Overwegingen bij COM(2024)713 - Goedkeuring van het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van Estland

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
ALGEMENE OVERWEGINGEN

(1) Op 30 april 2024 is een hervormd EU-kader voor economische governance in werking getreden. Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en betreffende het multilaterale begrotingstoezicht 1 , samen met de gewijzigde Verordening (EG) nr. 1467/97 betreffende de uitvoering van de procedure bij buitensporige tekorten 2 en de gewijzigde Richtlijn 2011/85/EU van de Raad tot vaststelling van de begrotingskaders van de lidstaten 3 , vormen de kernelementen van het hervormde EU-kader voor economische governance. Het kader is gericht op het waarborgen van de houdbaarheid van de overheidsschuld en duurzame en inclusieve groei door middel van hervormingen en investeringen. Het bevordert de nationale verantwoordelijkheid en heeft een focus op de middellange termijn, in combinatie met een doeltreffende en coherente handhaving van de regels.

(2) De nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn die de lidstaten bij de Raad en de Commissie indienen, staan centraal in het nieuwe kader voor economische governance. De plannen zijn gericht op twee doelstellingen: i) ervoor zorgen dat de overheidsschuld aan het einde van de aanpassingsperiode een plausibel neerwaarts pad volgt of op een prudent niveau blijft, en dat het overheidstekort op de middellange termijn onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp wordt gebracht en gehouden, en ii) zorgen voor hervormingen en investeringen als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die in de context van het Europees Semester zijn vastgesteld, en de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie aanpakken. Daartoe moet in elk plan een middellangetermijntoezegging voor een netto-uitgavenpad 4 worden opgenomen, waarbij voor de duur van het plan daadwerkelijk een budgettaire beperking van vier of vijf jaar wordt opgelegd (afhankelijk van de normale parlementaire zittingsperiode in een lidstaat). Daarnaast moet in het plan worden toegelicht hoe de betrokken lidstaat hervormingen en investeringen zal inzetten als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die in de context van het Europees Semester zijn vastgesteld, met name in de landspecifieke aanbevelingen (inclusief de aanbevelingen die relevant zijn voor de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden, indien van toepassing), en hoe de lidstaat de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie gaat aanpakken. De periode voor begrotingsaanpassing bestrijkt vier jaar, die met maximaal drie jaar kan worden verlengd indien de lidstaat zich verbindt tot een relevante reeks hervormingen en investeringen die aan de criteria van Verordening (EU) 2024/1263 voldoen.

(3) Na de indiening van het plan beoordeelt de Commissie of het aan de voorwaarden van Verordening (EU) 2024/1263 voldoet.

(4) Op aanbeveling van de Commissie neemt de Raad een aanbeveling aan waarin het netto-uitgavenpad van de betrokken lidstaat wordt vastgesteld en, in voorkomend geval, de reeks hervormings- en investeringstoezeggingen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode worden goedgekeurd.

OVERWEGINGEN BETREFFENDE HET NATIONALE BUDGETTAIR-STRUCTURELE PLAN VOOR DE MIDDELLANGE TERMIJN VAN ESTLAND

(5) Op 11 oktober 2024 heeft Estland zijn nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn bij de Raad en de Commissie ingediend. De indiening vond, met het oog op de door Estland aangevoerde redenen, plaats na een verlenging van de in artikel 36 van Verordening (EU) 2024/1263 vastgestelde termijn, zoals overeengekomen met de Commissie.

Proces voorafgaand aan de indiening van het plan

(6) Op 21 juni 2024 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) 2024/1263 het referentiepad 5 aan Estland toegezonden. De Commissie heeft het referentiepad op 11 oktober bekendgemaakt 6 . Het referentiepad is risicogebaseerd en zorgt ervoor dat de overheidsschuld tegen het einde van de begrotingsaanpassingsperiode en zonder verdere begrotingsmaatregelen na de aanpassingsperiode een plausibel neerwaarts pad volgt of op middellange termijn op een prudent niveau blijft, en dat het overheidstekort tijdens de aanpassingsperiode tot onder 3 % van het bbp wordt teruggebracht en op middellange termijn onder die referentiewaarde blijft. De middellange termijn wordt gedefinieerd als de periode van tien jaar na het einde van de aanpassingsperiode. Overeenkomstig de artikelen 7 en 8 van Verordening (EU) 2024/1263 is het referentiepad ook consistent met de schuldhoudbaarheidswaarborg en de waarborg voor de weerbaarheid van het tekort. Het referentiepad van Estland bepaalt dat op basis van de aannamen van de Commissie en uitgaande van een aanpassingsperiode van vier jaar, de netto-uitgaven niet sneller mogen groeien dan de waarden in tabel 1. Dit komt overeen met een gemiddelde groei van de netto-uitgaven met 3,1 % gedurende de aanpassingsperiode (2025-2028).

Tabel 1: Referentiepad dat de Commissie op 21 juni 2024 aan Estland heeft verstrekt

2025202620272028Gemiddelde 2025-2028
Maximale groei van de netto-uitgaven (jaarlijks, %)3,33,32,92,93,1

Bron: Berekeningen van de Commissie.

(7) Overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EU) 2024/1263 zijn Estland en de Commissie in september en oktober 2024 een technische dialoog aangegaan. De dialoog was toegespitst op het door Estland beoogde netto-uitgavenpad (met inbegrip van de beschikbaarheid van budgettaire ruimte) en de onderliggende aannamen (met name een ander budgettair uitgangspunt, bbp-prognoses en de bbp-deflator), en de beoogde uitvoering van hervormingen en investeringen als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die zijn vastgesteld in het kader van het Europees Semester en de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie op het gebied van een rechtvaardige groene en digitale transitie, sociale en economische veerkracht, energiezekerheid en de opbouw van defensievermogens.

(8) In het door Estland ingediende plan wordt geen melding gemaakt van een raadplegingsproces met nationale belanghebbenden (met inbegrip van sociale partners) voorafgaand aan de indiening.

Andere verbonden processen

(9) Estland heeft op 15 oktober 2024 zijn ontwerpbegrotingsplan voor 2025 ingediend. De Commissie heeft op [26 november 2024] een advies over dit ontwerpbegrotingsplan aangenomen 7 .

(10) De Raad heeft op 21 oktober 2024 in het kader van het Europees Semester landspecifieke aanbevelingen tot Estland gericht 8 .

SAMENVATTING VAN HET PLAN EN DE BEOORDELING DAARVAN DOOR DE COMMISSIE

(11) Overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) 2024/1263 heeft de Commissie het plan op onderstaande wijze beoordeeld.

Achtergrond: macro-economische en begrotingssituatie en vooruitzichten

(12) De economische activiteit in Estland is in 2023 met 3,0 % gekrompen ten gevolge van een scherpe daling van de uitvoer en een afname van het particuliere verbruik. Volgens de najaarsprognose 2024 van de Europese Commissie krimpt de economie in 2024 naar verwachting verder met 1,0 % ten gevolge van een dalend verbruik en afnemende investeringen alsook een zwakke uitvoer. In 2025 zal het reële bbp naar verwachting met 1,1 % stijgen, omdat de buitenlandse vraag naar uitvoer vanuit Estland zich langzaam herstelt, hoewel de binnenlandse vraag vrij zwak zal blijven. In 2026 zal het reële bbp naar verwachting met 2,6 % stijgen, omdat de binnenlandse vraag naar verwachting zal aantrekken, met name het particuliere verbruik en de investeringen. Gedurende de prognosehorizon (d.w.z. 2024-2026) zal de potentiële bbp-groei in Estland naar verwachting geleidelijk stijgen van 0,1 % in 2024 tot 0,3 % in 2026, voornamelijk als gevolg van een verbetering van het reële bbp. Het werkloosheidspercentage bedroeg in 2023 6,4 % en zal volgens de Commissie in 2024 7,5 %, in 2025 7,7 % en in 2026 7,2 % bedragen. De inflatie (bbp-deflator) zal naar verwachting dalen van 8,1 % in 2023 tot 5,1 % in 2024, en zal naar verwachting in 2025 op 4,0 % blijven en vervolgens in 2026 dalen tot 3,3 %.

(13) Inzake begrotingsontwikkelingen bedroeg het overheidstekort van Estland in 2023 2,8 % van het bbp. Volgens de najaarsprognose 2024 van de Europese Commissie zal het in 2024 naar verwachting 3,0 % van het bbp bereiken en stabiliseren op 3,0 % van het bbp in 2025 en, bij ongewijzigd beleid, ook in 2026. De najaarsprognose 2024 van de Europese Commissie omvat de ontwerpbegroting van Estland voor 2025 die de regering in september aan het nationale parlement heeft voorgelegd. De overheidsschuld bedroeg eind 2023 20,2 % van het bbp. Volgens de najaarsprognose 2024 van de Europese Commissie zal de schuldquote eind 2024 naar verwachting stijgen tot 23,2 % van het bbp. Naar verwachting zal die eind 2025 stijgen tot 24,2 % van het bbp en eind 2026 tot 25,5 %. In de begrotingsprognose van de Commissie worden de beleidstoezeggingen in de plannen voor de middellange termijn pas in aanmerking genomen als zij worden geschraagd door concrete beleidsmaatregelen die op geloofwaardige wijze zijn aangekondigd en voldoende zijn gespecificeerd.

Netto-uitgavenpad en belangrijkste macro-economische aannamen in het plan

(14) Het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn van Estland bestrijkt de periode 2025-2028 en omvat een begrotingsaanpassing voor vier jaar.

(15) Het plan bevat de overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EU) 2024/1263 vereiste informatie, met uitzondering van de informatie over de raadpleging van binnenlandse belanghebbenden voorafgaand aan de indiening (zoals vereist bij artikel 13, punt g), vi), van Verordening (EU) 2024/1263).

(16) Het plan bevat de toezegging dat het in tabel 2 vermelde netto-uitgavenpad zal worden aangehouden, dat overeenkomt met een gemiddelde groei van de netto-uitgaven van 4,7 % over de jaren 2025-2028. De in het plan opgenomen gemiddelde groei van de netto-uitgaven tijdens de aanpassingsperiode (2025-2028) is hoger dan in het referentiepad dat de Commissie op 21 juni 2024 heeft toegezonden. Het groeipad voor de netto-uitgaven in het plan benut het feit dat Estland enige ruimte heeft voor budgettaire deconsolidatie, wat niet tot uiting kwam in de voorafgaande richtsnoeren van de Commissie die op 21 juni 2024 aan Estland zijn toegezonden. De budgettaire ruimte vloeit voort uit het lage schuldniveau in Estland in combinatie met de verwachte vermindering van het primaire tekort bij ongewijzigd beleid. Zij verhoogt het maximale groeipercentage van de netto-uitgaven dat ervoor zou zorgen dat de overheidsschuld op middellange termijn op een prudent niveau blijft, en dat het overheidstekort op middellange termijn onder de referentiewaarde blijft, zoals blijkt uit tabel 3. In het plan wordt ervan uitgegaan dat de potentiële bbp-groei zal stijgen tot 1 % in 2025 (van 0,7 % in 2024), alvorens te dalen tot 0,5 % in 2027 en 2028. Daarnaast zal het groeipercentage van de bbp-deflator volgens het plan naar verwachting toenemen tot 4,0 % in 2025 (van 3,7 % in 2024), alvorens geleidelijk te dalen tot 2,8 % in 2028.


Tabel 2: Netto-uitgavenpad en belangrijkste aannamen in het plan van Estland

20242025202620272028Gemiddelde over de looptijd van het plan 2025-2028
Groei van de netto-uitgaven 
(jaarlijks, %)
1,97,15,13,63,24,7
Groei van de netto-uitgaven 
(cumulatief, vanaf referentiejaar 2023, %)
1,99,214,818,922,6n.b.
Potentiële bbp-groei (%)0,71,00,90,50,50,7
Inflatie (groei bbp-deflator) (%)3,74,03,63,22,83,4

Bron: Budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van Estland en berekeningen van de Commissie.

Gevolgen van de netto-uitgavenverplichtingen van het plan voor de overheidsschuld

(17) Indien het in het plan vastgelegde netto-uitgavenpad en de onderliggende aannamen werkelijkheid worden, zou de overheidsschuld volgens het plan geleidelijk stijgen van 23,7 % van het bbp in 2024 tot 28,6 % van het bbp aan het einde van de aanpassingsperiode (2028), zoals weergegeven in de onderstaande tabel. Na de aanpassing zal de schuldquote op middellange termijn (d.w.z. tot 2038) volgens het plan blijven stijgen, zij het in een lager tempo, tot 32,6 % in 2038.

Tabel 3: Ontwikkeling van de overheidsschuld en het saldo in het plan van Estland

2023202420252026202720282038
Overheidsschuld

(% van het bbp)
20,023,725,226,427,628,632,6
Overheidssaldo

(% van het bbp)
–2,4–2,7–3,0–2,7–2,3–2,1–1,5

Bron: Budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van Estland.

De overheidsschuld zou volgens het plan dus ruim onder de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60 % van het bbp op middellange termijn blijven. Dit is plausibel, aangezien op basis van de aannamen van het plan de schuld in 2038 volgens alle deterministische stresstests van de schuldhoudbaarheidsanalyse van de Commissie minder dan 60 % van het bbp zou bedragen. Op basis van de beleidstoezeggingen en de macro-economische aannamen van het plan is het in het plan voorgestelde netto-uitgavenpad derhalve in overeenstemming met de schuldvereisten van artikel 6, lid 2, en artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1263.

Gevolgen van de netto-uitgavenverplichtingen van het plan voor het overheidssaldo

(18) Op basis van het netto-uitgavenpad en de aannamen van het plan zou het overheidstekort 3 % van het bbp bedragen in 2025 en vervolgens geleidelijk verbeteren tot 2,1 % in 2028. Volgens het plan zou het overheidssaldo dus aan het einde van de aanpassingsperiode (2028) de referentiewaarde van 3 % van het bbp niet overschrijden. Bovendien zou het overheidstekort in de tien jaar na de aanpassingsperiode (d.w.z. tot 2038) niet hoger zijn dan 3 % van het bbp. Op basis van de beleidstoezeggingen en de macro-economische aannamen van het plan is het in het plan voorgestelde netto-uitgavenpad derhalve in overeenstemming met de tekortvereisten van artikel 6, punt b), en artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1263.

Consistentie tussen het plan en de waarborg voor de weerbaarheid van het tekort

(19) Als de aannamen en toezeggingen van het plan werkelijkheid worden, zou het structurele tekort gedurende de hele aanpassingsperiode onder de 1,5 % van het bbp blijven. Op basis van de beleidstoezeggingen en de macro-economische aannamen van het plan zal de in artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) 2024/1263 bedoelde gemeenschappelijke weerbaarheidsmarge dan ook verder in acht worden genomen, zodat de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2024/1263 bedoelde extra verbetering van het structurele primaire saldo niet vereist is.

Consistentie tussen het plan en de schuldhoudbaarheidswaarborg

(20) Volgens het plan blijft de algemene overheidsschuld in de aanpassingsperiode onder 60 % van het bbp. Daarom is de schuldhoudbaarheidswaarborg niet van toepassing.

Macro-economische aannamen van het plan

(21) Het plan is gebaseerd op aannamen die afwijken van de aannamen van de Commissie die op 21 juni aan Estland zijn toegezonden. Met name worden in het plan verschillende aannamen voor de budgettaire uitgangssituatie (met inbegrip van de schuld, de groei van de primaire uitgaven en het structurele primaire saldo voor 2024), de reële bbp-groei en de groei van de bbp-deflator gedaan. Een zorgvuldige beoordeling van deze verschillen in aannamen is nodig, vooral omdat de gemiddelde groei van de netto-uitgaven in het plan hoger is dan in het referentiepad.

De verschillen in aannamen met het grootste effect op de gemiddelde groei van de netto-uitgaven worden hieronder opgesomd, samen met een beoordeling van elk verschil afzonderlijk.

·In het plan wordt uitgegaan van een gunstigere budgettaire uitgangspositie dan door de Commissie was aangenomen. Voor 2023 en 2024 weerspiegelt het plan geactualiseerde begrotingsresultaten en nationale prognoses voor de schuld, de groei van de primaire uitgaven en het structurele primaire saldo. Dit draagt bij tot een hogere gemiddelde groei van de netto-uitgaven gedurende de aanpassingsperiode in het plan dan op basis van de aannamen van de Commissie. Op basis van de gegevens die ten tijde van de beoordeling van het plan door de Commissie beschikbaar waren, acht de Commissie het uitgangspunt realistisch in het licht van de geactualiseerde berekeningen van het structurele primaire saldo en de outputgap. Bijgevolg wordt deze aanname naar behoren gemotiveerd geacht.

·In het plan wordt uitgegaan van een ander groeipad van het reële bbp dan de aannamen van de Commissie voor de periode 2021-2028. Dit draagt bij tot een enigszins anders gemiddeld groeipad van de netto-uitgaven tijdens de aanpassingsperiode in het plan. Op basis van recentere nationale prognoses wordt, in vergelijking met de aanname van de Commissie, een sterkere groei verwacht in 2025, maar een zwakkere vanaf 2026. Over het geheel genomen blijft de bbp-groei gemiddeld vergelijkbaar met de aanname van de Commissie en daarom wordt deze aanname in het plan naar behoren gerechtvaardigd geacht.

·In het plan wordt uitgegaan van een groei van de bbp-deflator die in 2024 en 2025 gemiddeld 0,8 procentpunt hoger ligt dan in de aannamen van de Commissie. Dit draagt bij tot een hoger gemiddeld groeipad van de netto-uitgaven gedurende de aanpassingsperiode in het plan dan op basis van de aannamen van de Commissie. De hogere groei van de bbp-deflator is gebaseerd op recentere nationale prognoses en is in overeenstemming met de najaarsprognose 2024 van de Commissie. Bijgevolg wordt deze aanname naar behoren gemotiveerd geacht.

Over het geheel genomen leiden alle verschillen in aannamen samen, en toegevoegd aan de budgettaire ruimte, tot een gemiddelde groei van de netto-uitgaven in het plan die hoger is dan het referentiepad. De Commissie zal bij toekomstige beoordelingen van de naleving van het netto-uitgavenpad rekening houden met de bovenstaande beoordeling van de aannamen van het plan.

Begrotingsstrategie van het plan

(22) Volgens de indicatieve begrotingsstrategie in het plan zullen de toezeggingen voor de netto-uitgaven door zowel uitgavenbeheersing als discretionaire verhogingen van de ontvangsten worden nagekomen. De verschillende maatregelen aan de ontvangstenzijde die in het plan worden genoemd, omvatten wijzigingen in de inkomstenbelastingwet en verhogingen van de accijnstarieven, de invoering van een motorrijtuigenbelasting en de invoering van een veiligheidstoeslag voor bepaalde tijd (die zal worden geïnd via een btw-verhoging vanaf medio 2025 en via een verhoging van de belasting op alle inkomsten van natuurlijke personen en op bedrijfswinsten met ingang van 2026). Aan de uitgavenkant is Estland voornemens een begrotingsherziening uit te voeren voor 2023-2027 om de middelen uit de staatsbegroting efficiënter te gebruiken en de relevante diensten en activiteiten tegen optimale kosten efficiënter te leveren op basis van de doelstellingen van de staat. Tegelijkertijd is Estland ook voornemens om de uitgaven voor en de investeringen in defensie te verhogen. De specificatie van de vast te stellen beleidsmaatregelen moet in de jaarlijkse begrotingen worden bevestigd of aangepast, en gekwantificeerd. Tegelijkertijd bestaan er risico’s voor de uitvoering van de indicatieve begrotingsstrategie in het plan, die voortvloeien uit de begrotingsaanpassingen die gedeeltelijk zijn gebaseerd op discretionaire verhogingen van de ontvangsten. Gezien het verwachte langzame herstel van de groei bestaat het risico dat de belastinginkomsten lager uitvallen dan in het plan wordt aangenomen. Bovendien specificeert de ontwerpbegroting voor 2025 de beleidsmaatregelen waarmee de toezegging van netto-uitgaven voor 2025 zal worden gehaald.

Hervormings- en investeringsvoornemens in het plan die inspelen op de belangrijkste uitdagingen die zijn vastgesteld in het kader van het Europees Semester en die de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie aanpakken

(23) In het plan worden beleidsvoornemens met betrekking tot hervormingen en investeringen beschreven om een antwoord te bieden op de belangrijkste uitdagingen die in het kader van het Europees Semester zijn vastgesteld, met name de landspecifieke aanbevelingen, en om de gemeenschappelijke prioriteiten van de EU aan te pakken. Het plan bevat elf hervormingen en investeringen, waarvan er zes financieel worden ondersteund door de herstel- en veerkrachtfaciliteit en vier door fondsen van het cohesiebeleid.

(24) Ten aanzien van de gemeenschappelijke prioriteit van een rechtvaardige groene en digitale transitie, met inbegrip van de klimaatdoelstellingen van Verordening (EU) 2021/1119, bevat het plan verschillende hervormingen, naast de uitvoering van de maatregelen in het herstel- en veerkrachtplan van Estland. Ten eerste omvat het plan de hervorming Hernieuwbare Elektriciteit 100, waarmee wordt opgeroepen tot een overgang naar het verbruik van hernieuwbare elektriciteit uiterlijk in 2030. Ten tweede omvat het plan de vaststelling van de wet op de klimaatbestendige economie. De vast te stellen wet zal de basis leggen voor een klimaatbestendige economie door doelstellingen voor de uitstoot van broeikasgassen vast te stellen, de toepassing van schone technologieën aan te moedigen en meer gebruik te maken van hulpbronnen. Deze twee maatregelen zijn bedoeld om de landspecifieke aanbeveling uit 2024 (en de landspecifieke aanbevelingen voor eerdere jaren uit 2023, 2022 en 2020) aan te pakken, waarin Estland wordt opgeroepen actie te ondernemen om het aandeel van olieschalie in de energiemix te verminderen en de productiviteit van hulpbronnen te verhogen door middel van bio-innovatie. 

(25) Met betrekking tot de gemeenschappelijke prioriteit van sociale en economische veerkracht, met inbegrip van de Europese pijler van sociale rechten, omvat het plan naast de uitvoering van de maatregelen in het Estse herstel- en veerkrachtplan verschillende hervormingen. Ten eerste omvat het plan maatregelen ter verbetering van de kwaliteit en beschikbaarheid van speciale zorg, door instanties en servicelocaties te reorganiseren om te zorgen voor moderne leefomstandigheden voor mensen met een geestelijke stoornis. Ten tweede zal het rehabilitatiesysteem worden gereorganiseerd om ervoor te zorgen dat mensen die rehabilitatie nodig hebben diensten ontvangen die op hun eigen behoeften zijn afgestemd, dat diensten gemakkelijk toegankelijk zijn en ondersteund worden en dat diensten op een geïntegreerde manier worden geleverd via multidisciplinaire samenwerking. Ten derde zullen verschillende verbeteringen in de gezondheidszorg worden ontwikkeld en uitgevoerd. Ten vierde omvat het plan een verdere hervorming van de langdurige zorg. De organisatie en financiering van de 24-uurs verpleegdienst zal vanaf 2025 worden overgedragen aan het ziekenfonds. Ten vijfde omvat het plan de hervorming van de werkloosheidsuitkeringen en de werkloosheidsverzekering en wordt er nagedacht over de uitbreiding van de dekking van de werkloosheidsverzekering naar nieuwe vormen van werk. Deze vijf maatregelen zijn bedoeld om de landspecifieke aanbeveling uit 2024 (en impliciet de landspecifieke aanbevelingen uit 2023, 2022 en 2020) uit te voeren, waarin Estland wordt opgeroepen actie te ondernemen om de sociale bescherming te versterken, onder meer door armoede onder ouderen aan te pakken en door het recht op werkloosheidsuitkeringen uit te breiden, met name tot mensen die korte perioden werken en atypisch werk verrichten. Zij zijn tevens bedoeld om de landspecifieke aanbeveling uit 2024 (en impliciet de landspecifieke aanbevelingen voor eerdere jaren uit 2023, 2022 en 2020) aan te pakken, waarin Estland wordt opgeroepen de toegang tot en de financiering van de gezondheidszorg en langdurige zorg te verbeteren. Het plan omvat ook een hervorming van het beroepsonderwijs. Deze maatregel heeft betrekking op de landspecifieke aanbeveling uit 2024 (en impliciet een onderdeel van de landspecifieke aanbeveling voor een eerder jaar uit 2019), waarin Estland wordt opgeroepen het aanbod van vaardigheden te verbeteren door middel van bij- en omscholing en door talent beter aan te trekken en vast te houden. Afgezien van de toezeggingen in het herstel- en veerkrachtplan bevat het plan echter geen maatregelen voor het subonderdeel van de landspecifieke aanbeveling uit 2019 om actie te ondernemen om de loonkloof tussen mannen en vrouwen te verkleinen, onder andere door de loontransparantie te verbeteren.

(26) Wat de gemeenschappelijke prioriteit van energiezekerheid betreft, omvat het plan de hervorming Hernieuwbare Elektriciteit 100, waarin wordt opgeroepen tot een overgang naar het verbruik van hernieuwbare elektriciteit uiterlijk in 2030, naast de uitvoering van de maatregelen in het Estse herstel- en veerkrachtplan. Deze maatregel is bedoeld om de landspecifieke aanbeveling uit 2024 (en de landspecifieke aanbevelingen voor eerdere jaren uit 2023, 2022 en 2020) aan te pakken, waarin Estland wordt opgeroepen actie te ondernemen om het aandeel van olieschalie in de energiemix te verminderen en de productiviteit van hulpbronnen te verhogen door middel van bio-innovatie. 

(27) Ten aanzien van de gemeenschappelijke prioriteit van defensievermogens, bevat het plan een lijst van belastinghervormingen onder de overkoepelende term “veiligheidstoeslag”. Hoewel de belastinginkomsten uit nieuwe of gewijzigde belastingen fungibel zijn, impliceert de door de regering gebruikte rechtvaardiging dat het een maatregel is om het defensievermogen te vergroten. Afgezien van de eerder genoemde “veiligheidstoeslag” wordt in het plan echter niet expliciet gesproken over met defensie verband houdende hervormingen en investeringen.

(28) Wat betreft andere beleidsmaatregelen die verder gaan dan de gemeenschappelijke prioriteiten van de EU, bevat het plan, naast de toezeggingen in het herstel- en veerkrachtplan, geen maatregelen om invulling te geven aan de landspecifieke aanbeveling uit 2020 (en het subonderdeel van de landspecifieke aanbeveling uit 2019) waarin Estland wordt opgeroepen zijn inspanningen op te voeren om te zorgen voor doeltreffend toezicht op en doeltreffende handhaving van het antiwitwaskader.

(29) Het plan bevat informatie over de samenhang en, in voorkomend geval, de complementariteit met de fondsen van het cohesiebeleid en het herstel- en veerkrachtplan van Estland. In het plan wordt genoemd dat de verbetering van de kwaliteit en de toegankelijkheid van speciale zorg, de reorganisatie van het rehabilitatiesysteem en de hervorming van de langdurige zorg alle bijdragen aan doelstelling P04 (Sociaal Estland) van de partnerschapsovereenkomst in het kader van het cohesiebeleid en aan component 6 (gezondheidszorg en sociale bescherming) van de herstel- en veerkrachtfaciliteit. De hervorming van de werkloosheidsuitkering en de werkloosheidsverzekering en de uitbreiding van de dekking van de werkloosheidsverzekering tot nieuwe vormen van werk dragen ook bij aan component 6 (gezondheidszorg en sociale bescherming) van de herstel- en veerkrachtfaciliteit. De hervorming Hernieuwbare elektriciteit 100 draagt bij aan de componenten 4 (energie en energie-efficiëntie) en 8 (REPowerEU) van de herstel- en veerkrachtfaciliteit.

(30) Het plan biedt een overzicht van de behoeften aan overheidsinvesteringen van Estland met betrekking tot de gemeenschappelijke prioriteiten van de EU. Met betrekking tot de gemeenschappelijke prioriteit van een rechtvaardige groene en digitale transitie wordt in het plan gewezen op de noodzaak van extra investeringen in verband met de uitvoering van de wet op de klimaatbestendige economie. Met betrekking tot de gemeenschappelijke prioriteit van sociale en economische veerkracht wordt in het plan gewezen op de noodzaak van extra investeringen in verband met de integratie van de sociale en gezondheidssector. Wat de gemeenschappelijke prioriteit van energiezekerheid betreft, wordt in het plan gewezen op de noodzaak van extra investeringen voor de synchronisatie met het Europese elektriciteitssysteem en om het aandeel hernieuwbare energie te vergroten. Met betrekking tot de gemeenschappelijke prioriteit van defensievermogens wordt in het plan gewezen op de noodzaak van extra investeringen in verband met de versterking van de defensievermogens.

Conclusie van de beoordeling door de Commissie

(31) Concluderend is de Commissie van oordeel dat het plan van Estland aan de vereisten van Verordening (EU) 2024/1263 voldoet.

ALGEMENE CONCLUSIE

(32) Overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EU) 2024/1263 moet het in het plan vastgelegde netto-uitgavenpad door de Raad aan Estland worden aanbevolen.

BEVEELT AAN dat Estland

(1) Waarborgt dat de groei van de netto-uitgaven de in bijlage I bij deze aanbeveling vastgestelde maxima niet overschrijdt.

Voorts verzoekt de Raad Estland te zorgen voor hervormingen en investeringen als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die in de context van het Europees Semester zijn vastgesteld, met name in de landspecifieke aanbevelingen, en voor de aanpak van de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie.


BIJLAGE I

Maximale groeipercentages van de netto-uitgaven
(jaarlijkse en cumulatieve groeipercentages, nominaal)

Estland

Jaren2025202620272028
Groeipercentages (%)Jaarlijks7,15,13,63,2
Cumulatief (*)9,214,818,922,6

*) De cumulatieve groeipercentages worden berekend op basis van het referentiejaar 2023.

Gedaan te Straatsburg,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1) Verordening (EU) 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2024 betreffende de doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en betreffende het multilaterale begrotingstoezicht en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad (PB L, 2024/1263, 30.4.2024, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2024/1263/oj ).
(2) Verordening (EU) 2024/1264 van de Raad van 29 april 2024 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1467/97 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L, 2024/1264, 30.4.2024, ELI: data.europa.eu/eli/reg/2024/1264/oj ).
(3) Richtlijn (EU) 2024/1265 van de Raad van 29 april 2024 tot wijziging van Richtlijn 2011/85/EU betreffende voorschriften voor de begrotingskaders van de lidstaten (PB L, 2024/1265, 30.4.2024, ELI: data.europa.eu/eli/dir/2024/1265/oj ).
(4) Netto-uitgaven in de zin van artikel 2 van Verordening (EU) 2024/1263, namelijk de overheidsuitgaven ongerekend i) rente-uitgaven, ii) discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde, iii) uitgaven voor programma’s van de Unie die volledig met inkomsten uit Uniefondsen worden gefinancierd, iv) nationale uitgaven voor medefinanciering van door de Unie gefinancierde programma’s, v) cyclische elementen van de uitgaven voor werkloosheidsuitkeringen, en vi) eenmalige en andere tijdelijke maatregelen.
(5) De aan de lidstaten en het Economisch en Financieel Comité verstrekte voorafgaande richtsnoeren omvatten paden zonder en met verlenging van de aanpassingsperiode (respectievelijk vier en zeven jaar). Zij omvatten ook de belangrijkste initiële voorwaarden en onderliggende aannamen die de Commissie in het kader van haar prognose van de overheidsschuld op middellange termijn heeft gebruikt. Het referentiepad is berekend op basis van de in de Debt Sustainability Monitor 2023 van de Commissie beschreven methode ( https://economy-finance.ec.europa.eu/publications/debt-sustainability-monitor-2023_en ). Het is gebaseerd op de voorjaarsprognose 2024 van de Commissie en de verlenging ervan op middellange termijn tot 2033, en de bbp-groei op lange termijn en de vergrijzingskosten zijn in overeenstemming met het gezamenlijke vergrijzingsverslag 2024 van de Commissie en de Raad ( https://economy-finance.ec.europa.eu/publications/2024-ageing-report-economic-and-budgetary-projections-eu-member-states-2022-2070_en ).
(6) https://economy-finance.ec.europa.eu/economic-and-fiscal-governance/national-medium-term-fiscal-structural-plans_en#estonia .
(7) Advies van de Commissie over het ontwerpbegrotingsplan van Estland van 26 november 2024 (C(2024) 9052 final).
(8) Aanbeveling van de Raad inzake het economisch, begrotings-, werkgelegenheids- en structuurbeleid van Estland (nog niet bekendgemaakt).