Overwegingen bij COM(2025)101 - Gemeenschappelijk systeem voor de terugkeer van illegaal in de Unie verblijvende onderdanen van derde landen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1)Bij de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht moet de Unie beschikken over een gemeenschappelijk beleid inzake de terugkeer van onderdanen van derde landen die geen recht op verblijf in de Unie hebben. Een doeltreffend terugkeerbeleid is een essentieel onderdeel van een geloofwaardig systeem voor migratiebeheer.

(2)Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijk systeem voor de terugkeer van onderdanen van derde landen zonder verblijfsrecht in de Unie vastgesteld dat is gebaseerd op een gemeenschappelijke procedure voor terugkeer en overname, op een systeem voor het voorkomen en beheren van het onderduikrisico en op samenwerking op basis van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten. 

(3)Ten behoeve van de uitvoering van de alomvattende aanpak die is vastgelegd in Verordening (EU) 2024/1351 van het Europees Parlement en de Raad 24 , moet een gemeenschappelijk systeem worden ingevoerd voor een doeltreffend beheer van de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen. Om te zorgen voor de samenhang en doeltreffendheid van de acties en maatregelen van de Unie en haar lidstaten, handelend binnen hun respectieve bevoegdheden, moet dat systeem gebaseerd zijn op geïntegreerde beleidsvorming. 

(4)De Europese Raad heeft consequent onderstreept hoe belangrijk het is om op alle niveaus vastberaden in te zetten op het faciliteren, verhogen en versnellen van terugkeer uit de Europese Unie. In oktober 2024 heeft de Europese Raad de Commissie verzocht met spoed een nieuw wetgevingsvoorstel in te dienen.

(5)Op 12 december 2024 heeft de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken strategische richtsnoeren voor de wetgevende en operationele programmering in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht aangenomen, waarin er nogmaals op wordt gewezen dat een succesvol terugkeerbeleid een fundamentele pijler is van een alomvattend en geloofwaardig asiel- en migratiestelsel van de Unie. In de strategische richtsnoeren wordt een oproep gedaan om daartoe een kordatere en bredere aanpak van terugkeer te ontwikkelen en uit te voeren, door middel van de spoedige verbetering van het rechtskader.

(6)Een doeltreffend terugkeerbeleid moet zorgen voor samenhang met het migratie- en asielpact en bijdragen tot de integriteit van dat pact, moet bijdragen tot het beheer van illegale immigratie naar de Unie en moet niet-toegestane verplaatsingen van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen tussen lidstaten voorkomen, teneinde de ruimte zonder controles aan de binnengrenzen te beschermen met inachtneming van de grondrechten.

(7)De Unie en haar lidstaten hebben hun inspanningen om het terugkeerbeleid doeltreffender te maken opgevoerd. Ondanks deze inspanningen sluit het bestaande rechtskader, dat bestaat uit Richtlijn 2001/40/EG van de Raad 25  en Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad 26 , niet langer aan bij de behoeften van het migratiebeleid van de Unie. Sinds de vaststelling van Richtlijn 2008/115/EG in 2008 is zowel de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht als het migratiebeleid van de Unie aanzienlijk geëvolueerd. In het EU-recht op het gebied van migratie heeft zich een verschuiving voorgedaan van het vaststellen van wetgeving met minimumnormen naar het dichter bij elkaar brengen van de praktijken van de lidstaten. In 2018 heeft de Commissie met het voorstel tot herschikking van de terugkeerrichtlijn 27 een poging ondernomen om de terugkeerregels te hervormen. De Commissie heeft ook geprobeerd om door middel van de Aanbevelingen (EU) 2017/2338 28 en (EU) 2023/682 29 de lidstaten te ondersteunen bij het gebruik van de flexibiliteit die Richtlijn 2008/115/EG biedt. Desondanks zijn de grenzen van het huidige rechtskader intussen bereikt.

(8)Om te waarborgen dat onderdanen van derde landen die niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten, op humane wijze en met volledige eerbiediging van de grondrechten en het internationale recht worden gerepatrieerd, moet een gemeenschappelijke terugkeerprocedure worden opgezet die blijkt geeft van billijkheid en daadkracht. Duidelijke en transparante regels die in alle lidstaten van toepassing zijn, moeten zowel de betrokken onderdanen van derde landen als de bevoegde autoriteiten zekerheid bieden. Het is zaak de terugkeerprocedures te vereenvoudigen, te faciliteren en te versnellen, en ervoor te zorgen dat terugkeer niet wordt belemmerd door niet-toegestane verplaatsingen naar andere lidstaten. 

(9)De toepassing van de regels uit hoofde van deze verordening mag geen afbreuk doen aan de regels inzake toegang tot internationale bescherming overeenkomstig Verordening (EU) 2024/1348 van het Europees Parlement en de Raad 30 . In voorkomend geval worden de regels van deze verordening aangevuld met de in Verordening (EU) 2024/1348 opgenomen specifieke regels voor het koppelen van negatieve asielbesluiten en terugkeerbesluiten met betrekking tot uitvaardiging en rechtsmiddelen, en de terugkeergrensprocedure die is vastgesteld bij Verordening (EU) 2024/1349 van het Europees Parlement en de Raad 31 .

(10)Deze verordening eerbiedigt de grondrechten van onderdanen van derde landen, alsook de beginselen die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“het Handvest”) en in het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, zoals aangevuld bij het Protocol van New York van 31 januari 1967 (“het Verdrag van Genève”). De verordening moet worden toegepast in overeenstemming met het Handvest, de algemene beginselen van het recht van de Unie en het toepasselijke internationale recht.

(11)Deze verordening moet worden toegepast met inachtneming van het beginsel van non-refoulement en het verbod op collectieve uitzetting als vastgesteld in artikel 19 van het Handvest. Niemand mag worden verwijderd of uitgezet naar, dan wel worden uitgeleverd aan een derde land waar een ernstig risico bestaat dat hij aan de doodstraf, aan folteringen of aan andere onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen wordt onderworpen.

(12)De lidstaat op het grondgebied waarvan de illegaal verblijvende onderdaan van een derde land wordt gedetecteerd, is verantwoordelijk voor zijn terugkeer. Indien een geval van illegaal verblijf wordt gedetecteerd, moeten de lidstaten de onderdaan van een derde land snel identificeren en mogelijke veiligheidsrisico’s snel verifiëren aan de hand van de relevante databanken van de Unie en de lidstaten. De lidstaten moeten nagaan of de betrokkene kwetsbaar is, en moeten in voorkomend geval een medische controle uitvoeren.

(13)De bevoegde autoriteiten moeten de naleving van het beginsel van non-refoulement verifiëren op basis van een individuele beoordeling waarbij alle relevante omstandigheden in aanmerking worden genomen. De betrokken onderdanen van derde landen moeten zo snel mogelijk bewijsmateriaal over hun persoonlijke omstandigheden overleggen. Het moet mogelijk zijn om daarvoor gebruik te maken van een in eerdere fasen van de procedure uitgevoerde grondige beoordeling van alle relevante omstandigheden. Elke verandering in de omstandigheden en elk nieuw element dat op een risico wijst, moet worden onderzocht.

(14)Om verplaatsingen van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen over de gemeenschappelijke binnengrenzen heen te reduceren en tegelijkertijd het Schengengebied zonder controles aan de binnengrenzen te beschermen, moeten de lidstaten, onder meer aan de hand van nieuwe bilaterale overeenkomsten of regelingen, flexibeler alsook gerichter kunnen samenwerken.

(15)Zodra is vastgesteld dat de onderdaan van een derde land niet of niet langer voldoet aan de voorwaarden voor binnenkomst, verblijf of vestiging op het grondgebied van de lidstaten, moet snel een terugkeerbesluit worden uitgevaardigd op basis van een individuele beoordeling waarbij alle feiten en omstandigheden in aanmerking worden genomen.

(16)Er moet voor worden gezorgd dat de essentiële elementen van een door een lidstaat uitgevaardigd terugkeerbesluit in een specifiek formulier, in de vorm van een Europees terugkeerbevel, worden opgenomen en beschikbaar worden gesteld hetzij in het Schengeninformatiesysteem, samen met de signalering inzake terugkeer, hetzij via bilaterale informatie-uitwisseling met een andere lidstaat. Het Europees terugkeerbevel moet op zijn beurt de erkenning en de uitvoering van door een andere lidstaat uitgevaardigde terugkeerbesluiten ondersteunen, wanneer de onderdaan van een derde land zich zonder toestemming naar een andere lidstaat verplaatst.

(17)In veel gevallen, met name als de onderdaan van een derde land niet meewerkt, is het voor de bevoegde autoriteiten moeilijk om bij het uitvaardigen van het terugkeerbesluit het land van terugkeer te bepalen. In dergelijke gevallen moeten de bevoegde autoriteiten het land van terugkeer bepalen op basis van de beschikbare informatie en moeten zij in het terugkeerbesluit het meest waarschijnlijke land of de meest waarschijnlijke landen vermelden.

(18)Indien tegen een onderdaan van een derde land die zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt, een uitvoerbaar terugkeerbesluit is uitgevaardigd door een andere lidstaat, moet dat besluit worden erkend en uitgevoerd. De erkenning en de uitvoering van terugkeerbesluiten moeten ertoe leiden dat de terugkeerprocedure wordt gefaciliteerd en versneld, op basis van nauwere samenwerking en wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten. Erkenning en uitvoering van terugkeerbesluiten kunnen ook helpen om irreguliere migratie en niet-toegestane secundaire verplaatsingen binnen de Unie te ontmoedigen en vertragingen in de terugkeerprocedure te beperken. Het rechtsmiddel tegen een terugkeerbesluit moet in de uitvaardigende lidstaat worden ingesteld.

(19)Vanaf de datum van toepassing van deze verordening moeten de lidstaten wettelijke en technische regelingen treffen om ervoor te zorgen dat het Europees terugkeerbevel via het Schengeninformatiesysteem beschikbaar kan worden gesteld. Uiterlijk op 1 juli 2027, iets meer dan een jaar na de datum van toepassing van Verordening (EU) 2024/1351, moet de Commissie nagaan of de lidstaten passende wettelijke en technische regelingen hebben getroffen om Europese terugkeerbevelen doeltreffend via het Schengeninformatiesysteem te kunnen verwerken. Op basis van die evaluatie moet de Commissie een uitvoeringsbesluit vaststellen waarbij de erkenning van uitvoerbare terugkeerbesluiten, ondersteund door het Europees terugkeerbevel, verplicht wordt.

(20)Het effect van nationale terugkeermaatregelen moet, zoals ook tot dusver het geval was, een Uniedimensie krijgen, door middel van een inreisverbod dat de betrokkene de toegang tot en het verblijf op het grondgebied van alle lidstaten ontzegt. De duur van het inreisverbod moet volgens alle relevante omstandigheden van het individuele geval worden bepaald en mag in beginsel niet langer zijn dan tien jaar. Wanneer een illegaal verblijvende onderdaan van een derde land bij uitreiscontroles aan de buitengrenzen wordt gedetecteerd, kan het passend zijn een inreisverbod op te leggen om te voorkomen dat de persoon het grondgebied in de toekomst weer binnenkomt, en om zo de risico’s van illegale immigratie te verminderen. 

(21)Onderdanen van derde landen kunnen terugkeren op grond van dwangmaatregelen voor verwijdering of door vrijwillig gevolg te geven aan de verplichting om te vertrekken. De twee soorten terugkeer moeten worden gekoppeld om lacunes in het systeem te voorkomen. De terugkeer van meewerkende onderdanen van derde landen moet in de eerste plaats via vrijwillige terugkeer blijven verlopen, maar ten aanzien van onderdanen van derde landen die zich niet houden aan de vertrektermijn, moeten strengere regels voor verwijdering worden toegepast die directe en onmiddellijke consequenties hebben. Dwangmaatregelen moeten, uit het oogpunt van de gebruikte middelen en nagestreefde doelstellingen, in overeenstemming zijn met de beginselen van evenredigheid en doeltreffendheid.

(22)Er zijn gemeenschappelijke regels nodig, zodat onderdanen van derde landen die een veiligheidsrisico vormen en geen recht op verblijf in de Unie hebben, efficiënt worden geïdentificeerd en snel worden gerepatrieerd. Er moeten relevante controles worden uitgevoerd om onderdanen van derde landen die een veiligheidsrisico vormen, te identificeren en te signaleren, onder meer door gebruik te maken van het screeningproces dat is opgenomen in Verordening (EG) nr. 2024/1356 van het Europees Parlement en de Raad 32 . Verwijdering moet de regel zijn voor onderdanen van derde landen die een veiligheidsrisico vormen. Het moet mogelijk zijn af te wijken van de algemene regels, om te voorzien in langere inreisverboden en langere bewaringstermijnen, alsook af te wijken van het gebruik van speciale inrichtingen voor bewaring, zodat personen die een bedreiging voor de veiligheid van de Unie vormen, snel worden verwijderd.

(23)Nieuwe regels moeten de lidstaten meer mogelijkheden bieden om voor de terugkeer naar derde landen gebruik te maken van aanvullende instrumenten. Het moet mogelijk zijn specifieke overeenkomsten of regelingen met derde landen te treffen zodat de lidstaten meer mogelijkheden voor terugkeer krijgen, mits het betrokken derde land de internationale mensenrechtennormen en het beginsel van non-refoulement eerbiedigt. Dergelijke overeenkomsten en regelingen moeten met name de volgende elementen bevatten: de voorwaarden voor de overdracht, de voorzieningen voor het verblijf in het land, de modaliteiten in geval van verdere terugkeer naar het land van herkomst, de consequenties in geval van schendingen of significante veranderingen die de situatie in het derde land nadelig beïnvloeden, en een onafhankelijk toezichthoudend orgaan of mechanisme dat de uitvoering van de overeenkomst of de regeling beoordeelt. Dergelijke overeenkomsten en regelingen geven uitvoering aan het Unierecht voor de toepassing van artikel 51, lid 1, van het Handvest.

(24)Voor de goede werking van een Schengengebied zonder binnengrenzen is het bepalend dat de lidstaten het betrokken acquis doeltreffend en efficiënt toepassen. Bij Verordening (EU) 2022/922 van de Raad is een evaluatie- en toezichtmechanisme ingesteld om de toepassing van het Schengenacquis te controleren door middel van periodieke, onaangekondigde en thematische evaluaties, onder meer inzake de doeltreffende terugkeer van onderdanen van derde landen zonder verblijfsrecht en inzake de eerbiediging van de grondrechten. Aan de hand van dit mechanisme kunnen tekortkomingen die de correcte werking van het Schengengebied kunnen verstoren, snel worden geconstateerd en adequaat worden verholpen.

(25)Bij de toepassing van de terugkeerprocedure door de lidstaten moet het belang van het kind vooropstaan, overeenkomstig artikel 24 van het Handvest en het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind van 1989. Bij het beoordelen van het individuele belang van het kind moeten de lidstaten met name terdege rekening houden met het welzijn en de sociale ontwikkeling van de minderjarige op de korte, middellange en lange termijn, overwegingen inzake veiligheid en de opvattingen van de minderjarige, in overeenstemming met zijn leeftijd en mate van volwassenheid, alsook met zijn achtergrond. Niet-begeleide minderjarigen moeten bij elke stap van de terugkeerprocedure worden begeleid door een vertegenwoordiger. 

(26)Wanneer er redenen zijn voor twijfels over de minderjarigheid van een onderdaan van een derde land, moet een leeftijdsbeoordeling worden uitgevoerd. Om de samenhang in het migratiebeheer in de Unie te waarborgen, moet dezelfde procedure worden gevolgd als die welke is vastgesteld in Verordening (EU) 2024/1348 van het Europees Parlement en de Raad 33 . Bij het uitvoeren van leeftijdsbeoordelingen moeten de lidstaten met name rekening houden met de richtsnoeren van het Asielagentschap van de Europese Unie.

(27)Om de terugkeerprocedure doeltreffender te maken, moeten duidelijke verantwoordelijkheden voor onderdanen van derde landen worden vastgesteld. Onderdanen van derde landen moeten in alle fasen van de terugkeerprocedure hun medewerking verlenen aan de autoriteiten. Onderdanen van derde landen moeten beschikbaar blijven en de nodige informatie verstrekken om hun terugkeer voor te bereiden. Indien de verplichtingen tot medewerking niet worden nageleefd, moeten daar doeltreffende en evenredige consequenties aan worden verbonden, zoals lagere uitkeringen en toelagen die overeenkomstig het nationale recht worden toegekend, inbeslagneming van reisdocumenten of verlenging van de duur van een inreisverbod. De bevoegde autoriteiten moeten de onderdaan van een derde land in kennis stellen van de verschillende stappen van de terugkeerprocedure, hun verplichtingen en de consequenties bij niet-naleving van die verplichtingen.

(28)Deze verordening mag de lidstaten niet beletten om in voorkomend geval overeenkomstig het nationale strafrecht strafrechtelijke sancties op te leggen aan onderdanen van derde landen die binnen het toepassingsgebied van de verordening vallen.

(29)Er moet een reeks rechtsmiddelen tegen terugkeergerelateerde besluiten worden vastgesteld, teneinde de belangen van de betrokken personen doeltreffend te beschermen. Aan personen die in geval van beroep of toetsing voor een rechterlijke instantie niet over toereikende middelen beschikken, moet op verzoek de nodige rechtshulp worden verleend. 

(30)Om de doeltreffendheid van de terugkeerprocedures te verbeteren en tegelijkertijd de eerbiediging van het in artikel 47 van het Handvest neergelegde recht op een doeltreffende voorziening in rechte te waarborgen, moet beroep tegen terugkeergerelateerde besluiten zoveel mogelijk op hetzelfde gerechtelijke niveau kunnen worden ingesteld. De regels van deze verordening inzake beroep en opschortende werking moeten in overeenstemming zijn met het in artikel 47 van het Handvest neergelegde recht op een doeltreffende voorziening in rechte.

(31)De lidstaten moeten de nodige instrumenten krijgen om het onderduikrisico te beoordelen, te beheren en te voorkomen. Gemeenschappelijke regels moeten ervoor zorgen dat de beoordeling van dit risico in individuele gevallen wordt gestroomlijnd en het gebruik van efficiënte alternatieven voor bewaring in de lidstaten wordt bevorderd, zodat de terugkeerprocedure doeltreffend wordt beheerd.

(32)Wanneer dit evenredig en noodzakelijk is, moet het mogelijk zijn om uitsluitend ter voorbereiding van de terugkeer bewaring op te leggen na een individuele beoordeling van elk geval, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met elementen die wijzen op kwetsbaarheid. Bewaring kan dan worden opgelegd wanneer er een risico bestaat dat onderdanen van derde landen onderduiken, hun terugkeer belemmeren of vermijden, een veiligheidsrisico vormen of de alternatieve bewaringsmaatregelen niet in acht nemen of wanneer bewaring noodzakelijk is om de identiteit of de nationaliteit te bepalen of te verifiëren. De autoriteiten moeten de nodige zorgvuldigheid betrachten, en de periode van bewaring moet zo kort mogelijk zijn en mag niet langer zijn dan 24 maanden. Wanneer het nationale recht voorziet in bewaring van minderjarigen, moet het belang van het kind vooropstaan. Wanneer het mogelijk is om op een doeltreffende manier minder dwingende alternatieve maatregelen voor bewaring toe te passen op illegaal verblijvende onderdanen van derde landen, moeten dergelijke maatregelen worden ingezet.

(33)De terugkeer van onderdanen van derde landen die een veiligheidsrisico vormen, vereist specifieke maatregelen ter bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Dergelijke onderdanen van derde landen moeten daarom langer in bewaring kunnen worden gehouden, mits daarbij het evenredigheidsbeginsel in acht wordt genomen.

(34)Onderdanen van derde landen die in bewaring worden gehouden, moeten op humane en waardige wijze worden behandeld met inachtneming van hun grondrechten en van het internationale en nationale recht en rekening houdend met de praktische richtsnoeren van het Comité van de Raad van Europa inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen. Bewaring moet in de regel plaatsvinden in speciale inrichtingen voor bewaring of speciale afdelingen van andere inrichtingen. Wanneer een lidstaat de onderdanen van derde landen in een dergelijke inrichting niet gescheiden kan houden van de gewone gevangenen, kan worden gebruikgemaakt van een gevangenis.  

(35)De in deze verordening opgenomen bewaringsgronden gelden onverminderd andere bewaringsgronden die van toepassing zijn krachtens het nationale recht en geen verband houden met het illegale verblijf van de onderdaan van een derde land, met inbegrip van bewaringsgronden in het kader van een strafprocedure. 

(36)Het is een fundamenteel beginsel van soevereiniteit van de staat en internationale samenwerking dat elke staat verplicht is zijn eigen onderdanen over te nemen. Deze verplichting tot overname wordt als een beginsel van internationaal gewoonterecht beschouwd. Het bestaan van een dergelijke verplichting blijkt verder uit de vaste praktijk van staten wat de uitvoering van overnameovereenkomsten en -regelingen betreft en uit het feit dat zij dit beginsel erkennen als een noodzakelijk aspect van internationale samenwerking bij het beheer van migratie. 

(37)Een systematische en gecoördineerde aanpak van overname door de lidstaten is van cruciaal belang om de terugkeer van onderdanen van derde landen te faciliteren. Als onvoldoende gevolg wordt gegeven aan uitvoerbare terugkeerbesluiten, kan dat de gemeenschappelijke aanpak van terugkeer minder efficiënt maken. Uitvoerbare terugkeerbesluiten moeten systematisch worden gevolgd door alle maatregelen die nodig zijn om de terugkeer uit te voeren, waaronder de indiening van overnameverzoeken bij de autoriteiten van derde landen, wanneer er twijfel bestaat over de nationaliteit of wanneer een reisdocument moet worden verkregen. 

(38)Hoewel overname ook afhankelijk is van de medewerking van derde landen, moeten de lidstaten een coherente aanpak hanteren om de overnameprocedures efficiënter en doeltreffender te maken en de eenheid tussen de lidstaten te waarborgen. Om een coherente aanpak van de Unie te versterken, moeten betrekkingen met derde landen, onder meer in het kader van onderhandelingen over overname-instrumenten, transparant en gecoördineerd verlopen. Om doeltreffende terugkeer te waarborgen, mag de communicatie die voor de uitvoering van de overnameprocedure plaatsvindt met entiteiten uit derde landen, niet worden beschouwd als een diplomatieke erkenning van die betrokken entiteiten.

(39)Om de terugkeerprocedure doeltreffend te laten verlopen, is zowel efficiënte administratieve samenwerking als informatie-uitwisseling tussen de lidstaten nodig. De uitwisseling van informatie, met inbegrip van het delen van gegevens over de identiteit, de nationaliteit en de reisdocumenten van de onderdanen van derde landen en van andere relevante informatie, moet gebaseerd zijn op duidelijke regels, waaronder die van Verordening (EU) 2018/1860 van het Europees Parlement en de Raad 34 . Deze regels moeten de beginselen van gegevensbescherming en de rechten van de betrokken persoon eerbiedigen en moeten ervoor zorgen dat de betrokken informatie juist is, uitsluitend wordt gebruikt voor terugkeer, overname en re-integratie, en beschermd is tegen ongeoorloofde toegang, openbaarmaking of gebruik.

(40)De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten Richtlijn [...] tot wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten in acht nemen, teneinde de aangifte van strafbare feiten aan te moedigen en het vertrouwen in het rechtsstelsel te bevorderen. 

(41)Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad 35 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens voor de toepassing van deze verordening. Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen en organen van de Unie voor de toepassing van deze verordening. Gezien de belangrijke redenen van algemeen belang die aan de basis liggen van overname, is het mogelijk dat voor overname- en re-integratiedoeleinden de doorgifte vereist is van persoonsgegevens van onderdanen van derde landen tegen wie een terugkeerbesluit is uitgevaardigd, met inbegrip van gegevens over hun identiteit en reisdocumenten, andere relevante gegevens en, in naar behoren gemotiveerde gevallen, gegevens over hun strafrechtelijke veroordelingen en hun gezondheid. Deze doorgifte moet plaatsvinden in overeenstemming met hoofdstuk V van Verordening (EU) 2016/679 en hoofdstuk V van Verordening (EU) 2018/1725 36 , naargelang het geval, alsook met de beginselen van non-refoulement, evenredigheid en noodzakelijkheid en met het Handvest.

(42)Belemmeringen voor samenwerking en communicatie tussen de voor de asiel- en terugkeerprocedures bevoegde autoriteiten van de lidstaten vormen een belangrijk structureel probleem voor een efficiëntere terugkeerprocedure. De bevoegde autoriteiten die bij de verschillende fasen van de terugkeerprocedure betrokken zijn, moeten nauw samenwerken en hun activiteiten coördineren. Wanneer de lidstaten rechtshandhavingsautoriteiten aanwijzen als voor de toepassing van deze verordening bevoegde autoriteiten, geldt deze aanwijzing slechts voor zover die autoriteiten optreden in hun hoedanigheid van autoriteit die uitvoering geeft aan terugkeerbesluiten. Rechtshandhavingsautoriteiten die optreden in hun hoedanigheid van onderzoeksautoriteit in strafprocedures, vallen niet onder deze aanwijzing.

(43)In een gemeenschappelijk terugkeersysteem moet voor de ondersteuning van het beheer van terugkeer, overname en re-integratie optimaal worden gebruikgemaakt van digitale systemen die operationeel worden beheerd op het niveau van de Unie of van de lidstaten. De nadruk moet daarbij liggen op efficiënte administratieve procedures, samenwerking, informatie-uitwisseling en interoperabiliteit.

(44)De Unie verleent financiële en operationele steun om tot een doeltreffende uitvoering van deze verordening te komen. Voor zover activiteiten worden gefinancierd uit de thematische faciliteit van het Fonds voor asiel en migratie, kunnen deze worden uitgevoerd in direct, indirect of gedeeld beheer. De lidstaten moeten optimaal gebruikmaken van de beschikbare financiële instrumenten, programma’s en projecten van de Unie op het gebied van terugkeer, met name uit hoofde van Verordening (EU) 2021/1147 van het Europees Parlement en de Raad 37 , alsook van de operationele bijstand die het Europees Grens- en kustwachtagentschap biedt overeenkomstig Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad 38 . Deze steun moet in het bijzonder worden gebruikt voor het invoeren van terugkeerbeheersystemen en programma’s voor logistieke, financiële en andere materiële of in natura verstrekte bijstand waarmee de terugkeer van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen wordt ondersteund.

(45)Om de doeltreffendheid van deze verordening te monitoren en verbeterpunten vast te stellen, is het essentieel dat betrouwbare en vergelijkbare statistieken over terugkeer, overname en re-integratie worden verzameld en geanalyseerd, aangezien dit materiaal waardevolle inzichten verschaft over de efficiëntie van de terugkeerprocedure, de medewerking van derde landen en de resultaten van re-integratie-inspanningen. Er moeten gemeenschappelijke normen en definities voor het verzamelen en rapporteren van relevante gegevens worden vastgesteld, zodat de Commissie en de lidstaten het effect van deze verordening kunnen beoordelen en weloverwogen beslissingen over toekomstige beleidsontwikkelingen kunnen worden genomen.

(46)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend voor de vaststelling van het Europees terugkeerbevel en het gemeenschappelijke formulier voor overnameverzoeken. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 39 .

(47)Richtlijn 2001/40/EG, Richtlijn 2008/115/EG en Beschikking 2004/191/EG moeten worden ingetrokken.

(48)Daar de doelstellingen van deze verordening – terugkeer efficiënter maken om de ruimte zonder binnengrenzen te beschermen – niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden ter waarborging van een gemeenschappelijke en coherente aanpak van de lidstaten beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(49)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Aangezien deze verordening – voor zover ze betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad 40 – voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad over deze verordening heeft beslist, of het dit instrument in zijn nationale wetgeving zal omzetten.

(50)Voor zover ze betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst van Verordening (EU) 2016/399, vormt de onderhavige verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad 41 ; Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 4 van Protocol nr. 19 betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, is deze niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. [Niettemin heeft Ierland, voor zover deze verordening geen ontwikkeling van het Schengenacquis vormt, overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het VEU en het VWEU, [bij brief van...] te kennen gegeven dat het aan de vaststelling en toepassing van deze verordening wenst deel te nemen.]

[of]

[Voorts, voor zover deze verordening geen ontwikkeling van het Schengenacquis vormt, neemt Ierland, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het VEU en het VWEU, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.]

(51)Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening – voor zover ze betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst van Verordening (EU) 2016/399 – een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt C, van Besluit 1999/437/EG van de Raad 42 .

(52)Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening – voor zover ze betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst van Verordening (EU) 2016/399 – een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis 43 , die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt C, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad 44 .

(53)Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening – voor zover ze betrekking heeft op onderdanen van derde landen die niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst van Verordening (EU) 2016/399 – een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, punt C, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad 45 .

(54)Wanneer in deze verordening wordt verwezen naar een verplichting om de Europese Unie te verlaten, moet dit worden opgevat als een verplichting om het grondgebied van alle lidstaten waarop deze verordening van toepassing is te verlaten, ook in het licht van de voorgaande overwegingen.

(55)Overeenkomstig artikel 42, lid 2, van Verordening (EU) 2018/1725 is de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming geraadpleegd, en op [...] heeft hij een advies uitgebracht.