Overwegingen bij COM(2024)159 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
dossier COM(2024)159 - .
document COM(2024)159
datum 8 april 2024
 
(1) De betrekkingen tussen de Europese Unie (“de Unie”) en het Hasjemitisch Koninkrijk Jordanië (“Jordanië”) ontwikkelen zich in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid. De Unie en Jordanië hebben op 24 november 1997 een associatieovereenkomst ondertekend, die op 1 mei 2002 in werking is getreden9. Op grond van de associatieovereenkomst hebben de Unie en Jordanië geleidelijk een vrijhandelszone tot stand gebracht gedurende een overgangsperiode van twaalf jaar. Bovendien is een overeenkomst inzake verdere liberalisering van landbouwproducten in 2007 in werking getreden. In 2010 is overeenstemming bereikt over een “geavanceerde status”-partnerschap tussen de Unie en Jordanië, dat ertoe strekt de samenwerkingsterreinen uit te breiden. Een protocol betreffende mechanismen voor de beslechting van geschillen voor de handel tussen de Unie en Jordanië, geparafeerd in december 2009, is op 1 juli 2011 in werking getreden. De bilaterale politieke dialoog en economische samenwerking zijn verder ontwikkeld in het kader van de associatieovereenkomst en de Partnerschapsprioriteiten EU-Jordanië voor de periode 2022-2027.

(2) In 2011 heeft Jordanië een aanvang gemaakt met een reeks politieke hervormingen ter versterking van de parlementaire democratie en de rechtsstaat. Het land heeft een grondwettelijk hof en een onafhankelijke verkiezingscommissie opgericht, en het Jordaanse parlement heeft een aantal belangrijke wetten, waaronder de kieswet en de wet op de politieke partijen, alsook wetten inzake decentralisatie en gemeenten, aangenomen. Verbeteringen van de wetgeving op het gebied van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en vrouwenrechten zijn aangenomen.

(3) De Jordaanse economie heeft aanzienlijk te lijden gehad onder langdurige conflicten in de regio, met name in buurland Syrië, en recentelijk in Israël/Gaza en de Rode Zee. Sinds het begin van de oorlog in Syrië is de Jordaanse economie getroffen door een grote instroom van Syrische vluchtelingen, waardoor er nog meer druk op de begrotingssituatie, openbare diensten en infrastructuur is ontstaan. Naast de instabiliteit in de regio bleven de macro-economische en budgettaire uitdagingen in verband met de COVID-19-pandemie in 2020/2021, de ontwikkeling van de grondstoffenprijzen na de Russische invasie van Oekraïne in 2022, de grote blootstelling aan handelsschommelingen en de stijging van de financieringskosten voor opkomende markten wereldwijd wegen op de Jordaanse economie. Als gevolg daarvan kende Jordanië in 2020 een economische krimp, gevolgd door een traag economisch herstel, aangezien de werkloosheid in 2020 aanzienlijk toenam en hoog bleef, en nieuwe budgettaire en externe financieringsbehoeften ontstonden.

(4) De oorlog in Israël/Gaza die in oktober 2023 begon, brengt een zeer aanzienlijk neerwaarts risico voor de economische vooruitzichten met zich mee, met name als gevolg van de toegenomen onzekerheid in de regio en de mogelijke gevolgen voor de belangrijke toeristische sector en het consumentensentiment. De aanhoudende Houthi-aanvallen op vracht- en energievaartuigen in de Rode Zee belemmeren de scheepvaart naar Azië en hebben gevolgen voor de uitvoer van Jordanië, met name van mineralen en chemicaliën, en voor de invoer. In januari 2024 hebben de Jordaanse autoriteiten en het IMF overeenstemming bereikt over een nieuw economisch aanpassingsprogramma, ondersteund door een vierjarige uitgebreide financieringsfaciliteit voor een bedrag van 1,2 miljard USD, gevolgd door een vierjarige uitgebreide financieringsfaciliteit van 1,7 miljard USD, met inbegrip van een lening in het kader van het instrument voor snelle financiering, van 2020-2023.

(5) In januari 2020 heeft de Unie een derde programma van macrofinanciële bijstand (MFB-III)10 van 500 miljoen EUR in de vorm van leningen aangenomen, in antwoord op een verzoek van Jordanië in juli 2019, nadat een tweede MFB-programma van 200 miljoen EUR in 2019 was afgelopen. MFB-II11 was een vervolg op MFB-I12 (van 180 miljoen EUR) die in 2015 ten uitvoer werd gelegd. MFB-III werd in mei 2020 in een besluit van de Unie aangevuld met 200 miljoen EUR als reactie op de sociaal-economische gevolgen van de COVID-19-pandemie. De eerste tranche van MFB-III werd vrijgegeven op 25 oktober 2020, de tweede tranche op 20 juli 2021 en de derde op 3 mei 2023, nadat de overeengekomen beleidsmaatregelen waren uitgevoerd. De bijstand is volledig uitbetaald in de periode 2020–2023.

(6) MFB-III omvatte een gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie waarin de Commissie, in het licht van de budgettaire uitdagingen en de buitengewone omstandigheden waarmee Jordanië wordt geconfronteerd, toezegt om, in voorkomend geval, een nieuw voorstel in te dienen voor de uitbreiding en verhoging van de macrofinanciële bijstand aan Jordanië, mits wordt voldaan aan de gebruikelijke vereisten voor dit soort bijstand, met inbegrip van het uitzonderlijke karakter ervan, politieke voorwaarden, complementariteit, conditionaliteit en financiële discipline, een geactualiseerde beoordeling door de Commissie van de externe financieringsbehoeften van Jordanië.

(7) In deze moeilijke context hebben de Unie en de internationale gemeenschap herhaaldelijk verklaard Jordanië te zullen steunen, met name tijdens de jaarlijkse conferenties in Brussel over ondersteuning van de toekomst van Syrië en de regio en de Associatieraad EU-Jordanië in juni 2022.

(8) Sinds het begin van de Syrische crisis in 2011 heeft de Unie Jordanië ongeveer 3,5 miljard EUR beschikbaar gesteld in het kader van verschillende instrumenten (waaronder 1 080 miljoen EUR in het kader van de beide bovengenoemde MFB-operaties) om het land te helpen de economische stabiliteit te vrijwaren, de politieke en economische hervorming door te zetten en te voorzien in de leniging van zijn noden op humanitair, ontwikkelings- en veiligheidsgebied. Daarnaast heeft de Europese Investeringsbank sinds 2011 ongeveer 1,1 miljard EUR aan projectleningen aan Jordanië toegewezen.

(9) Voor de periode 2021-2024 bedraagt de bilaterale indicatieve toewijzing (subsidies) van de EU in het kader van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking – Europa in de wereld (NDICI – Europa in de wereld) aan Jordanië 364 miljoen EUR, aangevuld met EU-steun om Jordanië te helpen de gevolgen van de Syrische crisis op te vangen (214 miljoen EUR van 2021 tot 2023) en met andere regionale en thematische programma’s. In de periode 2014-2020 heeft de EU Jordanië steun verleend, voornamelijk via het Europees nabuurschapsinstrument met 765 miljoen EUR. In dezelfde periode heeft Jordanië ook 126 miljoen EUR extra ontvangen via het investeringsplatform voor het nabuurschap (NIP), dat ongeveer 580 miljoen EUR aan investeringen heeft aangetrokken.

(10) In oktober 2023 heeft Jordanië, gelet op de nog altijd moeilijke economische situatie en vooruitzichten, de Unie om aanvullende macrofinanciële bijstand verzocht.

(11) De raad van bestuur van het IMF heeft in januari 2024 een nieuwe uitgebreide financieringsfaciliteit met een looptijd van vier jaar goedgekeurd. De eerste evaluatiemissie is gepland voor april 2024 en een verslag van de missie zal naar verwachting in juni 2024 worden gepubliceerd.

(12) Omdat Jordanië onder het Europees nabuurschapsbeleid valt, moet het worden beschouwd als een land dat voor macrofinanciële bijstand van de Unie in aanmerking komt.

(13) De macrofinanciële bijstand van de Unie moet een uitzonderlijk financieringsinstrument zijn van ongebonden en niet-toegewezen betalingsbalanssteun, gericht op het lenigen van de onmiddellijke externe financieringsbehoeften van de begunstigde, en moet dienen ter ondersteuning van de uitvoering van een beleidsprogramma met krachtige directe aanpassingsmaatregelen en maatregelen voor structurele hervorming die gericht zijn op het verbeteren van de betalingsbalanspositie op korte termijn.

(14) Aangezien er nog steeds sprake is van een resterend extern financieringstekort op de betalingsbalans van Jordanië dat de door het IMF en andere multilaterale instellingen verstrekte middelen te boven gaat, wordt de toekenning van macrofinanciële bijstand door de Unie aan Jordanië, onder de huidige uitzonderlijke omstandigheden, beschouwd als een passende reactie op het verzoek van Jordanië aan de Unie om zijn economische stabilisatie te ondersteunen, in samenhang met het IMF-programma. De macrofinanciële bijstand van de Unie zou de economische stabilisatie en de agenda voor structurele hervorming van Jordanië ondersteunen en een aanvulling vormen op de middelen die in het kader van de financiële overeenkomst met het IMF beschikbaar worden gesteld.

(15) De macrofinanciële bijstand van de Unie moet gericht zijn op het helpen herstellen van een houdbare externe financieringspositie voor Jordanië en aldus de economische en sociale ontwikkeling van het land ondersteunen.

(16) Verwacht wordt dat de macrofinanciële bijstand van de Unie hand in hand zal gaan met het verrichten van begrotingssteunoperaties in het kader van NDICI – Europa in de wereld dat is ingesteld bij Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad13.

(17) Het bedrag van de macrofinanciële bijstand van de Unie is gebaseerd op een volledige kwantitatieve beoordeling van de resterende externe financieringsbehoeften van Jordanië, en bij de bepaling ervan is rekening gehouden met het vermogen van het land zichzelf te financieren met eigen middelen, in het bijzonder de internationale reserves die het ter beschikking heeft. De macrofinanciële bijstand van de Unie moet een aanvulling vormen op de programma’s van het IMF en de Wereldbank en de door hen verstrekte middelen. Bij de vaststelling van het bijstandsbedrag wordt ook rekening gehouden met verwachte financiële bijdragen van bilaterale en multilaterale donoren, met het gegeven dat de lasten billijk tussen de Unie en andere donoren moeten worden verdeeld, met de reeds bestaande inzet van andere externe financieringsinstrumenten van de Unie in Jordanië, en met de meerwaarde van de totale inbreng van de Unie.

(18) De Commissie moet ervoor zorgen dat de macrofinanciële bijstand van de Unie juridisch en materieel verenigbaar is met de voornaamste beginselen en doelstellingen van de verschillende onderdelen van het extern optreden en het relevante beleid van de Unie op andere terreinen, alsook met de in het kader daarvan genomen maatregelen.

(19) De macrofinanciële bijstand van de Unie moet haar externe beleid ten aanzien van Jordanië ondersteunen. De diensten van de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) moeten gedurende de hele macrofinanciële-bijstandsoperatie nauw samenwerken om het externe beleid van de Unie te coördineren en de samenhang ervan te waarborgen.

(20) De macrofinanciële bijstand van de Unie moet ondersteuning bieden voor de inspanningen van Jordanië om met de Unie gedeelde waarden, zoals de democratie, de rechtsstaat, goed bestuur, eerbiediging van de mensenrechten, duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding, na te leven, en om het beginsel van open, op regels gebaseerde en eerlijke handel toe te passen.

(21) Eerbiediging door Jordanië van doeltreffende democratische mechanismen, waaronder een parlementair stelsel met meerdere partijen en de rechtsstaat, alsook de mensenrechten moet een randvoorwaarde zijn voor de toekenning van de macrofinanciële bijstand van de Unie. Bovendien moeten de specifieke doelstellingen van de macrofinanciële bijstand van de Unie de efficiëntie, de transparantie en de verantwoording inzake de beheersystemen voor de overheidsfinanciën in Jordanië bevorderen en bijdragen aan structurele hervormingen die gericht zijn op de bevordering van duurzame en inclusieve groei, het scheppen van werkgelegenheid en begrotingsconsolidatie. De Commissie en de EDEO moeten regelmatig controleren of aan de randvoorwaarde is voldaan en of die doelstellingen worden verwezenlijkt.

(22) Met het oog op een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie in het kader van de macrofinanciële bijstand van de Unie, moet Jordanië passende maatregelen nemen voor de preventie en de bestrijding van fraude, corruptie en andere onregelmatigheden met betrekking tot deze bijstand. Daarnaast moet een tussen de Commissie en de Jordaanse autoriteiten te sluiten leningsovereenkomst bepalingen bevatten waarbij het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) wordt gemachtigd om overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad14 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/966 van de Raad15 onderzoeken, met inbegrip van controles ter plaatse en inspecties, uit te voeren, de Commissie en de Rekenkamer worden gemachtigd audits uit te voeren en het Europees Openbaar Ministerie wordt gemachtigd zijn bevoegdheden uit te oefenen met betrekking tot de verlening van macrofinanciële bijstand van de Unie tijdens en na de beschikbaarheidsperiode.

(23) De uitkering van de macrofinanciële bijstand van de Unie laat de bevoegdheden van het Europees Parlement en de Raad (als begrotingsautoriteit) onverlet.

(24) De bedragen van de voorziening voor de macrofinanciële bijstand van de Unie moeten stroken met de in het meerjarig financieel kader vastgestelde begrotingskredieten.

(25) De macrofinanciële bijstand van de Unie moet door de Commissie worden beheerd. Om ervoor te zorgen dat het Europees Parlement en de Raad de uitvoering van dit besluit kunnen volgen, moet de Commissie hen regelmatig inlichten over ontwikkelingen met betrekking tot de bijstand en hun de relevante documenten daarover verstrekken.

(26) Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit besluit te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad16.

(27) De macrofinanciële bijstand van de Unie moet onderworpen zijn aan economische beleidsvoorwaarden, die in een memorandum van overeenstemming moeten worden vastgelegd. Omwille van de efficiëntie en om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering te waarborgen, moet de Commissie worden gemachtigd om met de Jordaanse autoriteiten onderhandelingen over deze voorwaarden te voeren onder toezicht van het comité van vertegenwoordigers van de lidstaten waarin Verordening (EU) nr. 182/2011 voorziet. Krachtens die verordening moet in alle andere gevallen dan die waarin die verordening voorziet, in de regel de raadplegingsprocedure worden gebruikt. Gezien de mogelijk belangrijke gevolgen van bijstand van meer dan 90 miljoen EUR, is het passend dat de onderzoeksprocedure wordt gebruikt voor verrichtingen boven die drempel. Gezien het bedrag van de macrofinanciële bijstand van de Unie aan Jordanië moet de onderzoeksprocedure worden toegepast op de vaststelling van het memorandum van overeenstemming, of voor het verlagen, opschorten of annuleren van de bijstand.