechtspersonen dient te worden gevestigd wanneer deze in de betrokken lidstaat zijn gevestigd of ten aanzien van alle zakelijke activiteiten die geheel of gedeeltelijk op het grondgebied van die lidstaat worden verricht. Om dezelfde redenen is het noodzakelijk dat een lidstaat rechtsmacht vestigt voor strafbare feiten die zijn gepleegd aan boord van schepen en luchtvaartuigen die in die lidstaat zijn geregistreerd of die zijn vlag voeren. De lidstaten, met inbegrip van de andere lidstaten dan die van eerste illegale binnenkomst, moeten rechtsmacht vestigen met betrekking tot de in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten, wanneer dit leidt tot de binnenkomst, de doortocht of het verblijf van de onderdanen van derde landen die het voorwerp uitmaken van het strafbare feit in de betrokken lidstaat.

(19) Wanneer bijstand wordt verleend aan een onderdaan van een derde land om het grondgebied van een lidstaat te bereiken, kunnen de betrokken lidstaten hun rechtsmacht ten aanzien van pogingen ook vestigen, zelfs indien de onderdaan van een derde land hun grondgebied niet binnenkomt. De lidstaten moeten ten minste hun rechtsmacht vestigen met betrekking tot de poging tot het plegen van een strafbaar feit dat de dood van een onderdaan van een derde land heeft veroorzaakt.

(20) Wanneer een strafbaar feit onder de rechtsmacht van meer dan één lidstaat valt, werken deze lidstaten samen om te bepalen welke lidstaat het best in staat is om vervolging in te stellen. Wanneer de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten, na samenwerking of rechtstreeks overleg uit hoofde van Kaderbesluit 2009/948/JBZ van de Raad7, besluiten de strafvervolging in één lidstaat te centraliseren door middel van de overdracht van strafvervolging, moet voor een dergelijke overdracht gebruik worden gemaakt van Verordening (EU).../... [voorgestelde verordening betreffende de overdracht van strafvervolging]8. Daartoe moet naar behoren rekening worden gehouden met de relevante criteria van artikel 5 van die verordening. De prioriteit en het gewicht van dergelijke criteria moeten worden gebaseerd op de feiten en de gegrondheid van elk afzonderlijk geval.

(21) Om hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf in de Unie tegen te gaan, moeten zowel strafrechtelijke als preventieve mechanismen worden gebruikt. Het voorkomen van de in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten moet de behoefte aan strafrechtelijke respons beperken en moet bredere voordelen bieden inzake criminaliteitsbestrijding. Dergelijke maatregelen moeten gericht zijn op bewustmaking van het publiek en voorlichtingscampagnes, onderzoeks- en onderwijsprogramma’s omvatten. Deze moeten worden uitgevoerd in samenwerking met andere lidstaten, ter zake bevoegde agentschappen van de Unie en derde landen.

(22) Het gebrek aan middelen en handhavingsbevoegdheden voor nationale autoriteiten die de in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten opsporen, onderzoeken, vervolgen of berechten, vormt een belemmering voor de doeltreffende preventie en bestraffing daarvan. Met name kan een tekort aan middelen de autoriteiten beletten actie te ondernemen of hun handhavingsmaatregelen beperken, waardoor overtreders aan hun aansprakelijkheid kunnen ontsnappen of een straf kunnen krijgen die niet overeenstemt met de ernst van het strafbare feit. Daarom moeten minimumcriteria inzake middelen en handhavingsbevoegdheden worden vastgesteld.

(23) De effectieve werking van de handhavingsketen hangt af van een reeks gespecialiseerde vaardigheden. De complexiteit van de uitdagingen in verband met hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf in de Unie, en de aard van dergelijke strafbare feiten vereisen een multidisciplinaire aanpak, een hoog niveau van juridische kennis, technische deskundigheid en financiële steun, alsmede een hoog niveau van opleiding en specialisatie bij alle relevante bevoegde autoriteiten. De lidstaten moeten voorzien in een passende opleiding voor degenen die strafbare feiten in verband met hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf in de Unie opsporen, onderzoeken, vervolgen of berechten.

(24) Met het oog op een succesvolle handhaving moeten de lidstaten doeltreffende onderzoeksinstrumenten ter beschikking stellen met betrekking tot de in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten, zoals die welke in hun nationale wetgeving zijn opgenomen ter bestrijding van georganiseerde of andere ernstige criminaliteit, waaronder bijvoorbeeld het onderscheppen van communicatie, geheime observatie, met inbegrip van elektronische surveillance, monitoring van bankrekeningen en andere financiële onderzoeksinstrumenten. Deze instrumenten moeten worden toegepast in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel en met volledige inachtneming van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Overeenkomstig het nationale recht moeten de aard en de ernst van de onderzochte strafbare feiten het gebruik van deze onderzoeksmiddelen rechtvaardigen. Het recht op bescherming van persoonsgegevens moet worden geëerbiedigd.

(25) Online-inhoud die in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten vormt of faciliteert, met name het verlenen van bijstand aan of het publiekelijk aanzetten tot illegale binnenkomst in, illegale doortocht van en illegaal verblijf in de EU via het internet, is onderworpen aan maatregelen uit hoofde van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad9 met betrekking tot illegale inhoud.

(26) Om hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf in de Unie doeltreffend aan te pakken, is het noodzakelijk dat de bevoegde autoriteiten in de lidstaten nauwkeurige, consistente en vergelijkbare gegevens verzamelen over de omvang en de tendenzen van de in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten, de inspanningen om deze te bestrijden en de resultaten daarvan. De lidstaten moeten relevante statistische gegevens over dergelijke strafbare feiten verzamelen en aan de Commissie rapporteren. De Commissie moet de resultaten regelmatig beoordelen en publiceren op basis van de door de lidstaten verstrekte gegevens. De lidstaten moeten ook regelmatig statistische gegevens en informatie over de toepassing van deze richtlijn verzamelen en verspreiden om het toezicht op de uitvoering ervan mogelijk te maken. De tussen de lidstaten uitgewisselde statistische gegevens en informatie moeten vergelijkbaar zijn en op basis van gemeenschappelijke minimumnormen worden verzameld.

(27) Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de vaststelling van minimumvoorschriften ter voorkoming en bestrijding van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf in de Unie, onvoldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(28) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name het respect voor en de bescherming van de menselijke waardigheid, het recht op menselijke integriteit, het verbod op folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen, het recht op vrijheid en veiligheid, de rechten van het kind, de vrijheid van vereniging, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, het legaliteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel inzake strafbare feiten en straffen, en het ne bis in idem-beginsel.

(29) Deze richtlijn heeft tot doel de bepalingen van Richtlijn 2002/90/EG en Kaderbesluit 2002/946/JBZ te wijzigen en uit te breiden. Aangezien de aan te brengen wijzigingen wat betreft hun inhoud aanzienlijk zijn, dienen Richtlijn 2002/90/EG en Kaderbesluit 2002/946/JBZ ter wille van de duidelijkheid integraal te worden vervangen voor de door deze richtlijn gebonden lidstaten.

(30) Deze richtlijn laat de toepassing van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad10 en het Terugtrekkingsakkoord11 onverlet.

(31) Ierland neemt aan deze richtlijn deel overeenkomstig artikel 5, lid 1, van Protocol nr. 19 betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en overeenkomstig artikel 6, lid 2, van Besluit 2002/192/EG van de Raad12.

(32) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Aangezien deze richtlijn voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze richtlijn of het deze in zijn interne recht zal omzetten.

(33) Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze richtlijn een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis13 die vallen onder de gebieden bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG van de Raad14.

(34) Wat Zwitserland betreft, vormt deze richtlijn een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis15 die vallen onder de gebieden bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad16.

(35) Wat Liechtenstein betreft, vormt deze richtlijn een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis, in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis17 die vallen onder de gebieden bedoeld in artikel 1, punt A, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad18.

(36) Wat Cyprus, Bulgarije en Roemenië betreft, vormt deze richtlijn een rechtshandeling die op het Schengenacquis voortbouwt, of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte van 2003 en artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2005.