Overwegingen bij COM(2023)770 - Bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)770 - Bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten. |
---|---|
document | COM(2023)770 ![]() ![]() |
datum | 7 december 2023 |
(2) Dierenwelzijn is een in artikel 13 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) neergelegde waarde van de Unie. Daarnaast zijn de Unie en verschillende lidstaten ondertekenende partijen bij de Europese Overeenkomst inzake de bescherming van dieren tijdens internationaal vervoer 34 .
(3) Het vervoer van levende dieren is een belangrijk onderdeel van de voedselketen. De bescherming van dieren tijdens het vervoer is een kwestie van algemeen belang die de houding van consumenten ten opzichte van landbouwproducten beïnvloedt. Deze verordening heeft tot doel de procedures te vereenvoudigen, de administratieve lasten te verminderen, de handhaving van geharmoniseerde regels te vergemakkelijken en tegelijkertijd een hoog niveau van bescherming van dieren tijdens het vervoer te waarborgen. Het waarborgen van de bescherming van dieren tijdens het vervoer heeft een positief effect op de gezondheid en het welzijn van de dieren en draagt bij tot een betere kwaliteit van dierlijke producten.
(4) Met deze verordening wordt beoogd de goede werking van de interne markt te waarborgen, ook voor dieren die niet voor de voedselproductie worden gebruikt, zoals katten en honden, pelsdieren, bepaalde typen wilde dieren en dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt.
(5) In 2022 heeft het Europees Parlement aanbevelingen inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer aangenomen op basis van het verslag van de Enquêtecommissie bescherming van dieren tijdens het vervoer binnen en buiten de Unie (de commissie ANIT). In de aanbevelingen wordt de Commissie en de Raad verzocht de EU-wetgeving inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer zorgvuldig te herzien op basis van een grondig wetenschappelijk onderzoek naar de gevolgen van het vervoer voor dieren van alle soorten en leeftijden en van een grondige sociaaleconomische, milieu- en gezondheidseffectbeoordeling waarin rekening wordt gehouden met de diversiteit van geografische situaties en specifieke kenmerken, en de landbouwmodellen in de Unie. In het verslag van de commissie ANIT werd ook gewezen op tekortkomingen in de bestaande uitvoering in de Unie en werden maatregelen aanbevolen, zoals het beperken van de transporttijden, het verbieden van vervoer bij extreme temperaturen en het waarborgen dat het vervoer van dieren naar derde landen plaatsvindt met inachtneming van de beginselen van bescherming van dieren tijdens het transport totdat zij hun bestemming in derde landen bereiken. Daarnaast heeft het Europees Parlement gewezen op de noodzaak om het vervoer van levende dieren te vervangen door een efficiënter ethisch systeem dat het vervoer van sperma of embryo’s bevoordeelt boven fokdieren, en karkassen en vlees boven dieren die voor de slacht worden vervoerd.
(6) In september 2022 heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) vijf wetenschappelijke adviezen gepubliceerd over diverse gevolgen en gevaren voor het welzijn van kleine herkauwers 35 (schapen en geiten), paardachtigen 36 (paarden en ezels), runderen 37 (runderen en kalveren), varkens 38 en dieren in containers 39 , met inbegrip van als landbouwhuisdier gehouden vogels (kippen, legkippen, kalkoenen enz.) en konijnen (“EFSA-adviezen”). In grote lijnen wordt in de EFSA-adviezen geconcludeerd dat er meer ruimte moet worden geboden, de maximumtemperaturen moeten worden verlaagd en de transporttijden tot een minimum moeten worden beperkt om de bescherming van dieren tijdens het vervoer te verbeteren. Daarom moet Verordening (EG) nr. 1/2005 worden vervangen door een nieuwe verordening die is afgestemd op de laatste ontwikkelingen van de wetenschappelijke en technische kennis op dit gebied en op de behoeften van de consument, waarbij tegelijkertijd belemmeringen voor de werking van de interne markt en de handel in levende dieren worden vermeden en de afdwingbaarheid van de nieuwe regels wordt gewaarborgd.
(7) Om te zorgen voor een consequente en doeltreffende toepassing van deze verordening in de hele Unie in het licht van het fundamentele beginsel dat dieren niet op zodanige wijze mogen worden vervoerd dat hen waarschijnlijk letsel of onnodig lijden wordt berokkend, moeten gedetailleerde bepalingen worden opgesteld die een oplossing bieden voor de specifieke behoeften van de verscheidene soorten in verband met de verschillende vormen van vervoer. Deze gedetailleerde bepalingen moeten worden uitgelegd en toegepast overeenkomstig bovengenoemd beginsel en moeten tijdig worden geactualiseerd, vooral met het oog op nieuwe wetenschappelijke kennis, rekening houdend met nieuwe adviezen van de EFSA.
(8) De technologie voor navigatiesystemen en elektronische databanken is aanzienlijk verbeterd sinds de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1/2005. Dit maakt het mogelijk de procedures te vereenvoudigen en de controles en inspecties op het gebied van de bescherming van dieren tijdens het vervoer te versterken, wat leidt tot een betere handhaving van de Unieregels. Daarom is het belangrijk gebruik te maken van nieuwe technologieën en de mogelijkheden uit te breiden die worden geboden door het Trade Control and Expert System (Traces-NT), het digitale certificerings- en beheerplatform voor alle sanitaire en fytosanitaire voorschriften, dat is opgenomen in het geïntegreerd informatiemanagementsysteem voor officiële controles (Imsoc) 40 .
(9) Deze verordening voorziet in regels zodat de Traces-databank digitale vergunningen, certificaten van goedkeuring, getuigschriften van vakbekwaamheid, journalen, een realtimevolgsysteem van wegvoertuigen en informatie over temperatuur kan omvatten. Traces moet ook lijsten van controleposten in derde landen en plaatsen van uitgang uit de EU bevatten. Het maakt daarnaast een realistischere transportplanning, efficiënte traceerbaarheid, betere monitoring van activiteiten en indicatoren voor dierenwelzijn, tijdige noodmaatregelen en een volledige analyse van gegevens mogelijk, met als algemeen doel te zorgen voor een doeltreffendere toepassing en een betere handhaving van de Unieregels inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer, alsook voor een aanzienlijke vermindering van de administratieve lasten.
(10) De verplichting voor exploitanten uit de Unie om dieren tijdens het vervoer te beschermen, eindigt niet aan de buitengrenzen van de Unie. Organisatoren van vervoer van dieren van de Unie naar een plaats van bestemming in een derde land moeten ervoor zorgen dat de voorschriften van de Unie inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer worden nageleefd, ook gedurende de fasen van het transport die buiten de Unie plaatsvinden en totdat de dieren op de eindbestemming in het derde land aankomen. Dit is in overeenstemming met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU in zaak C-424/13 41 . Deze verordening moet daarom van toepassing zijn op het vervoer van dieren waarvan de plaats van vertrek zich op het grondgebied van de Unie bevindt en ongeacht of de plaats van bestemming zich op het grondgebied van de Unie of in een derde land bevindt.
(11) Het vervoer van levende dieren uit derde landen naar het grondgebied van de Unie betreft voornamelijk bepaalde diersoorten en vindt normaal gesproken via rechtstreekse routes plaats. Wanneer levende dieren in de Unie worden ingevoerd, moeten exploitanten die dergelijke dieren vanuit een derde land naar een plaats van bestemming in de Unie vervoeren, ervoor zorgen dat de dieren ten minste op gelijkwaardige wijze worden beschermd als dieren die binnen het grondgebied van de Unie worden vervoerd, en wel vanaf het moment waarop de dieren in het vervoermiddel in het derde land worden geladen tot aan de plaats van bestemming in de Unie. Dit is noodzakelijk in het licht van de bezorgdheid van de burgers van de Unie over het welzijn van dieren tijdens het vervoer, dat betrekking heeft op alle dieren die worden vervoerd naar, van of binnen de Unie. Deze verordening moet daarom van toepassing zijn op het vervoer van dieren waarvan de plaats van vertrek zich op het grondgebied van een derde land bevindt en de plaats van bestemming op het grondgebied van de Unie ligt. Om ervoor te zorgen dat de voorschriften voor dergelijk vervoer op de plaats van vertrek correct worden toegepast, moet de bevoegde autoriteit van het derde land de planning van het betrokken transport controleren en in het officiële gezondheidscertificaat voor de invoer van de dieren in de Unie en via haar goedkeuring van het journaal verklaren dat de planning van het transport overeenkomstig deze verordening of gelijkwaardige voorschriften is uitgevoerd. De vervoerder van de dieren moet ervoor zorgen dat deze planning wordt nageleefd tot aan de plaats van bestemming en moet voldoen aan de verplichting om het journaal in te vullen.
(12) Voor de doorvoer van dieren uit een derde land naar een ander of hetzelfde derde land via het grondgebied van de Unie moeten de regels van de Unie van toepassing zijn tijdens het deel van het transport dat op het grondgebied van de Unie plaatsvindt. Hoewel noch de plaats van herkomst, noch de plaats van bestemming van dat vervoer zich in de Unie bevindt, moet deze verordening ten behoeve van de dieren en gezien de bezorgdheid van de burgers van toepassing zijn op het deel van het transport dat op het grondgebied van de Unie plaatsvindt. Vervoerders moeten ervoor zorgen dat de dieren worden vervoerd in omstandigheden die in overeenstemming zijn met deze verordening, met name wat betreft de beschikbare ruimte, het voederen en het drenken, aangezien deze essentieel zijn voor het welzijn van dieren die over het grondgebied van de Unie worden vervoerd. De naleving van regels inzake transporttijden mag in dergelijke gevallen echter niet verplicht worden gesteld, aangezien dit zou kunnen leiden tot nog langere transporten voor de betrokken dieren door exploitanten uit derde landen te verplichten het grondgebied van de Unie te omzeilen via langere routes, wat mogelijk ernstigere gevolgen zou hebben voor het dierenwelzijn.
(13) De Gezondheidscode voor landdieren van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (WOAH) 42 bevat richtsnoeren waarin op mondiaal niveau minimumnormen worden vastgesteld met betrekking tot onder meer het diergedrag, de verantwoordelijkheden en competentieniveaus van de verschillende actoren die betrokken zijn bij het vervoer van dieren, de te verstrekken documentatie, de planning van het transport, het laden, en maatregelen in geval de dieren worden geweigerd. In deze verordening zijn die richtsnoeren in aanmerking genomen.
(14) Uit de ervaring met de handhaving van Verordening (EG) nr. 1/2005 en de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU, zoals in zaak C-301/14 43 , blijkt dat het begrip economische activiteit in verband met het vervoer van dieren ruim moet worden opgevat. Het vervoer van dieren in verband met een economische activiteit mag niet worden beschouwd als beperkt tot gevallen waarin sprake is van een onmiddellijke uitwisseling van geld, goederen of diensten of waarin het vervoer plaatsvindt met de bedoeling om winst te maken. Indien vervoer deel uitmaakt van het aanbieden van goederen of diensten op een bepaalde markt, moet het worden beschouwd als vervoer in verband met de economische activiteit.
(15) De belangrijkste diersoorten die voor economische doeleinden binnen de Unie en vanuit de Unie naar derde landen worden vervoerd, zijn gewervelde dieren, met inbegrip van kleine herkauwers, paardachtigen, runderen, varkens, als landbouwhuisdier gehouden vogels, konijnen en waterdieren, te weten vissen, koppotigen en tienpotigen. Met het oog op evenredigheid moet het toepassingsgebied van deze verordening tot die soorten worden beperkt.
(16) Siervissen worden gewoonlijk in kleine dozen vervoerd door koeriers, in zakken water die speciaal zijn aangepast aan hun behoeften, en de duur van het transport bedraagt doorgaans minder dan 24 uur. Het vervoer van siervissen vormt dan ook zelden een groot risico voor het dierenwelzijn en moet daarom van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten.
(17) Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad 44 regelt de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt. Als gevolg van de strenge eisen inzake de kwaliteit van de dieren die nodig zijn voor onderzoek en tests, heeft elke aantasting van de gezondheid of het welzijn van dieren bij aankomst op de plaats van bestemming rechtstreekse gevolgen voor de mogelijkheid om ze voor die doeleinden te gebruiken. Bovendien kunnen wetenschappelijke procedures vereisen dat dieren worden gebruikt die overeenkomstig deze verordening mogelijk ongeschikt voor vervoer kunnen worden geacht, zoals sommige genetisch gemodificeerde dieren en dieren die chirurgische procedures hebben ondergaan met het oog op de projecten in overeenstemming met Richtlijn 2010/63/EU. Het vervoer van levende dieren voor wetenschappelijke doeleinden wordt uitgevoerd door gespecialiseerde exploitanten met speciaal ontworpen voertuigen die zijn uitgerust om de gezondheid en het welzijn van de dieren tijdens de geplande transporten te waarborgen. Hoewel een onderscheid kan worden gemaakt met betrekking tot het doel waarvoor deze dieren worden vervoerd, moet het welzijn ervan worden gewaarborgd. Het zou echter niet coherent noch aanvaardbaar zijn om ze volledig in het toepassingsgebied van deze verordening op te nemen. Om deze redenen mogen soortspecifieke voorschriften met betrekking tot geschiktheid voor vervoer, de tussenpozen voor het drenken en voederen en sommige bepalingen inzake transporttijden, temperatuur en rusttijden niet van toepassing zijn op het vervoer van dieren die worden gebruikt of bestemd zijn om te worden gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden in het kader van een project waarvoor krachtens Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad toelating is verleend.
(18) Uit de ervaring met de toepassing van Verordening (EG) nr. 1/2005 blijkt dat exploitanten transporten vaak langer dan de in de desbetreffende bepalingen vastgestelde limieten doen duren door dieren van een bedrijf achtereenvolgens naar meerdere verzamelcentra te vervoeren. De dieren worden met dieren uit andere bedrijven in deze verzamelcentra samengebracht en alleen het laatste verzamelcentrum wordt geregistreerd als plaats van vertrek. Daarom moet een verplicht verblijf van de dieren op zowel de plaats van vertrek als de plaats van bestemming worden opgelegd en mogen verzamelcentra alleen plaatsen van vertrek zijn als zij nabijgelegen zijn, teneinde praktijken van “assembly centre hopping” te voorkomen.
(19) Alleen organisatoren van het vervoer van dieren die over de middelen beschikken om aan de voorschriften van deze verordening te voldoen, mogen dieren voor lange transporten vervoeren. Daarom is het passend om een vergunningensysteem voor organisatoren op te zetten. De organisatoren moeten ervoor zorgen dat de Unieregels vanaf de plaats van vertrek tot de plaats van bestemming worden nageleefd. Zij mogen het vervoer van dieren uitbesteden aan een vervoerder en moeten verantwoordelijk blijven voor de naleving van de Unieregels door die vervoerder en alle andere personen die bij dat vervoer betrokken zijn. De organisator moet aan de bevoegde autoriteiten aantonen dat hij in staat is ervoor te zorgen dat de Unieregels inzake vervoer worden nageleefd totdat de dieren op de plaats van bestemming aankomen.
(20) Vervoerders en hun personeel spelen een centrale rol bij het vervoer van dieren omdat zij de welzijnsomstandigheden van de vervoerde dieren aanzienlijk beïnvloeden. Het dagelijks gedrag van vervoerders heeft grote gevolgen voor het welzijn van dieren tijdens het vervoer. Zij moeten over de nodige bekwaamheid beschikken om de naleving van deze verordening, de naleving door hun personeel en de noodzakelijke goedkeuring van het gebruikte vervoermiddel te waarborgen, evenals over noodplannen om noodsituaties aan te pakken. Daarom is het passend dat er een vergunningensysteem voor vervoerders komt. Zij moeten verantwoording afleggen en transparant zijn over hun status en activiteiten. Zij moeten met name eventuele moeilijkheden melden en nauwkeurige registers bijhouden van hun handelingen en de resultaten ervan.
(21) De vervoermiddelen moeten zodanig zijn ontworpen dat letsel of lijden van de dieren wordt voorkomen. Daarom moeten technische voorschriften worden vastgesteld waaraan een goed te keuren vervoermiddel moet voldoen, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften van de specifieke soorten en categorieën dieren aan boord.
(22) Het vervoer van dieren door de lucht is aanzienlijk minder gebruikelijk dan vervoer over de weg en over zee. Vanwege de kosten die dit soort vervoer met zich meebrengt, zijn in de meeste gevallen dieren die door de lucht worden vervoerd huisdieren en dieren van hoge waarde die bestemd zijn voor fok- of sportactiviteiten. Het luchtvervoer van dieren wordt uitgevoerd in overeenstemming met de technische voorschriften van de Internationale Luchtvaartorganisatie (IATA) die zijn vastgesteld in de Live Animals Regulations (LAR), die zijn ontworpen en jaarlijks worden geactualiseerd door de Raad voor levende dieren en bederfelijke goederen (LAPB), om een evenwicht te vinden tussen de beginselen van de bescherming van het welzijn van dieren en de veiligheid aan boord van vliegtuigen, en rekening te houden met de specifieke kenmerken en beperkingen van het luchtvervoer. Vervoerders die lid zijn van IATA, zijn verplicht de normen van de betrokken regelgeving na te leven bij het uitvoeren van vervoersactiviteiten en bij het uitrusten van hun luchtvaartuigen. Het vervoer van dieren door de lucht mag daarom alleen worden toegelaten in vliegtuigen van vervoerders die lid zijn van IATA.
(23) Zoals blijkt uit de audits van de Commissie en de inspecties van de bevoegde autoriteiten, voldoet een aanzienlijk aantal veeschepen die momenteel in de Unie actief zijn, niet aan de passende normen inzake maritieme veiligheid en vormen zij een risico voor zowel de dieren als de bemanning. Om ervoor te zorgen dat deze veeschepen aan de veiligheidsnormen voldoen en dat essentiële systemen zoals stroomopwekking, stabiliteit, ventilatie, waterontzilting en drainage goed functioneren, mogen alleen veeschepen die onder vlaggen varen die in het kader van het Memorandum van overeenstemming van Parijs 45 als wit of grijs zijn aangemerkt, door de relevante bevoegde autoriteiten van de lidstaat worden goedgekeurd voor het vervoer van dieren. Bovendien mogen de bevoegde autoriteiten het laden van dieren in deze vaartuigen alleen toestaan als het risicoprofiel van het desbetreffende schip overeenkomstig het Memorandum van Parijs als een laag of standaardrisico is aangemerkt.
(24) Registers voor de goedkeuring van veeschepen worden momenteel bijgehouden in het informatiesysteem ter ondersteuning van de nieuwe inspectieregeling die voortvloeit uit Richtlijn 2009/16/EG betreffende havenstaatcontrole 46 . Thetis (The Hybrid European Targeting and Inspection System) is een databank voor het vergemakkelijken van officiële controles van zeeschepen in de Unie, met inbegrip van veeschepen. Deze databank bevat een specifieke module voor officiële controles die gericht is op voorschriften voor de bescherming van dieren. Informatie over goedgekeurde veeschepen moet ook beschikbaar zijn in Traces, zodat de journalen in Traces digitaal kunnen worden aangemaakt, geactualiseerd en ingevuld. De bevoegde autoriteiten moeten verantwoordelijk zijn voor het regelmatig actualiseren van deze informatie.
(25) Overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2023/372 47 moet een officiële dierenarts de zending dieren na goedkeuring en vóór een eventuele verlenging van de goedkeuring van een veeschip vergezellen tijdens het eerste transport. Op deze wijze kan de dierenarts gedurende dat eerste transport officiële controles uitvoeren om na te gaan of de mechanische en beheersystemen van het veeschip het welzijn van de dieren aan boord tijdens het transport niet aantasten.
(26) Journalen zijn belangrijke instrumenten waarmee alle actoren die betrokken zijn bij het vervoer van dieren en de bevoegde autoriteiten op de hoogte kunnen zijn van de geplande route en het geplande tijdstip van het transport en om te controleren of de geplande route in de praktijk wordt gevolgd, waardoor de handhaving wordt vergemakkelijkt. Specifieke elementen van het journaal moeten zodanig worden opgezet dat de normen inzake dierenwelzijn beter worden gehandhaafd, met name door de traceerbaarheid en transparantie van het vervoer te verbeteren. De bevoegde autoriteiten in de lidstaten moeten journalen goedkeuren voor lange transporten binnen de Unie en naar derde landen, alsook voor korte transporten naar derde landen. Het gebruik van journalen moet volledig worden gedigitaliseerd door gebruik te maken van de mogelijkheden van Traces en deze uit te breiden. De digitalisering van het journaal zal de gegevensverzameling verbeteren en een betere analyse en risico-identificatie mogelijk maken.
(27) Om ervoor te zorgen dat de transporten niet langer duren dan gepland en om de traceerbaarheid te verbeteren, moet een vereenvoudigd journaal voor korte transporten binnen de Unie worden ingevoerd. Deze journalen, die door de organisator worden ingevuld zonder dat zij door de bevoegde autoriteit moeten worden goedgekeurd, zullen de bevoegde autoriteiten tijdens inspecties en controles helpen bij het beoordelen van de prestaties van exploitanten. Bovendien kunnen op deze wijze zowel de bevoegde autoriteiten als de Commissie over informatie over alle vervoersactiviteiten beschikken.
(28) Drachtige dieren zijn bijzonder kwetsbaar tijdens het vervoer. Aangezien het voor de vervoerder niet altijd mogelijk is om het stadium van de zwangerschap van deze dieren te beoordelen, moet de houder verantwoordelijk zijn voor het verstrekken van informatie aan de vervoerder over het zwangerschapsstadium of, in voorkomend geval, de inseminatiedatum.
(29) Het gebrek aan specifieke bepalingen in het Unierecht inzake het vervoer van honden en katten, met name puppy’s en jongen katten van verschillende rassen, en de uiteenlopende interpretatie en handhaving van de bestaande Unieregels door de lidstaten, hebben ertoe geleid dat deze dieren vaak worden vervoerd in omstandigheden die risico’s voor hun welzijn met zich meebrengen en tot een ongelijk speelveld voor exploitanten leiden. Daarom moeten specifieke regels inzake de minimumleeftijd van vervoerde katten en honden en de tussenpozen voor het voederen tijdens het transport beter worden gedefinieerd, moeten preventieve veterinaire behandelingen verplicht worden gesteld om stressgerelateerde en soortspecifieke ziekten te voorkomen, en moeten de specifieke en geharmoniseerde regels voor commercieel vervoer van katten en honden dus worden uitgebreid. Daartoe moeten regels worden vastgesteld, zoals voorschriften inzake temperatuur en vochtigheid en de noodzaak van een journaal voor lange transporten.
(30) De WOAH-richtsnoeren inzake het welzijn van kweekvis tijdens het vervoer stellen de minimumnormen vast voor naleving op internationaal niveau en bevatten aanbevelingen met betrekking tot verantwoordelijkheden, planning, voertuigontwerp, uitrusting, hanteren, water, voorbereiding, soortspecifieke kwesties, noodplanning, documentatie, laden en lossen. Aan de hand van deze richtsnoeren moeten specifieke bepalingen voor waterdieren worden vastgesteld en geactualiseerd op basis van nieuwe wetenschappelijke ontwikkelingen wanneer de desbetreffende EFSA-adviezen beschikbaar zijn. Een belangrijk element voor het welzijn van vervoerde dieren is de aan boord van het vervoermiddel toegewezen ruimte, die afhankelijk is van hun soort, categorie en grootte. In de EFSA-adviezen wordt aanbevolen dat dieren tijdens hun verblijf aan boord voldoende ruimte moeten hebben om van positie te veranderen, te drinken en te rusten. Daarom moeten de in Verordening (EG) nr. 1/2005 vastgestelde eisen inzake de beschikbare ruimte worden verhoogd in overeenstemming met de aanbevelingen van de EFSA.
(31) De realtimeposities van vliegtuigen, zeeschepen en treinen zijn heden om redenen van veiligheid en informatie openbaar en toegankelijk. De meeste wegvoertuigen zijn al uitgerust met een satellietnavigatiesysteem dat de daadwerkelijke route en de duur van het transport registreert. Deze informatie is van cruciaal belang voor de bevoegde autoriteiten om hun officiële controles uit te voeren en beter af te stemmen op basis van risico’s. Deze informatie is echter voor wegvoertuigen niet beschikbaar voor de bevoegde autoriteiten.
(32) Het beperken van de duur van het transport speelt een fundamentele rol bij de bescherming van dieren tijdens het vervoer. Er zijn aanwijzingen dat de in de oorspronkelijke planning geschatte duur van de transporttijd in de praktijk vaak wordt overschreden, wat ernstige nadelige gevolgen kan hebben voor het welzijn van de vervoerde dieren. Momenteel beschikt de bevoegde autoriteit niet over de middelen om de locatie van zendingen tijdens het transport te controleren teneinde hun overeenkomstig Verordening (EU) 2017/625 uit te voeren controles en inspecties met betrekking tot transport- en rusttijden erop af te stemmen. Dit maakt het voor de bevoegde autoriteiten moeilijk om te controleren of de werkelijke duur van het transport overeenstemt met de opgegeven duur. Veel van deze problemen zouden worden opgelost door informatie te verzamelen via een informatiesysteem dat gebruikmaakt van instrumenten voor realtimeplaatsbepaling.
(33) Toegang tot informatie over het tijdstip waarop wegvoertuigen bepaalde belangrijke punten in het transport bereiken, zoals controleposten of de plaats van bestemming, zou de bevoegde autoriteiten in staat stellen hun controles te versterken en beter te plannen en gerichter te maken. Zij zouden met name beter transporten kunnen opsporen die de maximale transporttijden overschrijden, en zo transporten kunnen identificeren die waarschijnlijker eindigen met dieren met een slechtere staat van welzijn. Daarom moeten alle wegvoertuigen beschikken over een realtimeplaatsbepalingssysteem waarmee hun locatie gedurende het hele transport en na afloop van de reis kan worden gecommuniceerd aan een informatiesysteem dat verbonden is met Traces.
(34) Gegevens over de duur van het transport en de rusttijden moeten voor alle transporten worden geregistreerd en bewaard, uitsluitend met het oog op de verwerking van de informatie voor officiële controles en andere officiële activiteiten die verband houden met die officiële controles. De bewaartermijn van deze gegevens moet zes jaar zijn, zodat deze gegevens toegankelijk zijn voor de bevoegde autoriteiten, met name om na te gaan of de organisator of vervoerder voldoet aan de voorwaarden om een verlenging van een vergunning te verkrijgen na het verstrijken van de geldigheidsduur van vijf jaar. Plaatsbepalingsgegevens die zijn geregistreerd in het informatiesysteem dat verbonden is met Traces mogen alleen worden geregistreerd en bewaard ten behoeve van officiële controles en andere officiële activiteiten die verband houden met die controles. Ook de bewaringstermijn van deze gegevens moet zes jaar zijn.
(35) Naast Verordening (EU) 2016/679 48 en Verordening (EU) 2018/1725 49 , en om specifieke passende waarborgen te bieden met betrekking tot gegevensbescherming, moeten de bepalingen betreffende de verwerking en controle van gegevens die zijn vastgesteld in Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1715 50 van toepassing zijn op de databank waarin deze gegevens zullen worden opgeslagen, van toepassing zijn.
(36) Het is belangrijk dat de bevoegde autoriteiten van de plaats van vertrek kennis kunnen nemen van de conditie van de dieren op het moment van aankomst op de plaats van bestemming. Zowel de bestuurders als, in voorkomend geval, de verzorgers en houders op de plaats van bestemming moeten de conditie van de dieren die op de plaats van bestemming aankomen in Traces aangeven, inclusief informatie over indicatoren voor dierenwelzijn. De elektronische versie van het journaal stelt de bevoegde autoriteiten op zowel de plaats van vertrek als de plaats van bestemming in staat deze informatie te ontvangen, zodat zij actie kunnen ondernemen wanneer de conditie van de dieren niet bevredigend is of wanneer er een discrepantie is tussen de door de houders, bestuurders of verzorgers verstrekte informatie.
(37) Over het algemeen wijst wetenschappelijk bewijs erop dat langere transporten negatievere gevolgen voor het dierenwelzijn hebben dan kortere transporten. Gezien de huidige verspreiding van slachthuizen in de lidstaten, het meest recente wetenschappelijke advies over het welzijn van dieren tijdens het vervoer en teneinde de transporten zo kort mogelijk te houden, mogen transporten naar de slacht niet meer dan negen uur duren. In het algemeen zijn de momenteel in gebruik zijnde slachthuizen technologisch aangepast aan de soorten en categorieën dieren die zij slachten. Om te voorkomen dat slachting niet mogelijk zou zijn omdat er zich in het gebied geen adequaat uitgerust slachthuis bevindt dat binnen een transport van negen uur kan worden bereikt, moet worden voorzien in een vrijstelling van de limiet van negen uur om bij wijze van uitzondering lange transporten naar goed uitgeruste slachthuizen toe te staan, mits de bevoegde autoriteit daarvoor toestemming heeft verleend.
(38) In de EFSA-adviezen werd bevestigd dat te veel stops met lossen en laden op controleposten tijdens het transport schadelijk zijn voor het dierenwelzijn, aangezien zij leiden tot het extra hanteren van de dieren, met daaruit voortvloeiende aanvullende stress en een verhoogd risico op blootstelling aan verwondingen en infecties. Lange transporten mogen daarom niet meer dan één rusttijd met lossen en laden hebben. Voor transporten over de weg of per spoor van meer dan negen uur voor andere doeleinden dan voor de slacht moeten, naast het meest recente wetenschappelijke advies van de EFSA, de maximale rijtijden en minimale rusttijden voor bestuurders van wegvoertuigen zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 561/2006 51 in aanmerking worden genomen om een betere coördinatie met de transport- en rusttijden van de vervoerde dieren te verkrijgen.
(39) Niet-gespeende dieren zijn bijzonder kwetsbaar tijdens het vervoer en er moet voor worden gezorgd dat zij overeenkomstig hun behoeften aan boord worden gevoederd. Op grond van het wetenschappelijk advies van de EFSA moeten de minimumleeftijd en het minimumgewicht van deze dieren worden verhoogd voordat zij mogen worden vervoerd, zodat zij weerbaarder en geschikter voor vervoer zijn. Bovendien mogen deze dieren gedurende maximaal acht uur worden vervoerd, tenzij aan boord van het vervoermiddel in een systeem is voorzien waarmee niet-gespeende dieren onder de juiste omstandigheden daadwerkelijk met melk of melkvervangers op lichaamstemperatuur kunnen worden gevoederd.
(40) Uit de ervaring met de toepassing van Verordening (EG) nr. 1/2005 is gebleken dat het moeilijk is om te voldoen aan het adequaat voederen van niet-gespeende dieren. Niet-gespeende dieren moeten met soortspecifieke melk of een passende melkvervanger op lichaamstemperatuur worden gevoederd onder omstandigheden die vergelijkbaar zijn met de natuurlijke melkvoeding en met tussenpozen die langdurige honger voorkomen. Er moeten voedersystemen worden ontworpen om het verstrekken van melk of melkvervanging aan elk dier aan boord mogelijk te maken, waarbij de verzorgers of bestuurders zo weinig mogelijk moeten ingrijpen. Het onderhoud moet een passende reiniging en ontsmetting mogelijk maken om verontreiniging van de melk te voorkomen. Het voedersysteem moet worden aangepast aan de omstandigheden en de aard van het vervoer waarvoor het bestemd is. Met name wanneer dieren per roroschip worden vervoerd, moet rekening worden gehouden met de beperkte ruimte rond het vervoermiddel en met de beweging van het schip. Om de ontwikkeling van inconsistenties in de voedersystemen te voorkomen, moet de Commissie deze systemen goedkeuren op basis van wetenschappelijke en technische bewijzen voor de doeltreffendheid van het beoogde gebruik en de conformiteit met de voorschriften van deze verordening. Ook moet de Commissie bij deze taak worden bijgestaan door de EFSA.
(41) Terwijl in de wetenschappelijke adviezen van de EFSA wordt gesteld dat bewegingsstress een belangrijk risico vormt voor het welzijn van dieren die in wegvoertuigen worden vervoerd, is deze conclusie niet getrokken wat betreft bewegingsstress in vervoermiddelen op zee. De transporttijden van weg- en spoorvervoer zijn beperkt en er zijn rusttijden nodig om de effecten van bewegingsstress op het welzijn van de vervoerde dieren te beperken. Dieren die over zee worden vervoerd, zijn niet blootgesteld aan hetzelfde type beweging als dieren die over de weg of per spoor worden vervoerd. Bewegingen op zeeschepen beïnvloeden de stabiliteit van de dieren niet op dezelfde manier als bewegingen op wegvoertuigen, waar zij te maken hebben met herhaalde en onverwachte plotselinge bewegingen. Bijgevolg is het effect van het zeevervoer op dieren minder schadelijk voor hun welzijn. Op voorwaarde dat dieren aan boord van zeeschepen, zoals veeschepen, containerschepen en roroschepen, voldoende ruimte hebben om te liggen en te rusten, voldoende voeder en water hebben in voldoende hoeveelheden en met passende tussenpozen, moet de op zee doorgebrachte tijd niet als transporttijd worden meegeteld.
(42) De temperatuur die dieren tijdens het vervoer ervaren, is een belangrijke factor die van invloed is op hun welzijn. Het meten van de binnentemperaturen tijdens het wegvervoer is lastig gebleken en maakt het moeilijk om corrigerende maatregelen te nemen. Het handhaven van temperatuurgrenzen in een voertuig is moeilijk omdat dit afhankelijk is van tal van factoren, waaronder vochtigheid en ruimte aan boord. Het vervoer van dieren in vrachtwagens met airconditioning is duur en waarschijnlijk niet duurzaam. Daarom is het passend om de transporttijden bij extreme temperaturen te beperken zodat de blootstelling van de dieren daaraan wordt verminderd en, in zeer extreme gevallen, het vervoer van dieren alleen ’s nachts toe te staan. Daarnaast moeten er ook maatregelen worden genomen om mogelijke negatieve effecten van de temperatuur aan boord af te zwakken, zoals het inschakelen van de ventilatoren van de vrachtwagen en het zorgen voor meer ruimte voor de dieren.
(43) Organisatoren die dieren naar een plaats van bestemming in een derde land vervoeren, moeten door een certificerende instantie een evaluatie van het eerste transport laten uitvoeren om te bepalen of de organisator in staat is de naleving van deze verordening te waarborgen tot het moment van aankomst van de dieren op de plaats van bestemming in het derde land. Wanneer niet aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan, moet de bevoegde autoriteit de vergunning van de organisator voor vervoer naar derde landen schorsen. De certificerende instantie moet door de organisator georganiseerde transporten naar derde landen regelmatig evalueren om na te gaan of deze nog steeds over de middelen beschikt om aan deze verordening te voldoen. De certificerende instanties moeten over de vereiste kennis en kwalificaties beschikken, waarborgen bieden voor hun voortdurende onafhankelijkheid ten aanzien van de organisatoren, vervoerders en andere personen of entiteiten die betrokken zijn bij het vervoer of de omgang met de dieren tijdens het vervoer, en moeten zijn geaccrediteerd door nationale accreditatie-instanties die zijn opgericht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 52 .
(44) Bij Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad 53 zijn eisen vastgesteld voor controleposten en voor het gebruik van deze controleposten in de Unie. Om ervoor te zorgen dat het vervoer van dieren van de Unie naar derde landen aan deze verordening voldoet, met name wat betreft de transport- en rusttijden en de voorwaarden voor het stallen van de dieren tijdens de rustperioden, moeten controleposten in derde landen voldoen aan normen die gelijkwaardig zijn aan die welke zijn vastgesteld in de wetgeving van de Unie, met name Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad.
(45) Exploitanten van controleposten in derde landen of organisatoren kunnen verzoeken om hun opname in een door de Commissie vast te stellen lijst, mits zij aantonen dat zij voldoen aan voorschriften die ten minste gelijkwaardig zijn aan de voorschriften van de Unie, met name Verordening (EG) nr. 1255/97. Daartoe kunnen controleposten in derde landen bewijs verstrekken dat een certificerende instantie heeft gecertificeerd dat zij voldoen aan voorschriften die ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke zijn vastgesteld in het Unierecht, met name Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad. De lijst van erkende controleposten in derde landen moet door de Commissie worden vastgesteld door middel van uitvoeringshandelingen.
(46) Om te waarborgen dat controleposten voldoen aan de behoeften van de dieren die er rusten, moeten zij worden aangepast aan de desbetreffende soorten en categorieën. Er moet een boekingssysteem worden opgezet om vertragingen of overboeking van controleposten te voorkomen. Verordening (EG) nr. 1255/97 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(47) De ervaring leert dat de aanwijzing van een plaats van uitgang in de Unie van belang is voor een vlot vervoer van levende dieren van de Unie naar derde landen. De dieren moeten de Unie verlaten via aangewezen plaatsen van uitgang die voldoen aan de nodige voorschriften voor controles op het dierenwelzijn zoals bedoeld in artikel 21, lid 2, punt c), van Verordening (EU) 2017/625 54 en die in dit verband de communicatie tussen de bevoegde autoriteiten van de plaatsen van vertrek, de verzamelcentra, de controleposten en de inrichtingen van bestemming kunnen waarborgen. De bevoegde autoriteiten moeten dergelijke aanwijzingen registreren in Traces.
(48) De ervaring heeft geleerd dat het risico bestaat dat zendingen dieren die over zee worden vervoerd, door het land van bestemming worden geweigerd op basis van de overgelegde documenten, bijvoorbeeld gezondheidscertificaten. In bepaalde gevallen kan dit van invloed zijn op het welzijn van de dieren, aangezien zij om diergezondheidsredenen niet naar de plaats van vertrek kunnen worden teruggezonden. De bevoegde autoriteiten van de plaats van vertrek mogen een journaal alleen goedkeuren wanneer zij van de exploitant een verklaring van aanvaarding van de documenten voor het internationale vervoer van levende dieren over zee ontvangen, ondertekend door de bevoegde autoriteit van de zeehaven in het land van eindbestemming. Bijgevolg is het passend om een modelverklaring op te stellen.
(49) Lidstaten moeten doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties vaststellen voor inbreuken op deze verordening en ervoor zorgen dat deze worden toegepast. Om een consistente en doeltreffende toepassing van deze verordening in de hele Unie te waarborgen, moet worden voorkomen dat er verschillende handhavingsniveaus worden gehanteerd en dat de uiteenlopende zwaarte van de sancties die in verschillende lidstaten worden opgelegd voor niet-naleving van deze verordening, ertoe leidt dat vervoersactiviteiten worden gepland op basis van minder zware sancties die in bepaalde lidstaten worden opgelegd. Het is passend vast te stellen welke inbreuken op deze verordening aanzienlijke risico’s voor het dierenwelzijn inhouden en voor dergelijke gevallen te voorzien in minimumniveaus van financiële sancties die in verhouding staan tot de waarde van de zendingen dieren. Er moet ook rekening worden gehouden met de frequentie waarmee de inbreuk zich voordoet, en herhaalde inbreuken moeten als ernstiger worden beschouwd. Dit moet toekomstige inbreuken tegengaan en de handhaving van de verordening verbeteren.
(50) Uit de geschiktheidscontrole van de EU-wetgeving inzake dierenwelzijn is gebleken dat het moeilijk is om de doeltreffendheid van Verordening (EG) nr. 1/2005 voor de verbetering van het dierenwelzijn te beoordelen vanwege het ontbreken van indicatoren in die verordening. Het is passend een systeem op te zetten voor de monitoring van indicatoren voor dierenwelzijn.
(51) Vervoerders en houders moeten worden verplicht om gegevens te verzamelen op basis van indicatoren voor dierenwelzijn die relevant zijn voor hun vervoersactiviteiten. Aan de hand van de analyse van de gegevens zullen vervoerders en houders tekortkomingen op het gebied van dierenwelzijn kunnen vaststellen en zo nodig passende corrigerende maatregelen nemen. Gegevens over de indicatoren moeten ook in Traces ter beschikking worden gesteld van de bevoegde autoriteiten en de Commissie.
(52) Teneinde de technische voorschriften in de hoofdstukken I, II, V en VII van bijlage I en bijlage II te actualiseren en deze voorschriften aan te passen aan de meest recente wetenschappelijke en technische kennis, wanneer deze beschikbaar is, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen. Met het oog op het vergemakkelijken van de correcte uitvoering van deze verordening, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen om het model van het journaal in bijlage III en het model van de verklaring in bijlage IV te actualiseren. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau, overeenkomstig de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 55 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
(53) Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, met inbegrip van elementen van noodplannen en de modellen daarvan, technische voorschriften voor de goedkeuring van veeschepen, de technische elementen die nodig zijn voor het opzetten van het realtimevolgsysteem en de registratie van navigatiegegevens, de goedkeuring van voedersystemen voor niet-gespeende dieren aan boord, de inhoud van de evaluaties die nodig zijn voor de certificering van organisatoren die dieren naar derde landen vervoeren en de frequentie waarmee deze nodig zijn, de lijsten van controleposten die voldoen aan normen die gelijkwaardig zijn aan die van Verordening (EG) nr. 1255/97 van de Raad en de definities van indicatoren voor dierenwelzijn en de methoden om deze te monitoren, en technische voorschriften voor het gebruik van Traces, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 56 .
(54) Het is belangrijk ervoor te zorgen dat de nationale voorschriften door de lidstaten niet worden gebruikt op een manier die afbreuk doet aan de correcte toepassing van de bepalingen van deze verordening of de werking van de interne markt beïnvloedt. De lidstaten moeten de Commissie in kennis stellen van die nationale voorschriften. De Commissie moet deze nationale voorschriften aan de overige lidstaten meedelen. Indien nationale voorschriften binnen het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad vallen, moeten zij overeenkomstig die richtlijn aan de Commissie worden meegedeeld.
(55) Uit de effectbeoordeling die ter voorbereiding van deze verordening is uitgevoerd, blijkt dat sommige van de nieuwe voorschriften van deze verordening planning en investeringen vereisen van de exploitanten die er de gevolgen van ondervinden. Nieuwe regels betreffende de transporttijd en het voederen van niet-gespeende dieren tijdens het vervoer zullen veranderingen in de vervoerspatronen vereisen, alsook investeringen in nieuwe vrachtwagens om de dieren meer ruimte en mogelijk nieuwe voedersystemen te bieden. Deze verordening moet dan ook in adequate overgangsperioden voorzien in verband met de tijd die de exploitanten nodig hebben om zich aan de desbetreffende voorschriften van deze verordening aan te passen.
(56) Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het waarborgen van een geharmoniseerde aanpak ten aanzien van de bescherming van dieren tijdens het vervoer, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de gevolgen, de complexiteit en het grensoverschrijdende en internationale karakter ervan, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het beginsel van evenredigheid zoals vastgesteld in hetzelfde artikel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.
(57) De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is overeenkomstig artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 geraadpleegd en heeft op [DD/MM/JJJJ] een advies uitgebracht.