Overwegingen bij COM(2025)313 - Standpunt EU betreffende een wijziging van bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) en bijlage IV (Energie) bij de EER-overeenkomst (Energie-efficiëntierichtlijn)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) De Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte 6 (hierna “de EER-overeenkomst” genoemd) is op 1 januari 1994 in werking getreden.

(2) Overeenkomstig artikel 98 van de EER-overeenkomst kan het Gemengd Comité van de EER besluiten om onder meer bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) en bijlage IV (Energie) bij de EER-overeenkomst te wijzigen.

(3) Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van de Richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG 7 en Richtlijn (EU) 2018/2002 houdende wijziging van Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie 8 moeten in de EER-overeenkomst worden opgenomen.

(4) Verscheidene bepalingen van Richtlijn 2012/27/EU, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/2002, vereisen wezenlijke aanpassingen die de specifieke kenmerken van de EER-overeenkomst en van de EVA-staten weerspiegelen.

(5) Aangezien de kerndoelen van de Unie inzake energie-efficiëntie voor 2020 en 2030 niet van toepassing zijn op de EVA-staten, mogen de artikelen 3, lid 1, punt a), en artikel 3, lid 5, van Richtlijn 2012/27/EU en artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2012/27/EU, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/2002, niet van toepassing zijn op de EVA-staten. De EVA-staten hebben echter op vrijwillige wijze hun nationale indicatieve streefcijfers voor energie-efficiëntie vastgesteld, zoals uiteengezet in de verklaring van de EVA-staten die aan het besluit van het Gemengd Comité van de EER is gehecht.

(6) Artikel 5 van Richtlijn 2012/27/EU, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/2002, verwijst naar de minimumeisen inzake energieprestaties waaraan moet worden voldaan op basis van artikel 4 van Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen. Het is passend IJsland toe te staan te voldoen aan zijn verplichtingen inzake minimumeisen inzake energieprestaties in gebouwen van de centrale overheid op basis van zijn nationale wetgeving, aangezien IJsland een afwijking heeft met betrekking tot de opname van Richtlijn 2010/31/EU.

(7) Het is ook passend artikel 20, lid 5, van Richtlijn 2012/27/EU, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/2002, dienovereenkomstig aan te passen, met name door de verwijzing naar artikel 5, lid 1, te vervangen door een meer algemene verwijzing naar artikel 5, teneinde rekening te houden met de aanpassingen die in het kader van laatstgenoemde bepalingen zijn aangebracht.

(8) Nieuwe energiebesparingen die IJsland overeenkomstig artikel 7, lid 1, moet realiseren, moeten worden vastgesteld op een niveau dat de specifieke kenmerken van de IJslandse energiemarkt en energiemix weerspiegelt.

(9) Aangezien het IJslandse energiesysteem geïsoleerd is, bijna fossielvrij is, met een hoge mate van voorzieningszekerheid en energieonafhankelijkheid, en in grote mate afhankelijk is van hernieuwbare geothermische energie met bijzondere kenmerken, is het passend IJsland een afwijking toe te staan van bepaalde in de artikelen 9 bis, 9 ter en 9 quater vastgestelde meetvoorschriften.

(10) Aangezien IJsland geen aardgasinfrastructuur heeft en vrijgesteld is van Richtlijn 2009/73/EG betreffende de interne markt voor aardgas, moeten de artikelen 9 en 10 wat betreft meting van aardgas en factureringsinformatie niet van toepassing zijn op IJsland.

(11) Aangezien Richtlijn 2004/8/EG inzake de bevordering van warmtekrachtkoppeling op basis van de vraag naar nuttige warmte binnen de interne energiemarkt niet van toepassing is op geothermische warmtekrachtkoppeling in IJsland, moeten de artikelen 14 en 15 van Richtlijn 2012/27/EU, zoals gewijzigd bij Richtlijn (EU) 2018/2002, die verband houden met Richtlijn 2004/8/EG, niet van toepassing te zijn op IJsland.

(12) Bijlage II (Technische voorschriften, normen, keuring en certificatie) en bijlage IV (Energie) bij de EER-overeenkomst moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13) Het standpunt van de Unie in het Gemengd Comité van de EER dient derhalve te worden gebaseerd op het hieraan gehechte ontwerp-besluit.