Overwegingen bij COM(2024)14 - Wijziging van Richtlijn 2009/38/EG wat betreft de instelling en werking van Europese ondernemingsraden en de doeltreffende handhaving van transnationale informatie- en raadplegingsrechten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Overeenkomstig artikel 27 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moeten werknemers of hun vertegenwoordigers op alle passende niveaus tijdig en onder de voorwaarden waarin het recht van de Unie en de nationale wetgeving en praktijken voorzien, worden geïnformeerd en geraadpleegd. Beginsel 8 van de Europese pijler van sociale rechten bevestigt het recht van werknemers of hun vertegenwoordigers om te worden geïnformeerd en geraadpleegd over zaken die voor hen van belang zijn.

(2) Wat transnationale kwesties betreft, beoogt Richtlijn 2009/38/EG van het Europees Parlement en de Raad0 praktische uitvoering te geven aan deze basisbeginselen door minimumvoorschriften vast te stellen voor de informatie en raadpleging van werknemers in ondernemingen en concerns met een communautaire dimensie.

(3) Hoewel een in 2018 gepubliceerde evaluatie0 van Richtlijn 2009/38/EG in beginsel de meerwaarde en relevantie van de richtlijn bevestigde, werden ook tekortkomingen vastgesteld met betrekking tot bijvoorbeeld de doeltreffendheid van het raadplegingsproces, de toegang tot de rechter, sancties en de interpretatie van bepaalde begrippen.

(4) In 2023 heeft het Europees Parlement overeenkomstig artikel 225 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) een initiatiefresolutie0 aangenomen met aanbevelingen betreffende een herziening van Richtlijn 2009/38/EG en heeft de Commissie overeenkomstig artikel 154 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie de sociale partners in twee fasen geraadpleegd over de noodzaak en de inhoud van maatregelen om de tekortkomingen van die richtlijn aan te pakken. De Commissie heeft ook bewijsmateriaal verzameld door middel van een studie met een gerichte online enquête, interviews met belanghebbenden, workshops, een analyse van nationale rechtspraak en relevante bepalingen in de nationale wetgeving van de lidstaten.

(5) Uit bewijsmateriaal blijkt dat rechtsonzekerheid met betrekking tot het begrip transnationale kwesties tot uiteenlopende interpretaties en geschillen heeft geleid. Om de rechtszekerheid te waarborgen en het risico op dergelijke geschillen te beperken, moet dat begrip worden verduidelijkt. Daarom is het passend te verduidelijken dat deze richtlijn niet enkel gevallen mag bestrijken waarin redelijkerwijs kan worden verwacht dat de door het bestuur overwogen maatregelen van invloed zullen zijn op werknemers in meer dan één lidstaat, maar ook gevallen waarin redelijkerwijs kan worden verwacht dat dergelijke maatregelen van invloed zullen zijn op werknemers in slechts één lidstaat maar dat de gevolgen van die maatregelen van invloed zullen zijn op werknemers in ten minste één andere lidstaat. Dit is noodzakelijk om ook gevallen te bestrijken waarin ondernemingen maatregelen overwegen, zoals al dan niet tijdelijke werkloosheid en ontslagen, die uitdrukkelijk gericht zijn op vestigingen in slechts één lidstaat, maar waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij gevolgen zullen hebben voor werknemers in een andere lidstaat, bijvoorbeeld als gevolg van veranderingen in de grensoverschrijdende toeleveringsketen of productieactiviteiten, wanneer dergelijke maatregelen kunnen leiden tot aanzienlijke veranderingen in de organisatie van het werk of in de contractuele betrekkingen.

(6) De definities van informatie en raadpleging in Richtlijn 2009/38/EG omvatten normatieve voorschriften. In plaats daarvan is het, omwille van de samenhang en de juridische duidelijkheid, passend die normatieve voorschriften vast te stellen in de artikelen waarin rechten en verplichtingen worden vastgelegd.

(7) Leden van bijzondere onderhandelingsgroepen kunnen juridisch advies of vertegenwoordiging nodig hebben om hun taken uit hoofde van Richtlijn 2009/38/EG uit te voeren. Het is echter niet voldoende duidelijk dat zij recht hebben op de vergoeding van de bijbehorende juridische kosten. Met het oog op de vergoeding daarvan moet worden verduidelijkt dat het hoofdbestuur de kosten van de leden van de bijzondere onderhandelingsgroepen moet dragen en dat deze moeten verplicht worden die kosten vooraf te melden. Het is passend deze verplichting te beperken tot redelijke juridische kosten om ervoor te zorgen dat het bestuur niet aansprakelijk is voor kennelijk onevenredige kosten, kosten zonder gerechtvaardigd verband met het verstrekken van juridisch advies of vertegenwoordiging in rechte, of kosten die voortvloeien uit kennelijk ongegronde, lichtzinnige of vexatoire vorderingen. Bovendien laat Richtlijn 2009/38/EG de lidstaten de vrijheid om begrotingsregels voor de werking van de bijzondere onderhandelingsgroep en de Europese ondernemingsraden vast te stellen op basis van subsidiaire voorschriften, rekening houdend met het beginsel dat de uitgaven in verband met het goede verloop van de taken van de bijzondere onderhandelingsgroep door het hoofdbestuur moeten worden gedragen. Daarom zijn de bepalingen die verwijzen naar het aantal deskundigen dat door het hoofdbestuur moet worden gefinancierd, overbodig en moeten zij worden geschrapt.

(8) Krachtens Richtlijn 2009/38/EG moeten de partijen bij een overeenkomst inzake een Europese ondernemingsraad de plaats van de vergaderingen van de Europese ondernemingsraad bepalen. Het is passend te specificeren dat zij ook de vorm van dergelijke vergaderingen moeten bepalen, met name om te voorkomen dat er twijfel bestaat over hun vrijheid om ermee in te stemmen dat sommige of alle vergaderingen in een virtuele omgeving worden gehouden, met gebruikmaking van online vergaderinstrumenten, waardoor de milieuvoetafdruk van vergaderingen wordt verkleind in overeenstemming met de emissiereductiedoelstellingen van de Unie, de lidstaten en de bedrijven, en tegelijkertijd wordt gezorgd voor zinvolle informatieverstrekking en raadpleging tegen lagere milieu- en financiële kosten.

(9) Er kunnen onzekerheid en geschillen bestaan over de vergoeding van bepaalde uitgaven en de toegang tot bepaalde middelen, ook tijdens de werking van de Europese ondernemingsraden. Overeenkomstig het beginsel van autonomie van de partijen is het passend te eisen dat bepaalde soorten financiële en materiële middelen specifiek worden vastgesteld in de overeenkomsten van de Europese ondernemingsraad, namelijk de eventuele inschakeling van deskundigen — zoals deskundigen op technisch gebied of juridische deskundigen — en de vergoeding van hun honoraria en van de juridische kosten, met inbegrip van de kosten van vertegenwoordiging in rechte en van deelname aan administratieve of gerechtelijke procedures. De overeenkomsten moeten ook betrekking hebben op de verstrekking van relevante opleidingen aan de leden van de Europese ondernemingsraad en vergoeding van de daarmee verband houdende uitgaven, onverminderd het minimumvoorschrift van artikel 10, lid 4, van Richtlijn 2009/38/EG.

(10) De verplichting in Richtlijn 2009/38/EG om bij de vaststelling van de samenstelling van Europese ondernemingsraden waar mogelijk rekening te houden met de noodzaak van een evenwichtige vertegenwoordiging van werknemers wat vrouwen en mannen betreft, is ontoereikend gebleken om het evenwicht tussen vrouwen en mannen te bevorderen. Vrouwen zijn nog steeds ondervertegenwoordigd in de meeste Europese ondernemingsraden. Daarom moeten effectievere en specifiekere doelstellingen inzake de vertegenwoordiging van vrouwen en mannen worden vastgesteld, die door het bestuur en de werknemersvertegenwoordigers moeten worden verwezenlijkt wanneer zij onderhandelen of opnieuw onderhandelen over hun overeenkomsten. Om deze doelstellingen te bereiken, kan het in bepaalde gevallen noodzakelijk zijn voorrang te geven aan het ondervertegenwoordigde geslacht bij de samenstelling van de Europese ondernemingsraad of zijn beperkt comité. Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie0 is een dergelijke positieve actie mogelijk, overeenkomstig het beginsel van gelijke behandeling van vrouwen en mannen, op voorwaarde dat de maatregelen die worden genomen om de doelstelling van evenwicht tussen vrouwen en mannen te verwezenlijken, niet automatisch en onvoorwaardelijk voorrang geven aan personen van een bepaald geslacht, maar het mogelijk maken rekening te houden met andere criteria, zoals verdiensten en kwalificaties en de in de desbetreffende wetgeving vastgestelde verkiezingsprocedure. De partijen bij overeenkomsten van de Europese ondernemingsraad moeten daarom de nodige flexibiliteit krijgen om de juridische en feitelijke beperkingen van de positieve actie te eerbiedigen. Om soortgelijke redenen is het ook passend stappen te ondernemen om te streven naar een evenwichtige samenstelling van de bijzondere onderhandelingsgroep wat vrouwen en mannen betreft, om die doelstelling reeds tijdens de onderhandelingsfase te bevorderen.

(11) Uit bewijsmateriaal blijkt dat het openen van onderhandelingen soms wordt uitgesteld tot na de in Richtlijn 2009/38/EG vastgestelde periode van zes maanden. In sommige gevallen onderneemt het bestuur geen stappen of weigert het uitdrukkelijk om onderhandelingen te openen naar aanleiding van een verzoek om een Europese ondernemingsraad in te stellen. Daarom moet worden gespecificeerd dat de subsidiaire voorschriften van Richtlijn 2009/38/EG van toepassing zijn wanneer de eerste vergadering van de bijzondere onderhandelingsgroep niet wordt bijeengeroepen binnen zes maanden na een verzoek tot instelling van een Europese ondernemingsraad, ongeacht of het hoofdbestuur uitdrukkelijk weigert onderhandelingen te openen.

(12) Bij het delen van gevoelige informatie met leden van Europese ondernemingsraden of bijzondere onderhandelingsgroepen of werknemersvertegenwoordigers in het kader van een procedure voor informatieverstrekking en raadpleging, kan het bestuur bepalen dat dergelijke informatie in vertrouwen wordt gedeeld en niet verder mag worden bekendgemaakt. Bij het vertrouwelijk delen van informatie moet het hoofdbestuur tegelijkertijd een redelijke motivering verstrekken. Het opzetten van adequate regelingen om de vertrouwelijkheid van gevoelige informatie te waarborgen, kan vertrouwen scheppen en de uitwisseling van dergelijke informatie vergemakkelijken en tegelijkertijd de belangen van bedrijven en werknemers beschermen, onder meer om toenemende risico’s zoals industriële spionage te voorkomen.

(13) De mogelijkheid voor het hoofdbestuur om geen informatie door te geven aan de leden van bijzondere onderhandelingsgroepen of van Europese ondernemingsraden of aan werknemersvertegenwoordigers in het kader van een procedure voor informatieverstrekking en raadpleging, moet worden beperkt tot gevallen waarin het doorgeven ervan de werking van de betrokken ondernemingen ernstig zou schaden. Met het oog op transparantie en het waarborgen van doeltreffende rechtsmiddelen moet het hoofdbestuur ook worden verplicht de redenen voor het niet verstrekken van informatie te specificeren.

(14) Met het oog op meer juridische duidelijkheid is het passend de bepalingen inzake het vertrouwelijk verstrekken van informatie en het niet verstrekken van informatie in twee afzonderlijke artikelen vast te stellen. Bovendien moet de bestaande bepaling op grond waarvan de lidstaten bijzondere regels kunnen vaststellen voor ondernemingen die een ideologische doelstelling nastreven, worden verplaatst naar het artikel betreffende de verhouding tot andere nationale bepalingen, omdat zij betrekking heeft op de uitvoering van de voorschriften van Richtlijn 2009/38/EG in ruimere zin.

(15) Een doeltreffende transnationale raadpleging vereist een echte dialoog tussen het hoofdbestuur en de Europese ondernemingsraden of de werknemersvertegenwoordigers in het kader van een procedure voor informatieverstrekking en raadpleging. Dit houdt in dat de informatieverstrekking en raadpleging zodanig moeten worden uitgevoerd dat werknemersvertegenwoordigers hun mening kunnen geven voordat de beslissing wordt genomen, en dat de adviezen van de Europese ondernemingsraden of werknemersvertegenwoordigers van het hoofdbestuur een met redenen omkleed antwoord moeten ontvangen voordat dit zijn beslissing over de voorgestelde maatregel in kwestie neemt. Om de rechtszekerheid te waarborgen, moet in Richtlijn 2009/38/EG een uitdrukkelijk voorschrift in die zin worden vastgesteld.

(16) Daarnaast moeten de bepalingen van Richtlijn 2009/38/EG betreffende de rol en de bescherming van de werknemersvertegenwoordigers worden gewijzigd zodat zij duidelijker en nauwkeuriger zijn, met name wat betreft de bescherming van de leden van bijzondere onderhandelingsgroepen en van de Europese ondernemingsraden tegen vergeldingsmaatregelen of ontslagen. Om geschillen te voorkomen, moet ook worden gespecificeerd dat het hoofdbestuur de kosten van de opleiding van de leden van de bijzondere onderhandelingsgroep en van de Europese ondernemingsraad en de andere daarmee samenhangende kosten moet dekken, wat nodig is voor de uitoefening van hun taken, mits de leiding vooraf van deze kosten in kennis is gesteld.

(17) In sommige lidstaten ondervinden rechthebbenden uit hoofde van Richtlijn 2009/38/EG moeilijkheden bij het instellen van rechtsvorderingen om hun rechten te doen gelden. Daarom moet de verplichting van de lidstaten om te zorgen voor doeltreffende rechtsmiddelen en toegang tot de rechter, alsook het toezicht van de Commissie op de naleving van die verplichting, worden versterkt. Daartoe moeten de lidstaten worden verplicht de Commissie in kennis te stellen van de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de rechthebbenden gerechtelijke en, in voorkomend geval, administratieve procedures kunnen inleiden met betrekking tot al hun rechten uit hoofde van deze richtlijn. Bovendien moet worden verduidelijkt dat de desbetreffende procedures een tijdige en doeltreffende handhaving mogelijk moeten maken en dat eventuele voorafgaande buitengerechtelijke schikkingsprocedures niet kunnen leiden tot een beslissing die bindend is voor de betrokken partijen, noch afbreuk kunnen doen aan het recht van de rechthebbenden om een beroep bij de rechter in te stellen.

(18) Uit de evaluatie van Richtlijn 2009/38/EG door de Commissie van 2018 is gebleken dat sancties die van toepassing zijn in geval van niet-naleving van voorschriften inzake transnationale informatieverstrekking en raadpleging vaak onvoldoende afschrikkend zijn. Daarom is het passend de lidstaten te verplichten om te voorzien in doeltreffende, afschrikkende en evenredige sancties. Er moeten financiële sancties worden opgelegd in geval van niet-naleving van de procedures voor informatie en raadpleging van Richtlijn 2009/38/EG. Er kan ook worden voorzien in andere vormen van sancties. Bij de vaststelling van financiële sancties moet rekening worden gehouden met de omvang en de financiële situatie van de onderneming of het concern met een communautaire dimensie — bijvoorbeeld op basis van de jaaromzet ervan — en alle andere relevante factoren — zoals de ernst, de duur, de gevolgen en de vraag of de overtreding opzettelijk of uit onachtzaamheid is begaan — zodat de sancties doeltreffend, afschrikkend en evenredig zijn.

(19) Ondernemingen die vóór 23 september 1996, dat wil zeggen vóór de datum van toepassing van Richtlijn 94/45/EG van de Raad0, een overeenkomst inzake transnationale informatie en raadpleging van werknemers hebben gesloten, zijn vrijgesteld van de verplichtingen die voortvloeien uit Richtlijn 2009/38/EG. De informatie- en raadplegingsorganen voor werknemers die bij dergelijke overeenkomsten zijn ingesteld, zijn opgericht en blijven functioneren buiten het toepassingsgebied van het Unierecht. Richtlijn 2009/38/EG biedt de werknemers van de vrijgestelde ondernemingen niet de mogelijkheid om te verzoeken om de instelling van een Europese ondernemingsraad uit hoofde van die richtlijn. Omwille van de juridische duidelijkheid, de gelijke behandeling en de doeltreffendheid moeten werknemers en hun vertegenwoordigers in alle ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie echter in beginsel het recht hebben te verzoeken om de instelling van een Europese ondernemingsraad. Bijna dertig jaar nadat op het niveau van de Unie voor het eerst een wetgevingskader met minimumvoorschriften voor de transnationale informatieverstrekking aan en raadpleging van werknemers werd vastgesteld, hebben deze redenen voorrang op overwegingen inzake continuïteit van reeds bestaande overeenkomsten die aanvankelijk de vrijstelling rechtvaardigden. Die vrijstelling moet derhalve worden geschrapt.

(20) Bovendien moeten om dezelfde redenen dezelfde minimumvoorschriften gelden voor alle ondernemingen met een communautaire dimensie met Europese ondernemingsraden die functioneren in toepassing van Richtlijn 2009/38/EG en diegene waarin tussen 5 juni 2009 en 5 juni 2011 een overeenkomst inzake een Europese ondernemingsraad is ondertekend of herzien. Daarom moet ook de vrijstelling van die ondernemingen van de toepassing van Richtlijn 2009/38/EG worden geschrapt.

(21) Europese ondernemingsraden die werkzaam zijn op basis van de subsidiaire voorschriften van bijlage I bij Richtlijn 2009/38/EG, hebben het recht eenmaal per jaar met het hoofdbestuur te vergaderen en te worden geïnformeerd en geraadpleegd over de voortgang van de activiteiten van de betrokken onderneming of het betrokken concern met een communautaire dimensie en haar vooruitzichten. Om de transnationale informatie en raadpleging van die Europese ondernemingsraden te versterken, is het passend het aantal van dergelijke jaarlijkse plenaire vergaderingen in de subsidiaire voorschriften te verhogen tot twee.

(22) Daarnaast moeten bepaalde technische wijzigingen worden aangebracht in de subsidiaire voorschriften van bijlage I bij Richtlijn 2009/38/EG om de samenhang met het dispositief te waarborgen.

(23) Daarom is het passend Richtlijn 2009/38/EG te wijzigen om alle in aanmerking komende ondernemingen binnen het toepassingsgebied ervan te brengen, enkele van de belangrijkste concepten ervan te verduidelijken, het proces van de transnationale informatieverstrekking en raadpleging te verbeteren en te zorgen voor doeltreffende rechtsmiddelen en handhaving.

(24) Het is mogelijk dat in sommige gevallen bestaande overeenkomsten van de Europese ondernemingsraad of overeenkomsten inzake procedures voor informatie en raadpleging die in het kader van Richtlijn 94/45/EG of Richtlijn 2009/38/EG zijn gesloten vóór de inwerkingtreding van de door de lidstaten ter omzetting van deze richtlijn vastgestelde maatregelen, niet in overeenstemming zijn met de herziene voorschriften. Daarom is het passend overgangsregelingen vast te stellen die de partijen bij dergelijke overeenkomsten in staat stellen te onderhandelen over aanpassingen vóór de datum van toepassing van de omzettingsmaatregelen.

(25) De algemene doelstelling van deze richtlijn is te zorgen voor de doeltreffendheid van de voorschriften van Richtlijn 2009/38/EG betreffende de informatieverstrekking aan en raadpleging van werknemers van ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie. Deze doelstelling kan niet voldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt, maar vanwege de inherent transnationale aard en omvang van deze voorschriften kan zij beter op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt. De Unie kan derhalve maatregelen treffen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(26) Overeenkomstig artikel 27 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap moeten personen met een handicap hun arbeids- en vakbondsrechten op voet van gelijkheid met anderen kunnen uitoefenen. Aangezien zowel de Unie als haar lidstaten partij zijn bij dat verdrag, moeten Richtlijn 2009/38/EG en de desbetreffende nationale wetgeving in overeenstemming met dat beginsel worden uitgelegd, bijvoorbeeld met betrekking tot toegankelijkheid en redelijke aanpassingen voor leden van bijzondere onderhandelingsgroepen en van Europese ondernemingsraden en werknemersvertegenwoordigers die hun taken uitoefenen, en tot de vergoeding van de daaraan verbonden kosten door het hoofdbestuur.

(27) Overeenkomstig artikel 30, lid 3, en artikel 42, lid 1, van Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad0, artikel 18, lid 2, en artikel 71, lid 1, van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad0 en artikel 36, lid 2, en artikel 88, lid 1, van Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad0 moeten de lidstaten passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat ondernemers bij de uitvoering van overheidsopdrachten de toepasselijke verplichtingen op het gebied van het sociaal en arbeidsrecht uit hoofde van het Unierecht nakomen. De doeltreffende uitvoering van de voorschriften van deze richtlijn moet worden bevorderd door waar nodig sociale duurzaamheidscriteria op te nemen in de gunningscriteria die door aanbestedende diensten zijn opgesteld om de economisch voordeligste inschrijvingen te bepalen. Onderhavige richtlijn schept echter geen aanvullende verplichtingen met betrekking tot die richtlijnen.

(28) Om werknemersvertegenwoordigers en het hoofdbestuur in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie voldoende tijd te geven om de herziene minimumvoorschriften te overwegen en zich voor te bereiden op de toepassing ervan, is het passend de toepassing van de bepalingen die de lidstaten hebben vastgesteld om aan deze richtlijn te voldoen, met twee jaar uit te stellen.