Overwegingen bij COM(2025)230 - Richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2025)230 - Richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten. |
---|---|
document | COM(2025)230 ![]() ![]() |
datum | 4 juni 2025 |
(2) De Unie moet sociale uitsluiting en discriminatie bestrijden en sociale rechtvaardigheid en bescherming, gelijkheid van vrouwen en mannen, solidariteit tussen generaties en bescherming van de rechten van het kind bevorderen, als bepaald in artikel 3 VEU. Op grond van artikel 9 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) moet de Unie bij de bepaling en de uitvoering van haar beleid en optreden rekening houden met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van toereikende sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting en een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid.
(3) Overeenkomstig het VWEU heeft de Unie beleidscoördinatie-instrumenten voor het economisch en werkgelegenheidsbeleid ontwikkeld en ingevoerd. Als onderdeel van die instrumenten vormen de in de bijlage bij Besluit (EU) 2024/3134 van de Raad ( 4 ) vastgestelde richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten (de “werkgelegenheidsrichtsnoeren”) samen met de in Aanbeveling (EU) 2015/1184 van de Raad ( 5 ) vastgestelde globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en de Unie de geïntegreerde richtsnoeren. De werkgelegenheidsrichtsnoeren dienen als leidraad bij de beleidsuitvoering in de lidstaten en in de Unie en brengen de onderlinge afhankelijkheid tussen de lidstaten tot uiting. De resulterende gecoördineerde Europese en nationale beleidslijnen en hervormingen moeten een algehele passende mix van duurzaam economisch, werkgelegenheids- en sociaal beleid vormen met positieve overloopeffecten voor de arbeidsmarkten en de samenleving in het algemeen, de economische en sociale veerkracht versterken, en een doeltreffende respons bieden op uitdagingen op middellange tot lange termijn, met name de noodzaak om het concurrentievermogen te versterken, de onzekerheid op het gebied van het handelsbeleid, en gevolgen van de Ruslands aanvalsoorlog tegen Oekraïne en de bredere geopolitieke context.
(4) Om de economische en sociale vooruitgang en opwaartse convergentie te bevorderen, de groene en de digitale transitie te ondersteunen, de industriële basis, de productiviteit en het concurrentievermogen van de Unie te versterken, de demografische uitdagingen het hoofd te bieden en inclusieve en veerkrachtige arbeidsmarkten in de Unie tot stand te brengen, moeten de lidstaten tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden aanpakken en banen van goede kwaliteit en onderwijs en opleiding die hoogwaardig en inclusief zijn voor iedereen bevorderen, in overeenstemming met de vaardigheidsunie ( 6 ), met bijzondere aandacht voor het verbeteren van basisvaardigheden, op grond van het actieplan voor basisvaardigheden, en van voor de arbeidsmarkt relevante vaardigheden, waaronder digitale en groene vaardigheden, met name bij kansarme studenten en volwassenen. De lidstaten moeten ook onderwijs en opleiding in STEM (wetenschap, technologie, engineering en wiskunde) stimuleren, in overeenstemming met het strategisch plan voor STEM-onderwijs, toekomstgericht beroepsonderwijs en toekomstgerichte beroepsopleiding en een leven lang bij- en omscholing versterken en streven naar inclusieve onderwijsstelsels, en zorgen voor doeltreffend actief arbeidsmarktbeleid en betere arbeidsomstandigheden en carrièremogelijkheden, met inachtneming van de rol en de autonomie van de sociale partners. Zoals vermeld in de aanbeveling betreffende leren voor de groene transitie en duurzame ontwikkeling, kan de uitvoering van die beleidslijnen worden ondersteund door de onderwijs- en opleidingsdimensie stelselmatig te integreren in andere beleidslijnen met betrekking tot de groene transitie vanuit het oogpunt van een leven lang leren. De versterking van die elementen is van bijzonder belang voor de minder ontwikkelde, afgelegen en ultraperifere regio’s van de Unie, waar de behoeften het grootst zijn. Tekorten kunnen verder worden aangepakt door eerlijke mobiliteit binnen de EU voor werknemers en lerenden te verbeteren en talent van buiten de Unie aan te trekken en te behouden. Daarnaast moeten de banden tussen de onderwijs- en opleidingsstelsels en de arbeidsmarkt worden versterkt, en de vaardigheden, kennis en competenties die via niet-formeel en informeel leren zijn verworven, worden gevalideerd en erkend.
(5) De werkgelegenheidsrichtsnoeren zijn in overeenstemming met het nieuwe kader voor economische governance van de Unie, dat op 30 april 2024 in werking is getreden ( 7 ), en met de bestaande wetgeving van de Unie en diverse initiatieven van de Unie, waaronder de aanbevelingen van de Raad van 14 juni 2021 ( 8 ), 29 november 2021 ( 9 ), 5 april 2022 ( 10 ), 16 juni 2022 ( 11 ), 28 november 2022 ( 12 ), 8 december 2022 ( 13 ), 30 januari 2023 ( 14 ), 12 juni 2023 ( 15 ) en 27 november 2023 ( 16 ), Aanbeveling (EU) 2021/402 van de Commissie ( 17 ), Resolutie van de Raad van 26 februari 2021 ( 18 ), mededelingen van de Commissie van 9 december 2021 over bouwen aan een economie die werkt voor de mensen: een actieplan voor de sociale economie, van 30 september 2020 over het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027, van 3 maart 2021 over een Unie van gelijkheid: Strategie inzake de rechten van personen met een handicap 2021-2030, van 7 september 2022 over een Europese zorgstrategie, van 1 februari 2023 over een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk, van 25 januari 2023 over de versterking van de sociale dialoog in de Europese Unie, van 11 oktober 2023 over demografische veranderingen in Europa: een toolbox voor actie, van 28 september 2022 over het beter beoordelen van de verdelingseffecten van het beleid van de lidstaten, van 20 maart 2024 over tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden in de EU: een actieplan, en van 5 maart 2025 over de vaardigheidsunie, de Besluiten (EU) 2021/2316 ( 19 ) en (EU) 2023/936 ( 20 ) van het Europees Parlement en de Raad en de Richtlijnen (EU) 2022/2041 ( 21 ), (EU) 2022/2381 ( 22 ), (EU) 2023/970 ( 23 ) en (EU) 2024/2831 ( 24 ) van het Europees Parlement en de Raad.
(6) Het Europees Semester combineert verschillende instrumenten in een overkoepelend kader voor geïntegreerde multilaterale coördinatie en bewaking van het economisch en werkgelegenheidsbeleid binnen de Unie. Het Semester is afgestemd op het kompas voor concurrentievermogen, dat een kader biedt om het concurrentievermogen te stimuleren, waarbij de innovatiekloof wordt gedicht, onze economie koolstofvrij wordt gemaakt, buitensporige afhankelijkheden worden verminderd en de veiligheid wordt vergroot, en dat horizontale stimuli vaststelt die met name betrekking hebben op vaardigheden, hoogwaardige banen en sociale rechtvaardigheid. Het Europees Semester integreert de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten, die in november 2017 door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zijn afgekondigd ( 25 ) (de “Europese pijler van sociale rechten”), en het monitoringinstrument daarvan, het sociaal scorebord, waarmee ook een analyse mogelijk is van de risico’s en uitdagingen voor opwaartse sociale convergentie in de Unie, en voorziet in nauwe samenwerking met de sociale partners, het maatschappelijk middenveld en andere belanghebbenden. Het Europees Semester draagt ook bij tot de verwezenlijking van de door de Verenigde Naties vastgestelde duurzameontwikkelingsdoelstellingen. Het economisch en werkgelegenheidsbeleid van de Unie en de lidstaten moet gepaard gaan met de rechtvaardige transitie van de Unie naar een klimaatneutrale, ecologisch duurzame en digitale economie, versterking van het concurrentievermogen en de productiviteit, waarborging van adequate arbeidsvoorwaarden, stimulering van innovatie en bevordering van democratie op het werk, sociale dialoog, sociale rechtvaardigheid, gelijke kansen en opwaartse sociaal-economische convergentie; ook moet het ongelijkheden en regionale verschillen aanpakken, en armoede en sociale uitsluiting bestrijden.
(7) Klimaatverandering en andere milieugerelateerde uitdagingen, de noodzaak om te zorgen voor een eerlijke groene transitie, energieonafhankelijkheid en een groter concurrentievermogen van nettonulindustrieën, technologische soevereiniteit en de noodzaak om de defensie-uitgaven te verhogen en de open strategische autonomie van Europa veilig te stellen, evenals demografische veranderingen en de ontwikkeling van digitalisering, met inbegrip van artificiële intelligentie, algoritmisch beheer, de platformeconomie en telewerk transformeren de economieën en samenlevingen van de Unie ingrijpend. De Unie en haar lidstaten moeten samenwerken om dergelijke structurele ontwikkelingen effectief en proactief aan te pakken en de bestaande systemen en het daarmee samenhangende beleid zo nodig aan te passen, rekening houdend met de sterke onderlinge afhankelijkheid van de economieën en arbeidsmarkten van de lidstaten. Dat vereist een gecoördineerd, ambitieus en doeltreffend beleid op nationaal en Unieniveau dat de rol van de sociale partners erkent, in overeenstemming is met het VWEU en de bepalingen van de Unie betreffende economische governance, en rekening houdt met de Europese pijler van sociale rechten. Dit beleid moet duurzame investeringen stimuleren in alle regio’s van de Unie en ervoor zorgen dat opnieuw wordt ingezet op goed gefaseerde hervormingen en investeringen die duurzame en inclusieve economische groei, vaardigheden, de bevordering van hoogwaardige banen, productiviteit, concurrentievermogen en eerlijke arbeidsvoorwaarden, sociale en territoriale cohesie, opwaartse sociaal-economische convergentie, veerkracht en budgettaire verantwoordelijkheid bevorderen. Er moet steun worden verleend uit bestaande financieringsprogramma’s van de Unie, en met name uit de bij Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad ( 26 ) ingestelde faciliteit voor herstel en veerkracht en de fondsen voor het cohesiebeleid, met inbegrip van het bij Verordening (EU) 2021/1057 van het Europees Parlement en de Raad ( 27 ) ingestelde Europees Sociaal Fonds Plus en het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, dat wordt geregeld bij Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad ( 28 ), alsook uit het bij Verordening (EU) 2023/955 van het Europees Parlement en de Raad ( 29 ) opgerichte Sociaal Klimaatfonds en het bij Verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad ( 30 ) opgerichte Fonds voor een rechtvaardige transitie. Het beleid moet maatregelen aan de vraag- en aanbodzijde combineren, en daarbij moet rekening worden gehouden met het economische, ecologische, werkgelegenheids- en sociale effect van dergelijke maatregelen.
(8) De Europese pijler van sociale rechten omvat twintig beginselen en rechten die moeten bijdragen tot goed functionerende en billijke arbeidsmarkten en socialezekerheidsstelsels en die zijn onderverdeeld in drie categorieën: gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt, eerlijke arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming en inclusie. Die beginselen en rechten bepalen de strategische koers van de Unie om ervoor te zorgen dat de transities naar klimaatneutraliteit, ecologische duurzaamheid en digitalisering en de demografische veranderingen en de daarmee samenhangende gevolgen op sociaal rechtvaardige en eerlijke wijze verlopen, waarbij ook de territoriale samenhang behouden blijft. De Europese pijler van sociale rechten vormt samen met het begeleidende sociale scorebord een leidraad om de prestaties van de lidstaten op het gebied van werkgelegenheid en vaardigheden en op sociaal gebied, met inbegrip van opwaartse sociale convergentie, in de Unie binnen het Europees Semester te monitoren, hervormingen en investeringen op nationaal, regionaal en lokaal niveau te stimuleren, en het “sociale” en de “markt” in de moderne economie van vandaag te verzoenen, onder meer door de sociale economie te bevorderen. Op 4 maart 2021 heeft de Commissie een actieplan voor de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten (het “actieplan”) uitgebracht met ambitieuze maar realistische kerndoelen van de Unie voor 2030 inzake werkgelegenheid (dat ten minste 78 % van de bevolking in de leeftijdsgroep van 20 tot 64 jaar een baan moet hebben), vaardigheden (dat ten minste 60 % van alle volwassenen jaarlijks aan een opleiding moet deelnemen) en armoedebestrijding (dat ten minste vijftien miljoen minder mensen, van wie vijf miljoen kinderen, met armoede of sociale uitsluiting worden bedreigd) (de “kerndoelen van de Unie voor 2030”) en aanvullende subdoelen, alsook het herziene sociale scorebord.
(9) Zoals door de staatshoofden en regeringsleiders tijdens de sociale top van Porto van 8 mei 2021 is erkend, zal de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten het streven van de Unie naar een digitale, groene en rechtvaardige transitie versterken, bijdragen aan opwaartse sociaal-economische convergentie en de demografische uitdagingen helpen aanpakken. De staatshoofden en regeringsleiders beklemtoonden dat de sociale dimensie, de sociale dialoog en de actieve betrokkenheid van de sociale partners een centrale plaats innemen in een zeer concurrerende sociale markteconomie, en waren ingenomen met de nieuwe kerndoelen van de Unie. Zij verklaarden, conform de strategische agenda 2019-2024 van de Europese Raad, vastbesloten te zijn de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten op Unie- en nationaal niveau verder te blijven verdiepen, met inachtneming van de respectieve bevoegdheden en van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel. Tot slot benadrukten zij hoe belangrijk het is de geboekte voortgang bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en de kerndoelen van de Unie voor 2030 nauwlettend te volgen, ook op het hoogste niveau.
(10) De kerndoelen van de Unie voor 2030 werden door de staatshoofden en regeringsleiders op de sociale top van Porto en door de Europese Raad van juni 2021 goed onthaald. Zij zijn samen met het sociaal scorebord van nut om te monitoren in hoeverre de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten worden toegepast binnen het kader voor beleidscoördinatie in de context van het Europees Semester. Tijdens de sociale top van Porto werden de lidstaten daarnaast verzocht ambitieuze nationale doelstellingen vast te stellen die, rekening houdend met de uitgangspositie van elk lidstaat, een passende bijdrage moeten vormen aan de verwezenlijking van de kerndoelen van de Unie voor 2030. De uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en de voortgang ten aanzien van de kerndoelen van de Unie en de nationale streefcijfers voor 2030 worden gemonitord in het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid dat de Raad in maart 2025 heeft aangenomen (het “gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2025”), en worden geïntegreerd in de monitoringinstrumenten van het Europees Semester. Sinds de editie van 2024 bevat het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid een “eerste analyse per land” van de potentiële risico’s voor opwaartse sociale convergentie in overeenstemming met het kader voor sociale convergentie, waarin wordt aangegeven welke lidstaten mogelijke risico’s lopen die in een diepgaandere “tweede analyse” moeten worden onderzocht. In het gezamenlijk verslag over de werkgelegenheid 2025 werden aanvankelijk tien lidstaten geïdentificeerd en uit de conclusie van de diepgaandere analyse bleek dat voor drie daarvan algemene uitdagingen werden bevestigd.
(11) Naar aanleiding van de Russische invasie van Oekraïne heeft de Europese Raad in zijn conclusies van 24 februari 2022 het optreden van Rusland, dat erop gericht is de Europese en mondiale veiligheid en stabiliteit te ondermijnen, veroordeeld, zijn solidariteit met de Oekraïense bevolking betuigd en gewezen op de schending door Rusland van het internationaal recht en de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties. In de huidige context biedt tijdelijke bescherming, zoals verleend bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad ( 31 ) en verlengd bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2024/1836 van de Raad ( 32 ), bijstand in de Unie aan ontheemden uit Oekraïne en verleent dezen in de hele Unie minimumrechten die een passend niveau van bescherming bieden. Door deel te nemen aan de Europese arbeidsmarkten kunnen ontheemden uit Oekraïne blijven bijdragen aan een sterkere economie in de Unie en in hun land, en de mensen in hun thuisland ondersteunen. In de toekomst kunnen de opgedane ervaring en verworven vaardigheden bijdragen tot de wederopbouw van Oekraïne. Voor niet-begeleide kinderen en tieners verleent tijdelijke bescherming het recht op wettelijke voogdij en op onderwijs en opvang voor kinderen. De lidstaten moeten de sociale partners blijven betrekken bij het ontwerp, de uitvoering en de evaluatie van beleidsmaatregelen die gericht zijn op het aanpakken van de uitdagingen op het gebied van werkgelegenheid en vaardigheden, waaronder de erkenning van kwalificaties van ontheemden uit Oekraïne. De sociale partners spelen een belangrijke rol bij het verzachten van de gevolgen van die oorlog voor het behoud van werkgelegenheid en productie.
(12) Bij hervormingen van de arbeidsmarkt, met inbegrip van de nationale loonvormingsmechanismen, moeten de nationale praktijken op het gebied van de sociale dialoog en collectieve onderhandelingen, alsook de autonomie van de sociale partners in acht worden genomen, teneinde te zorgen voor billijke lonen die een fatsoenlijke levensstandaard — ook bij pensionering —, duurzame groei en opwaartse sociaal-economische convergentie mogelijk maken. Die hervormingen moeten een breed beraad over sociaal-economische factoren mogelijk maken, waaronder verbeteringen op het gebied van duurzaamheid, concurrentievermogen, innovatie, de bevordering van hoogwaardige banen, billijke arbeidsvoorwaarden, democratie op het werk, gendergelijkheid, de preventie en de bestrijding van armoede onder werkenden, hoogwaardig onderwijs, opleiding en vaardigheden, volksgezondheid, sociale bescherming en inclusie, demografische veranderingen en de bevordering van aanvullende pensioenen en van reële inkomens. Het belang van de sociale dialoog bij het aanpakken van uitdagingen op het gebied van werkgelegenheid, waaronder tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden, werd opnieuw bevestigd op de top van Hertoginnedal van 2024 en in het in maart 2025 ondertekende pact voor de Europese sociale dialoog.
(13) De herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere Uniefondsen ondersteunen de lidstaten bij de uitvoering van hervormingen en investeringen die in overeenstemming zijn met de prioriteiten van de Unie, waardoor de economieën en samenlevingen in de Unie duurzamer en veerkrachtiger worden en beter voorbereid zijn op de groene en de digitale transitie. De Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne heeft de reeds bestaande sociaal-economische uitdagingen, waaronder energiearmoede, verder verergerd door hogere energieprijzen, terwijl onzekerheden in de wereldhandel en meer in het algemeen in verband met de geopolitieke context de groei in gevaar brengen. De lidstaten en de Unie moeten ervoor blijven zorgen dat de sociale, werkgelegenheids- en economische gevolgen worden beperkt en dat de transities sociaal rechtvaardig en billijk verlopen, ook in het licht van het feit dat versterking van de open strategische autonomie en de versnelling van de groene transitie zullen helpen minder afhankelijk te worden van de invoer van energie en andere strategische producten en technologieën. Het bevorderen van de veerkracht en het streven naar een inclusieve samenleving waarin mensen worden beschermd, maar tevens kunnen anticiperen op veranderingen en ermee om kunnen gaan, en waarin zij actief aan de samenleving en de economie kunnen deelnemen, zijn essentieel.
(14) Er is samenhangend actief arbeidsmarktbeleid nodig, bestaande uit tijdelijke en gerichte aanwervings- en transitiestimulansen, vaardigheidsbeleid, waaronder leren voor de groene transitie en duurzame ontwikkeling, flexibele pensioentrajecten en gerichte, doeltreffende en aanpasbare diensten voor arbeidsvoorziening, om de transities op de arbeidsmarkt te ondersteunen en het onbenutte arbeidsmarktpotentieel volledig te benutten, ook in lijn met de aanpak van actieve inclusie en in het licht van de groene en de digitale transformatie, zoals onder andere benadrukt in de verklaring van Terhulpen van 2024 over de toekomst van de Europese pijler van sociale rechten ( 33 ). Passende arbeidsvoorwaarden en gezondheid en veiligheid op het werk, met inbegrip van zowel de lichamelijke als de geestelijke gezondheid van werknemers, moeten worden gewaarborgd.
(15) Het is zaak alle vormen van discriminatie te bestrijden, gendergelijkheid te waarborgen en de werkgelegenheid voor ondervertegenwoordigde groepen op de arbeidsmarkt te bevorderen. Gelijke toegang en gelijke kansen voor iedereen moeten worden gewaarborgd en armoede en sociale uitsluiting, in het bijzonder die van kinderen, personen met een handicap en Roma, moeten worden teruggedrongen, meer bepaald door te zorgen voor een doeltreffende werking van de arbeidsmarkten en adequate en inclusieve stelsels voor sociale bescherming, zoals uiteengezet in de aanbevelingen van de Raad van 8 november 2019 ( 34 ) en van 30 januari 2023 ( 35 ). Daarnaast moeten belemmeringen voor onderwijs en opleiding die hoogwaardig, inclusief en toekomstgericht zijn, een leven lang leren en arbeidsmarktparticipatie worden weggenomen. De lidstaten moeten investeren in voor- en vroegschoolse educatie en opvang, in overeenstemming met de Europese kindergarantie en de aanbeveling over de doelstellingen van Barcelona voor 2030, in het aantrekkelijker en inclusiever maken van beroepsonderwijs en -opleiding, in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 24 november 2020 ( 36 ), en in digitale en groene vaardigheden, in overeenstemming met het actieplan voor digitaal onderwijs en de aanbevelingen inzake leren voor de groene transitie en duurzame ontwikkeling en over trajecten naar succes op school. Toegang tot betaalbare en adequate huisvesting, waaronder via sociale huisvesting, is een noodzakelijke voorwaarde om gelijke kansen te garanderen. Dak- en thuisloosheid moeten specifiek worden aangepakt door middel van preventiemaatregelen en door de toegang tot permanente huisvesting te bevorderen en ondersteunende diensten aan te bieden. Tijdige en gelijke toegang tot betaalbare hoogwaardige langdurige zorg, in overeenstemming met de aanbeveling van de Raad van 8 december 2022 ( 37 ), en tot gezondheidsdiensten, met inbegrip van preventie en gezondheidsbevordering, zijn in het licht van potentiële toekomstige gezondheidsrisico’s en een vergrijzende samenleving bijzonder relevant. Het potentieel van personen met een handicap om bij te dragen tot economische groei en sociale ontwikkeling moet verder worden benut, in overeenstemming met de strategie inzake de rechten van personen met een handicap, waarin de lidstaten werd verzocht doelstellingen voor arbeidsparticipatie en deelname aan volwasseneneducatie van personen met een handicap vast te stellen. In het strategisch EU-kader voor de Roma ( 38 ) wordt gewezen op de capaciteit binnen de gemarginaliseerde Roma-gemeenschappen om tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden te verminderen en met behulp van dit kader wordt ernaar gestreefd de werkgelegenheidskloof tussen de Roma en de algemene bevolking met minstens de helft te verkleinen. Nieuwe technologieën en veranderende werkomgevingen in de hele Unie maken flexibelere werkregelingen, een betere productiviteit en een beter evenwicht tussen werk en privéleven mogelijk, en dragen tegelijkertijd bij tot de verwezenlijking van de groene verbintenissen van de Unie. Die ontwikkelingen brengen ook nieuwe uitdagingen met zich mee voor de arbeidsmarkten, die gevolgen hebben voor de arbeidsomstandigheden, de gezondheid en veiligheid op het werk en de daadwerkelijke toegang tot passende sociale bescherming voor werknemers en zelfstandigen. De lidstaten moeten er in samenwerking met de sociale partners voor zorgen dat nieuwe vormen van arbeidsorganisatie zich vertalen in hoogwaardige banen en adequate gezonde en veilige werkplekken en arbeidsvoorwaarden, evenals evenwicht tussen werk en privéleven, en actief en gezond ouder worden, waarbij gevestigde arbeids- en sociale rechten worden gehandhaafd en het Europese sociale model wordt versterkt.
(16) De geïntegreerde richtsnoeren moeten als basis dienen voor de landspecifieke aanbevelingen van de Raad aan de lidstaten. De lidstaten moeten ten volle gebruikmaken van het Europees Sociaal Fonds Plus, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, de herstel- en veerkrachtfaciliteit en andere Uniefondsen, waaronder het Sociaal Klimaatfonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en InvestEU vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad ( 39 ), evenals van het instrument voor technische ondersteuning, om hoogwaardige werkgelegenheid en sociale investeringen te bevorderen, armoede en sociale uitsluiting tegen te gaan, discriminatie te bestrijden, toegankelijkheid en inclusie te waarborgen, alsook bij- en omscholingsmogelijkheden voor de beroepsbevolking, een leven lang leren en een hoogwaardig onderwijs- en opleidingsaanbod voor iedereen, met inbegrip van digitale geletterdheid en vaardigheden, te stimuleren, zodat de mensen de nodige kennis en kwalificaties kunnen opdoen om zich te handhaven in een digitale, groene en concurrerende economie. De wijzigingen die zijn ingevoerd bij Verordening (EU) 2024/795 tot oprichting van een platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP) en de recente mededeling van de Commissie “Een gemoderniseerd cohesiebeleid: tussentijdse evaluatie” heeft tot doel de verleende steun af te stemmen op nieuwe strategische prioriteiten, onder meer om het tekort aan vaardigheden in bepaalde sectoren aan te pakken, zoals voor de ontwikkeling en productie van kritieke technologieën, de defensie-industrie en sectoren die worden geconfronteerd met de decarbonisatie en de groene en de digitale transitie. De lidstaten moeten ook ten volle gebruikmaken van het bij Verordening (EU) 2021/691 van het Europees Parlement en de Raad ( 40 ) opgezette Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor ontslagen werknemers, met het oog op de ondersteuning van werknemers die zijn ontslagen als gevolg van grote herstructureringen, zoals sociaal-economische veranderingen die het gevolg zijn van globale trends, en van technologische en milieuveranderingen. Hoewel de geïntegreerde richtsnoeren gericht zijn tot de lidstaten en de Unie, moeten zij worden uitgevoerd in partnerschap met alle nationale, regionale en lokale autoriteiten, in nauwe samenwerking met de parlementen, de sociale partners en de vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.
(17) Het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor sociale bescherming moeten overeenkomstig hun respectieve mandaten uit hoofde van het VWEU, toezicht houden op de wijze waarop de betrokken beleidsmaatregelen worden uitgevoerd in het licht van de werkgelegenheidsrichtsnoeren. Die comités en de voorbereidende instanties van de Raad die bij de coördinatie van het economisch en het sociaal beleid zijn betrokken, moeten nauw met elkaar samenwerken. De beleidsdialoog tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, in het bijzonder met betrekking tot de werkgelegenheidsrichtsnoeren, moet worden gehandhaafd.
(18) Het Comité voor sociale bescherming is geraadpleegd.