Overwegingen bij COM(2024)60 - Bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en van materiaal van seksueel misbruik van kinderen, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ (herschikking)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
 nieuw

(1) Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad 13 moet op verscheidene punten worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid dient tot herschikking van die richtlijn te worden overgegaan.


 2011/93/EU overweging 1 (aangepast)

(2) Seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen, met inbegrip van kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  , vormen ernstige schendingen van de grondrechten, in het bijzonder van de rechten van kinderen op de voor hun welzijn noodzakelijke bescherming en zorg, die zijn vastgelegd in het Verdrag van de Verenigde Naties van 1989 inzake de rechten van het kind en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie 14 .


 2011/93/EU overweging 2 (aangepast)

 nieuw

(3) Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie erkent de Unie de rechten, vrijheden en beginselen die zijn opgenomen in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, waarin artikel 24, lid 2, bepaalt dat bij alle handelingen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden verricht door overheidsinstanties of private instellingen, de belangen van het kind voorop moeten staan. Bovendien maakt   geeft   het Programma van Stockholm — Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de burger  (4) —    de EU-strategie voor een doeltreffendere bestrijding van seksueel misbruik van kinderen 15      duidelijk prioriteit aan het opvoeren van de strijd tegen   de bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en van kinderpornografie tot een duidelijke prioriteit.   tegen materiaal van seksueel misbruik van kinderen, onder meer door acties die erop gericht zijn de doeltreffendheid van de bestaande Uniewetgeving te blijven garanderen, indien nodig door deze te actualiseren. Dit wordt ook ondersteund door de EU-strategie voor de rechten van het kind, met haar doelstelling om geweld tegen kinderen te bestrijden en te zorgen voor een kindvriendelijke justitie. 


 2011/93/EU overweging 3 (aangepast)

(4) Kinderpornografie, bestaande uit beelden van seksueel misbruik van kinderen,   Materiaal van seksueel misbruik van kinderen  en andere zeer ernstige vormen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen nemen toe en raken steeds meer verspreid door het gebruik van nieuwe technologieën en het internet.


 2011/93/EU overweging 4 (aangepast)

 nieuw

(5) Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad van 22 december 2003 ter bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie [5] zorgt voor een onderlinge aanpassing van de wetgeving van de lidstaten, om aldus de ernstigste vormen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen strafbaar te stellen, de nationale rechtsmacht uit te breiden en een minimaal niveau van bijstand voor de slachtoffers te waarborgen. Bij Kaderbesluit 2001/220/JBZ van de Raad van 15 maart 2001 inzake de status van het slachtoffer in de strafprocedure wordt een reeks rechten van slachtoffers in strafprocedures vastgesteld, met inbegrip van het recht op bescherming en schadevergoeding.   In Richtlijn 2012/29/EU van het Europees Parlement en de Raad 16 is een reeks rechten vastgesteld voor alle slachtoffers van strafbare feiten, en dus ook voor kinderen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik. Deze rechten omvatten het recht op informatie, het recht op ondersteuning en bescherming overeenkomstig de individuele behoeften van het slachtoffer, een reeks procedurele rechten en het recht op een beslissing inzake de vergoeding van schade door de dader. Het voorstel tot wijziging van de richtlijn slachtofferrechten versterkt de rechten van slachtoffers van strafbare feiten in de Unie, met inbegrip van het recht op ondersteuning en bescherming van kindslachtoffers van strafbare feiten 17 . Deze richtlijn bouwt voort op en is van toepassing naast de richtlijn slachtofferrechten.  Bovendien zal   wordt  de coördinatie van de vervolging van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie   van gevallen betreffende materiaal van seksueel misbruik van kinderen   worden vergemakkelijkt door de uitvoering van Kaderbesluit 2009/948/JBZ van de Raad van 30 november 2009 over het voorkomen en beslechten van geschillen over de uitoefening van rechtsmacht bij strafprocedures 18 . Wanneer een dergelijke vervolging onder de rechtsmacht van meer dan één lidstaat valt, moeten de betrokken lidstaten samenwerken om te bepalen welke lidstaat het best in staat is om vervolging in te stellen. Wanneer de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten, na samenwerking of rechtstreeks overleg uit hoofde van Kaderbesluit 2009/948/JBZ van de Raad 19 , besluiten de strafvervolging in één lidstaat te centraliseren door middel van de overdracht van strafvervolging, moet voor een dergelijke overdracht Verordening (EU) .../... [voorstel voor een verordening betreffende de overdracht van strafvervolging] 20 worden toegepast.


 2011/93/EU overweging 5

(6) Overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind verbinden de verdragspartijen zich ertoe kinderen tegen alle vormen van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik te beschermen. Het Facultatief Protocol van de Verenigde Naties van 2000 inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind en in het bijzonder het Verdrag van de Raad van Europa van 2007 inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik vormen cruciale stappen in het proces van versterking van de internationale samenwerking op dit gebied.


 2011/93/EU overweging 6 (aangepast)

 nieuw

(7) Ernstige misdrijven zoals de seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  vergen een integrale benadering waarbij aandacht wordt besteed aan de vervolging van daders, de bescherming van kindslachtoffers en de preventie van de bewuste praktijken   , met inbegrip van de recente en de te verwachten ontwikkelingen en trends, waarbij steeds meer gebruik wordt gemaakt van onlinetechnologieën. Daartoe moet het huidige rechtskader worden geactualiseerd teneinde ervoor te zorgen dat het doeltreffend blijft  . Bij de uitvoering van maatregelen ter bestrijding van deze misdrijven moeten overeenkomstig het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind de belangen van het kind voorop staan. Om dat doel te bereiken dient Kaderbesluit 2004/68/JBZ te worden vervangen door een nieuw instrument dat in een dergelijk alomvattend rechtskader voorziet.


 2011/93/EU overweging 7 (aangepast)

(8) Deze richtlijn dient ter volledige aanvulling op Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad 21 , aangezien bepaalde slachtoffers van mensenhandel ook kinderen zijn die het slachtoffer zijn geweest van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting.


 2011/93/EU overweging 8 (aangepast)

(9) In het kader van de strafbaarstelling van handelingen met betrekking tot pornografische voorstellingen  van seksueel misbruik van kinderen  wordt in deze richtlijn verwezen naar die handelingen die bestaan uit een georganiseerde live voorstelling bedoeld voor een publiek; persoonlijke rechtstreekse communicatie met wederzijds goedvinden tussen gelijken of tussen kinderen die de leeftijd van seksuele meerderjarigheid hebben bereikt en hun partners valt niet onder de definitie.


 2011/93/EU overweging 9 (aangepast)

 nieuw

(10) Kinderpornografie   Materiaal van seksueel misbruik van kinderen  bevat vaak beeldopnamen van seksueel misbruik van kinderen door volwassenen. Kinderpornografie   Dat materiaal  kan tevens afbeeldingen omvatten van kinderen die betrokken zijn bij expliciete seksuele gedragingen of van hun geslachtsorganen, waarbij dergelijke afbeeldingen worden vervaardigd of gebruikt voor primair seksuele doeleinden en, met of zonder medeweten van het kind, worden geëxploiteerd. Voorts heeft het concept van kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  ook betrekking op realistische afbeeldingen van een kind dat deelneemt of wordt afgebeeld alsof het deelneemt aan expliciete seksuele gedragingen, voor primair seksuele doeleinden  , en op zogenaamde “handboeken voor pedofielen”  .


 nieuw

(11) Uit onderzoek is gebleken dat het beperken van de verspreiding van materiaal van seksueel misbruik van kinderen niet alleen van cruciaal belang is om revictimisatie als gevolg van de circulatie van beelden en video’s van het misbruik te voorkomen, maar ook dat dit een belangrijke vorm van dadergerichte preventie is, aangezien toegang tot materiaal van seksueel misbruik van kinderen vaak de eerste stap is richting hands-on misbruik, ongeacht of dat materiaal echte of louter realistische misbruik- en uitbuitingssituaties weergeeft. Als gevolg van de voortdurende ontwikkeling van artificiële intelligentie-toepassingen, die realistische beelden kunnen genereren die niet te onderscheiden zijn van echte beelden, zal het aantal zogenaamde “deepfake”‑beelden en ‑video’s van seksueel misbruik van kinderen de komende jaren naar verwachting exponentieel toenemen. Bovendien worden de ontwikkelingen op het gebied van aangevulde, uitgebreide en virtuele realiteit, waarbij gebruik wordt gemaakt van avatars met sensorische feedback, bijvoorbeeld via apparaten die een gevoel van aanraking creëren, niet volledig gedekt door de bestaande definitie. De opname van een expliciete verwijzing naar “reproducties of weergaven” moet ervoor zorgen dat de definitie van materiaal van seksueel misbruik van kinderen deze en toekomstige technologische ontwikkelingen op een voldoende technologieneutrale en dus toekomstbestendige wijze bestrijkt.

(12) Om strafbare feiten in verband met seksueel misbruik van kinderen te voorkomen, moet de definitie van materiaal van seksueel misbruik van kinderen ook zogenaamde “handboeken voor pedofielen” omvatten. In handboeken voor pedofielen wordt advies gegeven over het vinden, groomen en misbruiken van kinderen en over het voorkomen van identificatie en vervolging. Deze handboeken verlagen drempels en bieden toegang tot de nodige knowhow, waardoor ze daders aanmoedigen tot en ondersteunen bij het plegen van seksueel misbruik. De online verspreiding ervan heeft er al toe geleid dat sommige lidstaten hun strafrecht hebben aangepast en het bezit en de verspreiding van dergelijke handboeken expliciet strafbaar hebben gesteld. Het gebrek aan harmonisatie heeft tot gevolg dat het niveau van bescherming binnen de Unie niet overal gelijk is.


 2011/93/EU overweging 10

(13) Een handicap op zichzelf leidt niet automatisch tot een onmogelijkheid om in te stemmen met seksuele betrekkingen. Niettemin moet het misbruik maken van een dergelijke handicap teneinde deel te nemen aan seksuele handelingen met een kind, strafbaar worden gesteld.


 2011/93/EU overweging 11 (aangepast)

(14) Bij het vaststellen van wetgeving inzake materieel strafrecht dient de Unie de samenhang van deze wetgeving te waarborgen, in het bijzonder voor wat betreft de strafmaat. In het licht van het Verdrag van Lissabon dient rekening te worden gehouden met de conclusies van de Raad van 24 en 25 april 2002 met betrekking tot de te volgen methode voor de harmonisatie van straffen, waarin vier strafniveaus worden aangegeven. Deze richtlijn bevat een uitzonderlijk hoog aantal verschillende strafbare feiten en vereist bijgevolg een grotere differentiatie in de strafmaat dan gebruikelijk in rechtsinstrumenten van de Unie, teneinde de ernst van de verschillende strafbare feiten te weerspiegelen.


 2011/93/EU overweging 12 (aangepast)

 nieuw

(15) Ernstige vormen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen dienen te worden bestraft met doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen. Dit geldt met name voor diverse vormen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen die worden vergemakkelijkt door het gebruik van informatie- en communicatietechnologie, zoals het online benaderen van kinderen voor seksuele doeleinden via sociale netwerksites en chatrooms. Voorts dient de definitie van kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  te worden verduidelijkt en beter in overeenstemming te worden gebracht met de in internationale instrumenten gehanteerde definitie.   Meer in het algemeen dient de in deze richtlijn gebruikte terminologie in overeenstemming te worden gebracht met erkende internationale normen, zoals de terminologiegids voor de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik, die op 28 januari 2016 is aangenomen door de interdepartementale werkgroep in Luxemburg. 


 2011/93/EU overweging 13

(16) De in deze richtlijn vastgelegde maximumgevangenisstraf voor de in deze richtlijn vermelde strafbare feiten moet ten minste gelden voor de meest ernstige vormen van deze strafbare feiten.


 2011/93/EU overweging 14 (aangepast)

(17) Om de in deze richtlijn vastgestelde maximumgevangenisstraf voor strafbare feiten met betrekking tot seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  te bereiken, mogen de lidstaten, met inachtneming van hun nationaal recht, de in de nationale wetgeving voorziene gevangenisstraffen voor die strafbare feiten, combineren.


 2011/93/EU overweging 15 (aangepast)

 nieuw

(18) Bij deze richtlijn worden   moeten de  lidstaten  worden  verplicht strafrechtelijke straffen in hun nationale wetgeving op te nemen met betrekking tot de bepalingen van het Unierecht inzake de bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie   van materiaal van seksueel misbruik van kinderen  . Deze richtlijn schept geen   mag geen  verplichtingen  scheppen  met betrekking tot de toepassing van dergelijke straffen of enig ander beschikbaar rechtshandhavingsysteem in individuele gevallen.


 2011/93/EU overweging 16

(19) In het bijzonder wanneer de in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten worden gepleegd met het oogmerk van financieel gewin, worden de lidstaten verzocht de mogelijkheid te overwegen om in aanvulling op gevangenisstraf tevens geldelijke straffen op te leggen.


 2011/93/EU overweging 17 (aangepast)

 nieuw

(20) In de context van kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  biedt de term   “niet worden geacht   “wederrechtelijk”   te zijn gepleegd”   de lidstaten de mogelijkheid een verweer te bieden ten aanzien van handelswijzen met betrekking tot “pornografisch materiaal”   materiaal dat materiaal van seksueel misbruik van kinderen zou kunnen zijn  die bijvoorbeeld medische, wetenschappelijke of vergelijkbare doeleinden dienen. De term staat tevens de verrichting van onder nationale juridische bevoegdheden ressorterende activiteiten toe, zoals het rechtmatige bezit van kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  door de autoriteiten teneinde strafprocedures in te stellen of misdrijven te voorkomen, op te sporen of te onderzoeken  , of zoals activiteiten van organisaties die in het algemeen belang optreden tegen seksueel misbruik van kinderen, mits deze organisaties daartoe zijn gemachtigd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar zij zijn gevestigd. Deze activiteiten omvatten met name het in ontvangst nemen, analyseren en genereren van meldingen inzake vermoedelijk materiaal van seksueel misbruik van kinderen die bij hen worden ingediend door onlinegebruikers of andere organisaties die in het algemeen belang optreden tegen seksueel misbruik van kinderen, met inbegrip van het bepalen van de locatie waar het in de meldingen bedoelde materiaal wordt gehost, alsook het uitvoeren van zoekopdrachten om de verspreiding van materiaal van seksueel misbruik van kinderen op te sporen  . Voorts kan deze term juridische verweermiddelen of vergelijkbare relevante beginselen omvatten die een persoon onder specifieke omstandigheden van aansprakelijkheid kunnen vrijwaren , bijvoorbeeld wanneer telefonische of internetmeldpunten activiteiten uitvoeren om dergelijke gevallen te melden.


 2011/93/EU overweging 18 (aangepast)

(21) Het zich, door middel van informatie- en communicatietechnologie, welbewust toegang verschaffen tot kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  , moet strafbaar worden gesteld. De betrokkene is pas aansprakelijk wanneer hij van plan is een   online locatie   website te bezoeken waarop kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  beschikbaar is en tevens weet dat dergelijke   materiaal   afbeeldingen daar te vinden   is   zijn. Er moeten geen straffen worden opgelegd wanneer iemand onopzettelijk op een website   online locaties  met kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  terechtkomt. De opzettelijke aard van het strafbare feit kan met name worden afgeleid uit de omstandigheid dat het feit zich herhaaldelijk voordoet of dat het feit tegen betaling via een dienst werd gepleegd.


 2011/93/EU overweging 19 (aangepast)

 nieuw

(22) In het kader van het internet vormt het benaderen van kinderen voor seksuele doeleinden een bedreiging met specifieke kenmerken, aangezien internet de gebruiker een ongekende anonimiteit biedt omdat hij zijn identiteit en persoonlijke kenmerken, zoals zijn leeftijd, kan verhullen.  In het afgelopen decennium heeft het gebruik van informatie- en communicatietechnologieën het voor daders steeds gemakkelijker gemaakt om toegang te krijgen tot kinderen, waarbij het contact vaak begint met de dader die het kind in compromitterende situaties lokt, bijvoorbeeld door zich voor te doen als een gelijke of met ander bedrieglijk of vleierig gedrag. Deze verhoogde toegang tot kinderen heeft geleid tot een snelle groei van fenomenen zoals “sextortion” (d.w.z. het dreigen met het delen van intiem materiaal waarop het slachtoffer wordt weergegeven teneinde geld, materiaal van seksueel misbruik van kinderen of enig ander voordeel te verkrijgen), waarvan zowel seksueel minderjarige als seksueel meerderjarige kinderen het slachtoffer zijn. De afgelopen jaren is er sprake van een sterke toename van financieel gemotiveerde sextortion door georganiseerde criminele groepen die zich vooral richten op tienerjongens, wat er meerdere malen toe heeft geleid dat kinderen zich van het leven hebben beroofd. Daarom is het van essentieel belang dat al deze fenomenen op passende wijze worden aangepakt in de wetgeving van de lidstaten.   Tegelijkertijd erkennen de lidstaten dat het van groot belang is de benadering van kinderen voor seksuele doeleinden buiten de context van internet eveneens te bestrijden, in het bijzonder wanneer een dergelijke benadering plaatsvindt zonder gebruik van informatie- en communicatietechnologie. De lidstaten worden aangespoord om gedragingen waarbij de benadering van een kind om de dader te ontmoeten voor seksuele doeleinden plaatsvindt in de aanwezigheid of de nabijheid van het kind, strafbaar te stellen, bijvoorbeeld in de vorm van een strafbare voorbereiding van een misdrijf, een poging tot het plegen van de in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten of een bijzondere vorm van seksueel misbruik. Ongeacht welke juridische oplossing wordt gekozen om het offline benaderen van kinderen voor seksuele doeleinden („offline grooming”) strafbaar te stellen, dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat de plegers van dergelijke strafbare feiten op enigerlei wijze worden vervolgd.


 nieuw

(23) In het licht van de recente technologische ontwikkelingen en met name de ontwikkelingen op het gebied van aangevulde, uitgebreide en virtuele realiteit, mag de strafbaarstelling van het benaderen van kinderen niet beperkt blijven tot spraak-, tekst- of mailgesprekken, maar moet zij ook contacten of uitwisselingen in een aangevulde, uitgebreide en virtuele realiteit-omgeving omvatten, alsook het op grote schaal benaderen van kinderen door middel van daartoe getrainde chatbots, aangezien dit fenomeen waarschijnlijk nog zal toenemen als gevolg van de te verwachten ontwikkeling van toepassingen op het gebied van artificiële intelligentie. Daarom moet de term “door middel van informatie- en communicatietechnologie” zodanig ruim worden opgevat dat hij al deze technologische ontwikkelingen bestrijkt.


 2011/93/EU overweging 20 (aangepast)

 nieuw

(24) Deze richtlijn is niet van toepassing op het beleid van de lidstaten betreffende seksuele handelingen met onderlinge instemming waarbij kinderen betrokken kunnen zijn en die kunnen worden beschouwd als uiting van de normale ontdekking van de seksualiteit in het kader van de persoonlijke ontwikkeling, waarbij rekening wordt gehouden met verschillende culturele en juridische tradities en met nieuwe vormen van het aanknopen en onderhouden van betrekkingen tussen kinderen en adolescenten, onder meer via informatie- en communicatietechnologie. Deze kwesties vallen buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn. Lidstaten die gebruikmaken van de in deze richtlijn geboden mogelijkheden, zullen dit doen in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden.   Meer in het bijzonder moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om consensuele seksuele handelingen waarbij uitsluitend seksueel meerderjarige kinderen betrokken zijn en consensuele seksuele handelingen waarbij gelijken betrokken zijn, uit te sluiten van strafbaarstelling. De wijzigingen van het betrokken artikel hebben tot doel de werkingssfeer van de afwijking te verduidelijken, aangezien sommige lidstaten blijkbaar een te ruime interpretatie hebben gegeven aan de oorspronkelijke formulering (bijvoorbeeld door consensuele handelingen tussen seksueel meerderjarige minderjarigen en volwassenen van om het even welke leeftijd ‑ die zelfs in het geval van een aanzienlijk leeftijdsverschil als “gelijken” worden beschouwd ‑ uit te sluiten van strafbaarstelling). 


 2011/93/EU overweging 21

(25) De lidstaten moeten in hun nationaal recht verzwarende omstandigheden opnemen overeenkomstig de toepasselijke regels in hun rechtsstelsels inzake verzwarende omstandigheden. Zij dienen ervoor te zorgen dat rechters deze verzwarende omstandigheden bij de veroordeling van daders kunnen laten meewegen, ofschoon rechters niet tot de toepassing ervan verplicht zijn. De lidstaten hoeven verzwarende omstandigheden niet in hun recht op te nemen wanneer zij, gezien de aard van het specifieke strafbare feit, irrelevant zijn. De relevantie van de diverse in deze richtlijn vastgelegde verzwarende omstandigheden moet op nationaal niveau worden beoordeeld voor elk van de in deze richtlijn genoemde strafbare feiten.


 2011/93/EU overweging 22

(26) In het kader van deze richtlijn dient onder lichamelijk of geestelijk onvermogen tevens het lichamelijk of geestelijk onvermogen te worden verstaan dat wordt veroorzaakt door de invloed van drugs en alcohol.


 2011/93/EU overweging 23 (aangepast)

 nieuw

(27) Bij de bestrijding van seksuele uitbuiting van kinderen dient ten volle gebruik te worden gemaakt van bestaande instrumenten inzake de inbeslagneming en confiscatie van opbrengsten van misdrijven, zoals het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad 22 en de protocollen daarbij, het Verdrag van de Raad van Europa van 1990 inzake het witwassen, de opsporing, de inbeslagneming en de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, Kaderbesluit 2001/500/JBZ van de Raad van 26 juni 2001 inzake het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven 23 , en Kaderbesluit 2005/212/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de confiscatie van opbrengsten van misdrijven, alsmede van de daarbij gebruikte hulpmiddelen en de door middel daarvan verkregen voorwerpen 24    en Richtlijn […/…/…] van het Europees Parlement en de Raad 25   . Het in deze richtlijn bedoelde gebruik van in beslag genomen en geconfisqueerde hulpmiddelen en de opbrengsten van strafbare feiten om slachtoffers bij te staan en te beschermen, moet worden aangemoedigd.


 2011/93/EU overweging 24 (aangepast)

 nieuw

(28) Secundaire victimisatie moet worden vermeden bij slachtoffers van in deze richtlijn genoemde strafbare feiten.   Bijvoorbeeld, en zonder afbreuk te doen aan de waarborgen van Richtlijn (EU) 2016/800 van het Europees Parlement en de Raad 26 , dient het in   In lidstaten waar prostitutie of het verschijnen in pornografie op grond van het nationale strafrecht strafbaar is, dient het mogelijk te zijn niet tot vervolging over te gaan of geen straffen op te leggen conform dat recht, wanneer het kind in kwestie deze daden heeft gepleegd omdat het een slachtoffer was van seksuele uitbuiting of omdat het gedwongen was deel te nemen aan kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen. De term “gedwongen” moet in dit geval zo worden opgevat dat hij ook situaties omvat waarin het kind, zonder gebruik van geweld of druk, werd aangezet tot handelen, naast situaties waarin het kind middels geweld of druk tot handelen werd gebracht. 


 2011/93/EU overweging 25

(29) Als instrument voor de onderlinge afstemming van het strafrecht voorziet deze richtlijn in strafmaten die moeten gelden zonder dat afbreuk wordt gedaan aan het specifieke strafrechtelijke beleid van de lidstaten jegens kinderen die strafbare feiten plegen.


 2011/93/EU overweging 26

(30) Het onderzoek naar strafbare feiten en het instellen van de strafvordering dienen te worden ondersteund, in aanmerking genomen hoe moeilijk het voor kindslachtoffers is om seksueel misbruik aan te geven en hoe gemakkelijk daders in cyberspace anoniem kunnen blijven. Met het oog op het slagen van het onderzoek en de vervolging van de in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten, mag het instellen ervan in principe niet afhankelijk zijn van een aangifte of klacht van het slachtoffer of zijn vertegenwoordiger. De duur van een voldoende lange periode voor vervolging dient te worden vastgesteld overeenkomstig het nationale recht.


 nieuw

(31) Slachtoffers van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen zijn ook tientallen jaren na het plegen van de feiten vaak nog niet in staat om daarvan aangifte te doen en dat vanwege gevoelens van schaamte, schuld en zelfverwijt, die onder meer verband kunnen houden met het sociale en culturele stigma dat nog steeds aan seksueel misbruik kleeft, het heimelijke karakter van het misbruik, bedreigingen of beschuldigingen van de dader en/of trauma’s. Plegers van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen blijven, in tegenstelling tot daders van andere geweldsdelicten, vaak tot op hoge leeftijd actief en blijven dus lang een bedreiging vormen voor kinderen. Doeltreffend onderzoek naar en doeltreffende vervolging van strafbare feiten in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en passende bijstand aan en ondersteuning van slachtoffers, zijn dus alleen mogelijk indien de verjaringstermijnen slachtoffers de mogelijkheid bieden om gedurende een aanzienlijk lange periode aangifte te doen van de betrokken feiten.


 2011/93/EU overweging 27 (aangepast)

 nieuw

(32) De personen die belast zijn met het onderzoek en de vervolging van de in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten moeten kunnen beschikken over doeltreffende onderzoeksmiddelen. Het kan daarbij onder meer gaan om het onderscheppen van gesprekken, geheime observatie, onder meer met elektronische middelen, toezicht op bankrekeningen of andere financiële onderzoeken, daarbij rekening houdend met, onder andere, het evenredigheidsbeginsel en de aard en ernst van de onderzochte strafbare feiten. Wanneer dit gepast is, en overeenkomstig   Overeenkomstig  het nationale recht moeten dergelijke onderzoeksmiddelen de rechtshandhavingsinstanties tevens de mogelijkheid bieden om een verhulde identiteit te gebruiken op internet   en om, onder gerechtelijk toezicht, materiaal van seksueel misbruik van kinderen te verspreiden. De lidstaten ertoe verplichten om het gebruik van deze onderzoekstechnieken mogelijk te maken, is van essentieel belang om ervoor te zorgen dat strafbare feiten in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen doeltreffend worden onderzocht en vervolgd. Aangezien deze strafbare feiten in de meeste gevallen worden gefaciliteerd of mogelijk worden gemaakt door online‑instrumenten en zij daarom per definitie een grensoverschrijdend karakter hebben, zijn undercoveroperaties en het gebruik van zogenaamde “honeypots” in dit verband bijzonder doeltreffende onderzoeksinstrumenten gebleken. Om doeltreffend onderzoek en doeltreffende vervolging mogelijk te maken, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten ook samenwerken via en met Europol en Eurojust, binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden en conform het toepasselijke rechtskader. Deze bevoegde autoriteiten moeten ook onderling en met de Commissie informatie uitwisselen over kwesties die zich voordoen bij onderzoeken en vervolgingen. 


 nieuw

(33) Sommige vormen van online seksueel misbruik van kinderen, zoals het livestreamen van kindermisbruik, dat, op verzoek van betalende daders in de Unie, fysiek vaak wordt gepleegd door personen in derde landen, brengen bijzondere onderzoeksuitdagingen met zich mee, aangezien het gestreamde misbruik doorgaans geen beelden of geregistreerde sporen achterlaat. Samenwerking met financiële diensten in de zin van artikel 2, punt b), van Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad 27 en andere relevante dienstverleners kan van cruciaal belang zijn om de uitdagingen bij het onderzoeken en vervolgen van dergelijke strafbare feiten aan te pakken. Met het oog op doeltreffend onderzoek en doeltreffende vervolging moeten de lidstaten dan ook overwegen kaders te bieden voor nauwe samenwerking tussen financiële diensten en andere relevante dienstverleners, zoals aanbieders van livestreamingdiensten. Dit zou leiden tot minder straffeloosheid en ervoor zorgen dat alle onder deze richtlijn vallende strafbare feiten doeltreffend kunnen worden onderzocht, met behulp van gerichte en passende instrumenten en middelen.


 2011/93/EU overweging 28

 nieuw

(34) De lidstaten moeten iedere persoon die op de hoogte is of een vermoeden heeft van het seksuele misbruik of de seksuele uitbuiting van een kind, aanmoedigen dit te melden bij de bevoegde diensten.  Met name moeten de lidstaten informatie beschikbaar stellen aan kinderen over de mogelijkheid om misbruik te melden, onder meer bij hulplijnen.  Het is de verantwoordelijkheid van elke lidstaat om te bepalen bij welke bevoegde autoriteiten dergelijke vermoedens kunnen worden gemeld. Die bevoegde autoriteiten mogen niet beperkt zijn tot diensten voor kinderbescherming of relevante sociale diensten. De vereiste dat een melding te goeder trouw moet gebeuren, heeft tot doel te voorkomen dat de bepaling wordt ingeroepen om met kwade opzet zuiver denkbeeldige of niet op waarheid berustende feiten aan te geven.


 2011/93/EU overweging 29 (aangepast)

(35) De regels inzake rechtsmacht dienen te worden gewijzigd om ervoor te zorgen dat personen uit de Unie die kinderen seksueel misbruiken of uitbuiten worden vervolgd, zelfs wanneer zij hun misdrijven buiten de Unie plegen, met name in het kader van het zogeheten sekstoerisme. Onder  “seksuele uitbuiting van kinderen in de context van reizen en toerisme”   “kindersekstoerisme” moet de seksuele uitbuiting van kinderen worden verstaan door een persoon of personen die vanuit hun gebruikelijke omgeving naar een bestemming in het buitenland reizen waar zij seksuele contacten met kinderen hebben. Wanneer kindersekstoerisme   seksuele uitbuiting van kinderen in de context van reizen en toerisme  buiten de Unie plaatsvindt, worden de lidstaten aangemoedigd ernaar te streven de samenwerking met derde landen en internationale organisaties te intensiveren door middel van de beschikbare nationale en internationale instrumenten, met inbegrip van bilaterale of multilaterale verdragen inzake uitlevering, wederzijdse bijstand of overdracht van procedures, teneinde sekstoerisme te bestrijden. De lidstaten moeten een open dialoog en communicatie met landen buiten de Unie bevorderen, teneinde op grond van de relevante nationale wetgeving daders te kunnen vervolgen die met het oog op  seksuele uitbuiting van kinderen in de context van reizen en toerisme   kindersekstoerisme buiten de grenzen van de Unie reizen.


 2011/93/EU overweging 30 (aangepast)

 nieuw

(36) Bij maatregelen om kindslachtoffers  op een alomvattende manier   te beschermen moeten de belangen van het kind voorop staan en moet rekening worden gehouden met hun behoeften.  Voor een doeltreffende bescherming van kinderen is een maatschappijbrede aanpak nodig. Alle relevante autoriteiten en diensten moeten het kind centraal stellen en samenwerken om het te beschermen en te ondersteunen, met inachtneming van de belangen van het kind. Het “Barnahus”-model, waarbij met medewerking van specialisten uit alle relevante disciplines een kindvriendelijke omgeving wordt gecreëerd, is momenteel het meest geavanceerde voorbeeld van een kindvriendelijke benadering van justitie en van het voorkomen van revictimisatie. De desbetreffende bepalingen van deze richtlijn zijn gebaseerd op de beginselen van dat model. Dat model heeft tot doel ervoor te zorgen dat alle kinderen die betrokken zijn bij onderzoeken naar seksueel misbruik of seksuele uitbuiting worden onderworpen aan een kwalitatief hoogwaardige beoordeling in een kindvriendelijke omgeving, passende psychosociale ondersteuning krijgen en een beroep kunnen doen op diensten voor kinderbescherming. Met deze richtlijn wordt beoogd ervoor te zorgen dat alle lidstaten deze beginselen in acht nemen, hoewel de lidstaten niet verplicht zijn om het Barnahus-model als zodanig toe te passen. Wanneer het kind medisch moet worden onderzocht ten behoeve van het strafonderzoek, bijvoorbeeld om bewijs van misbruik te verzamelen, moet dit medisch onderzoek beperkt blijven tot het strikt noodzakelijke teneinde hertraumatisering zoveel mogelijk te beperken. Deze verplichting mag geen belemmering vormen voor andere medische onderzoeken die nodig zijn voor het welzijn van het kind.   Kindslachtoffers dienen gemakkelijk toegang te hebben tot  een kindvriendelijke justitie en tot  rechtsmiddelen en maatregelen voor het oplossen van belangenconflicten in het geval van seksueel misbruik of seksuele uitbuiting van een kind in het gezin of de familie. Wanneer in een strafonderzoek of een strafproces een bijzondere vertegenwoordiger voor een kind moet worden aangewezen, kan deze rol ook door een rechtspersoon, een instelling of een autoriteit worden vervuld. Kindslachtoffers moeten ook worden beschermd tegen straffen, bijvoorbeeld krachtens de nationale wetgeving inzake prostitutie, wanneer zij hun situatie bij de bevoegde instanties onder de aandacht brengen. Voorts mag de deelname van kindslachtoffers aan een strafprocedure, voor zover mogelijk, geen verdere trauma’s veroorzaken door ondervragingen of oogcontact met daders.  Alle bij de procedure betrokken autoriteiten moeten worden opgeleid op het gebied van kindvriendelijke justitie.  Een goed begrip van kinderen en de manier waarop zij reageren op traumatische ervaringen maakt het mogelijk de kwaliteit van de bewijsverzameling te waarborgen en ervoor te zorgen dat het kind zo weinig mogelijk onder druk staat wanneer de noodzakelijke maatregelen worden genomen.  Wanneer kindslachtoffers deelnemen aan de strafprocedure, moet de rechter bij het voeren van de procedure ten volle rekening houden met hun leeftijd en maturiteit en ervoor zorgen dat de procedure toegankelijk en begrijpelijk is voor het kind. 


 2011/93/EU overweging 31

 nieuw

(37) Lidstaten moeten overwegen om kindslachtoffers zowel op korte als lange termijn  op maat gesneden en alomvattende  bijstand te verlenen. Elk leed als gevolg van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van een kind is aanzienlijk en moet  zo snel mogelijk na het eerste contact van het slachtoffer met de autoriteiten  worden aangepakt.  Onmiddellijke bijstand aan slachtoffers vóór en tijdens strafrechtelijke onderzoeken en procedures is van essentieel belang om langdurige trauma’s als gevolg van het ondergane misbruik zoveel mogelijk te beperken. Om de snelle verlening van bijstand, met inbegrip van het in kaart brengen van relevante ondersteuningsdiensten, te vergemakkelijken, moeten de lidstaten richtsnoeren en protocollen opstellen voor beroepsbeoefenaars in de gezondheidszorg, het onderwijs en de sociale dienstverlening, met inbegrip van het personeel van hulplijnen.  Gezien de aard van het leed ten gevolge van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting, moet dergelijke bijstand zo lang worden voortgezet als nodig is voor het lichamelijke en psychische herstel van het kind en kan hij indien noodzakelijk worden gecontinueerd wanneer het kind volwassen is. Er moet worden overwogen bijstand en advies uit te breiden tot ouders  , verzorgers  of voogden van kindslachtoffers indien zij niet van deelname aan het misdrijf worden verdacht, om hen in staat te stellen kindslachtoffers tijdens de procedure te kunnen bijstaan.


 nieuw

(38) Trauma’s als gevolg van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen blijven vaak tot ver in de volwassenheid doorwerken, met langdurige gevolgen die slachtoffers er vaak jarenlang of zelfs decennialang van weerhouden aangifte te doen van het misdrijf en bijstand en ondersteuning te zoeken. Daarom moeten de lidstaten zowel op korte als op lange termijn op maat gesneden en alomvattende bijstand verlenen, niet alleen aan kindslachtoffers, maar ook aan volwassen overlevers van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen.


 2011/93/EU overweging 32 (aangepast)

 nieuw

(39) Kaderbesluit 2001/220/JBZ   Richtlijn 2012/29/EU  stelt een aantal rechten van het slachtoffer in de strafprocedure vast, waaronder het recht op bescherming en het recht op een beslissing inzake  schadevergoeding  door de dader  .  Het voorstel tot herziening van de richtlijn slachtofferrechten voorziet in gerichte wijzigingen van de rechten van alle slachtoffers.   Voorts   Naast de in die richtlijn vastgestelde rechten,  dienen kinderen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik, seksuele uitbuiting en kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik  toegang te krijgen tot juridisch advies en, overeenkomstig de rol die het toepasselijke rechtsstelsel aan het slachtoffer toebedeelt, tot vertegenwoordiging in rechte, ook voor het vorderen van een schadevordering. Dit juridische advies en deze vertegenwoordiging zouden ook door de bevoegde autoriteiten kunnen worden verleend in het geval de schadevergoeding van de staat wordt gevorderd. Het juridische advies heeft ten doel slachtoffers in staat te stellen informatie en advies te krijgen over de verschillende mogelijkheden waarover zij beschikken. Juridisch advies dient te worden verstrekt door iemand die een passende juridische opleiding heeft genoten, maar dit hoeft niet noodzakelijk een jurist te zijn. Juridisch advies en, overeenkomstig de rol die het toepasselijke rechtsstelsel aan het slachtoffer toebedeelt, vertegenwoordiging in rechte moeten kosteloos zijn, in elk geval wanneer het slachtoffer over onvoldoende financiële middelen beschikt, en conform de nationale procedures van de lidstaten beschikbaar zijn.


 nieuw

(40) Het EU-centrum ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen (“EU-centrum”), dat is opgericht bij Verordening [.../.../EU tot vaststelling van regels ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen] 28 , moet de inspanningen van de lidstaten op het gebied van preventie en bijstand aan slachtoffers ondersteunen en moet de lidstaten helpen hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn na te komen. Het moet de uitwisseling van beste praktijken in de Unie en daarbuiten vergemakkelijken. Het EU-centrum moet de dialoog tussen alle relevante belanghebbenden aanmoedigen teneinde de ontwikkeling van geavanceerde preventieprogramma’s te bevorderen. Door samen te werken met de lidstaten en bij te dragen tot de standaardisering van het verzamelen van gegevens over seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen in de hele Unie, moet het EU-centrum bovendien een waardevol instrument zijn ter ondersteuning van empirisch onderbouwd beleid inzake preventie en bijstand aan slachtoffers. De lidstaten moeten, op de wijze die volgens hen het best beantwoordt aan hun interne organisatie en rekening houdend met de behoefte aan een minimale structuur met welomschreven taken, nationale autoriteiten of gelijkwaardige entiteiten oprichten die in staat zijn trends op het gebied van seksueel misbruik van kinderen te beoordelen, statistieken te verzamelen, de resultaten van acties ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen te meten, en regelmatig verslag uit te brengen over dergelijke trends, statistieken en resultaten. Deze nationale autoriteiten moeten fungeren als nationaal contactpunt en moeten bij hun werkzaamheden kiezen voor een geïntegreerde aanpak waarbij diverse belanghebbenden zijn betrokken. Daarnaast moeten de lidstaten op nationaal niveau de nodige mechanismen vaststellen om te zorgen voor doeltreffende coördinatie en samenwerking tussen alle relevante publieke en private actoren bij de ontwikkeling en uitvoering van maatregelen om online en offline seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen te voorkomen en te bestrijden, en om de samenwerking met het EU-centrum en de Commissie te vergemakkelijken.


 nieuw

(41) De lidstaten kunnen ervoor kiezen bestaande instanties of entiteiten, zoals de nationale coördinerende autoriteiten die reeds zijn aangewezen op grond van Verordening [.../.../EU de voorgestelde verordening ter bestrijding van seksueel misbruik van kinderen], aan te wijzen als nationale autoriteiten of gelijkwaardige structuren in het kader van deze richtlijn, voor zover dit verenigbaar is met de noodzaak ervoor te zorgen dat de hun krachtens deze richtlijn toegewezen taken doeltreffend en volledig worden uitgevoerd.


 2011/93/EU overweging 33 (aangepast)

 nieuw

(42) De lidstaten dienen maatregelen te nemen om handelingen die verband houden met de bevordering van seksueel misbruik van kinderen en  seksuele uitbuiting van kinderen in de context van reizen en toerisme   kindersekstoerisme te voorkomen of te verbieden. Er kan aan verschillende preventiemaatregelen worden gedacht, zoals de opstelling en aanscherping van een gedragscode en zelfreguleringsmechanismen in de toeristische sector, het invoeren van een ethische code of “kwaliteitslabels”  of het ontwikkelen van uitdrukkelijk beleid  voor toeristische organisaties die   teneinde seksueel misbruik of seksuele uitbuiting van kinderen in de context van reizen en toerisme te   kindersekstoerisme bestrijden of het ontwikkelen van uitdrukkelijk beleid om kindersekstoerisme aan te pakken.   De lidstaten moeten de instrumenten die hen ter beschikking staan op grond van het Unierecht, het nationale recht en internationale overeenkomsten benutten om seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen in de context van reizen en toerisme via of naar hun grondgebied te voorkomen, met name door passende maatregelen te nemen na ontvangst van relevante informatie uit derde landen, waaronder het verrichten van verdere controles of het weigeren van toegang op grond van Verordening (EU) 2018/1861 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem (SIS) op het gebied van grenscontroles 29


 2011/93/EU overweging 34 (aangepast)

 nieuw

(43) De lidstaten moeten beleid ontwikkelen en/of hun beleid aanscherpen om seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen te voorkomen, onder meer met maatregelen om de vraag die de voedingsbodem is voor alle vormen van seksuele uitbuiting van kinderen, te ontmoedigen en te doen afnemen, en maatregelen om het risico dat kinderen slachtoffer worden in te perken door middel van informatie- en bewustmakingscampagnes,  ook ten behoeve van ouders en verzorgers en de samenleving in het algemeen,  en onderzoeks- en educatieve programma’s. Bij dergelijke initiatieven dienen de lidstaten oog te hebben voor de bevordering van de rechten van het kind. Er dient met name voor te worden gezorgd dat bewustmakingscampagnes die op kinderen zijn gericht, geschikt en eenvoudig te begrijpen zijn  , en afgestemd zijn op de specifieke behoeften van kinderen in verschillende leeftijdsgroepen, waaronder kinderen in de voorschoolse leeftijd. Bij preventiemaatregelen moet het fenomeen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen holistisch worden benaderd door zowel de online- als de offlinedimensie ervan aan te pakken en alle relevante belanghebbenden te mobiliseren. Wat meer bepaald de onlinedimensie betreft, moeten de maatregelen de ontwikkeling van digitale geletterdheid omvatten, met inbegrip van een kritische omgang met de digitale wereld, teneinde gebruikers te helpen pogingen tot online seksueel misbruik van kinderen te herkennen en ermee om te gaan, ondersteuning te zoeken en misbruik te voorkomen. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de preventie van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen die worden verzorgd in een groepsomgeving in plaats van in een gezinsomgeving  .   Voor zover dit nog niet is gebeurd, moet   Ook   ook   de instelling van  specifieke  hulplijnen of meldpunten moet worden overwogen.


 2011/93/EU overweging 35 (aangepast)

(44) Wat betreft het stelsel voor het doen van een aangifte van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en het bijstaan van kinderen in nood, moet het gebruik van de telefonische meldpunten onder de nummers 116 000 voor vermiste kinderen, 116 006 voor slachtoffers van een misdrijf en 116 111  voor hulplijnen   voor kinderen, zoals ingevoerd bij Beschikking van de Commissie 2007/116/EG van 15 februari 2007 inzake het reserveren van de nationale nummerreeks die begint met 116 voor geharmoniseerde nummers voor geharmoniseerde diensten met een maatschappelijke waarde 30 , worden bevorderd en moet rekening worden gehouden met de ervaringen met het functioneren van deze nummers.


 nieuw

(45) Organisaties die in het algemeen belang optreden tegen seksueel misbruik van kinderen, zoals de leden van het Inhope-netwerk van meldpunten, zijn al jaren actief in verschillende lidstaten en werken samen met rechtshandhavingsinstanties en dienstverleners om de verwijdering en melding van online materiaal van seksueel misbruik van kinderen te vergemakkelijken. Aldus wordt revictimisatie tegengegaan door de online verspreiding van illegaal materiaal te beperken, en kan aan de rechtshandhavingsinstanties bewijs worden verstrekt over gepleegde misdrijven. Het rechtskader waarbinnen deze organisaties opereren, verschilt echter aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat en vertoont talrijke lacunes wat betreft de omschrijving van de taken die deze organisaties rechtmatig kunnen uitvoeren en de bijbehorende voorwaarden. De lidstaten moeten in staat zijn deze organisaties te machtigen om relevante taken uit te voeren, met name de verwerking van materiaal van seksueel misbruik van kinderen, in welk geval de verwerking niet als “wederrechtelijk” mag worden beschouwd. Het verlenen van dergelijke machtigingen wordt aangemoedigd omdat dit de rechtszekerheid vergroot, zorgt voor optimale synergieën tussen nationale autoriteiten en andere actoren die betrokken zijn bij de strijd tegen seksueel misbruik van kinderen, en de rechten van slachtoffers ondersteunt door materiaal van seksueel misbruik van kinderen te verwijderen uit de openbare digitale ruimte.


 2011/93/EU overweging 36 (aangepast)

 nieuw

(46) Professionele dienstverleners die mogelijk in contact komen met kinderen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting, dienen adequaat te worden opgeleid om dergelijke slachtoffers te herkennen en met hen om te gaan.  Om bij het onderzoeken en vervolgen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen te zorgen voor een kindvriendelijke justitie, moet dergelijke   Dergelijke opleiding moet worden aangemoedigd voor leden van de onderstaande categorieën die met kindslachtoffers in aanraking kunnen komen: politiebeambten, openbare aanklagers, advocaten, leden van de rechterlijke macht en gerechtsambtenaren, kinderverzorgings- en gezondheidswerkers,  beroepsbeoefenaars in de onderwijssector, met inbegrip van voor- en vroegschoolse educatie en opvang, sociale diensten, diensten voor slachtofferhulp en diensten voor herstelrecht  , maar ook andere groepen mensen die in het kader van hun werkzaamheden mogelijk met kinderen die het slachtoffer zijn van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting te maken kunnen krijgen.


 2011/93/EU overweging 37

(47) Om seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen te voorkomen, moeten zedendelinquenten specifieke interventieprogramma’s of op hen toegespitste maatregelen krijgen aangeboden. Die interventieprogramma’s of -maatregelen moeten berusten op een brede, flexibele aanpak die is gericht op de medische en psychosociale aspecten en zij moeten een niet-verplicht karakter hebben. Genoemde interventieprogramma’s of -maatregelen laten de door de bevoegde gerechtelijke autoriteiten opgelegde interventieprogramma’s of -maatregelen onverlet.


 2011/93/EU overweging 38

 nieuw

(48) Interventieprogramma’s of -maatregelen worden niet als automatisch recht verleend. Het is aan de lidstaat om te bepalen welke interventieprogramma’s of -maatregelen geschikt zijn.  In het geval van personen die vrezen dat zij een misdrijf zouden kunnen plegen, moeten deze programma’s of maatregelen toegankelijk zijn conform de nationale gezondheidszorgnormen. 


 2011/93/EU overweging 39 (aangepast)

 nieuw

(49) Om recidive te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken, moeten daders worden beoordeeld op het gevaar dat zij vormen en het mogelijke risico op herhaling van zedendelicten tegen kinderen. De bijzonderheden van een dergelijke beoordeling, zoals het soort autoriteit dat bevoegd is om de beoordeling te gelasten en te verrichten of het moment tijdens of na de strafprocedure waarop die beoordeling moet plaatsvinden, alsook de bijzonderheden van doeltreffende interventieprogramma’s of ‑maatregelen die naar aanleiding van die beoordeling worden aangeboden, moeten stroken met de nationale procedures van de lidstaten. Eveneens ter voorkoming en beperking van recidive moeten daders ook op vrijwillige basis kunnen deelnemen aan doeltreffende interventieprogramma’s of -maatregelen. Die interventieprogramma’s of -maatregelen mogen geen afbreuk doen aan nationale regelingen die zijn opgezet met het oog op de behandeling van personen die lijden aan een geestesziekte   mentale stoornis en moeten toegankelijk en betaalbaar zijn conform de nationale gezondheidszorgnormen, bijvoorbeeld wat betreft het in aanmerking komen voor vergoeding uit hoofde van de gezondheidsstelsels van de lidstaten  .


 2011/93/EU overweging 40 (aangepast)

 nieuw

(50) Wanneer dit wenselijk is vanwege het gevaar dat daders vormen en het mogelijke risico op herhaling van de strafbare feiten, dient aan veroordeelde daders tijdelijk of permanent een verbod te worden opgelegd dat ten minste betrekking heeft op het uitoefenen van beroepsactiviteiten waarbij zij rechtstreeks en geregeld in aanraking komen met kinderen   of binnen organisaties die met kinderen werken of die in het algemeen belang optreden tegen seksueel misbruik van kinderen  . Werkgevers die personeel aanwerven voor een baan die rechtstreeks en regelmatig contact met kinderen behelst, hebben het recht op de hoogte te worden gebracht   moeten informatie vragen over   van in het strafregister opgenomen bestaande veroordelingen voor zedendelicten ten koste van kinderen, of van reeds opgelegde verboden. Voor de toepassing van deze richtlijn dient het begrip “werkgevers” tevens personen te omvatten die een organisatie leiden op het gebied van vrijwilligerswerk dat in verband staat met het toezicht op en/of de verzorging van kinderen en waarbij sprake is van rechtstreeks en geregeld contact met kinderen  , met inbegrip van gemeenschapsomgevingen zoals scholen, ziekenhuizen, sociale zorgdiensten, sportclubs of religieuze gemeenschappen  . De wijze van informatieverstrekking, bijvoorbeeld via de betrokken persoon, en de exacte inhoud van die informatie, de definitie van georganiseerde vrijwilligersactiviteiten en van rechtstreeks en geregeld contact met kinderen, moeten overeenkomstig het nationale recht worden bepaald.   Informatie die door de ene bevoegde autoriteit aan de andere wordt doorgegeven, moet echter ten minste alle relevante gegevens bevatten die door de lidstaten zijn opgeslagen in hun nationale strafregisters en alle relevante gegevens die gemakkelijk uit derde landen kunnen worden verkregen, zoals gegevens die van het Verenigd Koninkrijk kunnen worden verkregen via het kanaal dat is ingesteld overeenkomstig deel drie, titel IX, van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds 31 .   


 2011/93/EU overweging 41

 nieuw

(51)  Op het gebied van seksueel misbruik van kinderen is het fenomeen van daders die na een veroordeling of een opgelegd verbod opnieuw toegang krijgen tot kinderen door naar een ander rechtsgebied te verhuizen, bijzonder wijdverbreid en verontrustend. Daarom is het van cruciaal belang alle nodige maatregelen te nemen om dit te voorkomen.   Met inachtneming van de verschillende rechtstradities van de lidstaten wordt in de bepalingen van deze richtlijn rekening gehouden met het feit dat toegang tot strafregisters uitsluitend is voorbehouden aan de bevoegde autoriteiten ofwel aan de betrokken persoon. Deze richtlijn stelt geen verplichting in om de nationale regelingen met betrekking tot strafregisters of de wijze van toegang tot deze registers aan te passen. 


 2011/93/EU overweging 42

 nieuw

(52)  Voor informatie die niet of nog niet beschikbaar is in Ecris, bijvoorbeeld informatie over delinquente onderdanen van derde landen, moeten de lidstaten, in afwachting van de volledige uitvoering van Verordening (EU) 2019/816 van het Europees Parlement en de Raad 32 , gebruikmaken van andere kanalen om alle relevante informatie te verstrekken aan werkgevers die personeel aanwerven voor functies die rechtstreeks en geregeld contact met kinderen behelzen.  Deze richtlijn beoogt geen harmonisatie van de regels inzake de toestemming van de betrokkene bij uitwisseling van informatie uit strafregisters, d.w.z. inzake de vraag of deze toestemming vereist is of niet. Met betrekking tot de vraag of toestemming krachtens het nationale recht vereist is of niet wordt in deze richtlijn geen enkele nieuwe verplichting opgelegd om het nationale recht en de nationale procedures in dit opzicht aan te passen.


 2011/93/EU overweging 43 (aangepast)

(53) De lidstaten kunnen overwegen aanvullende bestuursrechtelijke maatregelen te nemen met betrekking tot daders, zoals opname van personen die veroordeeld zijn wegens in deze richtlijn bedoelde strafbare feiten in registers van zedendelinquenten. De toegang tot deze registers moet worden beperkt overeenkomstig de nationale grondwettelijke beginselen en de vigerende normen voor gegevensbescherming, bijvoorbeeld door de toegang te beperken tot leden van de rechterlijke macht en/of rechtshandhavinginstanties.


 2011/93/EU overweging 44 (aangepast)

 nieuw

(54) De lidstaten worden aangemoedigd   moeten de nodige maatregelen nemen om   mechanismen voor gegevensverzameling tot stand te brengen of contactpunten te creëren, op nationaal, of lokaal  of regionaal   niveau en in samenwerking met het maatschappelijk middenveld, voor de observatie en evaluatie van het verschijnsel van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen  en waarbij ook wordt voortgebouwd op de bredere verplichtingen inzake gegevensverzameling die zijn vastgesteld in Richtlijn [.../...] [richtlijn slachtofferrechten, herschikking] en Verordening (EU) [verordening ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen]  . Om de resultaten van acties ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie   van materiaal van seksueel misbruik van kinderen  naar behoren te kunnen beoordelen, dient de Unie de ontplooiing voort te zetten van haar werkzaamheden op het gebied van methodologieën en methoden voor gegevensverzameling om vergelijkbare statistieken te produceren.  Het EU-centrum, als centrale kennishub inzake seksueel misbruik van kinderen in de Unie, moet op dat gebied een belangrijke rol spelen. 


 2011/93/EU overweging 45

(55) De lidstaten dienen passende maatregelen te nemen om voorlichtingsdiensten te voorzien teneinde informatie te verstrekken over hoe de signalen van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting kunnen worden herkend.


 2011/93/EU overweging 46 (aangepast)

(56) Kinderpornografie bestaat uit beelden van het seksuele misbruik van kinderen   Materiaal van seksueel misbruik van kinderen is materiaal met een bepaald soort inhoud  en kan onder geen enkele voorwaarde worden beschouwd als een meningsuiting. Om kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen   te bestrijden moet de verspreiding van materiaal van seksueel misbruik van kinderen worden beperkt door het voor daders moeilijker te maken om de inhoud op het publiek toegankelijke internet te uploaden. Er moet derhalve worden opgetreden om de desbetreffende inhoud te verwijderen en degenen die zich schuldig maken aan het vervaardigen, verspreiden of downloaden van beelden   materiaal   van seksueel misbruik van kinderen aan te houden. Om de inspanningen van de Unie met betrekking tot de bestrijding van kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen   te ondersteunen, dienen de lidstaten zo goed mogelijk samen te werken met derde landen teneinde ervoor te zorgen dat dergelijke inhoud van de op hun grondgebied opererende servers wordt verwijderd.


 nieuw

(57) De inspanningen van de lidstaten om de verspreiding van materiaal van seksueel misbruik van kinderen in te perken, onder meer door in het kader van deze richtlijn samen te werken met derde landen, mogen geen afbreuk doen aan Verordening (EU) 2022/2065, Verordening (EU) 2021/1232 en [Verordening .../.../ tot vaststelling van regels ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen]. Online-inhoud die een strafbaar feit in de zin van deze richtlijn vormt of faciliteert, is onderworpen aan de maatregelen die overeenkomstig Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad 33 zijn vastgesteld met betrekking tot illegale inhoud.


 2011/93/EU overweging 47 (aangepast)

 nieuw

(58) Ondanks deze inspanningen  van de lidstaten  is het evenwel vaak niet mogelijk de inhoud met kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  bij de bron te verwijderen wanneer het originele materiaal zich buiten de Unie bevindt, hetzij omdat de staat waar de servers worden gehost weigert mee te werken, hetzij omdat het bekomen van de verwijdering van het materiaal door de betrokken staat bijzonder lang blijkt te duren. Er mogen tevens mechanismen worden gecreëerd om toegang vanaf het grondgebied van de Unie tot webpagina’s waarvan is vastgesteld dat ze kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  bevatten of verspreiden, te blokkeren. De maatregelen die door de lidstaten in overeenstemming met deze richtlijn worden genomen om websites die kinderpornografie   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  bevatten te verwijderen of, indien nodig, te blokkeren, kunnen worden gebaseerd op verschillende soorten overheidsoptreden zoals wetgevend, niet-wetgevend, gerechtelijk en ander optreden. In die context doet deze richtlijn geen afbreuk aan vrijwillige maatregelen die door de internetindustrie worden genomen om verkeerd gebruik van haar diensten te voorkomen, noch aan de eventuele steun voor dergelijke maatregelen van de lidstaten. Ongeacht de rechtsgrond of methode die wordt gekozen, dienen de lidstaten te zorgen voor een adequaat niveau van rechtszekerheid en voorspelbaarheid voor gebruikers en dienstverleners. Om inhoud met kindermisbruik te verwijderen en te blokkeren moet samenwerking tussen de overheidsinstanties tot stand worden gebracht en versterkt, vooral om ervoor te zorgen dat nationale lijsten van webpagina’s die kinderpornografisch materiaal   materiaal van seksueel misbruik van kinderen  bevatten zo volledig mogelijk zijn en om dubbele inspanningen te voorkomen. Bij al deze ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de rechten van de eindgebruikers, moeten de bestaande wettelijke en gerechtelijke procedures, het Europese Verdrag voor de bescherming van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden nageleefd. Als onderdeel van het Actieplan voor een veiliger internet is een netwerk van telefonische meldpunten opgezet voor het verzamelen van informatie en het opstellen en uitwisselen van verslagen over de belangrijkste vormen van illegale inhoud online.   Het door de Unie medegefinancierde netwerk van meldpunten 34 behandelt meldingen van vermoedelijk materiaal van seksueel misbruik van kinderen die anoniem door het publiek worden gedaan en werkt samen met rechtshandhavingsinstanties en de industrie op nationaal, Europees en mondiaal niveau om ervoor te zorgen dat dit soort inhoud snel wordt verwijderd. 


 2011/93/EU overweging 48

48. Deze richtlijn beoogt de bepalingen van Kaderbesluit 2004/68/JBZ te wijzigen en uit te breiden. Aangezien de aan te brengen wijzigingen talrijk en ingrijpend zijn, dient het kaderbesluit, met het oog op de duidelijkheid, volledig te worden vervangen voor wat de lidstaten betreft die deelnemen aan de vaststelling van deze richtlijn.


 2011/93/EU overweging 49 (aangepast)

(59) Aangezien de doelstelling van deze richtlijn, namelijk de bestrijding van seksueel misbruik,   en   seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie   van materiaal van seksueel misbruik van kinderen  , niet voldoende kan worden verwezenlijkt door lidstaten en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen  van het optreden   dus beter op het niveau van de Unie kan worden bereikt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. In overeenstemming met het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.


 2011/93/EU overweging 50

(60) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en is in overeenstemming met de beginselen die met name door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend, inzonderheid het recht op bescherming van de menselijke waardigheid, het verbod op folteringen en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing, de rechten van het kind, het recht op vrijheid en veiligheid, het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, het recht op bescherming van persoonsgegevens, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een eerlijk proces, alsmede het legaliteitsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel inzake misdrijven en straffen. Deze richtlijn beoogt de volledige eerbiediging van die rechten en beginselen te waarborgen en zij moet dienovereenkomstig worden toegepast.


 2011/93/EU overweging 51

51. Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat gehecht is aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland kennis gegeven van hun wens om aan de vaststelling en toepassing van deze richtlijn deel te nemen.


 nieuw

(61) [Overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat gehecht is aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft Ierland [, bij brief van …,] te kennen gegeven dat het aan de vaststelling en toepassing van deze richtlijn wenst deel te nemen.]

OF    

[Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat gehecht is aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn en is het dus niet gebonden door, noch onderworpen aan de toepassing van deze richtlijn.]


 2011/93/EU overweging 52

(62) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat gehecht is aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze richtlijn en is het dus niet gebonden door, noch onderworpen aan de toepassing van deze richtlijn,.


 nieuw

(63) De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in intern recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijn materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijn.


 nieuw

(64) Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I genoemde termijn voor omzetting in intern recht van de aldaar genoemde richtlijn onverlet te laten,


 2011/93/EU (aangepast)