Overwegingen bij COM(2024)133 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2024)133 - .
document COM(2024)133
datum 20 maart 2024
 
(1) In maart 2014 heeft de Raad de aanbeveling inzake een kwaliteitskader voor stages(43) (“de aanbeveling van 2014”) aangenomen om te voorzien in EU-brede kwaliteitsnormen voor stages. Deze bevat 21 beginselen inzake stages om de kwaliteit van stages te verbeteren, met name om te zorgen voor een hoogwaardige leer- en opleidingsinhoud en adequate arbeidsomstandigheden om de overgang van onderwijs naar werk te ondersteunen en de inzetbaarheid van stagiairs te vergroten. De aanbeveling van 2014 heeft betrekking op alle stages, met uitzondering van stages die deel uitmaken van leerplannen voor formeel onderwijs of formele opleiding en stages die onder het nationale recht gereglementeerd zijn en waarvan de voltooiing een verplichte eis is om toegang tot een specifiek beroep te krijgen.

(2) De aanbeveling van de Raad voor een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen(44) bevat 14 criteria met betrekking tot hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen om ervoor te zorgen dat leerlingstelsels inspelen op de behoeften van de arbeidsmarkt en voordelen bieden aan zowel lerenden als werkgevers. Het gaat onder meer om criteria met betrekking tot leer- en arbeidsomstandigheden en randvoorwaarden.

(3) De versterkte jongerengarantie(45) is erop gericht ervoor te zorgen dat jongeren onder 30 jaar binnen vier maanden nadat zij werkloos zijn geworden of het onderwijs hebben verlaten, een deugdelijk aanbod krijgen voor een baan, voortgezet onderwijs of een plaats in het leerlingstelsel of een stage. De aanbeveling van 2014 heeft als belangrijk referentiepunt gediend om de kwaliteit van stageaanbiedingen in het kader van de versterkte jongerengarantie te meten.

(4) Het vergemakkelijken van de overgang naar hoogwaardige werkgelegenheid is noodzakelijk om tegen 2030 het kerndoel van de Unie van een arbeidsparticipatie van 78 % van de bevolking in de leeftijdsgroep 20-64 jaar te halen(46).

(5) Stages kunnen jongeren helpen praktische en beroepservaring op te doen, hun inzetbaarheid te verhogen en hun overgang naar een stabiele baan te vergemakkelijken. Zodoende vormen stages een belangrijke manier om toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt. Voor werkgevers bieden stages mogelijkheden om jongeren aan te trekken, op te leiden en te behouden. Zij kunnen de kosten voor het zoeken naar en aanwerven van geschoold personeel verlagen door stagiairs na hun stage een vaste baan aan te bieden.

(6) In veel beroepen en op alle vaardigheidsniveaus zijn er tekorten aan arbeidskrachten. Deze zullen naar verwachting toenemen met de verwachte daling van de bevolking in de werkende leeftijd en de toenemende vraag naar verschillende beroepen die relevant zijn voor de groene en de digitale transitie. Het verhogen van de arbeidsmarktparticipatie en de bij- en/of omscholing van jongeren zouden deze tekorten kunnen helpen verlichten. Stages van goede kwaliteit kunnen nuttige bij- en/of omscholingsmogelijkheden zijn voor mensen van alle leeftijden om praktische vaardigheden op de werkplek te verwerven om de arbeidsmarkt te betreden of hun loopbaan in een nieuwe richting te leiden.

(7) De Conferentie over de toekomst van Europa heeft een voorstel ingediend om ervoor te zorgen dat stages en banen van jongeren voldoen aan kwaliteitsnormen, onder meer op het gebied van beloning, en om onbezoldigde stages op de arbeidsmarkt en buiten het formele onderwijs te verbieden(47).

(8) Het Europees Parlement heeft in juni 2023 op grond van artikel 225 VWEU een resolutie aangenomen met aanbevelingen aan de Commissie over hoogwaardige stages(48). In zijn resolutie riep het Parlement de Commissie op “de aanbeveling van 2014 te actualiseren en te verstevigen en er een krachtiger wetgevingsinstrument van te maken”. Het Parlement verzoekt de Commissie voorts bijkomende beginselen op te nemen in een geactualiseerd kwaliteitskader voor stages. Het Europees Parlement heeft de Commissie met name verzocht “een voorstel in te dienen voor een richtlijn inzake stages op de vrije arbeidsmarkt, stages in het kader van actief arbeidsmarktbeleid en stages als verplicht onderdeel van beroepsopleidingen, om te zorgen voor minimale kwaliteitsnormen, met inbegrip van regels inzake de duur van de stages, toegang tot sociale bescherming in overeenstemming met de nationale wetgeving en praktijk, alsook een beloning die een fatsoenlijke levensstandaard waarborgt om uitbuiting te voorkomen”.

(9) De Commissie heeft overeenkomstig artikel 154 VWEU de sociale partners op Unieniveau in twee fasen geraadpleegd over de noodzaak, de doelstellingen en de wettelijke mogelijkheden voor potentiële maatregelen om de kwaliteit van stages verder te verbeteren. Er was geen overeenstemming tussen de sociale partners om daarover onderhandelingen aan te gaan. Het is echter belangrijk om op Unieniveau maatregelen te nemen op dit gebied door het huidige kader voor stages aan te passen en daarbij rekening te houden met de resultaten van de raadpleging van de sociale partners.

(10) De Commissie heeft uitvoerig overleg gepleegd met belanghebbenden, waaronder stagiairs en jongerenorganisaties, stageaanbieders, nationale overheidsinstanties, onderwijsinstellingen en deskundigen uit de academische wereld.

(11) Voorts heeft de Commissie in 2023 de aanbeveling van 2014(49) geëvalueerd en vastgesteld dat stages van goede kwaliteit, die de beginselen van die aanbeveling weerspiegelen, de inzetbaarheid van jongeren helpen verhogen. Hoewel de kwaliteitsbeginselen van de aanbeveling van 2014 nog steeds relevant en van toegevoegde waarde werden geacht, werd in de evaluatie ook geconcludeerd dat de toepassing van die beginselen en de monitoring en handhaving ervan moesten worden verbeterd. In de evaluatie is ook vastgesteld dat er ruimte was om het kader te versterken, onder meer wat aspecten in verband met beloning en toegang tot sociale bescherming betreft. Om de overgang naar een reguliere arbeidsverhouding te vergemakkelijken, kunnen stageaanbieders bovendien meer nadruk leggen op ondersteuning na plaatsing. Ook werd vastgesteld dat werkgevers beter kunnen worden bijgestaan door praktische begeleiding en financiële steun en door de koppeling van dergelijke steun aan de toepassing van de kwaliteitsbeginselen.

(12) Uit de evaluatie is ook gebleken dat inclusiviteit moet worden gewaarborgd en dat de toegang tot stages voor mensen in kwetsbare situaties moet worden verbeterd. Met name minderheden, personen met een handicap, personen die in landelijke, afgelegen en ultraperifere gebieden wonen, mensen met een kansarme sociaal-economische en/of migratieachtergrond, de Romagemeenschap en personen met een lager opleidingsniveau, ondervinden belemmeringen bij de toegang tot stagemogelijkheden. Voor personen met een handicap vormt met name een gebrek aan stageprogramma’s die zijn afgestemd op hun behoeften, bijvoorbeeld wat specifiek toegankelijkheid betreft, een obstakel om toegang te krijgen tot stages.

(13) Uit de Eurobarometer-enquête (FL523)(50) van 2023 bleek dat 55 % van de respondenten die een stage hadden gevolgd, werd bezoldigd of een financiële vergoeding kreeg, een stijging van 40 % ten opzichte van de Eurobarometer-enquête van 2013 (FL378)(51). Bovendien antwoordde in 2023 33 % van de respondenten dat zij volledig (en 28 % van de respondenten gedeeltelijk) toegang hadden tot sociale bescherming(52).

(14) In deze aanbeveling wordt ingegaan op de noodzaak om het kwaliteitskader voor stages te versterken, zoals vastgesteld in de evaluatie en door de verschillende hierboven genoemde belanghebbenden. Deze aanbeveling heeft tot doel de kwaliteit van stages te verbeteren, onder meer wat leer- en opleidingsinhoud en arbeidsomstandigheden betreft, om de overgang van onderwijs, werkloosheid of inactiviteit naar werk te vergemakkelijken.

(15) Voor de toepassing van deze aanbeveling wordt onder “stage” verstaan een beperkte periode van werk in de praktijk, met een belangrijke leer- en opleidingscomponent, dat wordt verricht om praktische en beroepservaring op te doen om de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt te verhogen en de overstap naar een reguliere arbeidsverhouding of de toegang tot een beroep te vergemakkelijken. Afgezien van andere soorten stages die kunnen bestaan, zijn de volgende vier soorten stages geïdentificeerd: stages op de vrije markt, stages in het kader van een actief arbeidsmarktbeleid, stages die deel uitmaken van leerplannen voor formeel onderwijs en formele opleiding, en stages die verplicht zijn om toegang te krijgen tot een bepaald beroep.

(16) Stages op de vrije markt zijn gebaseerd op niet-verplichte bilaterale overeenkomsten tussen een stagiair en een (publieke/private/non-profitorganisatie) zonder de betrokkenheid van een derde partij en zonder een formeel verband met onderwijs of opleiding.

(17) Stages in het kader van een actief arbeidsmarktbeleid (AAMB-stages) worden aangeboden aan inactieven of werklozen of personen die werkloos dreigen te worden, waarbij doorgaans een openbare instelling (vaak een dienst voor arbeidsvoorziening) optreedt als tussenpersoon tussen de stageaanbieder en de stagiair.

(18) Stages kunnen ook werkplekstages zijn die deel uitmaken van leerplannen voor formeel onderwijs en formele opleiding (school, beroepsonderwijs of hoger onderwijs en beroepsopleiding).

(19) Het nationale recht kan ook bepaalde stages reglementeren en de voltooiing ervan verplicht stellen om toegang te krijgen tot een bepaald beroep (bv. geneeskunde, architectuur enz.).

(20) Deze aanbeveling is van toepassing op alle stages als bedoeld in de overwegingen (16) tot en met (19).

(21) Aangezien stages en werkgerelateerde leerprogramma’s in beroepsonderwijs en -opleiding, zoals uiteengezet in de aanbeveling van de Raad voor een Europees kader voor hoogwaardige en doeltreffende leerlingplaatsen(53), sterk verschillen van lidstaat tot lidstaat, worden de lidstaten aangemoedigd om te beoordelen welke van de twee kwaliteitskaders van toepassing is op werkplekleerervaringen in het kader van beroepsonderwijs en -opleiding, afhankelijk van hun specifieke nationale en regionale kenmerken. Om ervoor te zorgen dat alle lerenden bij werkplekleren het hoogste beschermingsniveau genieten, worden de lidstaten daarbij aangemoedigd om, in overeenstemming met de nationale omstandigheden, de randvoorwaarden toe te passen die meer bescherming bieden in de twee kaders.

(22) Het gebrek aan billijke beloning en toegang tot adequate sociale bescherming vormt een belemmering voor gelijke toegang tot stagemogelijkheden. Bij gebrek aan een alternatieve bron van inkomsten zien groepen in kwetsbare situaties er vaak van af om stage te lopen, met name wanneer er geen beloning wordt uitbetaald of deze laag is, of wanneer extra kosten moeten worden gemaakt, bijvoorbeeld voor een stage in een andere regio of een ander land.

(23) Lacunes in de toegang tot sociale bescherming kunnen het welzijn en de (geestelijke) gezondheid van stagiairs in gevaar brengen en bijdragen tot economische onzekerheid en armoederisico. Dit risico is met name groot voor stagiairs uit sociaal-economisch achtergestelde groepen en/of in andere kwetsbare situaties. Stagiairs kunnen worden geconfronteerd met belemmeringen bij de toegang tot sociale rechten en uitkeringen, met name vanwege hun korte bijdrageverleden. Bovendien vereisen de meeste socialebeschermingsstelsels (met uitzondering van uitkeringen voor gezondheidszorg) een arbeidssituatie als werknemer, waardoor stagiairs die niet als werknemer worden beschouwd, worden uitgesloten.

(24) Een langere duur of een opeenvolging van meerdere stages kan de toegang tot reguliere arbeidsverhoudingen voor de betrokken individuele stagiairs vertragen. Deze kunnen er ook op wijzen dat stages worden gebruikt ter vervanging van reguliere arbeidsverhoudingen.

(25) Een stage van langere duur kan gerechtvaardigd zijn op grond van de aard en het doel van het specifieke type stage. Voorbeelden van uitzonderingen zijn stages die moeten worden gelopen om toegang te krijgen tot een specifiek beroep, waarbij het traject om de nodige kennis, competenties en ervaring te verwerven een langere stage-ervaring rechtvaardigt. Bepaalde stages die deel uitmaken van een actief arbeidsmarktbeleid dat gericht is op de integratie van personen in een kwetsbare situatie, kunnen ook een langere duur hebben. Sommige stages die deel uitmaken van leerplannen voor formeel onderwijs en formele opleiding kunnen een langere duur hebben om redenen die verband houden met de leerplannen.

(26) Stageaanbieders die in vacatures eerdere ervaring op hetzelfde of een soortgelijk activiteitengebied eisen, kunnen de oorzaak vormen van herhaalde stages en praktijken die erop gericht zijn banen te vervangen door arbeidsverhoudingen die als stages worden verhuld. De totale duur van stages wordt soms ook verlengd door herhaalde stages, met inbegrip van opeenvolgende stages, bij dezelfde werkgever. Dergelijke praktijken kunnen ook een aanwijzing zijn voor een arbeidsverhouding die als stage wordt verhuld. Er kunnen echter objectieve redenen zijn op basis waarvan stageaanbieders eerdere werkervaring van (kandidaat-)stagiairs kunnen verlangen. Een gelijkwaardige periode van eerdere werkervaringen kan bijvoorbeeld een alternatief zijn voor het behalen van een diploma op een bepaald activiteiten- of deskundigheidsgebied. Een traject om toegang te krijgen tot een specifiek beroep kan ook een reden zijn om eerdere werkervaring op te doen alvorens een meer gespecialiseerde stage te lopen.

(27) Uit de evaluatie bleek de behoefte om stagiairs tijdens de stage te ondersteunen door middel van degelijk mentorschap. Daarom moet de rol van de stagebegeleider worden aangevuld met een mentor, wiens rol bestaat in het adviseren, begeleiden en ondersteunen van de stagiair met het oog op persoonlijke ontwikkeling en integratie in de werkomgeving, waar mogelijk rekening houdend met de organisatorische behoeften en de omvang van de stageaanbieder.

(28) Sinds de COVID-19-pandemie worden vaker regelingen voor telewerken en hybride werken toegepast. Om de kwaliteit en toegankelijkheid van stages op afstand en hybride stages te waarborgen, zijn aanpassingen aan de toegenomen praktijk van telewerken nodig wat betreft een passende werkomgeving (met inbegrip van uitrusting) en werkorganisatie. Dit laatste omvat begeleiding, mentorschap en taken die geschikt zijn voor telewerken en hybride werken.

(29) Om de informatie over een stagemogelijkheid transparanter te maken, moeten stageaanbieders worden aangemoedigd om informatie over de voorwaarden van de stage in de vacatures en advertenties voor stages op te nemen, met name over de beloning, de arbeidsomstandigheden, de sociale bescherming, met inbegrip van ziekte- en ongevallenverzekering, de verwachte taken en de leer- en opleidingscomponent, eventueel aan de hand van een link naar een website met deze informatie.

(30) Stageaanbieders moeten worden aangemoedigd om informatie te verstrekken over het aanwervingsbeleid, met name over het aandeel stagiairs dat wordt aangeworven. Dit wordt berekend door het aantal stagiairs dat in dienst is genomen (na afloop van de stage) om een reguliere functie in te vullen, te delen door het totale aantal stagiairs bij dezelfde vestiging in hetzelfde jaar.

(31) Diensten voor arbeidsvoorziening en andere aanbieders van loopbaanbegeleiding moeten worden aangemoedigd om bij het verstrekken van informatie over stagemogelijkheden dezelfde transparantievoorschriften toe te passen als stageaanbieders. Erkend wordt echter dat de diensten voor arbeidsvoorziening en andere aanbieders van loopbaanbegeleiding mogelijk niet op de hoogte zijn van alle in de transparantievoorschriften vermelde informatie-elementen en afhankelijk kunnen zijn van de bereidheid van de stageaanbieders om dergelijke informatie te delen.

(32) Om gelijke toegang voor groepen in kwetsbare situaties te verzekeren, moeten deze groepen beter worden bereikt, bijvoorbeeld door middel van gerichte communicatie- en bewustmakingsstrategieën. Om de doeltreffendheid van dergelijke outreachstrategieën te waarborgen, is het van cruciaal belang dat relevante belanghebbenden, zoals diensten voor arbeidsvoorziening en onderwijs- en opleidingsinstellingen, worden betrokken en dat de communicatie- en informatie-instrumenten die worden gebruikt om zoveel mogelijk mensen te bereiken, worden aangepast aan onder meer personen met een bepaalde handicap (bv. aangepaste en gemakkelijk leesbare websites).

(33) Om de toepassing van de aanbeveling te waarborgen, moet de steun aan werkgevers worden versterkt door middel van praktische begeleiding en financiële steun; deze steun zou kunnen afhangen van de voorwaarde dat de aangeboden stages voldoen aan de kwaliteitsbeginselen van deze aanbeveling.

(34) Grensoverschrijdende stages kunnen bijzonder waardevol zijn omdat stagiairs een andere taal kunnen leren, worden blootgesteld aan een nieuwe omgeving of cultuur en zo relevante transversale vaardigheden kunnen verwerven. Er zijn aanwijzingen dat de grensoverschrijdende mobiliteit van stagiairs is toegenomen(54), maar jongeren ondervinden nog steeds moeilijkheden bij de toegang tot grensoverschrijdende stages als gevolg van een gebrek aan financiële middelen en aan relevante (en voldoende) informatie. Er is meer concrete en praktische informatie nodig over grensoverschrijdende stages, met name op het Eures-portaal, om de toegankelijkheid te verbeteren.

(35) Kanalen om wanpraktijken en slechte arbeidsomstandigheden te melden, kunnen stagiairs helpen hun arbeidsrechten te laten gelden. Bovendien zou de mogelijkheid voor stagiairs om hun rechten door werknemersvertegenwoordigers te laten verdedigen, hun positie versterken.

(36) De programma’s van de lidstaten voor het promoten en aanbieden van stages van goede kwaliteit kunnen met middelen uit de Europese fondsen worden gesteund. Het bij Verordening (EU) 2021/1057(55) ingestelde Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), de bij Verordening (EU) 2021/241(56) ingestelde herstel- en veerkrachtfaciliteit voor subsidiabele hervormingen en investeringen waarin de herstel- en veerkrachtplannen van de lidstaten voorzien en die tijdens de looptijd van de faciliteit tot eind 2026 moeten worden uitgevoerd, het bij Verordening (EU) 2021/1056(57) opgerichte Fonds voor een rechtvaardige transitie en het bij Verordening (EU) 2021/240(58) opgerichte instrument voor technische ondersteuning (TSI), zouden de uitvoering van de aanbeveling door de lidstaten kunnen ondersteunen.

(37) Om een consistente aanpak tussen de lidstaten te waarborgen, heeft de Commissie een richtlijn voorgesteld (COM(2024) 132) waarin een gemeenschappelijk kader van beginselen en maatregelen wordt vastgesteld om de arbeidsomstandigheden van stagiairs te verbeteren en te handhaven en om reguliere arbeidsverhoudingen die als stage worden verhuld, te bestrijden.

(38) Wat betreft de informatie die in de schriftelijke stageovereenkomst aan stagiairs moet worden verstrekt, hebben stagiairs die werknemer zijn, recht op naleving van de minimumeisen inzake informatieverplichtingen zoals vastgesteld in Richtlijn (EU) 2019/1152 van het Europees Parlement en de Raad(59). Voor zover die richtlijn erop niet van toepassing is, moeten naast die minimumeisen voor stagiairs die werknemer zijn ook de elementen van deze aanbeveling in aanmerking worden genomen.

(39) De uitvoering van deze aanbeveling mag geen geldige reden zijn om het algemene beschermingsniveau voor stagiairs dat in deze aanbeveling wordt aanbevolen, te verlagen.

(40) In deze aanbeveling moet worden vermeden zodanige administratieve, financiële of juridische verplichtingen op te leggen dat de oprichting of ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) daardoor zou kunnen worden belemmerd. De lidstaten wordt dan ook verzocht het effect van hun beleid of hervormingen op kmo’s te beoordelen, om ervoor te zorgen dat kmo’s niet onevenredig worden getroffen, met bijzondere aandacht voor micro-ondernemingen en voor administratieve lasten, en de resultaten van die beoordeling bekend te maken.

(41) Deze aanbeveling vervangt de aanbeveling van de Raad van 10 maart 2014 inzake een kwaliteitskader voor stages, die daarom niet langer door de lidstaten mag worden toegepast.

NEEMT NOTA VAN HET VOORNEMEN VAN DE COMMISSIE OM

(42) een nauwe samenwerking met de lidstaten, de sociale partners en andere belanghebbenden te bevorderen met het oog op een vlotte uitvoering van deze aanbeveling;

(43) samen te werken met de lidstaten, de sociale partners, diensten voor arbeidsvoorziening, jongerenorganisaties en organisaties voor stagiairs, onderwijs- en opleidingsinstellingen en andere belanghebbenden om deze aanbeveling onder de aandacht te brengen, onder meer door bewustmaking van de kwaliteitsbeginselen en de voordelen van stages voor jongeren en stageaanbieders;

(44) de uitvoering van deze aanbeveling aan te moedigen en te ondersteunen, onder meer door de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten en tussen belanghebbenden te vergemakkelijken via bestaande netwerken, waaronder partnerschappen voor vaardigheden in het kader van het pact voor vaardigheden;

(45) de uitvoering van deze aanbeveling te ondersteunen door middel van relevante financiering van de Unie, in overeenstemming met het desbetreffende rechtskader, om het aantal stages van goede kwaliteit te verhogen;

(46) samen met de lidstaten te werken aan het verzamelen van een beperkte reeks gegevens over stages, met name om de voortgang bij de toepassing van deze aanbeveling te monitoren en tegelijkertijd rekening te houden met onnodige rapportagelast;

(47) in samenwerking met de lidstaten en met de steun van het Comité voor de werkgelegenheid te blijven toezien op de vooruitgang bij de toepassing van het versterkte kwaliteitskader voor stages, voortbouwend op de bestaande monitoringinstrumenten die in het kader van het Europees semester worden gebruikt;

(48) binnen [drie jaar] na de datum van vaststelling van deze aanbeveling aan de Raad verslag uit te brengen over de vorderingen bij de toepassing van deze aanbeveling, op basis van door de lidstaten verstrekte informatie.