Overwegingen bij COM(2025)123 - Wijziging van Verordening (EU) 2021/1058 en Verordening (EU) 2021/1056 wat betreft specifieke maatregelen voor het aanpakken van strategische uitdagingen in het kader van de tussentijdse evaluatie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De afgelopen jaren wordt de geopolitieke dynamiek gekenmerkt door grote onzekerheid, waardoor een grondige herevaluatie van de strategische autonomie, veerkracht en veiligheid van de Unie noodzakelijk is. Daarnaast moeten de uitdagingen van de groene, sociale en technologische transities worden aangepakt. Deze gelijktijdige transformaties tonen aan dat de innovatiekloof dringend moet worden gedicht en de decarbonisatie-inspanningen moeten worden versneld om het economische concurrentievermogen te versterken. De externe afhankelijkheid moet worden verminderd door toeleveringsketens te diversifiëren, in eigen regio geproduceerde groene energie op te schalen en te investeren in kritieke sectoren.

(2) Als belangrijkste investeringsinstrument van de Unie binnen het meerjarig financieel kader speelt het cohesiebeleid een cruciale rol bij de ondersteuning van die prioriteiten. Het stimuleert gerichte investeringen die bijdragen tot economische, sociale en territoriale cohesie en pakt tegelijkertijd nieuwe uitdagingen aan.

(3) Het rechtskader voor cohesiebeleidsprogramma’s voorziet in een tussentijdse evaluatie in 2025, die een tijdige en unieke gelegenheid biedt om de programma’s te heroriënteren op het aanpakken van nieuwe uitdagingen en kansen, de uitvoering te versnellen en de doeltreffendheid ervan te vergroten om tegemoet te komen aan zowel oude als nieuwe prioriteiten van de Unie.

(4) De Commissie heeft in het kompas voor concurrentievermogen, de Clean Industrial Deal en het actieplan voor betaalbare energie een concreet traject gepresenteerd voor Europa om zijn concurrentievermogen te herstellen en duurzame welvaart te waarborgen. Het EFRO en het Cohesiefonds ondersteunen reeds investeringen in klimaatdoelstellingen, zoals bepaald in Verordening (EU) 2021/1060. De lidstaten moeten echter hun inspanningen opvoeren om ervoor te zorgen dat decarbonisatie een motor is voor groei van de Europese industrieën en de welvaart van de Europeanen, onder meer door de steun voor schone technologie en de transitie naar schone energie op te voeren, te investeren in energie-infrastructuurprojecten die een echte energie-unie kunnen waarborgen, en het koolstofvrij maken van productieprocessen en producten te ondersteunen.

(5) Gezien de ongekende geopolitieke instabiliteit en de noodzaak voor de Unie om haar eigen defensie te waarborgen, moet de financiering van het cohesiebeleid snel worden gemobiliseerd om investeringen in defensievermogens rechtstreeks te ondersteunen. Daarom moeten nieuwe specifieke doelstellingen worden vastgesteld voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds, vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad 4 , om de industriële capaciteit in de defensiesector te financieren en investeringen in veerkrachtige infrastructuur voor defensie of voor tweeërlei gebruik mogelijk te maken met het oog op de bevordering van militaire mobiliteit, in overeenstemming met het toepassingsgebied van die fondsen. De industriële capaciteiten ter bevordering van defensievermogens moeten betrekking hebben op de technologische ontwikkeling en productie van defensieproducten en andere producten voor defensiedoeleinden, zoals gedefinieerd in artikel 2 van [ontwerp] van Verordening [xxxx] van de Raad tot vaststelling van de veiligheidsactie voor Europa (SAFE) door middel van versterking van het instrument voor de Europese defensie-industrie (SAFE), met name die waarnaar wordt verwezen in artikel 1 van die verordening. De lidstaten worden aangemoedigd gebruik te maken van de mogelijkheid waarin het huidige rechtskader voorziet om de hun in gedeeld beheer toegewezen middelen vrijwillig over te hevelen naar programma’s in direct beheer met defensie- en veiligheidsdoelstellingen. In dit verband zouden overdrachten naar de middelen voor militaire mobiliteit van de Connecting Europe Facility (CEF) gecoördineerde interventies langs de militaire mobiliteitscorridors die in het Witboek over defensie worden genoemd, waarborgen.

(6) Voorts moeten aanvullende financieringsmogelijkheden worden geboden om snel liquiditeit te injecteren om de dringendste behoeften, met name voor investeringen in versterkte defensievermogens, te dekken. Met name moet worden voorzien in een aanvullende eenmalige voorfinanciering van 30 % van de bedragen die zijn geprogrammeerd in het kader van specifieke prioriteiten voor defensie en van de respectieve beleidsdoelstellingen van het EFRO en het Cohesiefonds, en in de mogelijkheid om een medefinancieringspercentage van de Unie van maximaal 100 % toe te passen.

(7) Het EFRO en het Cohesiefonds kunnen, binnen hun respectieve toepassingsgebied, reeds investeringen ondersteunen die bijdragen tot de doelstellingen van het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP), dat tot doel heeft het technologische leiderschap van Europa te versterken. Om investeringen uit het EFRO en het Cohesiefonds op die kritieke gebieden verder te stimuleren, moet de beperking van de totale bijdrage van het EFRO en het Cohesiefonds tot die prioriteiten worden geschrapt en moet de mogelijkheid voor de lidstaten om een hogere voorfinanciering voor gerelateerde programmawijzigingen te ontvangen, worden verlengd. Voorts moeten de mogelijkheden voor de financiering van productieve investeringen die bijdragen tot STEP-doelstellingen in andere ondernemingen dan kmo’s, tot alle regio’s worden uitgebreid. Evenzo moeten dergelijke investeringen ook mogelijk zijn in regio’s waar zij industriële aanpassingen in verband met de digitale transformatie faciliteren, met inbegrip van digitale capaciteiten in de cloud, AI en supercomputing, of de decarbonisatie en circulariteit van productieprocessen en producten, zoals in de automobielindustrie of de energie-intensieve industrieën. Daarnaast moet de mogelijkheid voor investeringen die bijdragen tot STEP-doelstellingen om productieve investeringen in andere ondernemingen dan kmo’s te financieren uit het bij Verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad opgerichte Fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF) 5 , zonder de noodzaak en ongeacht het resultaat van een kloofanalyse, worden uitgebreid tot alle investeringen.

(8) Om de energiezekerheid te vergroten en de energietransitie en schone mobiliteit te versnellen, moeten de investeringen in het kader van STEP en de faciliteit voor infrastructuur voor alternatieve brandstoffen worden aangevuld met een nieuwe specifieke doelstelling voor het EFRO en het Cohesiefonds in het kader van beleidsdoelstelling 2 om interconnectoren en de bijbehorende transmissie-infrastructuur en de uitrol van oplaadinfrastructuur te bevorderen. Om de investeringen op deze gebieden te versnellen, moeten prioriteiten voor deze specifieke doelstelling profiteren van een aanvullende eenmalige voorfinanciering van 30 % van de in het kader van die prioriteiten geprogrammeerde bedragen en van de mogelijkheid om een medefinancieringspercentage van de Unie van maximaal 100 % toe te passen. De beheerautoriteiten moeten ernaar streven in voorkomend geval een maximaal bedrag aan particuliere financiering aan te trekken. Dankzij deze verhoogde investeringsinspanningen zullen energie-intensieve sectoren toegang krijgen tot stabielere en diversere energiebronnen in een minder gefragmenteerde interne energiemarkt, waardoor hun duurzaamheid en concurrentievermogen worden versterkt. Bovendien stelt de uitbreiding van de EFRO-steun voor decarbonisatieprojecten energie-intensieve industrieën in staat prioriteit te geven aan innovaties met een grote impact die zijn afgestemd op de klimaatdoelstellingen van de EU.

(9) Belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI) vloeien voort uit een staatssteuninstrument dat grensoverschrijdende samenwerking binnen Europa voor innovatieve technologieën of pan-Europese infrastructuur vereist. IPCEI zijn projecten ter ondersteuning en bevordering van grootschalige, grensoverschrijdende projecten die van essentieel belang worden geacht voor de economische groei, innovatie en het concurrentievermogen van de Unie. Om het ontwerp van nieuwe IPCEI en de uitvoering van de bestaande te helpen versnellen, moet steun uit het EFRO voor investeringen in projecten die deelnemen aan een IPCEI zoals goedgekeurd door de Commissie overeenkomstig artikel 107, lid 3, punt b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en mededeling C(2021) 8481, in alle regiocategorieën worden toegestaan. Voorts moeten voor concrete acties die bijdragen tot een door de Commissie goedgekeurd IPCEI vereenvoudigde selectieprocedures gelden.

(10) Betaalbare huisvesting is een andere uitdaging die op de voorgrond is getreden als gevolg van de aanzienlijke prijs- en huurstijgingen in de afgelopen jaren. Om de lidstaten en regio’s te stimuleren om, binnen hun respectieve toepassingsgebieden, investeringen uit het EFRO en het Cohesiefonds te verdubbelen in de bouw en renovatie van betaalbare woningen, met inbegrip van sociale huisvesting, moeten in het kader van verschillende beleidsdoelstellingen nieuwe specifieke doelstellingen worden vastgesteld om flexibiliteit te bieden voor de programmering van huisvestingsprojecten in het kader van specifieke prioriteiten. Dergelijke prioriteiten moeten de mogelijkheid inhouden om een medefinancieringspercentage van de Unie van maximaal 100 % toe te passen en te profiteren van een aanvullende eenmalige voorfinanciering van 30 % van de geprogrammeerde bedragen om de lasten voor de overheidsbegrotingen te verlichten. Bijvoorbeeld investeringen in het kader van het Nieuw Europees Bauhaus moeten ten volle gebruikmaken van die nieuwe mogelijkheden. Kosten die voortvloeien uit de tijdelijke huur van alternatieve accommodatie voor de bewoners tijdens de renovatie kunnen ook in aanmerking komen voor steun in het kader van dergelijke prioriteiten, alsook kosten van hervormingen in verband met huisvesting, zoals voorbereidende werkzaamheden voor verbeteringen in de regulering van de woningmarkt en vergunningverlening op lokaal en stedelijk niveau. Het is ook passend de steun uit het JTF in dat verband te verduidelijken.

(11) Water speelt een cruciale rol als hulpbron voor de voedsel-, energie- en economische zekerheid. Dit is ook een belangrijk aspect van het waarborgen van klimaatbestendigheid. Gezien de uitdagingen die de gevolgen van de klimaatverandering voor de watervoorraden met zich meebrengen, moeten verdere investeringen in waterweerbaarheid worden aangemoedigd. Het is dringend noodzakelijk de uitvoering van de wetgeving inzake water- en mariene bescherming te verbeteren en de waterefficiëntie te verbeteren, waterschaarste aan te pakken en vooruitgang te boeken in de richting van een waterweerbaar Europa. Daarvoor zijn belangrijke investeringen nodig. Daarom is het passend een verwijzing naar veilige toegang tot water, duurzaam waterbeheer en waterweerbaarheid op te nemen in de nieuwe specifieke doelstelling in het kader van beleidsdoelstelling 2 om proactief, risicogebaseerd beheer en een grotere paraatheid mogelijk te maken. Specifieke prioriteiten die voor die specifieke doelstelling zijn vastgesteld, moeten ook profiteren van een aanvullende eenmalige voorfinanciering van 30 % van de geprogrammeerde bedragen en van de mogelijkheid van een medefinancieringspercentage van maximaal 100 % om cruciale investeringen op dat gebied te stimuleren.

(12) Ten slotte is het, om de doeltreffendheid van investeringen te vergroten, belangrijk om de betaling van kosten in verband met de uitvoering van hervormingen mogelijk te maken, ook wanneer die kosten niet rechtstreeks verband houden met de uitvoering van investeringen.

(13) Om de lidstaten in staat te stellen in het kader van de tussentijdse evaluatie een zinvolle herprogrammering uit te voeren en de middelen toe te spitsen op die nieuwe strategische prioriteiten van de Unie, moeten aanvullende beperkingen worden opgeheven. Wat de vereisten inzake thematische concentratie betreft, is het passend de lidstaten toe te staan bedragen die zijn geprogrammeerd voor nieuwe strategische prioriteiten, met inbegrip van die welke bijdragen aan STEP-doelstellingen, mee te tellen bij de bedragen die nodig zijn om de naleving van de vereisten inzake thematische concentratie te waarborgen. Dit moet gepaard gaan met enige flexibiliteit met betrekking tot de berekening van de respectieve klimaatbijdrage voor het EFRO en het Cohesiefonds, zoals vastgesteld in artikel 6 van Verordening (EU) 2021/1060, met inachtneming van de algemene vereisten van dat artikel. Om de industrie sneller koolstofvrij te maken, wat nodig is om de klimaatdoelstellingen van de Unie te verwezenlijken, moet bovendien worden voorzien in de mogelijkheid om via het EFRO investeringen te financieren die gericht zijn op de vermindering van broeikasgasemissies, ook van activiteiten die zijn opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad 6 , mits aan die activiteiten een excellentiekeurmerk is toegekend. Evenzo moeten, wat het JTF betreft, de voorwaarden voor de financiering van dergelijke investeringen worden vereenvoudigd. Om de samenhang van de steun tussen financiering in direct beheer en in gedeeld beheer te waarborgen, mogen concrete acties die reeds zijn beoordeeld in het kader van rechtstreeks beheerde programma’s en waaraan een “soevereiniteitszegel” is toegekend in de zin van artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2024/795 in een oproep tot het indienen van voorstellen van de Commissie uit hoofde van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/856 van de Commissie, niet vallen onder de uitsluiting van fossiele brandstoffen. De lidstaten moeten ook de mogelijkheid krijgen om middelen uit het EFRO en het Cohesiefonds bij te dragen aan het lidstaatcompartiment van het InvestEU-fonds 7 om deze middelen aan te wenden via het in [artikel 10 bis van Verordening (EU) 2021/523] bedoelde financieringsinstrument van InvestEU. Ten slotte moeten de lidstaten, om in het kader van de tussentijdse evaluatie een alomvattende herprogrammering van de nieuwe strategische prioriteiten mogelijk te maken, extra tijd krijgen om de beoordeling van de resultaten van de tussentijdse evaluatie en de indiening van daarmee verband houdende programmawijzigingen aan te vullen. Dit moet ook gelden voor JTF-middelen die samen met middelen uit het EFRO of het Cohesiefonds in een programma zijn opgenomen.

(14) Om de uitvoering van cohesiebeleidsprogramma’s in het algemeen te versnellen en de nodige liquiditeit te injecteren voor belangrijke investeringen die moeten worden uitgevoerd, moet een aanvullende eenmalige voorfinanciering voor het EFRO en het Cohesiefonds worden betaald voor programma’s in het kader van zowel de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” als de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg), wanneer de herprogrammering betrekking heeft op een aanzienlijk deel van het totale programma. Het voorfinancieringspercentage moet verder worden verhoogd voor bepaalde programma’s in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” voor een of meer NUTS 2-regio’s die grenzen aan Rusland, Belarus of Oekraïne, gezien de negatieve gevolgen van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne voor die regio’s. Om de herprogrammering naar kernprioriteiten in het kader van de tussentijdse evaluatie te stimuleren, mag de aanvullende voorfinanciering alleen beschikbaar zijn wanneer in dat verband een bepaalde drempel voor de overheveling van financiële middelen naar specifieke cruciale prioriteiten wordt bereikt.

(15) Om rekening te houden met de tijd die nodig is om investeringen in het kader van de tussentijdse evaluatie te heroriënteren en een optimaal gebruik van de beschikbare middelen mogelijk te maken, moeten de termijnen voor de subsidiabiliteit van de uitgaven en de regels inzake vrijmaking worden aangepast voor programma’s waarbij middelen worden overgeheveld naar strategische prioriteiten in het kader van de tussentijdse evaluatie. Het moet ook mogelijk zijn een maximaal medefinancieringspercentage van maximaal 100 % toe te passen op prioriteiten in programma’s in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” voor een of meer NUTS 2-regio’s die grenzen aan Rusland, Belarus of Oekraïne, gezien de negatieve gevolgen van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne voor die regio’s.

(16) De tussentijdse evaluatie moet ook worden gebruikt om de cruciale rol van steden bij de verwezenlijking van vele doelstellingen van de Unie te versterken door de lidstaten de mogelijkheid te bieden financiële middelen uit het EFRO over te hevelen ter versterking van het Stedelijk Europa-initiatief als bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) 2021/1058. Om de toepassing van belangrijke innovatieve acties in het kader van het Stedelijk Europa-initiatief te vergemakkelijken, moeten dergelijke acties bovendien in aanmerking komen voor een vereenvoudigde selectieprocedure voor steun in het kader van cohesiebeleidsprogramma’s. De lidstaten zouden ook de mogelijkheid moeten hebben om EFRO-middelen van hun programma’s in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” over te hevelen naar het instrument voor interregionale innovatie-investeringen als bedoeld in artikel 13 van Verordening (EU) 2021/1058 waardoor zij meer flexibiliteit krijgen bij het gebruik van de middelen.

(17) Om de uitvoering te vereenvoudigen en investeringen te versnellen, is het passend aanvullende gerichte wijzigingen aan te brengen in het regelgevingskader voor het gebruik van het JTF. Met name moet de mogelijkheid van een vereenvoudigde selectieprocedure voor concrete acties waaraan een excellentiekeurmerk is toegekend, worden uitgebreid tot het JTF. Voorts moeten de beperkingen voor de herziening van de streefcijfers worden opgeheven om te zorgen voor de nodige flexibiliteit in de context van veranderende uitvoeringsomstandigheden.

(18) Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de investeringen heroriënteren op kritieke prioriteiten in het kader van de tussentijdse evaluatie en de uitvoering van het beleid te vereenvoudigen en versnellen door de Verordeningen (EU) 2021/1058 en (EU) 2021/1056 te wijzigen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(19) De Verordeningen (EU) 2021/1058 en (EU) 2021/1056 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(20) Gezien de dringende noodzaak om cruciale investeringen mogelijk te maken, met name in defensievermogens in de context van dringende geopolitieke uitdagingen, moet deze verordening in werking treden op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.