Overwegingen bij COM(2025)825 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen wat betreft vereisten voor securitisatieblootstellingen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 
 
(1) Securitisatietransacties zijn een belangrijk onderdeel van goed functionerende financiële markten, omdat zij helpen de fundingbronnen van kredietinstellingen te diversifiëren en toetsingsvermogen helpen vrij te maken dat dan opnieuw kan worden ingezet om aanvullende kredietverlening te ondersteunen. Voorts bieden securitisaties kredietinstellingen en andere marktdeelnemers aanvullende beleggingskansen met een specifieke afruil tussen risico en rendement. Dit biedt mogelijkheden voor zowel een grotere diversificatie van portefeuilles als de herverdeling van risico binnen het ruimere financiële stelsel. Ook faciliteert dit de stroom van financiering naar bedrijven en personen zowel binnen lidstaten als op grensoverschrijdende basis binnen de Unie.

(2) De Unie heeft forse investeringen nodig om zowel veerkrachtig en weerbaar als concurrerend te blijven. Het securitisatieraamwerk kan bijdragen tot een meer gediversifieerd financieel systeem en het meer delen van risico. Toch zijn er aanzienlijke hinderpalen voor de uitgifte van en belegging in securitisaties. Deze belemmeringen drukken op de uitbouw van de securitisatiemarkt. De vereisten inzake toetsingsvermogen die in Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad 23 zijn vastgesteld voor instellingen die als originator, sponsor van of belegger in securitisaties optreden, zijn onvoldoende risicogevoelig, en bevatten ook een ongerechtvaardigd niveau van voorzichtigheid. De huidige vereisten erkennen niet nauwkeurig de goede kredietprestaties van securitisaties in de Unie en de risicomitigerende factoren die in de regelgevings- en toezichtskaders van de Unie zijn geïmplementeerd voor securitisatie. Deze kaders hebben de agency- en modelrisico’s die in securitisatietransacties besloten liggen, aanzienlijk verminderd.

(3) Kapitaalvereisten voor securitisaties op grond van Verordening (EU) nr. 575/2013 moeten worden gewijzigd om de risicogevoeligheid te vergroten en om buitensporige kapitalisatie te verminderen door de kapitaalbehandeling beter af te stemmen op de onderliggende risico’s. Bovendien moeten gerichte wijzigingen worden doorgevoerd om buitensporige verschillen te mitigeren tussen de kapitaalvereisten volgens twee verschillende benaderingen: de interneratingbenadering voor securitisaties (“SEC-IRBA”) en de standaardbenadering voor securitisaties (“SEC-SA”). Door die mitigatie moet de participatie van kleinere en middelgrote kredietinstellingen die gebruikmaken van de standaardbenadering, toenemen.

(4) Riscogewichtondergrenzen zijn minimale risicogewichten die kredietinstellingen moeten toepassen op hun senior securitisatieblootstellingen, zelfs wanneer de kapitaalberekeningen suggereren dat een lager risicogewicht zou kunnen worden toegepast. Riscogewichtondergrenzen voor senior posities van securitisaties moeten risicogevoeliger worden gemaakt, zodat de risicogevoeligheid van de onderliggende pool van blootstellingen van elke specifieke securitisatie tot uiting kan komen. Senior securitisatieposities bij securitisatie van laagrisico portefeuilles moeten een lagere riscogewichtondergrens kunnen krijgen dan senior securitisatieposities bij securitisaties van portefeuilles met een hoger risico. Deze nieuwe benadering die zou betekenen dat riscogewichtondergrenzen worden berekend op basis van een specifieke formule, moet de bestaande benadering vervangen waarbij riscogewichtondergrenzen op vlakke niveaus worden bepaald, ongeacht de kredietkwaliteit van de onderliggende pool van blootstellingen. Met de nieuwe formule moet het mogelijk worden om weer te geven dat een securitisatie de status heeft van een eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde (“STS”) securitisatie dan wel een niet-STS securitisatie is. Om buitensporige verlagingen van de kapitaalvereisten te vermijden, moet voor de riscogewichtondergrenzen een minimumdrempel worden ingevoerd.

(5) Om risicogevoeligheid meer te laten spelen in het securitisatieraamwerk, maar wel een prudente regelgevingsbenadering te behouden, moet in de SEC-IRBA-benadering de formule voor de (p)-factor worden bijgesteld om de ondergrens te verlagen en de schaalfactor te verminderen, en om een plafond in te voeren voor de (p)-factor, in hoofdzaak voor de senior securitisatieposities van kredietinstellingen die originator/sponsor zijn. Om dezelfde reden moet in de SEC-SA-benadering de (p)-factor worden verlaagd voor senior securitisatieposities. Aanpassingen van de (p)-factor voor non-senior securitisatieposities moeten tot een minimum beperkt blijven, om te voorkomen dat deze posities ondergekapitaliseerd zijn. Aanpassingen van de (p)-factor voor posities van beleggers in niet-STS-securitisaties en in non-senior securitisatieposities van STS-securitisaties moeten tot een minimum beperkt blijven, omdat die posities geen verminderde agency- en modelrisico’s vertonen.

(6) Senior securitisatieposities zijn veerkrachtig indien de securitisatie voldoet aan een reeks criteria om op de datum van initiëring en nadien op doorlopende basis in aanmerking te komen. Deze reeks criteria om in aanmerking te komen, biedt bescherming van de senior securitisatieposities en mitigeert agency- en modelrisico’s. Dergelijke veerkrachtige securitisatieposities moeten verdere verlagingen van de riscogewichtondergrenzen en van de (p)-factor kunnen krijgen, vergeleken met posities die niet voldoen aan de criteria om in aanmerking te komen. Posities van kredietinstellingen die beleggen in senior securitisatieposities van niet-STS-securitisaties mogen geen aanspraak kunnen maken op die verdere verlagingen, aangezien zij niet door verlaagd agency- en modelrisico worden gekenmerkt.

(7) Vanwege de veranderingen van de riscogewichtondergrens voor senior securitisatieposities en de (p)-factor in de SEC-IRBA- en SEC-SA-benaderingen, moeten de risicogewichten in de opzoektabellen onder SEC-ERBA dienovereenkomstig worden geherkalibreerd.

(8) Wijzigingen van het raamwerk voor significante risico-overdracht (“SRT”) moeten worden doorgevoerd om beperkingen aan te pakken die in het raamwerk zijn geconstateerd met betrekking tot de huidige mechanische toetsen om de significantie van het via securitisatie overgedragen risico te meten, specifieke structurele kenmerken van securitisatietransacties die mogelijk schadelijk zijn voor het naleven van de SRT-vereisten, en processen die bevoegde autoriteiten bij de beoordeling van SRT toepassen, en om dat raamwerk consistenter en voorspelbaarder te maken. De voorspelbaarheid van de SRT-beoordelingen vanuit het toezicht moet worden versterkt door de belangrijkste elementen van de SRT-beoordeling vast te leggen in Verordening (EU) nr. 575/2013, onder meer door de brede opzet van de nieuwe SRT-toets. De wijze waarop de technische details van de toets moeten worden toegepast, de vereisten voor de structurele kenmerken van de transacties en de beginselen van het beoordelingsproces moeten alle nadere invulling krijgen in technische reguleringsnormen die de Europese Bankautoriteit (“EBA”) uitwerkt.

(9) Om de significantie van het via securitisatie overgedragen risico te meten, moet een nieuwe, op beginselen gebaseerde benadering worden ingevoerd ter vervanging van de bestaande mechanische toetsen. Gezien de zeer beperkte mate waarin wordt gebruikmaakt van de huidige op toestemming gebaseerde benadering – waarbij de SRT tot stand komt via een door de bevoegde autoriteit verleende toestemming – moet deze benadering worden geschrapt en niet langer worden toegestaan. Om de SRT-beoordeling verder te stroomlijnen, en om de transparantie en voorspelbaarheid voor originators te vergroten, moet voor originators een nieuw vereiste worden ingevoerd om een zelfbeoordeling in te dienen waaruit blijkt dat de vereisten voor de SRT zijn vervuld – ook in stressomstandigheden. Als onderdeel van die zelfbeoordeling moeten originators een analyse op basis van een kasstroommodel uitwerken waarmee het bewijs wordt geleverd van de veerkracht van de SRT.

(10) Om de doelmatigheid van de SRT-beoordelingen vanuit het toezicht te vergroten, moeten de beginselen van SRT-beoordelingen vanuit het toezicht op Unieniveau worden geharmoniseerd. De EBA moet dergelijke beginselen vastleggen in de technische reguleringsnormen, die ook beginselen op hoofdlijnen moeten omvatten voor een versneld proces voor in aanmerking komende securitisaties.

(11) Gerichte wijzigingen moeten worden doorgevoerd in specifieke bepalingen van Verordening (EU) nr. 575/2013 om technische consistentie te verbeteren en om verdere verduidelijking te geven over de onderliggende argumenten voor een aantal bepalingen in het huidige raamwerk. Om te garanderen dat de bevoegde autoriteiten en kredietinstellingen in de Unie artikel 254, lid 2, consistent uitleggen, moet ook worden gepreciseerd dat dat artikel bedoeld is om het verplichte gebruik van de SEC-ERBA te vermijden met betrekking tot transacties waarvoor de rating gemaximeerd is omdat de “sovereign ceiling” – en niet het risicoprofiel van de transacties – de overheersende factor is die de risicogewichten in die benadering bepaalt.

(12) Verordening (EU) nr. 575/2013 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13) Daar de doelstelling van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en, vanwege de omvang of de gevolgen ervan, beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(14) Vier jaar na de inwerkingtreding gaat de Commissie, na raadpleging van de EBA, na of op middellange of lange termijn een ingrijpendere wijziging van de formules en functies voor risicogewichten moet worden ingevoerd om, op een omvattende wijze, meer ruimte te laten voor risicogevoeligheid, om evenredigere niveaus van niet-neutraliteit van kapitaal te behalen, om cliff-effecten te mitigeren en om de structurele beperkingen van het huidige raamwerk aan te pakken.